MEDIATIJDLIJN AMSTERDAMSE TRAM 1889
door Cees Pot
e-mail:
ceespot@amsterdamsetrams.nl
1889
3-1-1889
Gisteren, Nieuwjaarsdag, des namiddags te 5½ uur, had een vertraging
van ongeveer 15 minuten in het tramverkeer plaats, door het
aanrijden van een tramwagen en een vigelant, juist aan de wissel
vóór de brug over de Amstel en de Heerengracht bij het D. I. A. Oude
mannen- en vrouwenhuis.
8-1-1889
Gistermorgen te ongeveer elf uren had op het Damrak een bejaard
Heer, bij het afstappen van een tram, het ongeluk te vallen en
daarbij zijn been te breken. Hij werd per vigilante naar zijn woning
op de Singel vervoerd.
9-1-1889
De Tramquaestie.
De Commissie, door de Gemeenteraad in zijn vergadering van 29 Nov.
j.l. benoemd tot preadvies over den aanleg van nieuwe tramwegen in
deze gemeente, heeft thans haar rapport ingediend. Het is opgenomen
in het Gemeenteblad, onder No. 15 der voor de Raad ter visie gelegde
stukken.
Wij ontlenen daaraan omtrent de hangende kwestie het volgende:
Na verwijzing der in het Gemeenteblad — en ook in ons 3e blad
opgenomen briefwisseling tusschen haar en de Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij, waarin de redenen te vinden zijn om welke
reden het in overleg treden met genoemde maatschappij is mislukt,
deelt de commissie verder mede, dat tegelijk met het aan haar
gerichte schrijven van 15 dec. de A. O. M. een plan tot aanleg ener
tramlijn naar het westen der stad aan de Raad heeft ingezonden, 't
welk, evenals de overige voorstellen te dezer zake, om preadvies in
hare handen is gesteld.
Inmiddels heeft zich bij de commissie, onder de bespreking der
vraag: op welke grondslag de onderhandelingen met de verschillende
gegadigden zouden worden gevoerd, aldra de overtuiging gevestigd,
dat zodanige grondslag ontbreekt, zolang geen beslissing gevallen is
omtrent de twee volgende vragen :
1. Kan de aanleg van een tramlijn door de Gasthuismolensteeg en de
Hartenstraat worden toegelaten?
2. Is de aanleg der oostelijke lijn (Hoogte Kadijk,
Rapenburgerstraat, Joden- en St. Anthoniesbreestr., Gelderschekade,
Prins Hendrikkade, Centraalstation, N. Z. Voorburgwal) wenselijk?
Eerst wanneer omtrent die punten stellige zekerheid is verkregen,
kunnen verdere onderhandelingen met de concessieaanvragers worden
aangeknoopt. Deze beslissing is het, welke zij thans van de Raad
vraagt.
Het preadvies van de meerderheid der commissie luidt ongunstig, wat
betreft de aanleg ener tramlijn door de Gasthuismolensteeg en de
Hartenstraat, en wel voornamelijk op de gronden, daartegen reeds
vroeger aangevoerd. Zij meent daaraan nog te kunnen toevoegen, dat
een tramlijn in die straten, evenals dit het geval is geweest in de
Utrechtsche-, Vijzel- en Leidschestraten, ook het verkeer der
voetgangers aldaar nog zou doen toenemen, doordien het publiek zich
gaarne langs een tramweg beweegt, om van de voorbijrijdende
tramwagens desverkiezende gebruik te maken. Terwijl dus in die nauwe
straten het bestaande verkeer door de tramwagens zou worden
belemmerd, zou tevens door een drukker verkeer van voetgangers de
belemmering meer voelbaar worden.
Zij behoeft niet hierbij te voegen, dat het door de A. O. M.
ingediende plan, hetwelk de tramlijn door de bedoelde straten doet
gaan, haar dus reeds om die reden verwerpelijk voorkomt, ook al werd
het slechts bij wijze van proef uitgevoerd. Daargelaten toch, dat
voorlopige toestanden doorgaans lang duren, ook al zijn die
onbevredigend, vreest zij, dat de dadelijke bevrediging van sommige
belangen door de aanleg van deze tramlijn naar de Marnixstraat een
argument zal blijven opleveren tegen het tot stand brengen van een
brede, zo mogelijk rechtstreekse verkeersweg voor voetgangers, rij-
en voertuigen en tramwagens tussen het Paleis en de Nassaukade.
De minderheid der commissie, die zich met deze zienswijze niet
vereenigt, meent ook harerzijds naar het vroeger rapport dar
Raadscommissie en naar de gevoerde discussiën in de Gemeenteraad te
kunnen verwijzen.
Wat de tweede hierboven gestelde vraag betreft, is de meerderheid
der commissie, evenals die der Raadscommissie, welke op 27 Juli 1886
rapport uitbracht, van oordeel, dat die oostelijke tramlijn ook
gelijktijdig met de bestaande lijnen der A. O. M. naar de Czaar
Peter- en naar de Linnaeusstraat in een
bestaande behoefte zal voorzien en die behoefte tevens zal doen
toenemen, zodat de nieuwe lijn winstgevend zal kunnen zijn en als
grondslag voor de onderhandeling met de ooncessieaanvragers wel
degelijk behoort te worden behouden. De technische en andere
bezwaren in de voordracht van B. en W. van 18 Oct. jl, en ook thans
door een minderheid daartegen aangevoerd, acht zij, met het rapport
van 27 Juli 1886, niet onoverkomelijk. Indien de Raad zioh met deze
zienswijze vereenigt, dan stelt zij voor, de twee volgende besluiten
te nemen:
I. De Gasthuismolensteeg en de Hartenstraat voor tramaanleg
ongesohikt te verklaren;
II. De aanleg der oostelijke lijn van het rapport der Raadscommissie
van 27 Juli 1886 (Hoogte Kadijk, Centraalstation, N. Z. Voorburgwal)
wenselijk te verklaren. De commissie is samengesteld uit de hh. Van
Tienhoven, Westenberg, F. S. van Nierop, M. J. Pijnappel, J. M. van
Bosse, J. C. de Vries en J. A. Sillem.
10-1-1889
GEMEENTERAAD.
Zitting van Woensdag 9 Januari 1889, 's nam. 1 uur. Voorzitter Mr.
G. van Tienhoven. Tegenwoordig bij de aanvang der zitting 27 leden.
Na (…. ), deed de voorzitter mededeeling der navolgende sedert
ingekomen stukken:
Adres van het Bestuur der Amst. Omnibus-Maats., houdende, naar
aanleiding van de voordracht van B. en W. tot het verlenen van
vergunning tot het behouden van een tramweg langs de Haarlemmerweg,
de mededeeling van een bepaling, voorkomende in de oorspronkelijke
concessie, met verzoek deze ook op te nemen in de te geven
vergunning betreffende deze lijn. Te behandelen bij de voordr.
135. Voordr. tot vergunning aan de Comm. Venn. soh. stoomtram
Amsterdam—Sloterdijk tot het behouden, en, voor zooveel nodig,
opnemen, herleggen en vernieuwen van hare rails in de Haarlemmerweg.
Het hierop betrekking hebbende adres van de A. O. M. werd door de
Seoretaris voorgelezen, en nadat enige inlichtingen waren gegeven
door de Weth. van P. W., de Heer Westenberg aan de Heer Veltman,
waaruit bleek dat de bezwaren der A. O. M. door de gemaakte
bepalingen reeds waren ondervangen, en B. en W. te allen tijde de
vergunning kunnen wijzigen of intrekken, werd de voordr.
goedgekeurd.
14-1-1889
Ter secretarie zijn ter lezing gelegd de volgende stukken:
No. 23. Id. ter bepaling, dat, naar aanleiding van het adres, dd. 30
Oct. 1888, waarbij door het bestuur der Amst. Omnibus-Maatsch.,
goedkeuring wordt verzocht van een plan voor de verbinding van het
Centraal-Personenstation met de tramweg, ter vervanging van de
tegenwoordige verbinding met het Hulp-Centraal-Station, door
genoemde Maatsch., op de voorwaarden der aan haar verleende
concessie, zal moeten worden gemaakt, onderhouden en geëxploiteerd:
een verbindingslijn tussen het Centraal-Personenstation en de
tramweg, ter vervanging van de thans bestaande verbindingslijn met
het Hulpstation.
Het Centraal-Personenstation nadert zijn voltooiing en zal in de
aanstaande zomer in gebruik worden genomen; verbinding er van met de
tramweg is een vereiste, en hoewel nu de goedkeuring van het plan,
op grond van het gestelde in art. 17 der concessie, aan B. en W. is
opgedragen, achten zij het gewenst daaromtrent hun mening te doen
kennen, ten einde, indien de Raad een ander gevoelen mocht zijn
toegedaan, daarmede rekening te kunnen houden.
Zij kunnen zich verenigen met de ontworpen standplaats voor de
tramwagens, ongeveer tegenover het midden van het gebouw, alwaar
zich de grote vestibule bevindt.
Het meerendeel der van hier vertrekkende reizigers zal aldaar, door
de zeven toegangen (gemerkt A op het plan), het gebouw binnentreden,
om reden, dat de plaats-bureaux in die vestibule gelegen zijn.
Aankomende reizigers kunnen, behalve door de zeven hierboven
genoemde uitgangen in de vestibule, door twee uitgangen (gemerkt B
en C op het plan) het voorplein bereiken. Het is aan te nemen, dat
het merendeel der personen, die over Haarlem of Zaandam naar hier
reizen, de westelijken uitgang B zal kiezen; terwijl daarentegen
zij, die over Abcoude of Weesp de reis nemen, in de regel van de
oostelijken uitgang C gebruik zullen maken. Vaste regelen zijn
daaromtrent niet te stellen. Wil een reiziger, die, van Haarlem
komende, de trein aan de westzijde van het perron verlaat, in plaats
van zijn weg te vervolgen door de westelijke uitgang B, zijn
schreden richten naar de vestibule of naar de oostzijde van het
perron, om door een der uitgangen A, of wel door de oostelijken
uitgang C, het Stationsplein te bereiken, het zal hem vrijstaan.
Zowel voor de vertrekkende als voor de aankomende reizigers is het
dus aan te bevelen, dat de standplaats der tramwagens worde bepaald
midden voor het gebouw. Tussen die wagens en de voorgevel moet
echter een voldoende ruimte vrij blijven, om de rijtuigen, die
reizigers naar het station brengen, aldaar te doen voorrijden. Een
ruimte, ter breedte van ruim 10 M., achten wij daarvoor voldoende.
Ten einde de exploitatie te doen geschieden overeenkomstig de eisen,
die er aan gesteld behooren to worden, moet de standplaats ingericht
zijn voor drie tramwagens naast elkander. De drie daarvoor nodige
sporen gaan bij de noordzijde der brug vóór het
midden-Stationseiland in twee sporen over, welke op de Prins
Hendrikkade met de twee sporen van de lijn Dam—Haarlemmerdijk worden
verbonden.
Op het midden van laatstbedoelde brug zullen dus twee tramsporen
worden gelegd. Die brug heeft eene breedte van 20 M. tusschen de
leuningen. De wederzijdse trottoirs zijn 4 M. breed, zoodat de
rijweg een breedte heeft van 12 M. Het is het voornemen van B. en W.
de trottoirs tot de zeer voldoende breedte van 3.5 M. te doen
terugbrengen, waardoor de rijweg een breedte verkrijgt van 13 M. Aan
elke zijde der tramsporen kan zich dan een dubbele file rijtuigen
bewegen. Neemt men in aanmerking, dat het voorplein van het station
niet alléén over deze brug, maar ook over nog twee andere bruggen te
bereiken is, dan menen B. en W., dat de eisen van het gewone verkeer
voldoende behartigd zijn.
Na de aanleg eindelijk van de in deze bedoelde verbindingslijn zal
door hen worden beslist of de vluchtheuvel voor het midden van het
station, waarin de standplaats der tramwagens gekozen is, al of niet
een uitbreiding moet ondergaan. Naar hun gevoelen is er geen betere
oplossing te vinden. Op welke wijze de exploitatie van het station
te eniger tijd ook moge plaats hebben, steeds zal het blijken, dat
de standplaats der tramwagens vóór het midden van het gebouw de
meest bevredigende is.
21-1-1889
De Gemeenteraad vergadert aanstaande Woensdag 23 dezer, 's namiddags
te een uur, ter behandeling van: 644. Overeenkomst met de A.O.M,
omtrent het onderhoud van bestratingswerken;
— 23. Verbindingslijn der tram van de A. O. M. met het nieuwe
Centraal-Station
23-1-1889
GEMEENTERAAD.
Zitting van Woensdag 23 Januari 1889, ('s nam. 1 uur), Voorzitter
Mr. G. van Tienhoven. Tegenwoordig bij den aanvang der zitting 32
leden.
Ingekomen:
(……….)
(Adres) ld. van eigenaren en bewoners der Jacob van Lennepstraat
enz., verzoekende om te besluiten tot den bouw van de brug voor de
Kinkerstraat en om de door de A. O. M. aangevraagde tramlijn in alle
gevallen door te trekken tot in de J. van Lennepbuurt, of wel tot
aan de brug, die door de gemeente N.-Amstel over de Overtoom is
geprojecteerd. In handen gesteldvan B. en W. om preadvies.
644. Voordracht tot het aangaan met de Amsterd. Omnibus-Maatschappij
eener overeenkomst wegens het voor hare rekening onderhouden van
bestratingswerken, tegen een vergoeding van 40 cts. per strekkenden
meter, enkel spoor. Goedgekeurd.
24-1-1889
GEMEENTERAAD.
Zitting van Woensdag 23 Januari.
15. Rapport van de commissie tot preadvies over de aanleg van nieuwe
tramwegen in deze Gemeente, met de daarbij behorende missives van de
A. O. M. en de verdere bescheiden, reeds alle vroeger door ons in
extenso medegedeeld. De conclusie van het rapport strekte:
I. De Gasthuismolensteeg en de Hartenstraat voor tram-aanleg
ongeschikt te verklaren, en
II. De aanleg der oostelijke lijn van het rapport der Raadscommissie
van 27 Juli 1886 (Hoogte Kadijk, Centraal-Station, N. Z.
Voorburgwal) wenselijk te verklaren. De commissie bestond uit de hh.
Van Tienhoven, Westenberg, Van Nierop, Pijnappel, Van Bosse, J. C.
de Vries en Sillem.
De beraadslagingen werden geopend over punt I.
De Heer Pijnappel meende, dat er twee bezwaren bestonden tegen het
tramverkeer: de rails en de wagens. Beide leverden belemmering op
voor het rijtuigverkeer, maar spr. had daartegen niet dit bezwaar
dat velen daar tegen hadden. Integendeel: spr. meende dat drukte
vele goede eigenschappen heeft en bedrijvigheid schept, en dat vele
bezwaren kunnen overwonnen worden door overleg en welwillendheid, en
het zou een bevestiging zijn van wat men wel eens gezegd had: „dat
de hartader van ons land flauw klopte", wanneer men te Amsterdam zoo
opzag tegen drukte en bedrijvigheid. Ook de belemmering der
tramwagens voor het personenverkeer achtte spr. overdreven. Men had
er over gespoken alsof dat tramverkeer een muur was, maar men
vergat, dat, wanneer een tramwagen voorbij was, de straat telkens
weer was in zijn normale toestand.
Spr. trad daarna in een beschouwing van de verschillende breedten
der tramwagens, verhuiswagens en andere rijtuigen, en toonde met
cijfers aan dat Hartenstr. en Gasthuismolensteeg voldoende breedte
opleverden om die rijtuigen elkander te doen passeren. De
belemmering, zo die al bestond, was dan ook niet voortdurend, maar
alleen op het ogenblik dat de wagens elkander passeerden, en met
welwillendheid en overleg, spr. herhaalde het, waren opstoppingen te
voorkomen, zodat hij dan ook de vrees door sommigen geuit niet
deelde, dat door het tramverkeer geen rijtuigen of wagens voor de
magazijnen der winkeliers zouden kunnen komen, evenmin als hij
geloofde dat door het tramverkeer de voetgangers zo aanzienlijk
zouden vermeerderen, dat daardoor het verkeer zou belemmerd worden.
Men had ook aangevoerd dat men vreesde dat die voorlopige toestand
misschien een voortdurende zou worden. Die vrees pleitte inderdaad
vóór de voorlopige toestand omdat daarin lag opgesloten dat de
ondervinding zou leren dat aan den voorlopigen toestand zo weinig
bezwaren waren verbonden dat ze weldra blijvend zou worden. Men had
ook gezegd : als de tram eenmaal door de Hartenstraat liep zou er
van de grote verkeersweg wel niet veel komen. Welnu, was dat zo, dan
was er ook geen behoefte aan, en als er geen behoefte aan was dan
was het ook goed dat zij er niet kwam. Verbeteringen, daar was
spreker voor, maar wanneer men die op een bescheiden weg kon
verkrijgen dan was Spr. er meer voor, dan wanneer men die moest
verkrijgen ten koste van grote sommen wat met het aanleggen van een
grote verkeersweg zeer zeker het geval zou zijn.
Mr. J. C. de Vries deed uitkomen dat door het ongeschikt verklaren
van de Hartenstraat nog niet werd uitgemaakt dat de grote
verkeersweg onvermijdelijk was, gelijk men uit de rede van de
vorigen spr. zou menen te mogen opmaken. Ook geloofde hij niet dat
het aanleggen van een tram door een niet brede drukke straat per se
tot geduld en lijdzaamheid zou moeten leiden, want dan zou men wel
kunnen zeggen: „alle lijden leidt tot heerlijkheid!" en spr.
betwijfelde of ieder dit wel zou toestemmen. Hij weerlegde dan ook
de argumenten van de vorigen spr., met betrekking tot de
berijdbaarheid van Gasthuismolensteeg en Hartenstraat in het midden
gebracht, en beweerde dat wanneer er maar een gewone wagen of
vrachtkar stilstond in de straat, er voor andere rijtuigen geen
gelegenheid om te passeren was. lets anders was het wanneer alle
rijtuigen en personen zich altoos in éen richting bewogen, en
theoretisch was het dan ook misschien mogelijk dat een tram en een
rijtuig elkander in de Gasthuismolensteeg konden passeren, maar de
praktijk zou het wel anders leeren, en daarom zou hij nooit zijn
stem geven aan een tram door Hartenstraat en Gasthuismolensteeg.
De Heer Veltman had met verbazing van de vorige spr. vernomen dat
het ongeschikt verklaren van Hartenstraat en Gasthuismolensteeg de
nieuwe verkeersweg niet onvermijdelijk zou maken. Spr. zou die
kwestie afgescheiden willen houden en wensen uitgesproken te zien
dat de westelijke tramweg zo spoedig mogelijk tot stand kwam.
De Heer Daniëls zou meegaan met de denkwijze van de Heer Pijnappel,
met het oog op de financiële toestand van de gemeente. Hij schetste
de toestand die in Hartenstraat en Gasthuismolensteeg door het
tramverkeer.zou geboren worden, en toonde daarbij aan dat die niet
zoveel bezwaren zou opleveren als sommigen zich daarvan hadden
voorgesteld. Spr. wenste ook wel de nieuwe verkeersweg, maar zolang
de financiën der gemeente die niet gedoogden, zou hij zich met het
mindere vergenoegen.
De Heer Sillem weerlegde de becijferingen van de Heer Pijnappel
omtrent de ruimte voor het rijtuigverkeer in Gasthuismolensteeg en
Hartenstraat, en deed uitkomen dat de Commissie dan ook in haar
rapport slechts van een tijdelijke toestand had gewag gemaakt. Ook
hij was, eveneens als de Heer De Vries, van mening, dat de toestand
zoals die door de Heer Pijnappel was geschetst misschien theoretisch
opging, maar in de pracktijk op onoverkomelijke bezwaren zou
stuiten.
De Heer Ankersmit, hoe gaarne hij ook de grote verkeersweg zou zien,
meende dat men de tramkwestie niet al te veel daaraan moest
vastbinden, want de ondervinding zou leren dat men, afgezien van die
verkeersweg, een tramverbinding naar dit gedeelte van de stad op den
duur niet zou kunnen ontbeeren.
De Heer Van Nierop besprak de verbreding van de Gasthuismolensteeg
en Hartenstraat, en meende dat een tramaanleg door die straten een
eventuele verbreding zou prejudicieeren. Verder de toestand er van
in de toekomst schetsende, deed hij uitkomen dat door het toenemend
verkeer de trottoirs in die straten zouden moeten verbreed worden en
de breedte voor tram en rijtuigen daardoor zeer zeker te klein zou
worden en het verkeer in de naaste toekomst geheel onmogelijk zou
worden. Spr. was het verder niet eens met hen, die meenden dat,
wanneer men besloot: „geen tram door de Hartenstraat", daardoor nog
niet werd uitgemaakt, dat men dan de verkeersweg onvermijdelijk
moest daarstellen.
De Voorzitter, verklarende evenals de Heer Pijnappel tot de
minderheid in de Comm. te hebben behoord en zich met de argumenten
van die spr. te verenigen, trachtte nog nader de bezwaren, tegen de
Gasthuismolensteeg en Hartenstraat voor tramverkeer in het midden
gebracht, te ontzenuwen en was van oordeel, dat de vrees, dat door
de tramaanleg tevens het personenverkeer zou toenemen, op geen
houdbare grond steunde, daar de vergelijking met de Leidschestraat
niet opging omdat de toestanden daar en hier lang niet gelijk waren.
De Heer Westenberg, Weth. v. P. W., tot de meerderheid der Commissie
behoorende, bestreed daarentegen de meening van de Heer Pijnappel en
de Voorzitter, wat de berijdbaarheid met de tram van de
Gasthuismolensteeg en Hartenstraat betrof, en concludeerde daarom
tot aanneming van Punt I.
Daarentegen verklaarde de Heer Dyserinck zich geheel en al met de
beschouwingen van de Heer Pnnappel te verenigen. Hij kon zich niet
begrijpen dat men bij de ondervinding die men hier in Amsterdam van
tramwegen had, men zich zo bezwaard maakte voor een tramaanleg in de
Hartenstraat. Wijzende op de Paleisstraat achtte hij die bezwaren
overdreven en zou uit volle overtuiging tegen Punt I stemmen.
Na repliek van de Heer Pijnappel en een opmerking van de Heer Hovy,
dat hij de volgorde der punten van beslissing niet kon goedkeuren,
merkte Mr. J.C. de Vries op, dat het verkeerd was om de zaak zo voor
te stellen alsof, wanneer de Hartenstraat werd afgestemd, men per se
tot de verkeersweg zou moeten besluiten, werden de debatten
gesloten.
Punt I, in stemming gebracht, werd daarna met 19 tegen 17 stemmen
aangenomen. Tegen de hh. Ankersmit, Pijnappel, Dyserinck, H.S. v.
Lennep, Ten Brummeler, Korthals Altes, Willeumier, Bake, Van Eeghen,
Daniëls, De Koning, M. de Vries, Veltman, Pet, Hovy, Luden en de
Voorzitter. Er zal dus geen tram komen door de Hartenstraat. De
vergadering werd hierna gesloten.
Goedgekeurd werden de voordracht om met de Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij opnieuw een overeenkomst aan te gaan tot het
voor hare rekening onderhouden van bestratingswerken, tegen een
vergoeding van 40 Cts. per strekkende meter, enkel spoor.
Bij de verdere behandeling van de zaak Van Horn voor de Rechtbank te
Amsterdam werd gehoord: J. P. Heere, politieagent. Deze heeft niets
gehoord. „Wat, niets, geen schoten ?" „Ja, wel schoten." „Dan heb je
toch iets gehoord." Aldus deze niet zeer snuggere getuige.
Na het horen van de schoten, liep hij naar de plaats des onheils en
vond daar twee mannen en wat volk. De beide mannen werden naar het
Buitengasthuis gebracht. Hij raapte op een revolver, waarvan alle
schoten gelost waren. S. Zijlmaker, agent van politie, heeft ook al
een schot gehoord. Hij begaf zich naar het toneel van de doodslag en
vond daarna de twee gewonden.
A.J. B. Ehrinkveld, conducteur bij de Omnibus-Mij. kent Van Hom, de
bekl. Zondag 2 Sept. ging bekl. uit dienst. Een paar dagen later
kwam bekl. op get.'s tram als passagier en ging voorop staan. Hij
praatte met de koetsier. Get. gaf hem een overstap-biljet naar het
Centraal-Station en hoorde hem tot de koetsier zeggen: „Zijne dagen
zijn geteld, door mijn hand zal hij sterven". Later sprak get. met
de koetsier over deze bedreiging. Bekl. ontkent die bedreiging geuit
te hebben. Get. herinnert zich, dat bekl. op een morgen te laat aan
de tram kwam, en toen door Ekker werd weggezonden. Ekker was in doen
en laten zeer kort en stipt in plichtsbetrachting.
Verd. Is na het gebeurde over Ekker gesproken, en in welken zin ?
Antw. Ja, de een sprak goed over Ekker, de andere niet.
C. J. van Leeuwen, hoofdinspecteur bij de Omnibus-Mij., kent de bekl.
Deze is 15 maanden in dienst geweest. Er waren klachten over bekl.,
maar niet belangrijk. Een paar malen heeft Ekker over hem geklaagd,
ter zake van nalatigheid in de dienst. Over de vermissing van een
gulden heeft hij wel horen spreken, maar niet officieel. Ekker was
stipt in de dienst en streng tegenover het personeel, overigens een
der beste ambtenaren van de Mij. Get. heeft bekl. wel eens
onderhouden over zijn verzuimen, maar bekl. was dan vrij
onverschillig. De overplaatsing naar de lijn-Overtoom was geen
straf; bekl. was reserve-conducteur en viel dus in de termen om
tijdelijk op de lijn Overtoom dienst te doen. Ekker was een
fatsoenlijk man en stond goed aangeschreven. Zijn weduwe is door de
Mij. bedacht.
Verd(ediging): Is bekl. niet eenmaal beboet, omdat hij met de tram
was medegereden ? Ja.
Wordt van die boete wel eens vrijstelling verleend? Hoogst zelden.
W. K. Berends, conducteur bij de Omnibus-Mij., heeft nooit iets over
Ekker gehoord. Ook uit deze get. is weinig te halen. Alle beambten
van de Mij., als getuigen gehoord, zijn uiterst gereserveerd.
Verd. Is na bet gebeurde niet over Ekker gesproken? Neen. Verd. Er
is toch geen besluit van het bestuur gekomen, dat men er niet over
spreken mocht? Neen J. F. Bondix, hoofd-boekhouder van de
Omnibus-Mij., kent Ekker 16 jaren. Hij was stipt in zijn dienst. Van
een gespannen verhouding tussen Ekker en bekl. weet get. niets. Op
enige vragen van de verd. is ook deze get. weer verbazend
terughoudend en zelfs kort, bits.
W. van Delsen, klerk bij de Mij. heeft van Ekker wel eens klachten
gehoord over bekl. Ekker deelde hem mede, dat hij van een
politie-agent vernomen had, dat bekl. gezeten had en dat hij hem
gezegd had: „ik ken je wel."
Bekl. zegt dat hij b. get. is geweest en eerst als „meheer" is
aangesproken (hij was niet in uniform); toen hij zich als conducteur
bekend maakte, werd hij met „jij" aangesproken en moest hij
buitenstaan. Verd. tot getuige: Gedoogt uwe waardigheid dat gij met
conducteurs spreekt? — Ja. Hebt gij van 't gebeurde met conducteurs
over de zaak gesproken? — Ik herinner het mij niet.
De zitting werd geschorst. Om halfdrie werd zij heropend. De
griffier leest voor het door de geneesheeren opgemaakte rapport van
schouwing van het lijk van Ekker. Daaruit blijkt, dat een
schedelwond de oorzaak van de dood is. Ook was er een ernstige wond
aan de bovenarm. Dr. Van Deventer, arts, een der opstellers van het
rapport, bevestigt de inhoud daarvan. In de nacht van 11 op 12 Sept.
zijn Ekker en de bekl. in 't gasthuis binnengebracht. Ekker was
bewusteloos en dodelijk gewond aan de hersenen. Om twee uren stierf
hij. Uit de wonden, meent get. te kunnen opmaken, dat Ekker eene
afwerende beweging heeft gemaakt en vlak tegenover bekl. stond. In
het lijk zijn twee kogels gevonden. De bekl. was niet dronken toen
hij binnen gebracht werd. Mogelijk is er nog een kogel in beklaagdes
lichaam, daar deze nog altijd over hoofdpijn klaagt. Verd. Moest een
kogel, op die plaats gericht, de dood ten gevolge hebben? Antw. Dat
kan men niet zeggen; geen enkel schot is absoluut dodelijk. Verd.
Aannemende dat bekl. plan had zichzelve te doden, volgt daaruit niet
dat bekl. 's toestand abnormaal was? Antw. Bekl. is iemand van
hartstochtelijk gestel; zijn daad was m. i. een daad van
hartstochtelijke wraak; hij had m. i. niet dadelijk 't voornemen om
zich zelve van kant te maken. Dat poogde hij eerst nadat hij 't
gevolg zijner daad zag. Nader verklaart get. dat wenkbrauwen en
klederen van Ekker verschroeid waren en dit feit hem aanleiding gaf
aan te nemen, dat a bout portant geschoten werd. Dr. Waller heeft
mede 't rapport der lijkschouwing opgemaakt. 't Is volgens hem zeer
wel mogelijk dat Ekker, na de verwonding, nog enige schreden gelopen
heeft.
Als deskundigen worden daarop gehoord een tweetal kapiteins, nl. de
heren T.H.M.Keyzer, plaatselijk adjudant, en C. C. Krieger. Deze
experts op gebied van schieten geven enige ophelderingen over
revolvers, patronen, hulzen enz. De revolver van bekl. was een heel
goede, van flinke constructie. Als laatste getuige verschijnt Maria
van Tuyl, de weduwe van de verslagen hoofd-conducteur. Zij is in de
rouw, 44 jaar oud, slank van gestalte. Haar man heeft zich wel over
de bekl. als een onverschillig niens uitgelaten. Zij heeft, dus
verklaart zij desgevraagd, niets op haar man aan te merken. Het
getuigenverhoor is thans geëindigd.
Op verzoek van het O. M. werden nu voorgelezen een paar verbalen van
de rechter-commissaris, waarin staat dat de bekl. in de instructie
zou verklaard hebben, dat hgijvroeger door de krijgsraad wegens
insubordinatie tot 13 jaar is veroordeeld, dat hij zich zelf wilde
doden, dat hij door te schieten Ekker schrik wilde aanjagen, dat
deze hem een gemakkelijk leven voorgespiegeld had als hij ontuchtige
handelingen wilde toelaten, dat hij dit geweigerd heeft, dat Ekker
hem toen 't leven zuur maakte, enz. Ook staat in een van die
verbalen, dat hij verklaard zou hebben het tweede schot gelost te
hebben met het doel om Ekker te raken. Bekl. ontkent de bedoeling om
te doden te hebben gehad. Thans is 't woord aan het O. M.,
waargenomen door de subst.-off. v. just., mr. Pelerin, tot 't nemen
van zijn Requisitoir. 't Geval dat hier behandeld wordt, zegt spr.,
trok in den beginne de algemene aandacht. Maar 't leven is hier zo
koortsachtig snel, dat een paar dagen later de vergetelheid de daad
scheen te omsluieren. En toch is er in die nacht een ernstig
misdrijf gepleegd. Spr. houdt 't er nog altijd voor, dat de bekl.
met voorbedachte rade aan Ekker 't leven heeft ontnomen. (De
raadkamer der rechtbank had nl. de bekl. alleen opzettelijke
doodslag, geen voorbedachten raad ten laste gelegd). Die
voorbedachte raad blijkt uit de woorden: „zijne dagen zijn geteld,
door deze hand zal hij sterven", die hij tot een koetsier der tram
richtte. Spr. gaat de omstandigheden na, waaronder de daad gepleegd
is: alles toont de voorbedachte raad aan. Maar om die naar rechten
te bewijzen, zouden nog andere bewijsmiddelen nodig zijn, die het O.
M. mist. Vandaar de minder zware beschuldiging: opzettelijke
doodslag. Tot het bewijs daarvan overgaande, wijst de ambtenaar op
de verklaringen door bekl. in de instructie afgelegd: dat hij een
schot heeft gedaan op Ekker, op zeer korte afstand. Die verklaring
wordt bevestigd door die van de gehoorde getuigen. Kleine
afwijkingen in die verklaringen, over het aantal schoten, de ligging
der lijken enz., maken niets uit. Vast staat dat Ekker door bekl.'s
schot gedood is. Alleen valt nu nog te bewgzen, dat Horn schoot met
het oogmerk om Ekker van't leven te beroven. Bekl. beweert te hebben
geschoten om vrees aan te jagen. Spr. acht dit niet aannemelijk.
Hij, eenvolwassen man, wist dat een schot a bout portant de dood te
gevolge moest hebben. Die bewering verwerpt het O. M. Ook van
zelfverdediging kan geen sprake zün. Als bekl. meent met het
pistoolschot zichzelf te kunnen doden, moest hij ook menen en dus
weten, dat hij met een dergelijk schot Ekker zou doden. Daarenboven
was het pistool met zes schoten geladen, wel wat veel om alleen
zichzelf te doden en Ekker te verschrikken.
De aanleiding tot de daad. Dikwijls kan de rechter in de aanleiding
tot de daad reden vinden om een lichte straf op te leggen. Maar zulk
een aanleiding ontbreekt. De overplaatsing naar de lijn Overtoom was
geen onbillijkheid. Maar bekl. is onverschillig. Van jongs af aan
was hij dit, aan tucht, discipline en gehoorzaamheid kon hij zich
nooit gewennen. Zijn eigen moeder zou dit verklaard hebben, ware zij
hier verschenen. In militaire dienst beliep hij talloze straffen,
alle wegens ongehoorzaamheid. De grondtoon van zijn karakter is
onverschilligheid. Zijn grieven tegen Ekker acht pleiter ongegrond.
Niemand heeft verklaard, dat Ekker de beambten sarde en plaagde. Van
onzedelijke handelingen, die Ekker jegens bekl. zou gepleegd hebben,
gelooft spr. heelemaal niets; de aantijging van bekl. zal hem het
restje van medelijden, dat men misschien nog jegens hem koesterde,
ontnemen. Na het zware van het gepleegde misdrijf te hebben
aangetoond, requireerde spr. een gevangenisstraf voor de tijd van
tien jaren.
25-1-1889
Het tramverkeer op de lijn Amsterdam—Edam voldoet zeer aan de reeds
lang gevoelde behoefte, wat uit het drukke vervoer duidelijk blijkt.
Daarom heeft de directie besloten met 1 Maart a. s. de dienst met
twee treinen daags in elke richting uit te breiden. Een uitstapje
naar het karakteristiek oostelijk deel van Noord-Holland zal
daardoor zeer gemakkelijk worden gemaakt. Ten gerieve van het
reizend publiek, zullen in de veerbooten de kajuiten 2e klasse
belangrijk verbeterd worden; de aanlegsteiger aan de noordzijde van
het IJ is verlaagd en daardoor is het uit- en instappen van de boten
zeer gemakkelijk gemaakt.
De Gemeenteraad vergadert a. s. woensdag 30 Januari, 's namiddags te
1 uur, ter voorzetting der beraadslagingen over de aan de orde
gestelde stukken in de vergadering van 23 Januari jl., in de eerste
plaats over de aanleg van nieuwe tramwegen.
31-1-1889
GEMEENTERAAD.
Zitting van Woensdag 30 Januari 1889 1 uur. Voorzitter Mr. G. van
Tienhoven.
Ingekomen:
Missive van Mr. M. J. Pijnappel, mededelende, dat hij het
lidmaatschap van de commissie voor de tramaangelegenheden nederlegt.
Voor kennisgeving aangenomen.
15. Rapport van de commissie tot preadvies over de aanleg van nieuwe
tramwegen in deze gemeente, met de daarbij behorende missive van de
A. O. M. en de verdere bescheiden, allen reeds vroeger door ons in
extenso medegedeeld. Men was genaderd tot punt II., De aanleg der
oostelijke lijn van het rapport der Raadscommissie van 24 Juli 1886
(Hoogte Kadijk Centraal-Station, N. Z. Voorburgwal) wenselijk te
verklaren. Punt I, De Gasthuismolensteeg en de Hartenstraat voor
tramaanleg ongeschikt te verklaren was in de vorige vergadering
aangenomen.
De Heer Korthals Altes verklaarde zich voor uitbreiding van het
tramnet, meende dat men bij het opnemen der bezwaren tegen deze lijn
wel wat heeft overdreven, en hoopte dat de raad zich met deze
Oosterlijn zou kunnen verenigen. Spr. wenste enig licht te ontvangen
omtrent het punt waarop de lijn op de N.Z. Voorburgwal zal beginnen
en langs welke weg men dat punt zal bereiken.
Mr. J. C. de Vries deed opmerken, dat men omtrent punt II op
hetzelfde standpunt stond als punt I. Eerst dienen enkele kwesties
te worden opgelost, en wel of de oostelijke lijn, zoals die door B.
en W. was voorgesteld, zal worden bepaald. Er is geen sprake van
wijziging te maken in een voorgestelde lijn of die in alle details
vast te stellen, maar alleen om de aanleg der oostelijke lijn
wenselijk te verklaren. Er was in de commissie over deze vraag enige
kwestie gerezen, sommigen meenden dat zij in het vorig rapport reeds
was beantwoord. Spreker behoorde tot de laatsten, want het was toch
niet denkbaar, dat aan de A. O. M. een lijn was aangeboden die niet
wenselijk werd geacht of zou afstuiten op onoverkomelijke technische
bezwaren.
(……………….)
Parallele lijnen toch kunnen geen bezwaren zijn tegen deze lijn,
want dan zou dit gelden voor verschillende lijnen die ook parallel
lopen, m. n. die van de Vondelstraat van het Leidscheplein tot de
kerk en die van de Overtoom. Bovendien, de in punt II voorgestelde
parallele lijnen hinderen elkaar volstrekt niet, en spr. meende dus
te mogen constateren, dat er geen overwegende technische bezwaren
tegen deze lijn bestaan.
De Heer Bake achtte de bepaling van de details der lijn van weinig
praktisch nut, omdat het zou kunnen gebeuren dat men later tot een
meer geschikte bepaling zou kunnen komen; wanneer er zich later hier
of daar bezwaren tegen de te nemen richting zouden openbaren, zou
men dan door een nu te maken bepaling gebonden zijn. Spr. zou dus
liever in het algemeen spreken over een oostelijke lijn.
De Heer Sillem deed opmerken, dat de commissie had gemeend een
enigszins vaste richting te moeten aangeven voor de oostelijke lijn,
zonder zich daarom omtrent alle details gebonden te willen achten.
Zij heeft gewild een lijn, die het oostelijke gedeelte der stad,
Hoogte Kadijk, verbindt met het Centraal-Station en die punten zijn
dan ook in het rapport der commissie opgenomen.
Op een vraag van de Heer Bake, of in het denkbeeld der commissie dan
ook ligt opgesloten een lijn aanvangende aan het Abattoir,
antwoordde de Heer Sillem bevestigend.
Door de Heer Becker werd opgemerkt, dat ten behoeve van hen, die
Amsterdam bezoeken om handel te drijven, de z. g. tweede hands
handel, een tramverbinding met de omtrek van de Nieuwmarkt
allernoodzakelijkst is.
De Heer Ankersmit meende er attent op te moeten maken, dat hier wel
in bijzonderheden moest worden getreden. Hü verenigde zich daarom in
dat opzicht met de Heer Bake en zou, alleen met een bepaalde
omschrijving, voor de oostelüke lijn kunnen stemmen.
De Heer Mr. J. C. de Vries geloofde, dat aan het bezwaar te gemoet
zou kunnen worden gekomen indien uit punt II de woorden werden
weggelaten: (Hoogte Kadijk, Centraal Station, N. Z. Voorburgwal.)
De Heer Pijnappel en de Voorzitter zouden zich ook met de weglating
dezer woorden wel kunnen verenigen en zich willen bepalen tot de
algemene richting, waartegen door de Heer Westenberg, Weth. van P.
W., werd opgemerkt, dat deze woorden juist de algemene richting
aangeven. Het zou hem echter onverschillig zgn als zij uit Punt I
wegvielen, als men zich omtrent de richting der lijn maar hield aan
het rapport der raadscommissie van 1886 en aan de algemene trekken
waarop de lijn is aangevraagd. Overigens zag spr. de
noodzakelijkheid der oostelijke lijn volstrekt niet in, evenmin als
van de lijn Centraal station—N. Z. Voorburgwal. Voor de laatste
bestaan parallellijnen, en tegen de eerste hebben zich grote
bezwaren opgedaan, m. n. tegen het verkeer op de Jodenbreestraat en
de bocht van de Rapenburger-schutsluis, wat spr. in bijzonderheden
uiteenzette. Een en ander zou dus een reden zijn, waarom spr. zou
stemmen tegen de wenselijkheid van de Oostelijke lijn en die
Centraal-Station-N. Z. Voorburgwal.
Daarentegen verklaarde de Heer De Vries van Buuren zich voor
uitbreiding van het tramverkeer, hetzij dan in oostelijke of
westelijke richting. Hij achtte dan ook de oostelijke lijn niet
slechts wenselgk maar inderdaad noodzakelijk, en zou gaarne deze
definitie aan de door hem uit te brengen stem zien gegeven.
Door het commissielid Sillem werd daarna nog nader de wenselijkheid
der oostelijke lijn, tegenover de bemerkingen van de Heer
Westenberg, verdedigd, en de noodzakelijkheid betoogd, om aan de
commissie vrijheid te laten op die voet te onderhandelen.
De Heer Mr. de Vries, mede-lid der Commissie, voegde daar nog aan
toe, dat door de aanbieding der lijn aan de A. O. M., de raad reeds
vroeger de wenselijkheid der oostelijke lijn had uitgesproken, en
wees daarbij op de ondertekening van het rapport door den Heer
Westenberg.
(…...) Deze laatste meende daarop te moeten antwoorden dat wanneer
men daarin inconsequentie van zijn kant zag, dit wel mogelijk kon
wezen, want dat men de zaken niet altijd eveneens beschouwt, en wat
men vroeger goedkeurde daarom nog niet altijd later, als men tot
ander inzicht kwam, behoefde te handhaven.
Punt II, zooals het door de Commissie was gewijzigd, werd daarna met
34 tegen twee stemmen, die van de hh. H. S. van Lennep en Coninck
Westenberg, aangenomen, zodat daardoor uitgesproken is: de
wenselijkheid der Oostelijke lijn.
7-2-1889
Maandag jl., werd de Zuider-Tramcommissie tot bevordering van een
betere gemeenschap der zuidelijke gemeenten met de hoofdstad
geconstitueerd. Tot voorzitter en secretaris werden bg acclamatie
gekozen respectievelijk de hh. P. Ledeboer, notaris te Aalsmeer, en
P. J. Raaymakers, van Nieuwer-Amstel. De commissie bestaat voorts
uit de hh. Alex. Boers, burgemeester van Nieuwer-Amstel;
Lantzendorffer, burgem, Eggink, secretaris, en Ran, lid van de raad
van Haarlemmermeer; Groskamp, burgemeester, en J. J. Rijnierse,
raadslid van Sloten; J. G. Heidanus, burgemeester van Aalsmeer, en
G. W. Keesen, aldaar; Mr. Smit en Onderwater, te Heemstede.
Uit de discussies bleek, dat de aanleg van de tram naar Amstelveen,
waarvoor de concessies verkregen zijn, wacht op de vergunning van
Amsterdam tot aansluiting van de lijn aan het net der
Omnibusmaatschappij nabij het Leidscheplein. Verder werd door alle
commissieleden geconstateerd, dat een tramverbinding met Amsterdam
voor de genoemde gemeenten een levenskwestie is.
12-2-1889
Aahgifte werd gedaan dat uit een tramwagen aan het
Rhijnspoorwegstation, uit een gesloten kistje, twee pakjes coupons
werden vermist.
22-2-1889
GEMEENTERAAD.
Zitting van Woensdag 20 Februari 1889 (1 uur).
23. Voordr. ten besluite, dat door de Amst. Omnibus-Maatschappij zal
moeten worden gemaakt, onderhouden en geëxploiteerd: een
verbindingslijn tussen het Centraal-Personen-station en de tramweg,
ter vervanging van de thans bestaande verbindingslijn met het
hulp-Centraalstation.
Door de heren Sassen en Korthals Altes werden bedenkingen tegen de
voordr. ingebracht.
De eerste wees op de beperkte ruimte van het stationsplein; terwijl
de tweede er op wees, dat bij het opleggen van deze plicht aan de A.
O. M. tevens moest worden opgenomen een verbinding met Prins
Hendrikkade en Haarlemmerplein. Ook de Heer Muysken had bezwaren, en
daar vooreerst het station nog niet in gebruik zou komen, wenste hij
wel, dat de zaak werd aangehouden totdat hieromtrent de betrokken
spoorwegadministraties zouden zijn gehoord.
De Heer Veltman had eveneens bezwaar, en wel tegen het versmallen
der trottoirs op de brug van het station; terwijl de Heer D. Jitta
opmerkte, dat het een hoofdkwestie was: niet of er een
tramverbinding met het station, maar hoe die verbinding zou tot
stand komen. Spr. zou dus slechts zijn voor een vergunning voor éen
jaar.
Nadat ook nog de Heer H.S. van Lennep zijn bedenkingen tegen het
plaatsen van de loods midden op het plein geopperd had, werd de
voordr. verdedigd door de Heer Westenberg, Weth. van P. W. Speciaal
ook wat betrof de versmalling der trottoirs op de brug voor het
station als noodzakelijk voor het verkrijgen van een rijweg op de
brug voor twee files van rijtuigen, terwijl hij betwijfelde of men
de A. O. M. de verplichting kon opleggen om ook lijnen aan te leggen
rechts en links naar de Prins Hendrikkade en naar het
Haarlemmerplein.
Ook kwam hij op tegen het door de Heer Muysken geopperde denkbeeld
om de betrokken spoorwegmaatschappijen te horen. Zij toch hadden met
deze tram-exploitatie niets uitstaan, het was eenvoudig een zaak van
politietoezicht en daarom zou zulk een horen der betrokken
spoorwegmaatschappijen doelloos zijn.
Verder ontried hij het voorstel van de Heer D. Jitta om de
overeenkomst met de A. O. M. slechts voor éen jaar te sluiten, dit
zou met het oog op de door die Maatsch. te maken kosten niet billijk
zgn.
De Heer Sillem verklaarde echter in te stemmen met het denkbeeld van
de Heer Muysken om de betrokken Spoorwegmaatschappijen te horen over
de wijze, waarop het treinenverkeer zal worden geregeld. Hij ook zou
daarom de zaak willen aanhouden. Met het oog op deze voordr., die
alleen beoogde aan de A. O. M. de verplichting tot verbinding met
het station op te leggen, vond de Heer Westenberg aanhouding
onnodig.
Daarentegen wilde de Heer Muysken eerst inlichting omtrent de
exploitatie. Zonder die inlichting kon de raad onmogelijk beslissen.
Hij deed nu een bepaald voorstel in die geest. De heer Mr. J. C. de
Vries ondersteunde dit; terwijl daarentegen de Heer Dyserinck, zich
aansluitende aan de beschouwingen van de Weth. van Publ. Werk.,
meende dat nu ook aan deze, gehoord de opinie der verg., de
aanwijzing der geschiktste plaats voor de trams kon worden
overgelaten.
Door de Heer Pijnappel werd nog opgemerkt dat het hem tamelijk
doelloos voorkwam te bepalen dat er aansluiting met de A. O. M. zou
zijn indien niet tevens werd bepaald hoe die aansluiting zal plaats
hebben, waaraan door de Heer Heineken, met het oog op de duur der
concessie nog werd toegevoegd dat nader overleg omtrent de
lijnrichting wenselijk was. Hoewel de Weth v. P. W., de Heer
Westenberg, betoogde dat men aan de zaak te veel gewicht hechtte om
een aanhouding te kunnen motiveren, werd de zaak aangehouden om
gelegenheid te hebben de Spoorwegmaatschappijen eerst te hooren.
In de Czaar Peterstraat is gisteren een voor een tramwagen bespannen
paard dood gevallen. Het is door Sinck's toestel weggehaald.
11-3-1889
Ter Secretarie zijn ter lezing gelegd de volgende stukken:
N°. 152. (Voordracht) om aan T. Sanders vergunning te verleenen tot
aanleg en exploitatie (met paarden) van: 1°. een tramweg,
aanvangende in de Parkweg bij de grens der gemeente, volgende die
weg en verder de Houbrakenstraat, de Jan Luykenstraat, de Paulus
Potter- en Stadhouderskaden, om te eindigen bij het zuidelijk
landhoofd van de brug over de Singelgracht bij het Leidscheplein ;
2°. een zijtak van die tramweg in de Houbrakenstraat, tot de grens
der gemeente bij het nieuwe concertgebouw.
B. en W. brengen daarbij in herinnering, dat bij raadsbesluit van 23
Oct. 1884 aan T. Sanders is vergund een stoom-tramweg aan te leggen
en te exploiteren van Weltevreden tot het noordelijk einde van de
Houbrakenstraat, van welke vergunning geen gebruik is gemaakt en die
derhalve behoort te worden ingetrokken.
De sub 1°. bedoelde tramweg zal het verlengde zijn van een
tramverbinding met Amstelveen, voor welke verbinding aan de
adressant door de gemeente Nieuwer-Amstel concessie is toegezegd. De
terminus van die lijn in onze gemeente is derhalve gekozen op een
doelmatig punt: bij de brug over de Singelgracht bij het
Leidscheplein. B. en W. hebben tegen de aanleg en de exploitatie van
die tramweg geen bezwaren, mits hij op de Stadhouderskade wordt
aangelegd, niet tussen de bomen in het wandelpad, maar in de rijweg.
De adressant heeft zich verder bereid verklaard, indien het later
vast te stellen plan van bebouwing der Museum-terreinen aan de Jan
Luykenstraat en aan de Paulus Potterkade een gewijzigde richting
mocht geven, de rails voor zijn rekening te zullen verleggen naar de
wegen, die de gemeente daarvoor zal aanwijzen.
Hoewel de sub 2. bedoelde zijtak naar het concertgebouw geen
onafscheidelijk deel vormt van de sub 1. genoemde tramweg, zien B.
en W. er geen bezwaar in — in strijd met het gevoelen der
meerderheid van de leden der comm. van bijstand in het beheer der P.
W. — de raad voor te stellen, ook daarvan de aanleg en de
exploitatie te vergunnen. Daarbij moet echter worden zorggedragen,
dat de twee sporen, door de Heer Sanders in de Houbrakenstraai te
leggen, geen belemmering zijn voor de A. O. M., als zij eventueel
mocht aanvragen om het concertgebouw eveneens met twee sporen te
verbinden met hare tramsporen in de P. C. Hooftstraat. De
mogelijkheid moet dus worden voorzien, dat er te eniger tijd vier
tramsporen in de Houbrakenstraat naast elkander zullen worden
aangetroffen. De straat is breed 30 M., heeft trottoirs van 6 M. en
derhalve een rijweg van 18 M. Vier tramsporen eischen eene breedte
van 10.2 M. Worden de trottoirs tot eene breedte van 5 M.
teruggebracht — waartegen geen bezwaar bestaat — dan blijft er op de
rijweg, aan elke zijde der tramsporen, een breedte beschikbaar van
4,9 M., welke voldoende is voor het verkeer van 2 files rijtuigen.
Aan de vergunning, de Heer Sanders te verlenen, moet, met het oog op
een en ander, de voorwaarde worden verbonden, dat de gemeente het
recht heeft verlegging zijner rails en kruising er van door de rails
van anderen voor te schrijven.
12-3-1889
De brug over de Hooge Sluis was gisteren niet zorgvuldig genoeg
gesloten. Daardoor kreeg een over die brug rijdende tramwagen zulk
een schok, dat een glasruit brak en de conducteur van de wageh viel
tengevolge waarvan hij zijn hand bezeerde. De passagiers kwamen met
de schrik vrij.
15-3-1889
In de heden gehouden algemeene vergadering van aandeelhouders der
Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij, werd in het verslag over 1888 o.
a. het volgende medegedeeld:
Het vervoer in 1888 bedroeg, met inbegrip van de ontvangen
overstapkaarten, in 1,349,528 ritten, 18,827,682 passagiers, tegen
14,281.398 in het vorige jaar.
De geheele opbrengst van het vervoer was f 1,128,541.45½ tegen
ƒ1,174,248.67 in 1887. Het dividend beloopt over 1888, 9 ½ pCt.
Aan de gemeente Amsterdam wordt voor haar aandeel in de opbrengst
van het vervoer uitgekeerd ƒ 64,891,13½ , terwijl voor het onderhoud
en reinhouden der bestrating tusschen de rails aan de gemeente
voldaan werd f 19,197.38.
Er waren gemiddeld aanwezig 583 paarden, welke aan voeder en ligging
gekost hebben ƒ 0.84½ per paard en per dag. Het gebruikte per dag en
per paard bestond in 7½ kg. haver, ½ kg. mais, 6,3 kg. hooi en 6,6
kg. turfstrooisel. De aankoopprijs der paarden bedroeg in 1888
gemiddeld per paard ƒ 453.64. In het geheel werden 117 nieuwe
paarden aangekocht.
Het vaste personeel bestond op 31 Dec. 1888 uit 613 personen,
behalve een afwisselend aantal in losse dienst.
In de lengte der tramwegen kwam geen verandering. Het getal
tramwagens vermeerderde door aankoop met 2, en klom daardoor tot
181.
Tot leden der commissie, belast met het nazien der balans over 1889,
werden benoemd de heeren H. G. van der Vies, J. A. Langerhuizen en
P. A. L. van Ogtrop.
16-3-1889
Door de Heer T. Sanders is een ondersoek ingesteld voor de aanleg
van een tramlijn van Nieuwendam naar Amsterdam.
18-3-1889
Ter Secretarie zijn ter lezing gelegd de volgende stukken:
No. 162. (Voordracht) Id. om de vergunning, tot wederopzegging,
verleend aan Th. Sanders, tot de aanleg van een tramweg, lopende van
de noordelijke grens dezer gemeente tot aan het afgesloten IJ, over
te dragen aan het bestuur der Noord-Hollandsche Tramwegmaatsohappij.
en verder te bepalen, dat aan haar door de gemeente in huur wordt
afgestaan de watervlakte, ten oosten van de oostelijke havendam van
het Groot Noord-Hollandsch kanaal, nabij de schutsluis Willem III,
ten behoeve van een steiger voor het door genoemde maatschappij
bediende overzetveer aan het IJ.
No. 164. Id. tot wijziging ener bepaling in de aan T. Sanders te
verlenen vergunning tot het aanleggen in exploiteren van tramwegen
in de Houbraken- en Jan Luykenstraten en op de Paulus Potter- en
Stadhouderskaden.
25-3-1889
De Gemeenteraad vergadert a.s. Woensdag, 27 Maart, 's namiddags te
éen uur, ter behandeling van:
— 162. Overdracht der vergunning van Th. Sanders, tot de aanleg van
een tramweg van de noordelijke grens der gemeente tot aan het
afgesloten IJ, aan de Noordholl. Tramwegmaatschappij;
— 152. Intrekking der vergunning aan Th. Sanders voor een
stoomtramweg van Weltevreden tot het noordelijk einde van de
Houbrakenstraat, en vergunning aan denzelfde tot wederopzeggens toe
voor een paardentramweg van de Parkweg tot het Leidscheplein, en van
een zijtak tot de grens der gemeente bij het Concertgebouw;
28-3-1889
Gemeenteraad 27-3-1889
Ingekomen:
Adres van H. A. Perk, directeur der Amst. Rijtuigmaatschappij,
verzoekende: 1°. om door aanvulling van punt 5 der voordr. van B. en
W., dd. 7 Maart jl. No. 102, de ondernemer de verplichting op te
leggen, eventueel medegebruik van de sporen door andere ondernemers
onder door de raad vast te stellen voorwaarden toe te staan; — 2°.
de mening uit te spreken, dat aan tramaanleg in de Houbrakenstraat
alleen kan worden gedacht, als de bestrating daarvan op de volle
breedte zal gebracht zijn. Te behandelen bij de betreffende
voordracht.
29-3-1889
Zitting van Woensdag 27 Maart 1889 ('s nam. 1 uur). ( Vervolg.) 162.
Voordracht, 1. om de vergunning aan Th. Sanders verleend, tot de
aanleg van een tramweg lopende van de Noordelijke grens der gemeente
tot aan het afgesloten IJ, over te dragen aan de Noord-Hollandsche
Tramwegmaatschappij en 2. tot onderhandse verhuring aan die Mij. van
een watervlakte ten oosten van de oostelijke havendam van het groot
Noord-Hollands kanaal nabij de schutsluis Willem III, voetstoots
groot 685 centiaren. Goedgekeurd.
152. Voordracht, tot intrekking van de aan T. Sanders verleende
vergunning tot het aanleggen, hebben en exploiteren van een
stoomtramweg van Weltevreden tot het noordelijk einde van de
Houbrakenstraat, en hem, behoudens de rechten van derden, tot
wederopzeggen vergunning te verlenen tot het aanleggen, hebben en
exploiteren (met paarden) a. van een tramweg van de Parkweg door de
Houbraken- en Jan Luykenstraten, langs de Paulus Potter- en
Stadhouderskaden, en eindigende bij de brug over de Singelgracht bij
het Leidscheplein, en b. van een zijtak van die tramweg in de
Houbrakenstraat naar het Concertgebouw.
De sub a bedoelde tramweg zal het verlengde zijn van een
tramverbinding met Amstelveen, voor welke verbinding aan de Heer S.
door de Gemeente N.-Amstel concessie is toegezegd. B. en W. hebben
tegen de aanleg en de exploitatie van de tramweg geen bezwaar, mits
hij op de Stadhouderskade wordt aangelegd niet tussen de bomen in
het wandelpad, maar in de rijweg, en hoewel de sub b. bedoelde
zijtak naar het Concertgebouw geen onafscheidelijk deel vormt van de
sub a. genoemde tramweg, zien zij er geen bezwaar in — in strijd met
bet gevoelen der meerderheid van de Comm. v. bijstand in het beheer
der P. W. — ook daarvan de aanleg en de exploitatie te vergunnen,
mits de twee sporen, in de Houbrakenstraat te leggen, geen
belemmeringen zijn voor de A. O. M. De Heer H. S. van Lennep kon
zich met de voordr. niet verenigen; terwijl de Heer Serrurier meende
dat nog meerdere bijzondere bepalingen in de concessie moesten
worden opgenomen, b.v. het wederzijdsch gebruik van sporen door de
verschillende maatschappijen, waardoor het leggen van vier
tramlijnen in een straat zou worden voorkomen. De debatten werden
gesloten en de voordr. zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De
Heer H. S. van Lennep werd geacht er tegen te hebben gestemd.
1-4-1889
In de eerstvolgende Raadsvergadering van Nieuwer-Amstel zullen de
concessie-voorwaarden voor de paardentram van Amstelveen naar
Amsterdam definitief vastgesteld worden, zodat met de aanleg er van
door de Noord-Holl. Trammaatmaatschappij daarna een begin kan
gemaakt worden.
10-4-1889
Door de Heeren Bos en Gresnich, te Nieuwer-Amstel, is tot het
Dagelijks Bestuur der hoofdstad een aanvraag gericht om concessie
voor een tram-omnibusdienst, van de Heerenmarkt, langs Heeren- en
Keizersgrachten, tot de Amstel en terug, zooveel doenlijk in
aansluiting met de kruispunten der tramlijnen van de
Omnibusmaatschappij. Dat het tot stand komen van deze lijnen voor
een groot deel van de stad van belang is, gevoelt iedereen, als men
nagaat, dat van de Heerenmarkt tot aan de Leidschestraat geen enkel
vervoermiddel van dien aard is, waardoor dit gedeelte van de stad
bij de bestaande tramlijnen wordt aangesloten.
17-4-1889
Door de Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij en de Omnibusdienst
tusschen Amstelveen en de Overtoom, is een schikking gemaakt,
waardoor een uiterst laag tarief voor het verkeer tussen Amstelveen
en Amsterdam in werking zal treden. De ouderwetse Amstelveense
omnibussen zullen daarbij vervangen worden door nieuwe, welke geheel
naar de eisen des tijds ingericht en waarschijnlijk naar het Engels
model vervaardigd zullen worden (dus op hooge wielen). Deze soort
van vervoermiddel verdient de voorkeur boven tramomnibussen, welke
dan ook door de onaangename schommelende bewegingen, welke zij aan
de reizigers mededelen, hun kortstondige reputatie reeds overleefd
schijnen te hebben.
De vrachtprijzen van Amstelveen, langs de Overtoom tot aan het
Leidscheplein, zullen gesteld worden op 22½ ct.; tot aan de Dam,
Plantage of Haarlemmerplein (Marnixstraat) op 25 ct. Van de
Kalfjeslaan af bedraagt het tarief tot aan het Leidscheplein 12½ ct.,
tot aan de Dam, Plantage of Haarlemmerplein (Marnixstraat) 15 ct.
Een verder plan van de A. O. M., hetwelk in studie is, bestaat in
het doen lopen van kleine Engelse omnibussen, voor ongeveer 10
personen, waarvan niet alleen de paarden maar ook de passagiers
binnenin, onder beheer en toezicht staan van de koetsier. Het
vervoermiddel toch is zo ingericht, dat een conducteur overbodig is,
dewijl de passagiers onmogelijk het portier van de binnenzijde open
kunnen krijgen, tenzij ze behoorlijk in de gleuf van een daarvoor
bestemden glazen bak, welke onder het oog van de koetsier hangt, de
vrachtprijs van 5 cts. zullen geworpen hebben. Dan drukt deze
gewichtige man even met den voet op een veer, de deur springt open,
gij er uit en de „menschenknip" (zo of anders zal het voertuig wel
spoedig gedoopt zijn) rolt verder. De hier beschreven wagens zijn
bestemd om dienst te doen tussen druk bezochte punten van de tramweg
en andere gedeelten van de stad, welke met een tram moeilijk of niet
te bereiken zijn. Als een voorbeeld kan dienen het traject J. D.
Meyerplein, bij de Weesperstraat (aansluiting aan de tramweg
Linnaeusstraat—Dam)—St. Anthoniebreestraat — Nieuwmarkt — Geldersche
Kade—Centraal Station.
Van de invoering van tramomnibussen, waartoe bij de A. O. M.
aanvankelijk het plan bestond, is afgezien, dewijl deze wagens,
zooals wij boven reeds opmerkten, voor de passagiers, doch tevens
uit- een financieel oogpunt voor de ondernemende maatschappijen, de
meest onbevredigende resultaten opleveren.
18-4-1889
Gisteren deelden wij de plannen der A. O. M. mede, en thans kan
vei-meld worden dat het kapitaal voor de Tram-Omnibus-Maatschappij,
welke de concessie Polderman-Van Diggelen overnam, voltekend is,
commissarissen reeds zijn aangewezen, en als Directeur zal optreden
de Heer J. Sisselaar. Van de zes lijnen, waarover de concessie
loopt, komen er binnen enkele weken voorlopig drie ïn bedrijf, en
wel de lijnen: Paleis—Haarlemmerpoort, Paleis—Plantage en
Paleis—Amsteldijk.
Het plan is om de 5 minuten te rijden a 7 ½ cts. de rit, 10 cts.
retour, 10 cts. overstap en sectiekaartjes voor dezelfde prijs,
waarmede men éénmaal op een bepaalde plek op de lijn kan uitstappen,
om b. v. een boodschap te verrichten, om dan op hetzelfde kaartje
met een der volgende wagens de tocht voort te zetten. De omnibussen
zullen — gelijk wij reeds vroeger mededeelden — zijn z. g.
tram-omnibussen met 12 zitplaatsen binnen en 8 plaatsen op de beide
balkons, en bespannen worden met twee paarden. Aan de constructie is
veel verbetering aangebracht, zodat het hinderlijke schommelen en
stoten — naar men zegt — vermeden wordt.
19-4-1889
Ingezonden.
In verband met uw bericht omtrent plannen van de A. O. M. en de
omnibusdienst Amstelveen— Overtoom, wat wij in de rubriek: officiële
berichten lazen, in het Nieuws v/d Dag, wensen wij, met uw
goedvinden, als tram-omnibusfabrikanten wel iets in 't midden te
mogen brengen, overtuigd van uw goede bedoelingen, het lezend
publiek steeds naar waarheid voor te lichten.
Naar wij geloven, zal het plan van de A. O. M. zich voorlopig wel
bij proefneming bepalen, daar het nog altijd zeer te betwijfelen zal
zijn of de door uw berichtgever reeds zo gedoopte „menschenknip" in
de smaak van het Nederlands publiek zal vallen. Nemen wij de
illustratie er van weg, er door Z.Ed. aan toegevoegd, dan houden wij
niets over van dat Engelse wonder en kan men er zich geen beter
denkbeeld van vormen, dan een heel gewone hotelomnibus, waar de
passagier niet anders kan instappen dan met gepast geld, wat in een
voor de koetsier zichtbaar bakje moet geworpen worden, waarna de
koetsier het portier achter hem toetrekt, door middel van een koord.
Wat de reputatie van de tramomnibussen aangaat, zo met een
pennestreek door Mijnheer uw berichtgever te niet gedaan, wij kunnen
daartegenover stellen, dat die tot op heden nog toenemende is; men
vindt ze reeds in ons land, zowel als in België, Duitsland,
Oostenrijk, Frankrijk, Spanje, Portugal, Tunis, Egypte, Rio de
Janeiro, enz. enz. Enige Engelsen, die onze tram-omnibussen te
Zwolle zagen, welke volstrekt niet schommelen, noch stoten, wat wij
verkregen hebben met een nieuw systeem veren van de Heer Stoussloot,
hoofdingenieur der Staatsspoorwegen, waren zo ingenomen met die
rijtuigen, welke 17 personen bevatten, al het comfort van een gewone
tram aanbieden en met éen paard kunnen getrokken worden, dat ze op
het ogenblik met onze firma aan 't onderhandelen zijn over
tram-bussen, om dezelve in Engeland te exploiteren, het land der
omnibussen bij uitnemendheid en, om zeer verklaarbare reden, niet
der tramways.
Wij hopen dan ook daar een nieuwe markt voor de producten onzer
nieuwe industrie te vinden, daar men uit verschillende Engelse
bladen kan vernemen (welke wij Mijnheer uw berichtgever gaarne ter
inzage zenden om Z.Ed. te overtuigen, daar wij niet willen geloven,
dat Z.Ed. aan het euvel mank zal gaan, dat zo iets in de verte veel
mooier en beter is), dat de slechtste boerenwagen niet zo kan stoten
als de beste Londense omnibus. Hiermede kunnen wij besluiten en
hopen genoeg gezegd te hebben, dat goede tram-bussen even goede
vervoermiddelen zijn als trams. Veel inspanning en kosten zijn er
aan besteed om de, evenals bij elke nieuwe uitvinding, voorkomende
technische bezwaren op te lossen, maar ongetwijfeld zullen die in de
toekomst beloond worden. Met de plaatsing van bovenstaande regelen
in uw geacht blad, zult U, Mijnheer de Redacteur, ten hoogste
verplichten, UEd. Dienstw. Dien., Boertje & Co.
22-4-1889
Ter Secretarie zgn ter lezing gelegd de volgende stukken:
No. 245. Voordr. omtrent de vaststelling van het plan tot aanleg,
onderhoud en exploitatie der verbinding van het Centraal
Personen-Station met het tramnet der Amsterdarnsche
Omnibus-Maatschappij. B. en W. hebben daarover het gevoelen der
betrokken Spoorweg-Maatschappij ingewonnen, zijn met de A. O. M. in
nader overleg getreden en stellen nu voor de goedkeuring van het
ontworpen plan slechts voor éen jaar te verlenen, waartegen de A. O.
M. geen bezwaar heeft. Mocht binnen dien termijn, in het belang van
het publiek, wgziging van het plan wenselijk of nodig blijken, dan
zal bedoelde maatschappij die voor hare rekening doen uitvoeren.
29-4-1889
Sedert geruimen tijd worden er tussen het Rijk en de Gemeente
onderhandelingen gevoerd over een nieuw Postkantoor. Voor de
hoofdstad schier nodiger dan brood.
Sinds lang werd hieromtrent niets vernomen en had 't al de schijn of
de zaak in de doofpot was gedaan. Wij kunnen echter mededeelen, dat
de onderhandelingen nog altijd voortduren en, wanneer het gelukt de
zaak tot oplossing te brengen, er waarschijnlijk twee vliegen in éen
klap zullen worden geslagen, daar, wanneer dan de doorrit van den N.
Z. Voorbuigwal naar de Spuistraat, die in het plan is opgenomen, tot
stand komt, tevens waarschijnlijk de Tramkwestie zal zijn opgelost!
30-4-1889
Ter Secretarie zijn ter lezing gelegd de volgende stukken: Nr. 265.
Voordr. tot vergunning aan D. Bos en G. Gresnich, te Nieuwer-Amstel,
om een tram-omnibusdienst in het leven te roepen: van de Heerenmarkt,
achter de politiepost aldaar, langs de Keizersgracht tot aan de
Binnen-Amstel, en terug langs de Heerengracht, o.z., naar de
Heerenmarkt. Aan het verlangen van adressanten, om op de kruispunten
hunner lijn met de lijnen der Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij,
aan de verschillende dwarsstraten, halten en signalen te maken,
achten B. en W. niet raadzaam te voldoen, hetgeen aan hen is te
kennen gegeven en waarmede zg ten slotte hebben genoegen genomen.
Bezwaren tegen de inwilliging van hun verzoek bestaan er, naar de
mening van B. en W„ overigens niet, ofschoon het hun raadzaam
voorkomt, dat, ten einde te verhoeden, dat van de gevraagde
concessie, wanneer deze verleend is, geen gebruik wordt gemaakt,
gelijk meermalen geschiedt, van adressanten een waarborgsom wordt
gevorderd, welke door hen zal verbeurd zijn, zo niet binnen 6
maanden na het verlenen der concessie de tram-omnibusdienst in
werking is gesteld. Hiermede is door adressanten genoegen genomen.
Door de ondernemers is voor de hun verleende vergunning een bedrag
van ƒ25 per omnibus per jaar verschuldigd.
9-5-1889
Gemeenteraad, zitting van 8 mei
De Voorzitter stelt voor (…………)
Na benoeming der leden (…..) komen aan de orde: No’s. 23 en 245.
Voordracht van B. en W. omtrent het plan tot aanleg, onderhoud en
exploitatie der verbinding van het Centraal Personen-station met het
tramnet der Amsterdamsche Omnibusmaatschappij. B. en W. hebben
daarover het gevoelen der betrokken Spoorwegmaatschappij ingewonnen
en zijn met de Amsterd. Omnibusmaatsch. in nader overleg getreden.
B. en W. stellen zich voor, de goedkeuring van het plan slechts vcor
één jaar te verlenen, waartegen de A. O. M. geen bezwaar heeft.
Mocht binnen die termijn, in het belang van het publiek, wijziging
van het plan wenselijk of nodig blijken, dan zal bedoelde
Maatschappij die voor hare rekening doen uitvoeren.
De heer Van Hall heeft niet genoeg inlichtingen uit de stukken
kunnen putten omtrent de wijze van exploitatie van het terrein voor
het station. Men weet nu niet meer dan toen de voordracht de eerste
maal aan de orde kwam. Wel blijkt dat de afstand van de tram van het
station, van 10 meter, door de Hollandsche Spoor ten enenmale
onvoldoende wordt geacht. Spr. weet wel dat in deze aangelegenheid
de betrokken maatschappijen zelfstandig kunnen handelen, maar nu zij
de Raad meenden te moeten raadplegen, meende spr. er ook de aandacht
op te moeten vestigen, dat nergens blijkt dat de A.O. M. met de
proeftijd voor één jaar genoegen neemt.
De heer Gerritsen wijst ook op het laatst bedoelde en de heer
Korthals Altes handhaaft zijn vroeger bezwaar, dat door de
voorgestelden aanleg de ruimte voor trottoirs te gering wordt. De
wethouder Coninck Westenberg herinnert het gesprokene te dezer zake
bij de eerste behandeling der voordracht; hij meent dat B. en W.
genoegzaam getracht hebben antwoord te bekomen op de toen (gestelde)
vragen. De Hollandsche Spoorweg acht 10 meter afstand te weinig en
20 nodig, de A. O. M. weerspreekt dit, maar is tot 15 meter bereid.
Dit is nu voorgesteld. De A. O. M. is bereid tot de proeftijd voor
één jaar, en voor eventuele wijziging te haren koste. Op al 't bij
de eerste behandeling gesprokene is dus gelet. Wat de gemeente
begeert, wenst de A. O. M. Hare belangen zijn synoniem, beide willen
de beste tramgemeenschap van en naar het station Op de brug is een
trottoir van 3 ½ meter breedte volkomen voldoende. Er blijft dan 13
meter rijweg, genoeg voor twee paar tramrails en twee rijen
rijtuigen. Na één jaar zal men kunnen zien of de nu voorgestelde
wijze van aanleg in de praktijk voldoet.
De heer Gerritsen meent dat er tusschen het belang van het publiek
in het algemeen en van het publiek dat van de tram gebruik maakt,
verschil kan bestaan; de heer Van Hall is van oordeel dat inderdaad
meer licht had moeten worden verspreid door B. en W. in verband met
het vroeger gesprokene; de heer Veltman had de trottoirs op de brug
liever 4 meter breed gezien; de heer Korthals Altes sluit zich
daarbij aan; den heer Dyserinck spijt 't dat de exploitatie niet kon
geschieden zooals nu aan het Rhijnspoonwegstation; de heer J. C. de
Vries wenst andere redactie van de overeenkomst, opdat duidelijk van
het overeengekomene blijkt, zoals dat nu hier wordt bedoeld; de heer
Muijsken is nog niet overtuigd dat een betere tramverbinding met het
station niet mogelijk is, maar is als proefneming niet tegen de
voordracht, al vindt ook hij 't beter dat de trottoir op de brug
niet wordt ingekrompen tot 3 ½ meter.
Na beantwoording door (de) wethouder Coninck Westenberg, o. a.
mededelende dat de plaatsing der tramwagens op het terrein door de
Holl. Spoorwegmij. de best mogelijke werd geoordeeld, en dat de
beschikking van B. en W. te dezer zake duidelijk zal inhouden wat nu
in de voordrachten is bepaald, stelt de heer Veltman als motie voor,
gedurende het proefjaar de trottoirs niet te versmallen, welke motie
wordt ingetrokken, na de verklaring van de wethouder Coninck
Westenberg, dat men toch in deze detailkwestie vertrouwen mag hebben
in de technische ambtenaren der gemeente. De voordracht wordt
aangenomen met algemene stemmen.
16-5-1889
(Op de) Hoek Dam en Paleisstraat is een net hutje geplaatst voor de
tramwisselwachter
23-5-1889
VOORDRACHTEN.
Aan de Secretarie zijn ter lezing neergelegd:
(…..)
No 300 (Voordracht) Id. op een adres van J. Polderman, J. C. M. van
Diggelen en E. Rittner Bos, om de vergunning aan beide
eerstgenoemden verleend, voor een geregelde dienst tot vervoer van
personen, door middel van door paarden getrokken rijtuigen
(zogenaamde tramomnibussen), van en naar bepaalde punten binnen deze
gemeente, over te brengen op naam van de Naamlooze Vennootschap
Amsterdamsche. Tramomnibus-maatschappij.
Tegen de inwilliging van het verzoek bestaan bij B en W. geen
bezwaren. Zij achten het wenselijk, dat, evenals bepaald is in de
aan D. Bos en G. Grcsnich verleende vergunning van gelijke aard,
genoemde Maatschappij een waarborgsom stort van ƒ 2.000, tot
zekerheid dat haar omnibusdienst vóór of uiterlijk op 1 September in
werking zal zijn gebracht, bij gebreke waarvan gemeld bedrag ten
bate der gemeentekas zal zijn verbeurd.
25-5-1889
Langs de bermen van het Noordzeekaraal hebben de opnemingen plaats
gehad voor de aanleg van een tramlijn Amsterdam—lJmuiden.
6-6-1889
INGEZONDEN STUKKEN.
TRAMWACHTHUISJES.
De A.O.M, heeft voor hare wisselwachters goed gezorgd. Zij heeft
voor hen enige schilderhuisjes doen zetten, die niet door
sierlijkheid uitmunten, maar aan het doel beantwoorden, door nl. de
wachters tegen regen en wind te beschutten.
Zou de A. O. M. niet te bewegen zijn een dergelijke menslievende
daad voor hare reizigers te verrichten. Als een tramreiziger zich
van de Plantage naar de P. C. Hooftstraat of van de Vondelstraat
naar de Amsteldijk wil begeven, dan heeft hij kans, dat hij, eer hij
de wagen treft, waarin hij onderscheidenlijk op het Leidsche- en op
het Koningsplein moet overstappen, enigen tijd in de open lucht moet
staan. Des zomers is dit bij droog weder niets onaangenaams, doch
bij regen, sneeuw, wind of hagel zou hij der Maatschappij van harte
dankbaar zijn voor een klein toevluchtsoord. De tramwachthuisjes die
reeds op de Weteringschans bij de Vijzelstraat en op het Damrak zijn
verrezen, bewijzen voldoende, dat de A. O. M. gevoelt, dat er
behoefte aan dergelijke schuilplaats bestaat.
Wij noemden reeds Leidsche- en Koningsplein, en voegen daarbij
Sophia- en Frederiksplein. Het is waar, de ruimte op Konings- en
Sophiaplein is niet ruim, doch de directie van de A. O. M., die
reeds kans heeft gezien zoveel, wat eerst bijna ondoenlijk werd
geacht, tot stand te brengen, weet ook hiervoor wellicht een middel
te vinden. H«t hangt van het gemeentebestuur af, of dit de nodige
grond wil afstaan. Komt intusschen de A. O. M. met een weldoordacht
plan aandragen, dan zal, geloven we, het gemeentebestuur geen
bezwaar maken enkele stukskens grond aan de A. O. M. tot
wederopzeggens in bruikleen te geven.
Mochten deze regelen bij de A. O. M. in goede aarde vallen, dan zou
met de zomerdagen een aanvang met de bouw kunnen gemaakt worden en
onze stadgenooten zouden een schuilplaats vinden tegen de gure
najaarsbuien.
2-7-1889
— De Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij vervoerde gedurende het 2e
kwartaal 1889 2,758,244 passagiers, tegen 2,507,521 in hetzefde
tijdvak van 1888. Totaal sinds 1 Jan. 4,852,704 passagiers, tegen
4,606,441 in het vorige jaar. —
DE ROZENGRACHT.
Erkentelijk voor de gewaardeerde medewerking der Amsterdamsche pers
bij ons streven om in de Rozenpoel afdoende verbetering te krijgen,
wil ik hopen dat dit werk, waarbij een zo groot en volkrijk gedeelte
van Amsterdam belang heeft, niet langer wegens de kosten van demping
wordt uitgesteld. Is eenmaal de Rozengracht gedempt, dan kunnen 1.
voor een tramconcessie hogere eisen worden gesteld; 2. gaat de
waarde der omliggende percelen belangrijk in de hoogte, waarbij de
gemeente indirect in de voordelen deelt.
Wordt daarentegen deze gracht alleen beschoeid, dan is daarmee het
uitzicht op een tram voorgoed verdwenen en ons stadsgedeelte voor
onafzienbaren tijd van een verkeersmiddel verstoken, waarvan de
andere wijken reeds zolang de voordelen genieten. Ook de
traditionele geuren zullen zelfs na eventuele uitdieping blijven
bestaan, daar de bevolking der talrijke omliggende straten, steegjes
en gangetjes zo sinds jaren er aan gewend is, het vuil, ja dikwijls
hele handwagens vol afval in de gracht te werpen, dat zelfs een
verscherpt politietoezicht er weinig verbetering in zal kunnen
brengen; het plomp, plomp! kan men hier de geheelen dag waarnemen en
spoedig na de uitdieping zal alles weder bij het oude zijn.
Om deze redenen hoopt steller dezes, dat ons geacht stadsbestuur
deze zaak. niet langer slepende houdt en van de bouwvallige
stinkende Rozengracht spoedig een flinken, schone en nodige
verkeersweg maakt.
Onder dankzegging voor de plaatsing, Een Rozengrachter.
13-7-1889
Door de koetsiers en conducteurs der Amst. Omnibusmaatschappij is
een schrijven bij het bestuur ingediend, waarin zij een wekelijkse
rustdag vragen.
18-7-1889
Een timmerman is gisteren in beschonken toestand op de P. H. Kade
onder een tramwagen geraakt. Zijn linkerhand is verbrijzeld. Hij is
per raderbaar naar het Binnengasthuis vervoerd alwaar het gewonde
lichaamsdeel terstond is afgezet.
30-7-1889
Op de begroting der gemeente Amsterdam, voor het jaar 1889, zijn o.
a. uitgetrokken de volgende ontvangsten: de Amst. Omn.-Maatsch f
70.000.
Gisteravond in het gebouw voor de Werkenden Stand vergadering van de
kiesverenigingen Grondwet, Burgerplicht, Amstels burgerij.
(…………………)
De heer Jacob Zeehandelaar heeft enkele bezwaren van de oppositie
samengevat en stelt enkele vragen aan de wethouders, niet voor zich
zelf maar voor anderen:
1°. Is het waar, dat bij de aanvraag concessie-Sanders, die heer zo
onbillijk behandeld is?
(………….)
Het woord was thans aan de wethouder van publ. werken, den heer
Coninck Westenberg. Is het waar, heeft de heer Zeehandelaar
gevraagd, dat de heer Sanders met zijn concessie-aanvraag door het
Dag. Bestuur zou zijn tegengewerkt? Het is onjuist als men spreekt
van de tram-concessie-Sanders. Het is de heer Sanders c.s. Maar er
is nog een tramconcessieaanvraag nl. die van de heer Bos, en juist
die omstandigheid maakt de beslissing zeer moeilijk. Ik tart de heer
Sanders te bewijzen, dat bij is tegengewerkt in zijn aanvraag met
betrekking tot alle lijnen, die niet in de binnenstad lopen. De
buitenlijnen hebben onverdeelde sympathie bij B. en W. gevonden. Er
is dadelijk toezegging gegeven dat. die lijnen geen bezwaar zouden
vinden. Men spreekt er over dat de heer Sanders nog 10 pCt. is
opgelegd van de Havenstoombootdienst: een scheve voorstelling. De
gemeente heeft gecontracteerd met de Havenstoombootdienst en deze
moest dus schadeloos gesteld worden; trouwens de heer Sanders heeft
mij persoonlijk verklaard dat hij al die voorstellen met groot
genoegen aannam. Wat de lijnen in de binnenstad betreft, de heer
Sanders, is niet de enige concessieaanvrager, ook de heer Bos deed
dat. In 1883 heeft het Dag. Bestuur aan de Raad twee voorstellen
gedaan in zake die tramconcessies, eindigende met deze conclusie:
dat men meende dat het financieel belang niet genoeg in het oog was
gehouden, doch dat het Dagel. Bestuur de zaak aanmoedigde.
Vervolgens is nog de concessieaanvraag behandeld in 1885. De
raadsleden meenden, dat advies der Commissie van bijstand niet
gevraagd was en renvoieerden de zaak. Het bleek dat die commissie
niet tot eenstemmigheid kon komen. In een rapport van Juni 1888 werd
de meening uitgesproken, dat er rekening diende gehouden te worden
met de concessie aan de A. O. M. verleend en dat aan haar de
voorkeur moest worden gegeven. Het antwoord der A. O. M. was noch
ja, noch neen. Zij hield een slag om de arm. En ik geloof, dat,
indien hij de leiding had gehad van de A. O. M., hij misschien
hetzelfde antwoord zou hebben gegeven. Daarmede kwamen wij echter
niet verder. In Oct. 1888 werd besloten een cahier de charges op te
maken. Men weet uit de lijdensgeschiedenis der tramkwestie dat de
zaak thans opnieuw commissoriaal is gemaakt. Verwijt men B. en W.,
dat de zaak op de lange baan is geschoven, dan deelen B. en W. dat
verwijt met geheel de raad. De kwestie is van zeer netelige aard. Is
het dan billijk dat men speciaal er het Dagelijks Bestuur een
verwijt van maakt? Van stelselmatige tegenwerking van dsn heer
Sanders kan geen sprake zijn. (…………..)
31-7-1889
De burgemeester van Amsterdam brengt naar aanleiding een parade op
Vrijdag 2 Augustus e. k., om 12 uur des middags, in de
Plantage-Middenlaan, ter kennis van het algemeen:
(Ook thans weer de bij parades gebruikelijke maatregelen, zie
voorgaande jaren)
3-8-1889
B. en W. hebben thans aan de Gemeenteraad voorgesteld, om over te
gaan tot het dempen der Rozengracht, waarop terecht door eigenaars
van percelen en bewoners wordt aangedrongen.
Afgescheiden van de vraag, of niet de reeds lang besproken aanleg
van een grote westelijke verkeersweg met doorbraak van de bebouwing
der Heeren- en Keizersgrachten, enz., binnen betrekkelijk korten
tijd zal plaats hebben, — menen B. en W., dat in ieder geval het
westelijk stadsgedeelte aan gene zijde der Singelgracht dringend
beheefte heeft aan een betere toegangsweg tot de binnenstad, dan de
thans bestaande wegen. Zij zouden dan ook gelijktijdig wensen over
te gaan tot het bouwen der bruggen: een over de Prinsengracht en een
pver de Lijnbaansgracht.
Met het geheele werk zal een uitgave gemoeid zijn van ongeveer f
175,000, te bestrijden uit de gelden, welke voor schulddelging zijn
bestemd.
Zodra tot de aanleg van de bedoelden verkeersweg wordt overgaan, zal
kunnen overwogen worden, in hoever de kosten kunnen worden verhaald
op de concessionaris van een eventueel aldaar aan te leggen tramweg.
De hellingen voor de brugopritten zullen zó flauw zijn, dat die door
tramwagens zonder bijpaarden kunnen bereden worden; het dwarsprofiel
is op zodanige wijze ingedeeld, dat buiten de 3M. breede voetpaden
langs de huizen en een met twee bomen beplant wandelpad breed 7.50
M. in het midden, twee rijwegen worden aangetroffen ieder breed 7.25
M., die, na aftrek van de ruimte voor een tramweg, 5 M. beschikbaar
laten voor het gewoon rijtuigverkeer. Verder menen B. en W. dat aan
sommige bezwaren van de Firma Erven Lucas Bols, op geschikte wijze
kan worden tegemoet gekomen.
6-8-1889
Zaterdagavond heeft in “Maison Stroucken" de vereniging „Jacob van
Lennep", in mei van het vorige jaar opgericht ter behartiging van de
belangen der Van Lennepstraat en omstreken, haar eerste
jaarvergadering gehouden.
(…………………………….)
Vervolgens werd in de brede besproken het grote belang, dat de
bewoners hebben bij aansluiting- van het tramnet. Nadat door sommige
leden nog verschillende punten, die uitgebreide wijk betreffende,
waren besproken, werd de vergadering na de gebruikelijke
plichtplegingen gesloten.
9-8-1889
Twee jongens, die op de rails van de tram naar Sloterdijk stenen
hadden gelegd, waardoor een wagen was ontspoord, zijn gisteren door
de politie naar het bureau gebracht.
13-8-1889
Hedenmorgen zag men in onze straten het eerste rijtuig der
Amsterdamsche Tram-Omnibus-Maat schappij, waarmede een voorlopige
proefrit werd gedaan door de raad van bestuur der Maatschappij en
haar technische adviseur, de heer Spijker. Het rijtuig trok zeer de
aandacht en werd met blijkbare ingenomenheid aanschouwd door de
talrijke bewoners der stadsgedeelten die tot heden van de
tramverbinding verstoken waren.
16-8-1889
Volgens de Staatscourant heeft de Koning goedgekeurd de statuten
van:
(…….)
2°. De Amsterdamsche Centraal Tram-Omnibusonderneming, te Amsterdam,
ten doel hebbende de exploitatie van tram-omnibussen dqor en in de
omgeving dier gemeente. Haar kapitaal bedraagt f 500.000, in vijf
series, elk van ƒ 100.000, waarvan voorlopig éen serie is uitgegeven
en geplaatst. De overige moeten uiterlijk binnen vijf jaren na het
verlijden der akte van oprichting geplaatst zijn. In genoemd
kapitaal van f 100,000 wordt deelgenomen door de heeren G. T. L. B.
Gresnich voor 27, D. Bos 27, M. Wessel 26, M. L. Cohen 50. V. Flügel
25, F. J. Kersteman 45 aandelen. De storting op de aandelen, genomen
de de heren Gresnich, Bos en Wessel, geschiedt door den inbreng in
de vennootschap van de concessie, aan beide eerstgenoemden doo r de
gemeente Amsterdam verleend bij raadsbesluit van 8 Mei 1889 voor de
exploitatie van tram-omnibussen langs de Heeren- en Keizersgrachten
alhier.
18-8-1889
Gemeenterekening 1888
(…..) vergoeding van; a. deTelephoon-Maatsch. ƒ33,651.34; b. de
Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij ƒ64,891.13.
23-8-1889
Weesperzijde.
Wij vestigen de aandacht van den wethouder van publieke werken op
dentoestand der Weesperzijde. Ten gevolge van de trouwens zeer
noodzakelijke ophoging van het onbestrate gedeelte van do
Weesperzijde, dat onmiddellijk langs de Amstel is gelegen, kan het
hemelwater, waarmede we in de laatste dagen zo ruimschoots gezegend
zijn, niet wegstromen. Op verschillende plaatsen zijn daardoor de
tramrails zoo diep onder water gezet, dat zij niet meer zichtbaar
zijn en paarden en trams lustig tloor het water moeten plassen. De
soldaat, die tegenover een der woningen op schildwacht staat, is het
onmogelijk droogvoets zijn huisje te verlaten. Bovendien beginnen de
stenen tekenen van verzakking te geven.
Is het niet mogelijk aan het regenwater een weg te banen, waardoor
het naar de Amstel kan stromen? Aan de gemeente zullen daardoor
wellicht hogere kosten bespaard worden, en de bewoners der
Weesperzijde zullen evenals de A. O. M. dankbaar voor verbetering
zijn.
25-8-1889
Ter secretarie liggen ter lezing : No. 445. Voordracht van B. en W.
betreffende een adres van T. Sanders c. s., houdende verzoek:
Hun aanvrage om concessie voor een locaalspoorweg Amsterdam—Nieuwer-Amstel—Haarlem
bij de regering krachtig te ondersteunen. De ontworpen spoorweg
neemt een aanvang ten noordwesten van het Concertgebouw bij de
Houbrakenstraat, en sluit aan aan de tramweg
Leidscheplein-Houbrakenstraat, waarvoor aan T.Sanders c.s. concessie
is verleend bij besluit van 27 Maart jl. Van het aldaar te bouwen
station volgt de spoorweg een westelijke richting de terreinen der
bouwonderneming Weltevreden, kruist de Amstelveenscheweg, de
Schinkel, de straatweg naar Sloten, de Sloter Middenweg, de
Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder, (op twee plaatsen) en het
Spaarne, om zijn (eindpunt) te vinden aan de zuidzijde der gemeente
Haarlem, op de hoek van de Baan en den Kleine Houtweg. Op de
kruispunten van de spoorweg met Schinkel, de Ringvaart van de
Haarlemmermeerpolder en het Spaarne zullen draaibruggen worden
gebouwd.
B. en W. kunnen zich verenigen met de motieven, die door de
adressant zijn ontwikkeld, en dat de door hem aangevraagde spoorweg
ook voor deze gemeente belang heeft. In verband daarmede hebben zij
dan ook aan Ged. staten van Noord-Holland gunstig geadviseerd op het
door dat college in hun handen gestelde adres van T. Sanders,
waarbij hij aan de regering concessie vraagt voor de aanleg en de
exploitatie van die spoorweg.
Alleen hebben zij daarbij te kennen gegeven:
1. dat zij er prijs op stellen bij het. eventueel verlenen der
concessie een oordeel te mogen uitspreken over de inrichting en de
afmetingen der beweegbare bruggen, die over de naar Amsterdam
leidende scheepvaartwegen zijn ontworpen; en
2. dat de bediening der bruggen, naar hun mening, kosteloos moet
geschieden en zodanig behoort geregeld te worden, dat de scheepvaart
er zo min mogelijk door belemmerd wordt.
Zij stellen dus voor hen te machtigen aan de regering een schrijven
te richten, waarbij door de gemeenteraad instemming met
bovenbedoelde concessie-aanvrage wordt uitgesproten.
De Union Internationale Permanente de Tramways zal 28 tot 31
Augustus a. s. te Milaan vergaderen. Uit Nederland zullen
tegenwoordig zijn de heeren H. Erdbrink, directeur der Geldersche
Stoomtramwegmaatschappij, H. A. Perk, secretaris der Nederlandsche
Vereniging voor Lokaalspoor wegen en Tramwegen, en K. H. Schadd,
directeur der „Amsterdamsche Omnibusmaatschappij."
30-8-1889
Tramomnibuslijnen.
Door de hh. Gebr. Spijker alhier is bij B. en W. concessie
aangevraagd tot het exploiteren van vijf nieuwe tram-omnibuslijnen.
1. Van de Weesperzijde, langs de Blasiusstraat, Swammerdamstraat,
Mauritsstraat. Weesperbrug, Weesperplein, Weesperstraat. J.D.
Meijerplein, Nieuwe Heerengracht, Rapenburg, 's-Gravenhekjè, P. H.
Kade, Centraal-Station, Westelijk Viaduct, de De Ruyterkade naar de
Oosterdoksluis.
2. Sarphatipark, Van Woustraat, Westeinde, Frederiksplein,
Utrechtschestraat, Kerkstraat, Amstelveld, Reguliersgracht,
Thorbeckeplein, Halvemaansteeg, Kloveniersburgwal, Nieuwmarkt,
Geldersche Kade, Centraal-Station.
3°. Stadhouderskade bij het Rijksmuseum, Leidscheplein,
Leidschestraat, Prinsengracht, Runstraat, Huidenstraat, Heisteeg,
Spuistraat, O. Viaduct, de De Ruyterkade, W. Viaduct,
Centraalstation.
4. Nieuwmarkt, Gelderschekade, Bantammerstraat, Binnenkant,
Oosterdokskade, de De Ruyterkade, Westerdoksdijk, Barendszplein,
Barendszstraat, Planciusstraat, Haarlemmerplein.
5. Leidscheplein, Leidschestraat, Kerkstraat, Magerebrug, Amstel (O.Z.),
Korte Amstelstraat, Nieuwe Achtergracht, Weesperplein, Weesperbrug,
Buitensingel (Alexanderkade), Alexanderplein, Middenlaan, Artis.
31-8-1889
De heren D. Bos en G. Gresnich, concessionarissen der Amsterdamsche
Centraal Tram-Omnibusmantschappij, hebben in het belang van hun
onderneming niet alleen, maar ook in die van het publiek, de
navolgende lijnen moeten aanvragen, ten einde het vereiste verband
te krijgen;
1. Van Centraal-Station, N. Z Voorburgwal, Rosmarijnsteeg,
Raamsteeg, Oude Spiegelstraat, Wolvenstraat, Berenstraat,
Prinsengracht, Passeerdergracht, Nassaukade, Stadhouderskade bij de
Vondelstraat en omgekeerd.
2. Van het Centraal-Station, Prins Hendrikkade, Zeedijk, Nieuwmarkt,
St.Anthonies Breestraat, Joden Breestraat, Lazarussteeg, Jonas
Daniël Meijerplein, Weesperstraat, Kerkstraat, .Amstel voorbij
Carré, Sarphatistraat, Rhijnspoor en terug
3. Van het Centraal Station tot Heerenmarkt en terug, in verband met
de reeds verkregen gunning
4. Om 's avonds na afloop van de dienst der Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij, en in verband met het uitgaan der openbare
vermakelijkheden, hunne bussen te laten lopen van de Dam
Leidscheplein, Rembrandtplein naar verschillende delen der stad,
waarvan de richt ingen door aanvragers nader zullen worden
aangewezen.
De prijzen van vervoer blijven evenals die van de reeds-verleende
gunning.
6-9-1889
Op uitnodiging van de Raad van Bestuur van de Amsterdamsche
Tram-Omnibus-Maatschappij maakten hedenmorgen te 10 uren een aantal
genodigden, waaronder de vertegenwoordigers der Pers, de openingsrit
mede van de lijn Dam Artis, de eerste van de zes lijnen waarop heden
de dienst aanvangt. Het openen van de overige vijf wacht nog op de
voltooiing van de wagens, waarmede men hoopt tegen November gereed
te zullen zijn. De oprichters der Maatschappij hadden, afgescheiden
van de moeilijkheid verbonden aan elke nieuwe ondernoming, twee
grote bezwaren te overwinnen. Terecht zagen zij in, dat, wilde hun
vervoermiddel genade vinden in de ogen van het veeleisende
Amsterdamse publiek, zij iets anders moesten te voorsohijn brengen
dan de stotende, schokkende, slingerende en rammelende wagens, die
tot heden onder de naam van tramomnibussen in gebruik zijn geweest.
Het doel van tramomnibussen is: een tramwagen te hebben, welke geen
bijzondere inrichting van de weg vereist en dus, onafhankelijk van
de gesteldheid der wegen, overal in de stad gemakkelijk moet kunnen
circuleren. Het is aan de hh. Gebrs. Spijker, die met dit doel ten
dienste van de Maatschappij de voornaamste steden van Engeland,
Frankrijk en België bezochten, gelukt het vereiste tot stand te
brengen. Het onderzoek braoht hun tot de combinatie der deugden van
de als erkend gelukkigst geslaagde voertuigen. Door aan deze hier
iets te wijzigen, daar wat af te nemen en ginds iets toe te voegen,
hebben zij het model vervaardigd voor de omnibussen, waarmede heden
de proefrit ondernomen is en te half twee de dienst der A. T. O. M.
geopend is geworden.
Onze indruk van de sierlijke wagens is zeer gunstig. Zij hebben wat
uiterlijk betreft veel overeenkomst met de wagens van de „Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij" behalve dat zij niet geel en blauw maar zwart
en bruin-rood von kleur zijn en slechts aan de achterzijde
toegankelijk zijn. In elke wagen, waarvan de zitplaatsen met rood
trijp bekleed zijn, kunnen 12 personen plaats nemen. Op het
voor-platform, achter de koetsier, is een bankje voor 4 personen.
Achter bij de conducteur zijn evenzoveel staanplaatsen. Zowel de
vloer binnenin als de platformen zijn met gutta-percha belegd.
Vooral als men gezeten is, gevoelt men weinig hinder van schokken of
stoten, zoodat zelfs over een niet te best plaveisel, de gang van
het rijtuig tamelijk regelmatig is; waarom wij dan ook menen, dat
het aan de A. T. O. M. inderdaad gelukt is wagens vervaardigd te
hebben, welke aan hun bestemming zullen beantwoorden. De rijtuigen —
er reden drie wagens achter elkander — hadden veel bekijk op hun
eerste tocht door de stad. In de volkrijke Dam- en Hoogstraten, in
de Jodenbuurt en de Plantage werden zij blijkbaar met ingenomenheid
in ogenschouw genomen.
Een tweede moeilijkheid voor de Maatschappij was gelegen in de
stalruimte. Voor berging van paarden en rijtuigen voor elke lijn is
een ruimte van p. m. 900 vierkante meters noodig. Dergelijke
oppervlakten, met daarop staande gebouwen, op verschillende punten
onzer stad, waar de bouwterreinen zo duur zijn, tot een enigszins
redelijke prijs te verkrijgen, veroorzaakte geen geringe bezwaren.
Tot nog toe is de Maatschappij daarmee vrij bevredigend geslaagd.
Zij heeft in huur twee stallen, en wel een aan de Nassaukade,
bestemd voorlopig voor centraal-depôt en later voor de lijn Dam—Leidscheplein,
en éen aan de Zeeburgerdijk, bestemd voor de lijn Artis—Abattoir.
Voorts bezit zij in eigendom: 1. enige percelen aan het
Hogendorpplein, te verbouwen tot stallen voor de lijn
Dam—Haarlemmerplein; 2. bouwterreinen aan de Rustenburgerstraat,
waarop de nodige gebouwen voor de lijn Dam—Amsteldijk in de volgende
week zullen worden aanbesteed, en 3. percelen in de N. Kerkstraat
bij de Plantage, om te worden verbouwd tot stallen voor de lijn
Dam-Artis. Totdat deze verbouwing gereed is, zijn de paarden voor
laatstgenoemde lijn ondergebracht in de stallen van het circus
Carré.
Behalve de lijn N. Z. Voorburgwal (achter het Paleis)-Artis, —
welke, gelijk gezegd, reeds heden te half-twee voor het publiek is
opengesteld — zullen de vijf later te openen lijnen lopen als volgt:
N. Z. Voorburgwal—Haarlemmerweg; N. Z. Voorburgwal— Amsteldijk,
standpl. R. C. Kerk; N. Z. Voorburgwal —Leidscheplein,
Centraal-Station—Prins Hendrikkade, en Kerklaan voor Artis—Abattoir.
De prgzen zijn voor een gehele rit, van standplaats tot standplaats,
7 ½ cent, voor een sectie 5 cent.
Elke lijn is verdeeld in twee secties.
Aanvankelijk zal van des morgens 8 tot 's avonds 11 uur elke 10
minuten een wagen van elke standplaats rijden. Bij de lof welken wij
gaarne brengen aan het uiterlijk en de inrichting van de wagens, mag
ook vermeld worden, dat het personeel en de paarden mede een zeer
goede indruk maken.
7-9-1889
De tram-omnibussen, welke gisteren, zij het dan nog maar op een van
de vijf lijnen, zijn begonnen te rijden, verheugen zich in een
groote mate van belangstelling en trekken druk veel passagiers.
Op de standplaatsen, achter het Paleis en brj Artis, bewoog zich
gisteren de gehele dag en ook heden een grote menigte mensen om de
mooie wagens te zien afrijden en aankomen; langs de lijn worden ze
door wandelaars en uit de huizen bewonderend nagestaard, en
allerwege roemt men het bagatelletje van 7 ½ cent, waarvoor men nu
zulke kolossale ritten kan doen.
Ouden van dagen zullen zich misschien nog wel herinneren hoe, nu
juist vijftig jaren geleden, begin September 1839, de eerste
Nederlandse omnibus zijn intrede in de hoofdstad deed. Die
omnibussen werden door de Amsterdamsche couranten met ingenomenheid
begroet. „Wij mogen niet betwijfelen," schreef een dezer, „of de
pogingen der ondernemers zullen met den besten uitslag worden
bekroond, daar toch het aangename en nuttige der omnibussen voor een
ieder, en meer biizonderlijk voor onze dames, in het oog valt." Zij
hadden dit, zoals de uitkomst leerde, maar liever moeten
betwijfelen. Het nuttige en vooral het aangename van het nieuwe
vervoermiddel bleek in de eerste dagen niet. Er schijnt iets met die
omnibussen „gebeurd" te zijn, en het blad, waaruit wij putten, duidt
dit dan ook vaag aan als: „Het gebeurde met de omnibussen." De
correspondentie in een later nummer geeft echter enig licht.
„Een omnibus," lezen we, „werd door een hoop menschen, die deze
schoone onderneming met leede oogen aanschouwde, in een van de meest
bevolkte straten der stad aangerand en verbrijzeld, de paarden
verminkt, de conducteur mishandeld ... Het grauw ging hierbij te
werk met „helsche vreugde" en handelde onder de impulsie van lieden,
die zich door de nieuwe onderneming in hunne belangen gekreukt
waanden." Dit waren voornamelijk de voerlui van zoogenaamde
brommertjes en toesleedjes. Daags daarna verscheen in het
Handelsblad een proclamatie van de directie der „Amsterdamsche
Omnibus-onderneming", waarin zij, „het geëerde publiek" haren
hartgrondigen dank betuigde „voor den grooten bijval," dien zij
gaarne erkenden, „dat hunne verwachting verre overtroffen (had)."
Zij verklaarde echter, „uit plichtgevoel, om bij eenen zoo grooten
toevloed van passagiers voor hunne veiligheid te zorgen,"
genoodzaakt te zijn de dienst te staken „tot zoo lang zoodanige
politie-maatregelen genomen zouden zijn, welke de zoo noodwendige
orde en regelmatigheid bij dezen dienst verzekeren."
Eerst een dag of tien later adverteerde de directie, dat de dienst,
ten minste op enige lijnen, de 14e Sept. hervat zou worden. Zij nam
daarbij de vrijheid „hare onderneming te stellen onder de
veelvermogende en krachtdadige bescherming van het beschaafde
publiek."
Dat zij echter inzag een nog krachtdadiger steun te kunnen noodig
hebben, bewezen de maatregelen, welke daarenboven getroffen waren
met de overheid en die door deze genomen waren „om alle
balddadigheden of verstoringen der orde ten strengste tegen te
gaan."
Men verzekerde in die dagen, dat zelfs een gedeelte van het in de
stad in garnizoen liggend regiment kurassiers daartoe gecommandeerd
was.
De zaak had echter een rustig verloop en de omnibussen reden totdat,
door de veranderde tijdsomstandigheden, hun uurtje gekomen was en
zij vervangen werden door toen meer doeltreffende vervoermiddelen.
11-9-1889
Evenzeer werd opgenomen een vrouw die van een nog in beweging zijnde
tramwagen was gestapt gevallen en daarbij het linkerbeen had
gebroken. Wanneer zal men toch leren bij het in- en uitstappen van
tramwagens voorzichtiger te zijn!
14-9-1889
Nabij Artis namen gistermiddag omstreeks halfvier, twee aangeschoten
personen plaats in de tram-omnibus Artis—Dam en maakten daarin zulk
een spektakel, dat zij door de politie moesten verwijderd worden.
Hiermede nog niet tevreden, mishandelden zij op het Jonas Daniël
Meijerplein een daar voorbijgaande vrouw, zoodat de politie thans
termen vond ze enigen tijd m het nabijgelegen bureau op te sluiten
en alzo onschadelijk te maken.
16-9-1889
Men deelt ons mede, dat deHeer F. Hooft Graafland, wegens de drukke
werkzaamheden, aan het lidmaatschap van de raad van bestuur der
Amsterdamsche Tram-Omnibus-Maatschappij verbonden, als zodanig zijn
ontslag heeft genomen.
18-9-1889
In de St. Anthonie-Breestraat zijn Zaterdag een tram-omnibus en een
bierkar met elkander in botsing gekomen ten gevolge waarvan een
15-jarige jongen, die op de bok van laatstgenoemd voertuig zat, er
af is gevallen en zich aan het hoofd verwond heeft. Hij is in het
Binnengasthuis verbonden.
23-9-1889
Gisteravond had een heer, die op de steiger van de Noord-Hollandsche
Tramwegmaatschappij, op zijn paraplu leunende, de boot stond af te
wachten, het ongeluk uit te glijden en in het water te vallen. Door
spoedig verleende hulp werd hij gelukkig nog in tijds gered.
Een conducteur van de Amsterdamsohe Omnibus-Maatsch., die beweerde
van iemand een valse rijksdaalder in betaling ontvangen te hebben —
hetgeen de gever ten sterkste ontkende — is door de politie in
hechtenis genomen.
24-9-1889
Gisteren hadden zich de koetsier en de conducteur van een in de
Plantage Kerklaan staande tramomnibus even verwijderd. Van die
gelegenheid maakten de paarden gebruik om ook hun post te verlaten.
Zg sloegen namelijk op hol en werden eerst op de Magere Brug tot
staan gebracht. Persoonlijke ongelukken zijn niet voorgevallen.
25-9-1889
Gelijk men weet, waren tot hiertoe de stallen en lokalen tot berging
van het materieel (van de stadsreiniging) hier en daar door de stad
verspreid. Op sommige punten, b. v. aan het einde der Marnixstraat,
zijn ze reeds met de grond gelijk gemaakt, en daar vooral zal de
verdwijning dier gebouwen en opstallen een veel betere toestand doen
geboren worden. De doortrekking van de Brouwersgracht kan nu
ongestoord geschieden en de belemmering voor de tramverbinding
Marnixstraat-Haarlemmerdijk-Dam wordt dan door het wegvallen van de
nu bestaande ophaalbrug opgeheven, zodat de passagiers, die thans
van het Leidscheplein via Marnixstraat naar het Haarlemmerplein gaan
en verder tot de Dam, niet meer aan het einde der Marnixstraat
zullen behoeven uit te stappen.
30-9-1889
lemand, die gisteren op de Prins Hendrikkade van een in beweging
zijnde tramwagen wilde springen, had het ongeluk daarbij te vallen,
waardoor hij zich zodanig aan de hand bezeerde, dat het gekwetste
lichaamsdeel in het binnengasthuis verbonden moest worden.
2-10-1889
De Amsterdamsche Tram-Omnibus-Maatschappij (lijn Dam—Artis) heeft
van 5 tot 30 September 62,352 personen vervoerd. De opbrengst
bedroeg ƒ 4243.10.
7-10-1889
Begroting 1890, inkomstenramingen.
Vergoeding van de Amsterdamsche Omnibus-Maatschij. Een lid meende
zijn teleurstelling te moeten uitspreken over het uitblijven van
nadere voorstellen der Raadscommissie in zake de nieuwe tramlijnen.
Een ander vroeg of het aan B. en W. bekend is, of de Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij plan heeft tot uitbreiding van haar tramnet.
Tevens achtte hij het gewenst de tramwagens tot het Centraalstation
direct te doen doorlopen, zonder de reizigers tot overstappen te
dwingen.
De concessie, verleend aan de heren Bos en Gresnich tot exploitatie
van een tram-omnibusdienst over de Keizers- en Heerengrachten, is
naar men ons mededeeld, door die heren overgedragen aan een
naamlooze vennootschap, waarvan het gehele aandelen-kapitaal reeds
is geplaatst. Men is reeds aan het onderhandelen met paardenen
rijtuigen-leveranciers, en binnen zeer korte tijd zal met het in
exploitatie brengen een aanvang worden gemaakt.
9-10-1889
De Raadscommissie, die enigen tijd geleden werd benoemd om de
tramaangelegenheden hier ter stede te onderzoeken en de Raad omtrent
de oplossing er van van advies te dienen, schijnt weldra met haar
rapport over deze gewichtige kwestie gereed te wezen. Zolang echter
dat rapport niet bij de Raad is ingediend, kunnen er wel allerlei
gissingen omtrent die oplossing worden gemaakt, maar met de
mededeling van een bepaald plan dient men de verschijning van het
rapport zelf af te wachten. Het verleenen van een doorlopende
concessie aan de A. O. M. schijnt dan ook wel een der pogingen te
zijn om de hangende kwesties op te heffen, maar aan de
verwezenlijking er van zijn zowel ter ener als ter andere zijde
zulke overwegende bezwaren verbonden, dat van zulk een plan slechts
sprake kan zijn, als éen der door de commissie voor te stellen
pogingen, tot oplossing van de reeds zo lang hangende tramkwesties..
Zondagavond omstreeks half elf geraakte op het Rokin een voor een
tramwagen gespannen paard los. Het dier scheen te schrikken en
sprong het water in, waaruit het, na ruim een uur aan het koude
vocht te zijn blootgesteld geweest, door Sinck's toestel weder werd
op het droge gehaald. Een brede schare toog met het beest in optocht
naar de Dam, van waar nu ook een tiental tramwagens, die vertraging
hadden ondervonden, hun weg konden vervolgeu.
(……..) is naar het Binnen-Gasthuis gevoerd, waar ook (is) opgenomen
: een koopman die op het Rokin voor een tramwagen gevallen en door
dat voertuig overreden is geworden, met het gevolg dat zijn
linkerbeen moest worden geamputeerd.
10-10-1889
In de Leidschestraat zijn gisteren een tramwagen en een rijtuig met
elkaar in botsing gekomen, waarbij het paard van de tramwagen aan de
borst gewond werd.
14-10-1889
De Raad van Bestuur der Amsterdamsche Tram-Omnibus Maatschappij
heeft, naar aanleiding van tal van vragen over de stand van zaken
der maatschappij, gemeend enige (gedrukte) mededelingen hieromtrent
(…) voor belangstellenden verkrijgbaar te moeten stellen. Wij
ontlenen daaraan de volgende bijzonderheden:
Op de vraag hoe komt dat het na de opening van de eerste lijn wat
lang duurt eer een tweede in exploitatie komt? antwoordt het
Bestuur, dat de voornaamste oorzaak daarvan is de betrekkelijk lange
tijd, die nodig is voor de aanmaak van de tramrijtuigen. Velen
hadden dan ook gemeend dat het beter ware geweest, ook met de
opening der lijn Dam—Artis te wachten, totdat men in het bezit was
van het benodigde materieel om drie of vier lijnen tegelijk te
kunnen openstellen. Maar bij de vergunning, door de Gemeenteraad
verleend, was aan het Bestuur een zeer korte termijn gesteld binnen
welke de dienst moest zijn aangevangen. Om aan die voorwaarde te
voldoen, en ten minste éen lgn al vast te kunnen openen, heeft het
Bestuur zelfs buitengewone maatregelen moeten nemen.
Van het maatschappelijk kapitaal, groot ƒ500,000, is thans geplaatst
ƒ381,500. Daarmede heeft het Bestuur ruimschoots voldoende middelen
om al de lijnen der Mij. uit te rusten en te exploiteren, ook met de
verdubbelden dienst, die het zo spoedig mogelijk zal inrichten. Van
de uitgegeven ƒ38l.500 zijn ƒ19,500 aandelen. ingevolge contract met
de vroegere eigenaars der vergunning, betaald voor de inbreng van
die vergunning voor alle zes lijnen. De hoofdvoorwaarde van zijn
succes heeft het Bestuur van den beginne af gezien in de
doelmatigheid der rijtuigen. Daar men bij de Nederlandse industrie
niet op de hoogte kon komen van het systeem waarnaar men zoekende
was, was men genoodzaakt zich tot het buitenland te wenden. De
bekende Amsterdamse rijtuigfabrikanten Gebr. Spijker, inmiddels als
technische adviseurs aan de Maatschappij verbonden, bezochten de
voornaamste rijtuigfabrikanten in verschillende landen van Europa,
speciaal op plaatsen waar tram-omnibussen in gebruik zijn. Het
resultaat hunner reis was, dat nergens het speciaal voor Amsterdam
geschikte rijtuig gevonden werd, maar dat het door combinatie van
verschillende systemen mogelijk was zodanig rijtuig te verkrijgen.
Met erkentelijke vermelding van de vinding der heren Gebr. Spijker,
om het trillen en schokken der rijtuigen te voorkomen, deelt het
bestuur verder mede, dat het nog twee rijtuigen heeft staan, bestemd
voor de uitbreiding van de dienst op de lijn Dam-Artis. In twee
fabrïeken in Frankrijk zijn sedert begin Aug. nog 24 rijtuigen in
aanmaak, waarvan de levering is bedongen in de eerste week van Nov.,
terwijl men verder met een Amsterdamse rijtuigfabriek heeft
gecontracteerd voor de vervaardiging van 30 gesloten rijtuigen
binnen de kortst mogelijke tijd en een evenredig aantal open
rijtuigen voor de volgende zomer.
Met de aankoop van paarden is men uitstekend geslaagd. Fraaie,
deugdelijke dieren.die werden gekocht tot prijzen, dooreen
belangrijk lager dan in de begroting was voorzien. Omtrent de
stallen zijn daarentegen de moeilijkheden groter. Als men bedenkt,
dat de Maatschappij voor stalruimte voor elke lijn een oppervlakte
van ongeveer 800 M. nodig heeft, dan kan men begrijpen, dat de
stallenkwestie de Maatschappij geen geringe zorgen heeft gebaard.
Zodra de onderhandelingen over een remise voor de rijtuigen der lijn
Dam—Artis zijn afgelopen, komt de stal aan de Nassaukade voor de
lijn Dam—Leliestraat, Nassaukade—Leidscheplein. Verder komen eerlang
stallen gereed voor de lijnen: Dam— Westerstraat—Haarlemmerweg,
Dam—Spiegelstraat—Museum—Amsteldijk.
Wat het personeel betreft, verrichten de koetsiers en conducteurs
hun dienst op een wijze, die reden tot tevredenheid geeft. Zij zijn,
evenals de hoofdconducteurs en het stalpersoneel, tegen ongelukken
verzekerd bij de Eerste Nederl. Mij. van Verzekering op het Leven
tegen Invaliditeit en Ongelukken te 's-Gravenhage. Het personeel is
dus zeker dat, ingeval hun een ongeluk overkomt, zij, of in het
ergste geval hun weduwen of kinderen, niet aan hun lot zullen zijn
overgelaten, terwijl de kas der Maatschappij daarvoor niet zal
behoeven te worden aangesproken.
15-10-1889
Het tarief op de tramlijnDam-Centraal-Station zal zijn 7½ cent.
Nader vernemen wij nog: Binnenkort zullen speciale
abonnementskaartjes voor dit traject tegen 5 cent worden
verkrijgbaar gesteld. Op deze lijn zullen in de richting van het
Centraal-station naar de Dam overstapkaartjes uitgegeven worden,
welke — zonder dat men zich over de te nemen lijn behoeft te
verklaren — op alle aansluitende, van de Dam uitgaande lijnen geldig
zullen zijn. Alle kaartjes en overstapkaartjes uitgegeven voor de
lijn Dam—Centraal-Station zullen ook geldig zijn voor ditzelfde
traject op de lijnen Dam—Prins Hendrikkade en Dam—Haarlemmerplein.
22-10-1889
De hoffelijke uitnodiging, vorig jaar gedurende het winterseizoen
tot het publiek in de tramwagens gericht, om bij voorkeur de
achterdeur in- en uit te gaan, scheen toen door velen niet begrepen
te worden, althans er werd schaars aan dat beleefd verzoek voldaan.
Thans heeft de directie der A. O. M. daarvoor een andere vorm
gekozen, die, als minder persoonlijk, toch misschien wel daarom
beter doel zal treffen; althans wij hopen het.
Op een geel papiertje leest men aan beide zijden van de wagen in
duidelijke, zwarte drukletters: „toegang aan de achterzijde", en
binnen in de wagen, op de glasruit van beide deuren, in dezelfde
kleur en letter: „uitgang aan de achterzijde."
Men ziet: de kennisgevingen, zoowel binnen als bulten, laten aan
duidelijkheid niets te wensen over. Moge het publiek er zich nu maar
naar gedragen.
23-10-1889
Bij de gisteren alhier gehouden aanbesteding voor de levering van
foerages ten dienste van de paarden der Amsterdamsche Tram-Ommbus-
Maatschappg waren ingekomen vijf biljetten. De minste inschrijving
was van de Heer H. v. Breemen, alhier, voor hooi ƒ 0.34, stroo ƒ
0.21½ en haver ƒ 0.69½, alles per 10 K. G.
28-10-1889
Begroting 1890
Omtrent de Amsterdamsche Omnibus. Mij wordt medegedeeld, dat, zodra
de Raadscommissie in zake de nieuwe tramlijnen in staat is
voorstellen te doen, zij er ongetwijfeld toe zal overgaan. Van een
voornemen der A. O. M. tot uitbreiding van haar tramnet is aan B. en
W. tot dusver niets bekend. Het doen doorlopen van de tramwagens der
verschillende op de Dam samenkomende lijnen tot het Centraalstation
schijnt, in verband met een goede exploitatie van het tramnet, niet
wel mogelijk en niet in het belang van het publiek te zijn.
Intusschen wordt deze zaak nog nader onderzocht.
29-10-1889
Ter Secretarie zijn ter lezing gelegd de volgende stukken:
(….)
No. 563. Voordr. tot overschrijving op naam der naamlooze
vennootschap „Amsterdamsche Centraal Tram-Omnibus-Onderneming" der
vergunning, op 8 Mei 1889 verleend aan D. Bos en G. Gresnich, voor
een geregelde dienst tot vervoer van personen door middel van z. g.
tram-omnibussen, van de Heerenmarkt langs de Keizersgracht (oostz.)
naar de Binnen-Amstel, en van de Binnen-Amstel langs de Heerengracht
(oostz.) naar de Heerenmarkt.
1-11-1889
GEMEENTERAAD.
Avondzitting van Woensdag 30 Oct. 1889 (7 ½ uur). Voorzitter: Mr. G.
van Tienhoven. Tegenwoordig bij de aanvang der zitting 30 leden.
No. 22. Aanleg van asfalt-rijwegen in de Reguliersbreestraat, tussen
het Sophiaplein en Rembrandtplein. ad ƒ9600.
De Heer Gerritsen brengt het adres van de „Amsterdamsche Omnibus-Mij."
ter sprake, waarin tegen de voorgestelde maatregel een drietal
bezwaren worden aangevoerd. Spr. meent, dat het tijd wordt een proef
te nemen met asfaltering in straten met tramverkeer. Terwijl zij
twee maanden tijd heeft geliad om bedenkingen te opperen, komt de A.
O M op het laatste ogenblik met bezwaren voor de dag. Daardoor heeft
zij B. en W. de gelegenheid ontnomen om het adres te laten afdrukken
in het Gemeenteblad en het zo van te voren ter kennis te brengen van
de leden van de Raad. Toch heeft spr. een opinie over de bezwaren,
welke hij wil toetsen aan de werkelijkheid.
De A. O. M. werpt als eerste bezwaar op: de moeilijkheid van het
aanzetten voor de paarden op asfaltbestrating, doch dit is juist in
de Reguliersbreestraat gering, welke maar in één richting, van het
Sophiaplein af, bereden wordt.
Het tweede bezwaar van de A. O M is dat in de Reguliersbreestraat de
rails boven het asfalt zullen uitsteken, wat lastig is voor het
verkeer met vervoermiddelen. Deze bewering van een maatsch., die op
zoveel andere punten van de stad de straat ontsiert -- men zie b. v.
hoe de rails liggen op het Rembrandts- en Frederiksplein - begrijpt
spr. niet.
Ten derde wordt gewezen op het bezwaar, dal tijdens de aanleg de
passagiers zullen moeten overstappen een eindweegs. Maar hierin kan
voorzien worden door de tram tijdelijk te laten rijden langs de
Binnen-Amstel. Spreker meent hiermede te hebben aangetoond, dat de
bezwaren van de A. O. M. niet zo gewichtig zijn om van het voornemen
tot asfaltering van de Reguliersbreestraat af te zien.
De Heer D. J. Jitta vraagt: of het niet mogelijk zou zijn een andere
bestrating (houten) tussen de rails te leggen, natuurlijk voor
rekening van de A. O. M. De Heer Den Tex deelt mede, dat te Berlijn
ook tussen de rails asfaltbestrating geen moeilijkheden oplevert.
Dat zou het ook hier niet, als men maar niet aan de straat die
sterke ronding geeft welke, in het midden, de asfaltbestrating hier
heeft De Heer Luden vreest mede, dat tweeërlei soort van bestrating
voor het algemeen verkeer per as belemmerend zal zijn en ongelukken
kan veroorzaken Komt daarbij de ronding van de straat, als waartegen
terecht de Heer Den Tex waarschuwt, dan komt van de proef zeker mets
terecht.
De Heer Wüste verklaart zich, nu van de burgerij zulk een krachtige
roep naar asfaltbestrating uitgaat, vóór asfaltering van
Warmoesstraat en Reguliersbreestraat, maar meent het asfalteren van
de Leidschestraat te moeten ontraden. Hij is het eens met de A. O.
M. en meent, dat asfaltering in straten met tramrails niet goed kan.
Gelukt de proef, dan heeft hij later geen bezwaar, ook wat betreft
de Leidschestraat.
De Heer Serrurier, Weth. van P. W., meent, dat een proef tot
asfaltering met de Reguliersbreestraat of de gehele Leidschestraat
zeer zeker bezwaren opleveren zal; doch hij zou er niet tegen zijn
die proef te nemen met een gedeelte van laatstgenoemde straat, b.v.
van het Leidscheplein naar de Prinsengracht. Nadat nog enkele
sprekers het woord gevoerd hadden, werd het amendement-Willeumier
(om de Reguliersbreestraat niet te asfalteren) in stemming gebracht.
De stemmen staakten met 18 tegen 18 stemmen.
Er zal dus in een volgende vergadering opnieuw stemming over moeten
plaats hebben.
4-11-1889
Op het Tulpplein is heden een dokters-coupé in botsing gekomen mat
een rijdende tram wagen. Persoonlijke ongevallen kwamen niet voor,
doch het paard kreeg een ernstige verwonding aan de linkerdij.
6-11-1889
Omtrent het nieuwe bestratingsplan van de Dam kunnen wij (B. en W.)
nog mededeelen(………………).
Op het verhoogd plateau, rondom het monument, krijgen, evenals nu,
de trams, die van het Damrak en uit de Paleisstraat komen, hun
standplaatsen, met een doorgang van ca 4 M. voor voetgangers, die,
van het Damrak komende, de Dam in de richting van het Postkantoor of
de Nieuwendijk willen oversteken, terwijl de rijtuigen, die nu
meestal diezelfde route nemen, om vandaar het Rokin te bereiken,
voor het vervolg van een der rijwegen (9 M.) langs het Paleis, of
die van respectievelijk 13 en 14 M. langs de huizen naar de
Vijgendam, of tussen het Damrak en de Beursstraat, gebruik zullen
moeten maken, waardoor dus het gevaar voor voetgangers zeer
verminderd wordt.
8-11-1889
De Amsterdamsche Tram-Omnibus Maatschappg heeft op de lijn Dam-Artis
van 1 tot 31 October 40,257 personen vervoerd.
16-11-1889
In Maison Stroucken hield gisteravond de vereniging „Jacob van
Lennep", welke, gelijk men weet, opkomt voor de belangen der
bewoners van de Van Lennep-buurt, onder voorzitterschap van den Heer
K.H. Bos, een ledenvergadering. Deze was bijeengeroepen tot het
aanhooren van enige mededelingen.
(…………………………………….)
Daarna werd de vergadering in kennis gesteld met hetgeen beproefd
was tot vermeerdering van het tramverkeer in de Van Lennepbuurt. Op
een adres van het bestuur tot B. en W., om concessie te verleenen
aan de Amst. Tram-Omnibus Maataohappij, om ook door de Jacob van
Lennepstraat te rijden, was afwijzend beschikt, op grond dat B. en
W. geen nieuwe concessie zeiden te kunnen verlenen, zolang de
bestaande lijnen nog niet alle in exploitatie waren gebracht.
Daar het bestuur evenwel meent.dat hier niet van het aanleggen van
een nieuwe lijn, doch slechts van uitbreiding van een bij de
concessie toegestane, sprake is, zal het zich omtrent deze
aangelegenheid nogmaals tot B. en W. wenden.
Daar de wenselijk geachte tramlijn Centraalstation—Jacob vau
Lennepstraat (via Elandsgracht) bleek op moeilijkheden te zullen
afstuiten, zal het bestuur aan de Amsterdamsche Omnibus-Maatschappg
een verbinding van het station met het Van Lennepkwartier aanvragen,
volgens een door de maatschappij te kiezen weg.
23-11-1889
GEMEENTERAAD.
(Zitting van Donderdag 21 Nov. des middags 4 uren).
563. Voordr. tot intrekking der aan D. Bos en G. Gresnich verleende
vergunning voor een geregelde tramomnibus-dienst binnen deze
gemeente, en om die vergunning thans te verlenen aan de „Amsterdamsche
Centraal Tramomnibus-onderneming". Op de opmerking van enige leden
dat het lichtvaardig in de hand werken van het aanvragen van
concessies moest vermeden worden, werd door de Weth. van P. W.
voorgesteld aan de hh. Gresnich en Bos te antwoorden dat eerst een
beslissing zou worden genomen wanneer de „Amsterd. Centraal
Tramomnibus-onderneming" in werking zal zijn getreden. Dit voorstel
werd aangenomen.
3-12-1889
In het Gemeenteblad zijn de bepalingen opgenomen, waaronder aan de
Amsterdamsche Centraal Tram-omnibus-onderneming vergunning is
verleend voor een geregelde dienst tot vervoer van personen door
middel van tram-omnibussen.
Het vervoer heeft plaats van de Heerenmarkt langs de Keizersgracht
(oostzijde) naar de Binnen-Amstel, en van de Binnen-Amstel langs de
Heerengracht (oostzijde) naar de Heerenmarkt.
Het tarief mag in geen geval hoger zijn dan 7 1/2 ct. per persoon en
per rit.
De dienst moet in werking zijn vóór 1 Mei 1890.
4-12-1889
Door de Amsterdamsche-Tram-Omnibus-Maatschappij werden op de lijn
Dam-Artis van 1 tot 30 November 34,633 personen vervoerd, hieronder
niet begrepen de abonnees.
Dank zij de bemoeiingen der ver e eliiging „Jacob van Lennep" zal
het z.g. Van Lennepkwartier vermoedelijk eene tram-verbinding met de
binnenstad ontvangen. Reeds eenigen tijgeleden had het bestuur dezer
vereeniging zich in relatie gesteld met de Amsterdamsche
Tïam-Omnibus-Mjj. tot het verkrijgen van aansluiting aan den
eerstdaags door deze Mij. te openen dienst van den Dam,langs
Baambarrière en Nassaukade, naar het Leidscheplein, en had genoemd
bestuur zich tot B. en W.m gewend met een adres tot ondersteuning
van' een deswege door de A. T. O. M. ingediend verzoek. B. en W.
meenden toen echter geene vergunning daartoe te moeten verleenen
vóórdat de A. T. O. M. de oude Innen alle in exploitatie zou hebben
gebracht. Thans heeft de vereeniging „Jacob van Lennep" een nader
adres tot B. en W. gericht en daarbij eene lijst overgelegd, waarop
door een groot aantal bewoners van dit kwartier geteekend is voor
een vrjj belangrijken geldelijken steun, aan de A. T. O. M. te
verleenen, wanneer zij aan de behoeften van dit nieuwe gedeelte wil
tegemoet komen. Dit overtuigende bewijs, dat er aan de beoogde
verbinding behoefte bestaat, zon, naar wjj vernemen, het Dag. Best.
hebben doen besluiten op de desbetreffende aanvraag der A. T. O. M.
thans gunstig te beschikken, mits laatstgenoemde aantoone, dat sij
binnen korten tijd de verlangde aansluiting in werking kan brengen.
Wq zijn verder in staat gesteld mede te deeien, dat de A. T. O.M. de
lijnen Dam—Museum-— Amsteldijk en Dam—Baambarrière—Leid- plein, met
inbegrip der Jacob van Lennepbuurt denkt te openen zoodra de
dienstregeling door het Dag. Bestuur zal zijn goedgekeurd, en dat
ook de dienst op de lijn Artis—Abattoir nog deze maand in werking
zal treden.
13-12-1889
Gisteren opende de Amsterdamsche Tram-Omnibus-Maatschappij de lijn
Dam—Leidscheplein. De lijn loopt van de Nieuwe-Zijds Voorburgwal,
achter het Paleis, door de Molsteeg, Torensteeg, Oude Leliestraat,
Heerengracht, Hartenstraat, Keizersgracht, Westermarkt,
Prinsengracht, Nieuwe Leliestraat, Raambarrière (Eerste sectie);
Nassaukade tot aan het Leidscheplein (Tweede sectie).
De prijzen zgn voor een sectie 5 cts. en voor een gehele rit 7 ½ ct.
Overstap- of retourkaartjes, recht gevende op vervoer over 2 lijnen
in één richting, of over één lijn heen en terug op de dag der
afgifte, worden verstrekt tegen 10 cts. Aanvankelijk zal van 's
morgens acht tot 's avonds half twaalf, om de 7 ½ minuut, een
rijtuig van elk der beide standplaatsen vertrekken.
21-12-1889
Zaterdag a.s. zal er weer een nieuwe lijn van de Amsterdamsche
Tram-Omnibns-Maatschappij worden geopend. Het is die van de N.-Z.
Voorburgwal, achter het Paleis, langs N.-Z. Voorburgwal, Gedempte
Spui, Singel, Koningsplein, Heerengracht, Spiegelstraat,
Spiegelgracht, Stadhouderskade, Ferdinand Bolstraat, Jan Steenstraat,
Van Woustraat, Jan van der Heidestraat, Amsteldijk tot aan de
standplaats aan de Ceintuurbaan. De prijzen zijn gelijk aan die der
lijn Leidscheplein—Dam: 7 ½ cts. en 5 cts., en retourbiljetten 10
cts.
23-12-1889
De lijn Dam-Amsteldijk van de Amsterdamsche Tramomnibus-Maatschappjj
is heden geopend. Het is een zit van ruim 20 minuten, en ook op deze
lijn kan men een retour voor 10 Cts. bekomen. Paarden en verder
materieel zien er, evenals op de andere reeds geopende lijnen,
kranig uit, en conducteurs en koetsiers, die voorkomend en beleefd
zijn, zijn goed gekleed. Te wensen is het, dat de bruggen ine
Spiegelstraat spoedig verlaagd zullen worden; het zou anders bij
besneeuwde straten met volle wagens wel eens tot de pia vota kunnen
behoren om er over te komen.
24-12-1889
Nabij Buiksloot is gisteravond een man van het balcon van de voorste
wagen der stoomtram gevallen; de ongelukkige werd terstond gedood
door de wagens, die hem over het lichaam reden. Het lijk werd
opgenomen en naar Amsterdam vervoerd.
25-12-1889
Enige Amsterdamse Nieuwer-Amstelaren, bewoners van de Verlengde
Vondelstraat en de Anna Vondelstraat, zouden gaarne zien dat de tram
nu eindigende bij de ingang van het Vondelpark, om de kerk doorliep
tot aan het einde van de Verlengde Vondelstraat. In die geest hebben
zij een brief gericht aan het bestuur van de Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij, met aanbod bij de Gemeenteraad van
Nieuwer-Amstel — zoo 't nodig moest zijn — het pad te effenen. Voor
verdere gegadigden ligt het stuk nog tot en met Zaterdag a.s. ter
tekening bij de portier van het American Hotel.
28-12-1889
GEMEENTERAAD.
{Zitting van Dinsdag 24 Dec. 1889, 's nam. 2 ½ u.)
Voorzitter, de Burgemeester Mr. G. van Tienkhven. Tegenwoordig bij
de aanvang der zitting 27 leden.
(………………………………………)
669. Voordr. tot wijziging der artt. 1 en 11 van het raadsbesl. van
29 Oct. 1888 betreffende de vergunning aan de Amsterdamsche
Tram-omnibus Maatschappij in dier voege: dat hare lijn N.-Z.
Voorburgwal— Leidscheplein wordt uitgebreid met een zijtak van de
Nassaukade naar het einde der Jaoob van Lennepstraat, en zij tot dat
einde een afzonderlijke omnibus door genoemde straat zal mogen doen
rijden, tot het opnemen of uitlaten van passagiers aan de Nassaukade,
en tevens om de termijn voor de herziening der vergunning van 1 Jan.
1890 te veranderen in 1 Jan. 1891.
Door Mr. J. C. de Vries werd de vraag gesteld of het gemeentebestuur
er voortaan voor zal zorgen, dat ook in de buitenwgken de bestrating
zo goed (is) dat zij ook voor tramomnibussen berijdbaar (is) en geen
middel van communicatie zal behoeven te worden opgeheven, waarop het
publiek, gelijk de ondervinding van deze dagen heeft geleerd, zo
grote prijs stelt. Ook de Heer Van Nierop had bezwaren omtrent de
bestrating, en nu het enige moeilijkbeden oplevert, vroeg hij of het
wel gewenst zou zijn om de termgn van de herziening der vergunning
te veranderen op 1 Jan. 1891. De Heer Dr. Berns hing een tafereel op
over de slechten toestand van de klinkerstraat in de buitenwijken,
terwijl de Heer Treub constateerde, dat de Spiegelstraat, sedert de
trams er door rijden, aanmerkelijk slechter is geworden en de
toestand der bruggen van dien aard is, dat vooral het afrijden bij
volgeladen wagens voor ongelukken doet vrezen.
Door de Heer Serrurier, Weth. v. P. W„ werd medegedeeld, dat de
omnibussen, waarvan thans sprake is, eerst sedert enkele dagen door
de genoemde straten rijden, zodat het feit der beschadiging van de
straat ook eerst een paar dagen geleden ter kennis van B. en W. is
gekomen en aan de Stadsingenieur maatregelen tot onderzoek zijn
aanbevolen. Verder meende hij te moeten opmerken dat de concessie
ieder ogenblik opzegbaar is, hetgeen de Voorzitter aanleiding gaf
daarbij te voegen, dat als het bleek, dat er gevaar bestond daartoe
zou moeten worden overgegaan.
De Heer Den Tex meende er echter nog te moeten bijvoegen dat wanneer
men te lang op dat gevaar wachtte het zou kunnen gebeuren dat men de
put ging dempen als het kalf verdronken was. Door Mr. J. C. de Vries
werd nog geconstateerd dat toen bij de Begroting tot verlaging van
de bruggen in de Spiegelstraat werd besloten, de Heer Treub er tegen
had gestemd; waartegen door deze werd aangevoerd dat toen de
bedoelde post in stemming kwam noch de heer de Vries noch hij konden
weten dat de tramomnibussen er de straat zouden stuk rgden. De
voordr. werd aangenomen.
30-12-1889
Op het Frederiksplein is hedenmorgen kwart voor negenen een
vleeswagen door het breken van een wiel half omver gevallen en in
het spoor van de tram vastgeraakt. Aanvankelijk bleven de pogingen
om hem los te krggen vruchteloos, zelfs toen vier paarden daartoe
dienst deden. Eindelijk echter werd de wagen, na eerst ledig gemaakt
te zijn. verwijderd van de tramweg, waar geruime tijd het verkeer er
door gestremd was geweest.
Verantwoording en disclaimer:
Cees Pot heeft voor de totstandkoming van
deze tijdlijn de database van de website "Historische
kranten in beeld" geraadpleegd. Deze website is een initiatief van
de Koninklijke Bibliotheek. Deze instantie heeft ons toestemming verleend voor
publicatie op deze wijze.
*
Soms komen er in de artikelen fouten en onjuistheden voor. Om
wille van de authenticiteit is besloten deze ongewijzigd te laten.
laat een berichtje achter
|