Motorwagens 476-490
door: Cor Fijma
In 1933 kreeg de Gemeentetram een
nieuwe directeur die de zaken doortastend aanpakte. Merkwaardig dat voor
het aanpakken van zaken vaak een nieuwe directeur nodig is. Hoe dan ook,
de heer ir. Hofman van de Gemeentetram vond dat de tram beter dan tot
dusverre diensten moest verlenen. Er moest vaker en sneller gereden
worden, reden om bijwagens zoveel mogelijk af te schaffen. De tramwagens
moesten een betere uitstraling krijgen, dus werd het blauw/bruin
vervangen door blauw/grijs.
Nadat de blauwe bijwagens 901-930
waren veranderd in motorwagens viel het oog op de bijwagens 701-880.
Vijftien exemplaren bleken in aanmerking te komen om tot motorwagen te
worden gepromoveerd. Daartoe werden de wagens 701-707 en 709-716
bestemd. Niet de 708 met zijn afwijkende balkondeuren; deze wagen zou
voortaan door het tramleven gaan als 716 de tweede.
De “nieuwe” motorwagens zouden worden ingeschreven met de nummers
476-490. De verbouwing bracht met zich mede dat het onderstel moest
worden verzwaard. De wagens werden voorzien van sterke AEG-motoren van
50 pk. De gewoonte getrouw werden de wagens ingericht voor
tweerichtingverkeer en uiteraard verschenen de gebruikelijke attributen
op het dak die nodig waren voor het aanbrengen van de lijnaanduidingen
alsmede weerstandskasten en uiteraard de sleepbeugel. De schakelkasten
waren moderne nokkenkasten, behalve bij proefkonijn 476 dat
sleepringkasten kreeg. Deze 476 bezat ook afwijkende weerstandskasten.
Ook het interieur van de wagens werd veranderd door de langsbanken te
vervangen door dwarsbanken.
Aldus uitgevoerd verschenen de nieuwe motorwagens in juli 1936 op lijn 3
waar zij de blauwe tramstellen van de 396-serie zouden verdrijven. Sinds
oktober 1938 werd lijn 3 zoveel mogelijk met de serie 476 bediend. Als
bijwagens werden de 716’ers gebruikt. Tot het noodgedwongen einde van de
tramdiensten in 1944 zou deze situatie ongewijzigd blijven.
De 483 met bijwagen als lijn 3 op de Mauritskade, 1939.
Fotograaf onbekend
485+780 aan de standplaats van lijn 3, Station
Muiderpoort, 23-8-1945.
Fotograaf onbekend
De wagens 487-490 werden aangewezen
als in aanmerking komende voor transport naar Duitsland in het kader van
de vordering van tramwagens. Voor de 488 zou dit transport fatale
gevolgen krijgen; de wagen moest in 1945 als verloren worden beschouwd.
De overige drie gevorderde 476’ers kwamen terug en zijn weer in dienst
gesteld.
Toen lijn 3 op 30 juli 1945 de dienst hervatte verschenen de 476’ers
weer op die lijn. Sinds 18 juni 1945 waren de wagens als aanvulling op
lijn 10 ingezet waar zij op 30 juli 1945 werden weggenomen ten behoeve
van lijn 3. In die jaren moest er geďmproviseerd worden door gebrek aan
materieel als gevolg van oorlogsschade. Zo werd in juni 1946 besloten de
dienst op lijn 3 uit te voeren met de ex-Utrechtse wagens 1-12 en ging
de 476-serie aanvullend dienst doen op de lijnen 3 en 10. Deze verdeling
bleek in november 1946 toch niet de juiste te zijn. Door het verbod op
het schakelen op tweede afdeling kwamen de Utrechtenaren nauwelijks
vooruit, reden om de 476-serie weer op lijn 3 in te zetten. Voorzover
beschikbaar zag men sindsdien nog wel eens een 476’er als aanvulling op
lijn 10 rijden.
Herstel van uit Duitsland teruggekeerde blauwe wagens van de 396-serie
maakte het sinds september 1948 mogelijk lijn 3 van blauwe wagens te
voorzien en de serie 476 in te zetten op lijn 10.
Een 476’er als lijn 10 aan de halte Javaplein,
c. 1948. De lus
Javaplein-Molukkenstraat-Madurastraat is inmiddels verwijderd.
Prentbriefkaart
Tramstel 481+778 als lijn 10, standplaats Van
Hallstraat, 5-9- 1949
Daarbij zou het niet blijven. In 1949
vond de vernuftige directeur de kortgekoppelde tram uit. Want je moet
wat als je van zeer oude wagens van de lijnen 1 en 2 af wil en er geen
geld beschikbaar is voor nieuwe trams. In het verhaal over de lijnen 1
en 2 op deze website is daarover het fijne te lezen. Sinds het najaar
van 1949 kon lijn 1 geheel worden voorzien van de 476’ers met als
bijwagens de “middeninstappers” 881-900, kortgekoppeld en wel. Nadat in
1950 ook kortgekoppelde tramstellen uit de motorwagenserie 356 en
bijwagenserie 619 waren aangemaakt werden deze stellen ingezet op lijn 1
en verhuisden de 476’ers met de 881’ers naar lijn 2.
De 476’ers hebben dus tijdens hun vrij korte bestaan (1937-1958) dienst
gedaan op de lijnen 1, 2, 3 en 10. Het zal geen verbazing wekken dat de
wagens ook wel eens op andere lijnen verzeild raakten. De strenge winter
van 1947 noodzaakte soms tot inzet van de 476’ers op allerlei lijnen,
bij gebrek aan bruikbaar materieel. Een bijzonder uitstapje van de
kortgekoppende stellen vond plaats in 1951 toen groot spoorwerk op de
N.Z. Voorburgwal noodzaakte tot een tijdelijke inkorting van de lijnen 1
en 2 tot een kopeindpunt in die straat. Daartoe heeft men
tweerichtingtrams nodig, een vereiste waar de kortgekoppelde stellen
niet aan konden voldoen. Zo kon het gebeuren dat de 476’ers werden
ingezet op lijn 13 die zijn tweerichtingwagens afstond aan de lijnen 1
en 2.
Intussen ontstond allerlei rumoer over de “verouderde” tram in de
Leidsestraat. In het verleden waren allerlei suggesties gedaan voor
oplossingen voor het Leidsestraat-probleem, van dubbeldekstrams tot en
met autobussen. In 1945 verscheen een in de werkplaats geknutseld
kartonnen model op ware grootte en geplaatst op het onderstel van Blauwe
wagen 443 voor een Leidsestraat-tram dat het evenmin haalde. Nog in de
vijftiger jaren suggereerde een lid van de gemeenteraad – zijn naam was
Joop den Uijl - het inzetten van kleine busjes om het vervoer te
verwerken. Wat hij zich daarbij voorstelde werd niet helemaal duidelijk.
Intussen reden de kortgekoppelde stellen lustig hun rondjes op de lijnen
1 en 2. In 1955 is de knoop doorgehakt door het besluit 25 gelede trams
aan te schaffen, speciaal bedoeld voor de lijnen 1 en 2. De zegenrijke
gevolgen van dat besluit mogen bekend worden verondersteld.
Zo kon het gebeuren dat sinds 16 juni 1957 de gelede tram verscheen op
lijn 1, aanleiding om met de meest mogelijke spoed de kortgekoppelde
tramstellen van die lijn naar lijn 2 te doen verhuizen. Daarmee kwam het
einde van de 476’ers in zicht. In het najaar van 1957 verdwenen ook de
kortgekoppelde stellen van lijn 2.
Wat te doen met de 476’ers? De wagens zijn nog enige tijd bewaard. Maar
in 1958 kwam toch de beslissing de 476’ers af te voeren hetgeen in het
najaar van 1958 zijn beslag kreeg. Een museumexemplaar is niet bewaard.
Wellicht komt er ooit eens een reconstructie van zo’n wagen die zou
kunnen worden gebouwd uit een van de nog voorhanden zijnde bijwagens van
de 716-serie.
Lijn 2 met de 485+892 op de Willemsparkweg,
3.5.1955
Fotograaf onbekend
Lijn 2 met de 479 met de ongebruikelijke
bijwagen 623, Koninginneweg, 22.8.1955.
Foto H.W.E. de Bock †
De 481 met bijwagen op de Insulindeweg met een
vreemd aandoende intuiging, omstreeks 1946. Wie
weet wat dit voorstelt?
Fotograaf onbekend
Foto’s van de auteur tenzij anders vermeld
Cor Fijma - corfijma@amsterdamsetrams.nl
11 januari 2012