Momenten uit de Amsterdamse tramgeschiedenis
Geheugen van de Amsterdamse tram

[terug naar index TRAMS ALLERLEI]

Share |

Momenten uit de Amsterdamse tramgeschiedenis
door Cor Fijma

In dit stuk komen momenten van de Amsterdamse tram uit de periode 1916-1968 aan de orde. Negentienzestien is gekozen omdat het bedrijf zich flink uitbreidt na de eerste fase met louter ‘Unions’. Het jaar 1968 is daarentegen het jaar waarin de klassieke Amsterdamse tram tot het verleden behoort én het jaar waarin de gemeente besluit over te gaan tot de bouw van een metronet. In de negentiger jaren van de 20e eeuw zou Amsterdam tramloos moeten zijn. Maar het is anders gelopen.

Leeswijzer. In de kolom ‘Mw’ (motorwagens) zijn vermeld de serienummers van de motorwagens. De kolom ‘Bw’ (bijwagens) geeft de serienummers van de bijwagens. De kolom ‘i.d.’ geeft aan het aantal dienstdoende wagens per serie. ‘N.i.d.’ staat voor ‘niet in dienst’ zijnde aantallen wagens per serie. Onder ‘in dienst’ moet worden verstaan het maximale aantal dienstdoende wagens op een werkdag.
Open bijwagens (zomerwagens) zijn niet opgenomen.
Per motor- en bijwagenserie zijn vermeld de lijnen waarop de wagens dienst doen.

De gegevens zijn een bewerking van de documentatie in ‘Onze tram in Amsterdam’ van de auteur B. Korthals Altes, Canaletto/Repro-Holland, Alphen aan den Rijn, 1999. Bij de staat van materieelverdeling in de winterdienst 1946/1947 is gebruik gemaakt van gegevens van P.H. Kiers, gepubliceerd in ‘Op de rails’, jaargang 1980, blz. 75 e.v. en blz. 104 e.v
.


voorjaar 1965 - GVB 422 met bijwagen, lijn 16, Dam

Materieelverdeling medio 1916
 
In 1916 beschikt het bedrijf over 320 motorwagens, 214 dichte bijwagens (nieuwe nummering 501-562, 619-770) en 54 open bijwagens (nieuwe nummering 565-618). Met dit materieel moeten op een werkdag 260 motorwagen- en 222 bijwagendiensten geleverd worden zodat bijwagens (ex-paardentrams) ‘oude nummering’ nog bijstand moeten verlenen. De dagen van de laatste categorie zijn vrijwel geteld; in 1916 en 1918 worden onder meer in totaal 16 stuks verkocht aan de tram in Utrecht. De komst van 70 nieuwe bijwagens 771-840 is debet aan het verdwijnen van voormalige paardentrams.
 
Van de 320 motorwagens behoren 229 stuks tot de categorieën ‘Union’ en hun 14 voorlopers. Zij leveren ca. 175 motorwagendiensten. De lijnen 3, 4 en 10 hebben tezamen 65 motorwagendiensten waartoe de pas enkele jaren aanwezige grootbordesmotorwagens 236-300 worden benut. Aangezien er precies 65 wagens 236-300 aanwezig zijn, is bijstand van enige oudere wagens op lijn 4 nodig. Vooral de dienst op lijn 10 is indrukwekkend; met 24 tramstellen wordt een drieminutendienst geleverd. Lijn 9 rijdt met 14 motorwagens van de serie 301-320.
 
Materieelverdeling medio 1921

Mw i.d. n.i.d. aanwezig lijnen
1-6, 8-14 0 13 13
15-229 139 76 215 1,2,5,6,7,8,11,12,
13,14,15,16,18
230-235 6 0 6 11,18
236-300 51 14 65 3,4,17
301-320 15 5 20 9,11
321-355 24 11 35 10,14
356-390 24 11 35 10,19
totalen 249 140 389
       
Bw i.d. n.i.d. aanwezig lijnen
501-562 40 22 62 7,11,13,14,17
619-700 67 15 82 1,2,4, 5,11,17
701-840 111 39 140 3,4,9,10,11,14,17,19
881-900 7 13 20 1,2
totalen 225 89 313

Op lijn 9 rijden bovendien vier open bijwagens van de serie 601-618 die tijdelijk als dichte
bijwagen dienst doen.
De lijnen 6, 8, 12, 15, 16 en 18 hebben geen bijwagendiensten. Op lijn 9 rijden vijf driewagenstellen en op lijn 17 rijden drie driewagenstellen.
Lijn 4 heeft een bijwagen extra die nodig is als wisselbijwagen aan de Amsteldijk. De lijnen 5 en 7 hebben ieder twee wisselbijwagens aangezien beide lijnen twee kopeindpunten hebben; voor lijn 5 zijn dat Van Woustraat en Spaarndammerstraat en voor lijn 7 Rapenburgerplein en Kinkerstraat.
De bijwagens van de serie 501-562 zijn voormalige paardentrams. Hun dagen zijn vrijwel geteld als gevolg van de komst van de nieuwe bijwagens 841-880 die in 1921 zullen gaan instromen. Enkele voormalige paardentrams weten hun leven te rekken door dienst te gaan doen in Alkmaar en Enschede. In 1929 eindigt de Alkmaarse tram zijn bestaan en in 1933 is het ook gedaan met de ‘Twentsche Electrische Tram’.
 
Materieelverdeling medio 1930

Sinds 3 april 1930 omvat het trambedrijf 25 tramlijnen. Op die lijnen zijn liefst 346 diensten ingedeeld, inclusief extra diensten. Hierbij is te bedenken dat directe verbindingen vereist zijn wegens het ontbreken van overstaprecht en dat de kleine motorwagens genummerd 1-229 een beperkte plaatsruimte bieden. Steen des aanstoots in die tijd is de exploitatie met eenmanwagens op de lijnen 12, 15, 17, 18, 19, 20 en 21. In 1931/1932 zullen de lijnen 12, 15, 19, 20 en 21 verdwijnen. Lijn 19 keert al snel terug als nieuw nummer van lijn 13S (vierde lijn 19) om per 1.1.1932 te worden opgevolgd door de vijfde lijn 19 op het oostelijk deel van lijn 13. Lijn 17 krijgt in de jaren dertig de conducteur terug. Wonderlijk genoeg behoudt lijn 18 de eenmanwagen tot zijn vervanging door (eenman)autobuslijn L in 1951.

Mw i.d. n.i.d. Aanwezig lijnen
1-6, 8-10, 11-12 8 3 11 19
15-229 99 27 126 1,2,5,7,8,9,11
15-229 EMW 76 13 89 12,15,17,18,19,20,21
230-235 4 2 6 9
236-300 53 12 65 3,4,6,9,10,13,25
301-320 14 6 20 7,23
321-355 26 9 35 6,13S,24
356-390 20 15 35 10,23,25
391-395 3 2 5 22
396-445 43 7 50 14,16,25
totalen 346 96 442
  
Bw i.d. n.i.d. Aanwezig lijnen
619-700 77 5 82 1,5,7,8,10,11,17,21,23
701-880 162 18 180 1,3,4,6,9,10,11,13,
13S,14,15,23,24
881-900 18 2 20 1,2
901-930 28 2 30 16,25
931-950 * 2 0 2 25
totalen 287 27 314

Bijwagenloze lijnen zijn de lijnen 12, 18, 19, 20 en 22. De lijnen 15 en 17 kennen een gemengde exploitatie met om en om een eenmanmotorwagen met en een zonder bijwagen.
Op de lijnen 4, 5 en 13 rijdt een extra wisselbijwagen als gevolg van kopeindpunten in/op resp. Trompenburgstraat, Weesperzijde en Czaar Peterstraat. Lijn 7 heeft twee wisselbijwagens voor elk van de kopeindpunten Hoofdweg en Plantage Kerklaan.
* In het najaar van 1930 is de serie bijwagens 931-950 in aflevering. De wagens zijn bestemd voor lijn 25. De op die lijn dienst doende wagens van de serie 901-930 schuiven door naar lijn 4.


05-02-1964 - GVB 433, lijn 2, Nieuwezijds Voorburgwal

Materieelverdeling medio 1934

Het jaar 1934 is het jaar van de rijtijdbeperking ofwel het sneller rijden. Aan de vertragende eenmanwagenexploitatie is vrijwel een einde gemaakt; zij komt nog slechts voor op de lijnen 18 en 22. Er zijn plannen om 37 ‘gelede trams’ te bouwen met gebruikmaking van 74 van de oudste motorwagens teneinde personeel te besparen; het blijft tenslotte bij twee exemplaren genummerd 161/162 en 177/178. Dertig jaar later zal deze geschiedenis zich herhalen als 17 nieuwe trams niet verschijnen op een gedachte nieuwe lijn maar worden gebruikt om tramstellen met twee conducteurs te vervangen door gelede wagens met één conducteur.
Intussen zijn de oudste motorwagens, de 1-14, uit de dienst verdwenen. Spoedig zullen zij worden gesloopt, op een viertal na (de 6-9) dat nog tot 1958 dienstbaar is als pekelwagen.

Mw i.d. n.i.d. aanwezig lijnen
15-229 EMW 4 63 67 22
15-229 overige 93 51 144 1,4,5,6,11,17,19,23
161/162, 177/178 1 1 2 10
230-235 4 2 6 19
236-300, 321-390 97 38 135 3,7,8,9,10,13,14,24,25
301-320 14 6 20 2
391-395 3 2 5 18
396-445 38 12 50 3, 16, 25
totalen 254 175 429
  
Bw i.d. n.i.d. aanwezig lijnen
619-700 66 16 82 1,4,5,11,23
701-880 110 70 180 3,6,7,8,9,10,13,14,
22,24,25
881-900 14 6 20 2
901-930 25 5 30 3, 16
931-950 13 7 20 25
totalen 228 104 332

Er zijn nu 21 tramlijnen. Op de lijnen 17, 18 en 19 komen geen bijwagens voor.

Materieelverdeling van 9.10.1944

Geen.
De zondagsdienst is reeds per 12.12.1943 gestaakt. Op 18.6.1945 gaat de tram beperkt weer rijden.

Materieelverdeling winter 1946/1947

Na het staken van de tramdienst op 9 oktober 1944 vorderen de bezetters 20 % van het wagenpark om tekorten aan materieel in gebombardeerde Duitse steden aan te vullen. In januari 1947 is het zover dat alle gevorderde rijtuigen – op twee na – terug zijn in Amsterdam. Er zijn veel zwaar beschadigde wagens bij die direct worden doorgezonden naar de sloper. De rest wordt hersteld, een zaak van lange adem. Pas in december 1948 komt de 401 als laatste herstelde wagen in dienst.
De volgende tabel toont de dienstverdeling op 23 januari 1947, de dag waarop lijn 17 weer in dienst wordt gesteld.

Mw i.d. n.i.d. aanwezig lijnen
1-12 0 12 12
15-229 var. var. 100 1,5
15-229 EMW 0 15 15
161/162 0 1 1
177/178 0 1 1
236-300 var. var. 64 5,9,12,13,26
301-320 3 14 17 1
321-355 var. var. 35 10,12
356-390 20 15 35 7,17
391-395 EMW  0 5 5
396-475 var. var. 80 3, 16, 24, 25
476-490 var. var. 14 3
totalen 175 204 379
   
Bw. i.d. n.i.d. aanwezig lijnen
619-700 v. var. var. 25 1,12
619-700 o. 13 8 21 5
716-880 var. var. 140 3,7,9,10,12,13,16,17,24,25
881-900 3 17 20 1
931-950 var. var. 19 25
totalen 168 57 225


Bijwagen 717 - Havenstraat
foto uit de verzameling van Wim van Ingen

Opmerkingen

  1. Aangezien de verdeling van de wagens van de series 15-229, 236-300, 321-355, 396-475, 476-490, 619-700 v. en 716-880 per hen toegewezen lijnen niet exact is vast te stellen, is de aanduiding ‘var’ (variabel) gebruikt. Van de 379 aanwezige motorwagens zijn 65 stuks niet bruikbaar wegens oorlogsschade of anderszins. Van de 225 aanwezige bijwagens zijn 13 stuks in afwachting van herstel.

  2. De voormalige Utrechtse wagens 1-12 staan als reservewagens aan de kant.

  3. De 20 EenmanWagens staan buiten dienst wegens het ontbreken van tramlijnen met eenmanbediening. Hetzelfde geldt voor de tweelingwagens 161/162 en 177/178. De tweelingen hebben in 1945 en 1946 nog wel op lijn 9 dienst gedaan. Pas op 28 april 1947 is er voor deze 22 trams weer emplooi op lijn 18. Daarmee zit dit korte lijntje ruim in het materieel. Het zou hun laatste optreden worden; op 1 januari 1951 is lijn 18 verbust waarmee de eenmanwagenexploitatie tot het verleden behoort.

  4. Op 23 januari 1947 staat Nederland aan de vooravond van een zeer strenge winter. Veel sneeuw en de daarop volgende dooi veroorzaken uitval van tramwagens en inzet van trammaterieel op lijnen waar de wagens normaliter nooit te zien waren. ‘De winter van 1947’ staat daarmee te boek als een zeer interessante periode voor liefhebbers van de Amsterdamse tram!

  5. Bij de bijwagen serie 619-700 is onderscheid gemaakt tussen het type ‘v’ (verlengde wagens) en het type ‘o’ (onverlengde wagens).

  6. Op Paasmaandag levert het bedrijf een topprestatie door 192 tramstellen in dienst te stellen. Op die dag rijden ook de lijnen 2, 6 en 23 wegens het houden van een voetbalwedstrijd in het stadion. Op die dag maakte een Union (de 114) op lijn 23 de enige naoorlogse rit met een grootbordesbijwagen (de 810) .    


01-02-1959 - GVB 371+864, lijn 7, Mercatorplein

Materieelverdeling winter 1954

Mw i.d. n.i.d. aanwezig lijnen
1-11 7 4 11 5
12 1 0 1 4
236-300 15 49 64 3,7,13,17
321-355 21 14 35 5,7,10,11,12
356-390 17 18 35 1,2,7
391-395 0 5 5 -
396-475 52 28 80 3,4,7,9,10,16,17,24
476-490 8 6 14 2
491-550 42 18 60 4,9,24,25
totalen 163 142 305
 
Bw i.d. n.i.d. aanwezig lijnen
619-648 11 9 20 1
716-880 68 57 125 3,7,9,10,12,13,16,24
881-900 10 10 20 2
931-950 8 11 19 5
951-1000 31 19 50 9,24,25
totalen 128 106 234

Uit deze staat valt af te leiden dat bijna de helft van het materieel niet in dienst is. Opvallend zijn de grote aantallen wagens van de series 236-300 en 716-880 die niet worden benut. Een zeker deel van deze series bevindt zich in opslag in de remise Roetersstraat. Daar staat ook de buiten dienst gestelde serie motorwagens 391-395. In de zomer van 1954 worden 19 motorwagens gesloopt (14 stuks 236-300 en 5 stuks 391-395). In 1955 worden nogmaals 25 stuks wagens van de serie 236-300 gesloopt, zijnde de wagens die geen nokkenschakelkasten meer waardig zijn bevonden.
Het is de tijd van flinke achterstanden in het onderhoud van het wagenpark. Een geruchtmakend ongeluk met dodelijke afloop met een tram van lijn 2 op 12 oktober 1953 leidt tenslotte tot een extern rapport over de onderhoudstoestand van het materieel en het ontslag van de tramdirecteur.


voorjaar 1965 - GVB 461 met bijwagen, lijn 9, Stationsplein

Materieelverdeling winterdienst 1957/1958

Mw i.d. n.i.d. aanwezig lijnen
1236-1298 14 11 25 13
301-311 9 2 11 5
356-390 12 17 29 7
396-475 60 20 80 3,4,10,13,16
491-550 45 15 60 2, 9, 24, 25
551-575 22 3 25 1,2
totalen 162 68 230
 
Bw
 
i.d.
 
n.i.d.
 
aanwezig
 
lijnen
717-825 69 16 85 3,4,5,10,13,16
827-880 26 13 39 7,13
951-1000 38 12 50 9,24,25
totalen 133 41 174

Het aantal in te zetten motorwagens is vrijwel gelijk aan dat in de staat van 1954. Echter, er zijn in 1957/1958 nog maar 12 tramlijnen tegen 15 in 1954. Intussen is er, wat de motorwagens betreft, nog een ruime reserve van bijna 30 %. Het park motorwagens is geslonken met 75 stuks, dat van de bijwagens met 60 stuks.
De materieelverdeling laat een eerste resultaat zien van de vernieuwing van het wagenpark. Als gevolg van de komst van de eerste 25 gelede trams zijn de kortgekoppelde stellen van de lijnen 1 en 2 verdwenen. Het materieel daarvan is gesloopt, uitgezonderd de motorwagens van de serie 356-390 die op hun beurt de motorwagens van de serie 321-355 aan de kant hebben gezet. Wat ook verdwenen is: de grote middeninstapbijwagens 931-950 hebben op 15 april 1957 moeten plaats maken voor groot-bordesbijwagens. Feitelijk zijn er nog maar twee typen bijwagens: grootbordessers en drieassers.
Tot de vernieuwing van het wagenpark behoort ook het aanbrengen van railremmen aan de motorwagens 301-311 en 396-475. Daartoe zijn 85 groot-bordesbijwagens ook van railremmen voorzien. De resterende 39 bijwagens serie 827-880 van dat type doen nog dienst achter de railremloze motorwagens van de series 356-390 en 1236-1298.


01-02-1959 - GVB 365+???, lijn 7, Weteringschans

Materieelverdeling winterdienst 1963/1964

In de geschiedenis van het trambedrijf heeft in principe het systeem van ‘een type materieel per lijn’ de materieelverdeling beheerst. Een fundamenteel andere materieelverdeling ontstaat in de winterdienst 1963/1964 door de beslissing het tweeassige materieel nog slechts in te zetten tijdens de spitsuren. Drieassers doen dienst op z.g. dagdiensten. Deze indeling is ingegeven als gevolg van het beschikbaar zijn van 88 gelede trams. De gelede trams verrichten de basisdienst per lijn. Aanvulling op de basisdienst geschiedt met drieassers en – alleen in de spitsuren – met tweeassers.
Tweeassers zonder railremmen zijn al in 1960 uit de dienst verdwenen en hetzelfde geldt voor de gemoderniseerde blauwe wagens. Ook de ‘Utrechtenaren’ 301-311 hebben in 1961 voor het laatst gereden.

Mw i.d. n.i.d. aanwezig lijnen
396-475 62 12 74 alle lijnen, uitgezonderd 17
491-550 51 9 60 1,2,3,4,7,9,10,13,16,24,25
552-587 31 5 36 1,2,7,10
601-652 43 9 52 3,4,9,13,17,24,25
totalen 187 35 222

Opmerkingen: op lijn 16 rijden in de avonduren vijf gelede trams die zijn ingerukt van lijn 17. De lijnen 5 en 27 rijden alleen tijdens de spitsuren en worden dus slechts bediend met tweeassers.

Bw i.d. n.i.d. aanwezig lijnen
717-825 57 17 74 3,4,5,7,9,10,13,16,24,25,27
951-1000 44 6 50 3,4,7,9,10,13,16,24,25
totalen 101 23 124


drie-assers in de remise

Materieelverdeling winterdienst 1966/1967

Het tijdperk van de klassieke tram loopt ten einde. Op 6 december 1966 rijden nog 36 Blauwe wagens in de spitsuren (waarvan zes zonder bijwagen op de lijnen 1 en 2). Er is toch nog een novum: voor het eerst rijdt een stel op de in 1962 heringestelde lijn 17. Maar er stromen dertig nieuwe gelede trams in die maken dat op 2 juni 1967 nog slechts 13 Blauwe wagens – waarvan vier zonder bijwagen op lijn 2 – nodig zijn.
De zomerdienst van 1967 is de eerste dienstregeling waarin geen enkele klassieke tram meer nodig is.
De winterdienst 1967/1968 geeft een laatste optreden van de veteranen. In deze laatste fase maken de motorwagens die zijn genummerd 460 en lager nog een vernummering mee die leidt tot het plaatsen van een ‘1’ voor het wagennummer. Op 29 maart 1968 rijden de z.g. ‘wensextra’s’ – dit zijn spitsuurdiensten die rijden indien er personeel beschikbaar is - voor het laatst. Op 2 april 1968 luidt de 1459 op lijn 2 het tijdperk van de tweeassige tram uit.


voorjaar 1965 - GVB 573, lijn 1, Spui

Epiloog

Wat is er overgebleven van de oude Amsterdamse tram? Nog een redelijke hoeveelheid klassiek trammaterieel. In de eerste plaats de Unions-motorwagens 72 en 144. De eerste bevindt zich, vermomd als Haagse motorwagen 2, in Den Haag. De tweede staat in Amsterdam bij de museumtramlijn. Een historisch ook belangwekkend exemplaar is de 307 uit de ‘stoeltjeswagenserie’ 301-320. Ook deze wagen staat in Den Haag in gerestaureerde staat. Verder bevindt zich in Rotterdam de paardentram 64 die uit Amsterdam stamt en is in Amsterdam een replica aanwezig van open bijwagen 600, van oorsprong ook een paardentram.
Hoe jonger de trams, hoe meer museumwagens. Van de tweede tramgeneratie uit de jaren tien – motorwagens 236-300, 321-390 en bijwagens 701-880 - zijn in Amsterdam vele exemplaren aanwezig, in diverse stadia van restauratie. Verder bezit de Tramweg Stichting de bijwagen 663 die in herstel is. Niet meer aanwezig zijn een exemplaar van de korte middenbalkonwagens 881-900 en een exemplaar van de motorwagenserie 391-395.
De derde tramgeneratie – Blauwe wagens en grote middenbalkonbijwagens – is bij de Amsterdamse museumlijn te zien.
Ook de vierde (drieassers) en vijfde generatie (gelede wagens) zijn in het museumbestand aanwezig.

Cor Fijma

foto: Jos Wiersema
de 465 van de Elektrische Museumtramlijn Amsterdam

[terug naar index TRAMS ALLERLEI]

laat een berichtje achter

omhoog

 

eXTReMe Tracker