MEDIATIJDLIJN AMSTERDAMSE TRAM 1903
door Cees Pot
e-mail:
ceespot@amsterdamsetrams.nl
1903
(Voor dit jaar heb ik op de
site van de Koninklijke Bibliotheek in de voor onderzoek ter
beschikking staande kranten geen berichten kunnen vinden voor de
periode tussen 1 mei en 1 september)
1903
1-1-1903
Nog altijd is er vals geld in omloop. Een tramconducteur was
gisteren weer de dupe. Hij vond bij het natellen van zijn geld een
valse gulden in zijn beurs. Het nagemaakte geldstuk, dat de
beeltenis droeg van Koning Willem II, werd door hem gedeponeerd bij
de politie op het J. D. Meijerplein.
5-1-1903
De Gemeentetram vervoerde in 1902 25,855,384 passagiers, tegen
25,576,796 in 1901.
Het bouwen van de remise voor de gemeente-tramdienst is gegund aan
de minsten inschrijver, de Heer W. Ditslager, alhier.
6-1-1903
De tramkoetsiers en conducteurs van de lijn Sarphatistraat—Dam—Centraal
Station en Centraal Station—Dam—Weesperpoort ontvingen dezer dagen
van de Heer d. B. door bemiddeling van de onderinspecteur van die
lijnen ƒ 10.—.
8-1-1903
Ingezonden.
Russische Toestanden bij de Tramdienst
Hooggeachte Redactie.
't Zij mij vergund u opmerkzaam te maken op de gebreken in de
tramdienst op de lijn „Dam— Linnaeusstraat", ter plaatse van de „Blauwbrng",
welke een gevolg zijn van de werkzaamheden ter versterking van de
brugconstructie. Komt men 's avonds uit de stad, zonder in de
noodzakelijkheid te zijn geweest tot naar de Dam te gaan, dan loopt
men kans in weer en wind een half uur en misschien langer, midden op
de „Blauwbrug" te moeten wachten, zonder enige beschutting. Dit feit
overkomt ieder, die veel van deze lijn gebruik maakt en niet tot de
gelukkigen behoort, die op de Dam in kunnen stappen. Heeft men,
zoals het ondergetekende overkwam, vier pasjes in de zak, en is men
gegaan tot de „Blauwbrng", dan heeft men dezelfde kans en staat men
met vrouw en kleine kinderen aan weer en wind blootgesteld op een
open vlakte. Wil men dan in een ledig staande tram stappen, dan
wordt men door iemand zonder uniform, waarvoor men dus de eerste den
beste zou kunnen in de plaats stellen, fatsoenlijk uit de tram gezet
en heeft men op niemand enig verhaal, ook al moet men 5 of 6 trams
afwachten. Hierdoor heeft het „Dampubliek", dat grotere afstanden
aflegt, veel meer rechten dan het „Blauwbrug-publiek", dat in
verhouding het dubbele betaalt. Is nu de tramdienst „Dam—Linnaeusstraat"
alleen voor passagiers van de „Dam", of omgekeerd, of ook voor hen,
van de „Blauwbrug"? Men zou het eerste moeten denken, terwijl dit in
geen geval de bedoeling kan noch mag zijn. In ieder geval meen ik te
mogen verwachten, dat het personeel, dat tot de tramdienst behoort,
van een uniform wordt voorzien, desnoods een geleend kostuum,
waardoor het aanspraak krijgt op rechten en plichten tegenover het
publiek. Daarvoor alleen kan men iets gevoelen, desnoods eerbied
hebben, niet voor de eerste de beste, noch voor een door en door
sleohte regeling. Waar een buiten het corps ambtenaren staand burger
er niet over kan oordelen of de werkzaamheden aan genoemde brug lang
of kort zullen duren, waag ik nog de vraag, of het niet mogelijk is.
evenals elders het geval is geweest, tijdelijk hulpsporen aan te
brengen. Plaatst men een wachthuisje en een groot bord met
reglementering van de dienst ter plaatse waar deze abnormaal is, dan
weet het publiek spoedig, waaraan het zich heeft te houden. De nu
bestaande regeling geeft aanleiding tot „ergerlijke" tooneelen,
zoals ik van de „ambtenaren” hoorde, „zelfs tot vechtens toe ", en
raken daardoor ook de ambtenaren zodanig van streek, dat niet op de
hoogte zijnde dames door het personeel van de tram in de modder
worden gedrongen, omdat zij aan de „zogenaamde" verkeerde zijde
instappen, terwijl nergens aan is te zien wat de „goede" zijde is.
Bovendien bemerkt men dat men „tussen de sporen" moet instappen,
terwijl het overal elders verboden is „tussen de sporen” in- of uit
te stappen.
Aan wie al deze fouten te wijten zijn, is mij onbekend, doch wel is
mij bekend, dat de grootste onaangenaamheden, ongelukken en
processen-verbaal daarvan het gevolg kunnen zijn.
Met de meeste hoogachting,
uw dw. dh. J. P.
14-1-1903
IJS.
Het ijs op de banen van de „Amsterdamsche IJsclub" is thans 3 cm
dik, op sommige plaatsen zijn echter nog wakken. Als 't blijft
vriezen, zullen hoogstwaarschijnlijk de banen overmorgen opengesteld
worden. De beurt om de ijswereld te verbazen is ditmaal aan de
ijsbaan ..Linnaeuspark-kwartier", want als 't blijft vriezen, opent
zij morgen reeds. Het ijs is vrij goed, zonder wakken, hier en daar
nog wat hobbelig, wat echter afgeschaafd wordt. De ronde, gele
schijven op de trams zullen de opening aankondigen.
15-1-1903
IJS.
Op de banen van de ijsclub in het Linnaeuspark werd vandaag al druk
van het heerlijk wintervermaak genoten. De vorst van de afgelopen
nacht heeft het ijs van de Amsterdamsche IJsclub dubbel zo dik
gemaakt, 't Is thans 6 cM. Als 't nu zo blijft met het weer,
behoeven de leden van de banen achter het Rijks-Museum geen vrees te
hebben voor morge., 't Is dan vrij zeker, dat behalve de gele ook
rode vlaggetjes op de trams zullen staan.
Transportarbeidersstaking
Door de arbeiders wordt geëist: Erkenning van het verenigingsrecht,
herstel van de vroegere arbeidstijd, hoger loon en afschaffing van
het straf- en boetestelsel.
Om al deze punten, al is 't ook franje — zeide de Heer Van Haren
Noman (directeur van Blaauwhoedenveem) ons — gaat het thans
eigenlijk niet. Het is alleen te doen om de macht en het beheer,
waarvoor de arbeiders al gedurende drie jaren werken. Thans schijnen
zij zich sterk genoeg te voelen om weer de strijd te beginnen. Op
onze vraag of de directie ingaat op de gestelde eischen, kon de Heer
Van Haren Noman geen »ja«, doch ook geen »neen« zeggen. Enige
honderden bootwerkers maakten hedenmiddag een wandeling door de
stad. Op de Prins Hendrikkade bleef de menigte af en toe voor enkele
cargadoorskantoren staan. Daar werd dan gefloten, geschreeuwd en
gescholden. Dit was weer het geval dicht bij de Geldersehekade. Over
de brug kwam een tram, waarin een cargadoor zat, die zich naar de
Beurs wilde begeven. Het was dezelfde heer, die onlangs op de Prins
Hendrikkade bij de Foeliestraat werd lastig gevallen. Toen de
stakers hem in het oog kregen, werd onder luid gejoel en geschreeuw
de tram achtervolgd. Een der bestuursleden van de organisatie sprong
er op en nam plaats naast de hevig geschrokken cargadoor. Men zag,
dat van weerszijden zeer luide woorden van protest geuit werden.
Middelerwijl hadden de stakers de tram tot staan weten te brengen
door zich van de rem meester te maken, 't Werd een benauwd en
angstig ogenblikje voor de passagiers. De conducteur en koetsier
stonden machteloos tegenover de woeste bende. Door het flinke
optreden van een viertal rechercheurs, kon de tram weer doorrijden
en werden enige belhamels er uit geworpen. Dit ging zo gemakkelijk
niet, want telkens zag men, dat een rechercheur, die in den ingang
stond met een revolver in de hand, herhaaldelijk gestompt en getrapt
werd. Even vóór het Centraal-Station wisten de stakers weer de tram
tot staan te brengen. Indien toen niet spoedig politie was komen
aansnellen, zouden denkelijk ernstiger dingen gebeurd zijn. Een
vijftal politieagenten, die op de wagen gesprongen, waren, wisten nu
met de sabel de bootwerkers op een afstand te houden, die dan ook
spoedig afdropen.
De wandeling werd vervolgd langs de De Ruyterkade, waar lange tijd
vertoefd werd voor de kantoren van de Kon. West-Indische Maildienst.
Langzamerhand verspreidden de lieden zich. In de omtrek van de Dam,
en vooral bij de Beurs, werd vanmiddag door de politie scherp
toezicht gehouden. De posten waren daar verdubbeld. Bij het aflopen
van de Beurs was 't zeer druk. Een groot aantal politieagenten onder
bevel van een inspecteur was daar aanwezig, benevens enige bereden
agenten, om dadelijk bij mogelijk voorkomende ongeregeldheden te
kunnen optreden. Een directeur van een veem keerde per rijtuig en
vergezeld van enige rechercheurs naar zijn bureau terug. Het rijtuig
werd nu door een tweetal ruiters geëscorteerd.
16-1-1903
Gemeenteraad
Vóór de behandeling van de agenda bracht de Heer Zeehandelaar enige
klachten over het tramverkeer ter .sprake, n.l. het z.i. nodeloos
bemoeilijkte tramverkeer over de Blauwbrug, toen deze brug, met het
oog op elektrische trekkracht, versterkt werd, de langzame voortgang
van de tramverlegging in de Muiderstraat — die inderdaad héél
langzaam gaat — en de onbillijke tarieftoepassing op de lijn
Centraal-station—Dam —Sarphatistraat, waar men, in dezelfden wagen
blijvende zitten, dubbel betalen moet. De Voorzitter verdedigde die
laatste maatregel, als zijnde het gevolg van een raadsbesluit en
trachtte het overige van de klachten goed te praten met een beroep
op de eisen van het overige verkeer, die aan de belangen van het
tramverkeer niet mochten worden opgeofferd en op de kosten, welke
een meer afdoende oplossing van de bezwaren zou hebben medegebracht.
19-1-1903
INGEZONDEN.
Mijnheer de Redacteur!
Nu het elektrische tramnet te Amsterdam zich voortdurend uitbreidt,
wens ik de aandacht der bevoegde autoriteiten te vestigen op de
schep, welke te Berlijn van voren aan de elektrische tramwagens is
bevestigd, ter voorkoming van ongelukken. Het bevreemdt mij zeer,
dat dit nuttig toestel alhier nog niet in gebruik is gesteld, daar
het leven vooral van menig kind en dier daardoor in de toekomst
gespaard zou worden. U dankzeggende voor de plaatsing dezer regeleü
in uw geacht dagblad,
Hoogachtend,
Een dame, die kinderen en dieren liefheeft.
26-1-1903
Controle-Biljetten Tram.
Ingezonden.
Amsterdam, 22 Januari 1903. Mijnheer de Redacteur!
Vragensmoede en ten einde raad wend ik mij tot U, mijnheer de
Redacteur, die voor uw lezers reeds zo menige duistere zaak tot
klaarheid heeft gebracht.
De zaak is deze. Dagelijks beijveren zich mijn collega's, vrienden,
kennissen en ook ondergetekende, om gebruikte kaartjes van de
gemeentetram te verzamelen, n.l. de kaartjes voorzien van 't
stadswapen, die de conducteurs ons geven in ruil voor de andere en
waarop staat, dat zij bewaard moeten worden en op verlangen
vertoond. Onze verzamelingen gaan voortdurend naar een groter
verzamelaar, die ze weer met andere verenigt en zo doet de samenloop
van vele kanaaltjes een brede stroom van kaartjes voortdurend
vloeien. Waarheen? Dat is nu juist de vraag. Men heeft ons tot die
verzameling doen besluiten ten behoeve van een dame, aan wie door
een weldadig persoon een piano is toegezegd, mits zij een ik weet
niet hoe groot aantal van die kaartjes levert. Al verzamelende is
dikwijls bij ons de vraag gerezen, wie toch die dame kan zijn en wie
die zonderlinge toezegging deed, doch niemand die ons daarop kon
antwoorden. En als ik mij nu tot U wend, mijnheer de redacteur, dan.
wil ik mijn vraag bescheiden inkleden en niet vragen: wie is die
dame, wie is die persoon, want dat is misschien een geheim, maar
alleen dit: is 't U bekend, of werkelijk door iemand een toezegging
als boven bedoeld is gedaan en of de kaartjesstroom dus op een goed
doel afgaat, — of wel, dat die dame enkel in onze fantasie bestaat,
en de kaartjesstroom eenvoudig een cirkelgang- maakt. Mijn
kindertjes, denkende aan die juffrouw, die toch zo graag een piano
wou hebben, zoeken de kaartjes niet zelden van de straat op en
stoppen mijn zakken vol. Zo mogelijk, mijnheer de redacteur, zeg
mij, is dat alles misschien voor niemendal? Red ons uit die
pijnlijke onzekerheid.
U bij voorbaat dankende:
Uw abonnee,
W. Denijs. Corn. Anthoniszstraat 19.
(Wij weten alleen, dat er verzameld wordt. Misschien weet iemand uit
het grote publiek er meer van. Red.)
27-1-1903
Brand in de Planciusstraat
Terwijl de brandweer nog bezig was met in het steeds smeulende
inwendige van de brandende gebouwen in de Planciusstraat water te
geven, vielen te 2 uur van drie der pakhuizen de topgevels naar
beneden. Dit geschiedde zoo onverwacht, dat de brandweerlieden, die
er onder, stonden, nauwelijks de tijd hadden zich uit de voeten te
maken en het gruis en de stenen op en naast hen neerploften,
gelukkig zonder dat iemand gedeerd werd. Over de gehele lengte van
de pakhuizen zijn deze over de twee bovenste verdiepingen geheel
uitgebrand; natuurlijk heeft alles wat daar beneden ligt in niet
geringe mate van het vuur en het water geleden. De elektrische tram
moest, gelijk van zelf spreekt, de dienst gedeeltelijk staken. De
wagens reden tot aan de Brouwersgracht. Er was een enorme
menschenmassa op de been, die door dc bereden en onbereden politie
onder leiding van den commissaris Fündter de Beauchene op de
vereischten afstand gehouden werd. De brandweer heeft gisteren een
zware taak gehad, maar heeft zich, gelijk men van haar gewoon is,
loffelijk daarvan gekweten.
29-1-1903
Gemeenteraad, middagzitting van woensdag 28 januari.
Bij de ingekomen stukken was een
Verzoek van J. S. Meuwsen c.s., bewoners van de Leidschestraat
alhier, dat met de werkzaamheden voor de verlegging der tramrails in
die straat zo mogelijk mag worden aangevangen in de maand Juli, in
plaats van in de maand Maart a.s.
Gesteld in handen van B. en W. ter afdoening, nadat de Wethouder
Heemskerk heeft verklaard, dat B. en W. ernstig overwegen of aan het
verzoek zal kunnen worden voldaan en de Heer Nolting zijn spijt
daarover heeft betuigd, omdat vele grotere winkeliers ‘s zomers een
villa hebben buiten de stad, waar zij alsdan heengaan en de kleinere
de dupe worden van deze verkeersbelemmering; ook voor het verkeer
naar het Vondelpark zullen de werkzaamheden belemmerend zijn, zoodat
spr. liever had gezien dat zij in het voorjaar plaats hadden.
…………………….
Verzoek van J. B. M. Wijs en H. F. van de Parre, bewoners van de
Leidschestraat, om de werkzaamheden, bedoeld in het sub 1° vermelde
adres van J. S. Meuwsen c.s., juist in Maart en niet in de
zomermaanden te doen plaats hebben.
In handen van B. en W. ter afdoening.
Verzoek van het Bestuur der “Vereeniging Rokin” c.s., om de
steundraden voor de electrische tram langs het Rokin niet aan de
huizen te doen bevestigen, doch, als er geen onoverkomelijke
bezwaren. tegen bestaan, het systeem te volgen, dat op het Damrak is
toegepast.
In handen van B. en W. ter afdoening.
3-2-1903
Ingezonden
Amsterdam, 29 Jan. 1903.
Mijnheer de Redacteur!
Geruime tijd heeft het mijn aandacht getrokken, hoe treurig de
voermansstand in Amsterdam zich van zijn verplichtingen kwijt. Het
is mijn doel niet hiervan de schuld op de politie te werpen,
integendeel; doch wel te wijzen op de kleine straffen, waarmede
voerlieden bij overtreding gestraft worden. Wat geeft b. v. eene
boete van 50 cents, daar, waar mensenlevens ïn gevaar worden
gebracht? De straf is niet in verhouding tot het gepleegde feit,
gevangenisstraf zou hier beter van pas zijn. Aanleiding tot dit
schrijven gaf mij het volgend geval. Zondagavond 25 Januari reed een
koetsier, komende uit de richting Leidscheplein, tegen een in volle
gang zijnde tram aan, met het gevolg dat hij van de bok werd
geslingerd en het rijtuig nog al erg beschadigd werd. Enige
voorbijgangers, die de koetsier te hulp snelden, constateerden dat
hij beschonken was; de familie, door de koetsier uit de schouwburg
gehaald, kwam met de schrik vrij en ging te voet naar huis.
Nu is mijn vraag, moest de politie niet het recht hebben gehad die
koetsier aan de schouwburg te arresteren om ongelukken te voorkomen?
Nu liep alles nog goed af en bekwam men sleohts materiële schade.
Doch stel u voor dat zo’n ongeluk plaats vond op een brug of gracht,
zeer zeker zouden er mensenlevens zijn te betreuren geweest. Wanneer
men het gedrag der koetsiers gadeslaat des avonds bij het uitgaan
der schouwburgen, Carré, enz. zal men zich meermalen kunnen ergeren.
En de politie staat hiertegenover vrijwel machteloos, de voerlieden
schelden, ja gebruiken de politieagent voor voetveeg, wel wetende,
dat zij weinig of geen straf bekomen.
Alleen maatregelen van ingrijpende aard zouden hierin verandering
kunnen te weeg brengen. Stalhouders, voerlieden, enz. moet men aan
een strenge controle onderwerpen, wat voor volk in dienst genomen
wordt, hoe het gedrag in de stal is enz. in het bijz. dronkenschap
moet men streng straffen. Op het punt van bekwaamheid vooral wordt
de politie misleid. lemand b.v. die nimmer voerman geweest is maar
loopknecht of iets van die aard, moet soldaat worden en wordt b. v.
huzaar. Zo iemand komt uit dienst en wil voerman worden. Hij vraagt
óf persoonlijk, óf door een goede kennis, de handtekening van een
patroon tot het verkrijgen van een rijbewijs, dat de politie hierop
afgeeft en de voerman is gemaakt. Waarom bestaat er geen commissie,
samengesteld uit deskundigen, die een soort examen afneemt aleer een
rijbewijs wordt verschaft; men spiegele zich hiervoor aan het
buitenland. In dat geval zouden mensen, als hierboven bedoeld, geen
voerman worden, en op sommige stalhouderijen geen menschen als
koetsier fungeeren, die niet in staat zijn een paard op te tuigen
laat staan een rijtuig te besturen door onze drukke straten. Mocht
dit ingezonden stuk hiertoe hetvzijne bijdragen, dan is het doel
bereikt door uw abonnee X.
4-2-1903
Op de verschillende lijnen van de gemeentetram zijn gedurende de
maand Januari jl. 2,073,704 passagiers vervoerd, tegen 2.049.869 in
Januari 1902.
5-2-1903
Een nieuwe werkstaking in zicht.
De gezamenlijke werklieden in dienst onzer Gemeente hebben
gisteravond en vannacht vergaderingen gehouden, waarin hoogst
ernstige besluiten zijn genomen. Onder de werklieden bij alle takken
van gemeentedienst heerste al geruimen tijd ontevredenheid; naar 't
schijnt voornamelijk onder de arbeiders bij de Gasfabrieken en bij
de Reinigingsdienst, maar in meer of mindere mate ook bij het
trampersoneel, bij de brandweer en de overige afdelingen. Al die
diensttakken hebben hun eigen organisatie en deze alle zijn
aangesloten bij het grote lichaam: de Centrale Bond van
Gemeentewerklieden, Door die Bond waren gisteravond twee
vergaderingen uitgeschreven. De ene werd met toestemming van B. en
W. gehouden op de Grote Koopmansbeurs; de andere, bestemd voor de
werklieden wier dienst eerst laat eindigde en die dus de bijeenkomst
in het Beursgebouw niet konden bijwonen, ving te 1 uur hedennacht
aan en werd gehouden in het lokaal «Frascati». Beide bijeenkomsten
waren zeer drukbezocht. Naar schatting waren op de Beurs ongeveer
2500 en in «Frascati» ongeveer 1000 arbeiders bijeen. Deze laatsten
bestonden in hoofdzaak uit conducteurs en koetsiers van de tram,
werklieden bij de Stadsreiniging en het Liernurstelsel en
dergelijke. In het geheel omvat de »Centrale Bond» de volgende
organisaties: Stadsreiniging, het Waterkantoor, de zg.
Gecombineerden (magazijndienst, opperlieden enz.), Publieke Werken,
Bestrating, Gaswerkers, Telefoondienst, Stadsdrukkerij, Tramdienst,
Beplantingen, Brandweer, Hydraulische inrichting, Abattoir,
Petroleumhaven, Handels-entrepôt en de Waterleidingen.
(………….) Daarna werd bij acclamatie de volgende motie aangenomen:
“De Centrale Bond van Gemeentewerklieden te Amsterdam, op 3 Febr.
1903 in buitengewone vergadering bijeen op de Koopmansbeurs te
Amsterdam, brengt hulde aan het kalme en vastberaden optreden van de
spoorwegarbeiders in zake het eenparig weigeren goederen te
vervoeren, te laden en te lossen voor de veemen, welke door de
bootwerkers-organisaties geboycot waren, en spreekt de hoop uit, dat
bij elken eventueelen strijd tusschen werkgevers en werknemers,
waarbij het recht aan de zijde der werknemers is, een onderlinge
solidariteit zich eveneens heerlijk zal openbaren als ons nu te
aanschouwen is gegeven.”
(………….) De vergadering in «Frascati» was uit de aard der zaak een
herhaling van het verhandelde in de Beurs-bijeenkomst. In het
bijzonder werd hier gewezen op verschillende grieven van het
trampersoneel, op de groei van de solidariteit onder de arbeiders en
de algemeen tot een feit geworden erkenning van hun organisaties.
Ernstig werd ook hier gewaarschuwd tegen overijling; ook tegen
drankmisbruik. De leiders van de beweging constateerden, dat bij
niet-inwilliging van de gestelde eisen de verantwoordelijkheid voor
de gevolgen zou rusten op de schouders van hen, die jarenlang doof
waren gebleven voor de rechtmatige klachten en verzoeken der
werklieden; het zal de schuld zijn van de Gemeente, zo riep men uit,
als straks Amsterdam in donker zal zitten, als er geen druppel water
meer uit de kraan komt, als de stad omkomt in haar vuil, als de
telefoon haar dienst weigert, de tramwagens in de stallen staan en
de brandweer niet meer uitrijdt. Een der aanwezigen stond op en
stelde voor, een uitzondering te maken voor de brandweer, omdat de
ramp te groot zou zijn als in de dichtbevolkte arbeiderswijken brand
ontstond, die niet geblusc zou worden.
Van de zijde van de leiders werd geantwoord, dat men ook deze zaak
overwogen had, doch dat geen uitzonderingen konden worden
toegestaan. “De verantwoordelijkheid is niet bij ons!”, riep de
spreker uit. “Wat hier gevraagd wordt zou beteekenen dat wij de
beste wapens, die ons ter beschikking staan, ongebruikt lieten. Dit
zijn onze wapens; daarmede zullen wij strijden en daarmede zullen
wij overwinnen!” (Luid applaus).
Het besluit om de termijn te stellen op a. s. Maandag werd ook hier
goedgekeurd en de motie van hulde aan de boot- en spoorwerkers
eveneens aangenomen.
6-2-1903
GEMEENTERAAD. Zitting van Woensdag 4 Februari, 's nam. 1½ uur.
Interpellatie.
DE EIS DER WERKLIEDEN.
(………………………) Nog deelt de voorzitter mede, dat hij onder de
discussies door een globale berekening heeft gemaakt van de kosten,
welke inwilliging van de eisen zouden bedragen en hij is gekomen tot
een cijfer van 7 à 8 ton, terwijl er noodzakelijk uit volgen zou dat
de tram een deficit zou opleveren en de tarieven zouden moeten
verhoogd worden. Men moet in den roes van een overwinning niet het
onmogelijke verlangen en dat doen thans de Gemeentewerklieden.
(…………………….) De Heer Kruseman zegt dat de organisatie der werklieden
is hoofdeloos, redeloos en radeloos, wat uit de leiding dezer
beweging gebleken is. Spr. stelt, in vereniging met de hh. Harmsen,
Waterschoot van der Gracht en Wormser, een motie, voor, luidende:
“De Raad keurt goed de verklaring van B. en W. dat het herziene
werkliedenreglement en de daarmede samenhangende loonsregeling zoo
spoedig mogelijk zal worden ter hand genomen en gaat over tot de
orde van den dag”. Deze motie werd, nadat de Heer H. Polak de zijne
had ingetrokken, bij acclamatie aangenomen, waarmede de
interpellatie was afgeloopen. Door de Heer H. Polak was nog een
interpellatie aangekondigd en wel over het reqüireeren van
militairen en marechaussees, die hij wegens het vergevorderd uur
bereid was tot een volgende gelegenheid aan te houden, waartoe
besloten werd. Aan de orde was nu (………………)
7-2-1903
Het Trampersoneel
namelijk, de koetsiers en conducteurs vergaderde in d'Geelvinck,
welke vergadering werd bijgewoond door de heeren H. Polak en Prof.
Mr. M. W. F. Treub.
Nadat de Voorzitter had uiteengezet dat het trampersoneel met de
andere werklieden moest optrekken voor verbetering van algemeenen
toestand werd het woord gevoerd door Prof. Treub, die tegenwoordig
was de directeur van het Bureau voor Sociale Adviezen, waarbij de
Vereeniging van het Trampersoneel is aangesloten.
Hij meende dat het Bondsbestuur al het mogelijke gedaan had om een
overijlde stakingsbesluit tegen te gaan, al had het in de laatste
meetings zich zwakker betoond dan wenselijk was geweest.
Spr. betoonde daarna dat de toestand van het trampersoneel na de
overgang in gemeentedienst verbeterd was, daar het pensioenrecht in
't algemeen de rechtstoestand, beter geregeld was. Al werden al de
looneisen billijk geacht dan moest het gemeentebestuur toch de tijd
hebben om die eisen ernstig onder de ogen te zien. In de gestelde
korte tijd was de beslissing hetzij gunstig of ongunstig onmogelijk.
Spr. raadt aan een bevredigend antwoord te vragen vóór 1 Mei, om dat
na die tijd verder de gedragslijn te bepalen. De Heer Polak noemde
insgelijks het gestelde ultimatum een misslag en al voelde hij zich
in de Raad in 't bijzonder vertegenwoordiger der arbeiders, dan was
dat voor spr. nog geen reden om door dik en dun met arbeiders mee te
gaan alleen omdat zij arbeiders waren. Daarom had hij het gestelde
ultimatum niet verdedigd. Spr. sloot zich aan bij het oordeel van
Prof. Treub. Een staking die dreigt noemde hij een ramp, maar nog
grooter ramp zou 't z. i. zijn wanneer ééne organisatie staakte en
de anderen niet, dat zou aanleiding geven tot een burgeroorlog in 't
klein, Spr. eindigde met het uitspreken van de wens dat een staking,
moest zij worden geproclameerd, algemeen zoude zijn, maar tevens dat
tot het uiterste alles zou worden aangewend om een staking te
voorkomen. Ten slotte werd met 192 tegen 137 stemmen een motie
aangenomen luidendende :
“De vergadering overtuigd dat de Raad aan de eischen der werklieden
binnen den gestelden tijd niet kan voldoen,
verzoekt met aandrang aan den Centralen Bond v. Gemeente-werklieden
een vergadering te beleggen, ten einde terug te komen op het besluit
om antwoord van den Raad te vragen vóór Maandag a.s. en een nieuw
besluit te nemen, waarin der Gemeente voldoenden tijd wordt gegeven
om de gestelde eischen te onderzoeken ; doch verklaart tevens zich
in elk geval aan de besluiten van den Centralen Bond te zullen
onderwerpen en deze loyaal uit te voeren.”
9-2-1903
De Gemeente-Werklieden.
Gistermiddag werden wederom drie afgevaardigden van het
Centraal-Bestuur van de Gemeente-Werkliedenbond ten Stadhuize door
de burgemeester ontvangen. Langdurig werd over de toestand
gesproken. Resultaten heeft deze conferentie niet opgeleverd. De
burgemeester heeft verklaard, nadat hij eerst nog afzonderlijk met
de wethouders vergaderd had, dat 't voor hem, in verband met zijn in
deze dagen zo drukke werkzaamheden, onmogelijk was om een termijn te
bepalen. Hedenavond wordt de conferentie voortgezet. Gisteravond
hield het technische personeel van de Gem. Tram een vergadering in »Plancius.«
Gaarne voldoen wij aan het verzoek mede te delen, dat verspreide
strooibiljetten, waarin de algemene staking wordt aangeprezen, niet
uitgaan van de Centralen Bond van Gemeentewerklieden. Per circulaire
worden alle smeden opgeroepen, om Zondag a. s. ter vergadering te
komen in het lokaal «Neêrland's Werkman« aan de N. Z. Voorburgwal,
teneinde te bespreken, welke houding aangenomen dient te worden,
wanneer de smeden tot staking gedwongen worden. Ook de theoretisohe
cursussen voor het reservekader zijn nu tot nader order geschorst.
Te 's-Gravenhage hebben — naar men van daar verzekert —
verschillende beambten bij de Hollandsche Spoorwegmaatschappij,
leden van de Bond van Spoor- en Tramweg-personeel, die zich niet
konden verenigen met de wijze van werken, zooals die zich bij de
jongste gebeurtenissen heeft geopenbaard, voor het lidmaatschap van
die Bond bedankt.
10-2-1903
Overdracht Concessie-Anderheggen en Neumeijer aan de Electrische
Spoorweg-Maatschappij.
Door B. en W. is bij den Raad een voorstel ingediend om goed te
keuren, dat de rechten en verplichtingen, voor de heren F.
Anderheggen Jr. en L. J. Neumerjer Jr. voortvloeiende uit de door B.
en W. met hen gesloten overeenkomst en uit de bij art. 13 bedoelde
«Vergunning tot medegebruik van een gedeelte der Gemeente-tramlijnen«,
door hen worden overgedragen aan de te Amsterdam gevestigde
naamïöoze vennootschap «Electrische Spoorweg-Maatschappij«.
13-2-1903
Straatkabaal.
RECHTZAKEN.
Men zal zich herinneren, dat in de eerste helft van Januari
herhaaldelijk straatrelletjes voorkwamen van bootwerkers, die gekant
walen tegen de cargadoorsfirma W. H. Muller & Co., alhier, omdat
deze aan 56 werklieden, arbeidende aan de Singapore-loods alhier,
ontslag gegeven had, toen deze weigerden met ongeorganiseerde
arbeiders te werken. De procuratie-houder van de firma Muller & Co.,
de Heer P. A. C. Keeman, werd, als vertegenwoordiger dier firma,
herhaaldelijk op straat door de bootwerkers lastig gevallen. Vooral
op 14 Januari was het herrieachtig op de Prins Hendrikkade en in het
bijzonder in de nabijheid van de Sohreierstoren.
De Heer Keeman bevond zich in een tramwagen, van de P. H. kade naar
de Dam rijdende, toen die wagen werd aangehouden door een grote
menigte volk. Zekere Pieter Frans van Oogen, die de aandacht van de
menigte op deze wagen gevestigd had, door te roepen: „Daar heb je
Keeman", sprong op het achterbalkon en stoof op de Heer Keeman toe,
die door een hem begeleidende rechercheur naar binnen was geduwd. In
de wagen was hij vloekende en in dreigende houding vóór den Heer
Keeman gaan staan, hem toevoegende: „Wil je niet met ons bestuur
spreken en. de onderkruipers wegjagen?" en: „Hoe is 't, geef je
haast toe, nee of ja, anders moet je je voor de gevolgen wachten!".
De menigte had de tramwagen tegengehouden en omringd. Het paard werd
vastgehouden, de rem vastgezet en anderen sloegen met geweld op de
ruiten van de tram roepende: „Haalt hem er uit, trapt hem dood!" De
menigte had ook onder het uiten van verwenschingen en beledigingen
getracht de tram uit de rails te lichten en te doen omkantelen. De
rechercheurs Blok en Keun en een agent van politie hadden grote
moeite om de verbolgen menigte met bedreiging door een revolver en
met behulp van de gummistok, zich van het lijf te houden. Op het
stationsplein was er meer politie bij gekomen, met de getrokken
sabel, en zo had men de tram verder kunnen krijgen, het Damrak op,
waar de Heer Keeman, ter hoogte van de Oudehrugsteeg, de tramwagen
verliet en bescherming zocht in het politiebureau. Bij de aanval op
de tram waren, ook vrouwen geweest. Een daarvan, vrouw Sprong, had
de rechercheur Blok aan zijn jas getrokken, om hem van de tram te
halen, roepende: „Haal hem er af, trap hem dood!" Een derde, Roelof
Akkerman, evenals Van Oogen bootwerker van beroep, had bij die
gelegenheid de rechercheurs Blok en Keun, die de Heer .Keeman
beschermden, geschopt en geslagen.
Ter zake van deze geweldpleging hadden zich gisteren voor de
Rechtbank te verantwoorden Pieter Frans van Oogen, Geertruida Sprong
geb. Mulder en Roelof Akkerman. De eerste beklaagde, Van Oogen,
zette uiteen, hoe de werklieden van de firma Muiter al sinds twee
jaren een grief tegen hun patroon hadden, omdat hij nooit met zijn
arbeiders wilde onderhandelen en hij nimmer te spreken was als dezen
hem over hun belangen wilden spreken. Daarna tot het gebeurde op den
14en Jan. komende, zei bekl. dat hij de Heer Keeman aohter op de
tram zag staan en hij op het aohterbalkon gesprongen was om zich met
de Heer Keeman ernstig te onderhouden. Hij was tegenover deze in de
wagen gaan zitten en had gezegd: “Doet u die onderkruipers toch
weg." De Heer Keeman had daarop geantwoord, dat hij daarover niets
te zeggen had, want dat hij ook sleohts in dienst was van de firma
Muller. Bekl. had. de Heer Keeman, die erg zenuwachtig was, ook nog
gezegd, dat hij met het bestuur moest spreken en had ook gesproken
van de ernstige gevolgen, welke de zaak kon hebben. Hij bedoelde
daarmede dat, indien de onderkruipers in dienst bleven, een algemene
werkstaking dreigde. BekL zeide, dat het zijn bedoeling niet was de
Heer Keemaa te bedreigen of leed te doen en dat hij niet gezien heid,
dat de volksmenigte zoo dreigend op de tram afkwam. Hij ontkende,
dat hij de menigte gewenkt zou hebben hem naar de tram te volgen.
Wel had hij gezien, dat er verscheidene mensen om de tram stonden,
maar toen was het „gesprek" met de Heer Keeman afgeloopen. Bekl. had
wel gemerkt, dat de tram stil stond, maar had niet gezien, dat die
door het volk werd tegengehouden. Bekl. had gezien, dat een van de
rechercheurs een revolver in de haad hield. Dat het volk trachtte
den wagea te doen omkantelen had hij niet gezien, evenmin dat er
dreigend met vuisten op de ruiten werd geslagen; wel had iemand met
de hand de beslagen ruiten „afgeveegd" om beter naar binnen te
kunnen zien. Bekl. had de Heer Keeman niet aangegegrepen of ook
zelfs maar aangeraakt, maar had met dehbanden in de broekzakken
tegenover hem in de wagen gestaan.
Bekl. had er wel yan gehoord, dat de Heer Keeman de dagen te voren
op straat was lastig gevallen. (Hij is toen uit vrees voor
mishandeling, voor de woedende volksmenigte in de Foeliestraat in
een smederij moeten vluchten.)
Mr. Coninck Westenberg, een der rechters, stelde de bekl. de vraag
of hij, dit wetende, en de gistende toestand onder de bootwerkers
kennende, het oogenblik niet zeer slecht gekozen achtte om den Heer
Keeman in de tram aaa te spreken. Bekl. antwoordde, dat hij niet
wist, dat de menigte hem zag. De Pres. merkte op, dat bekl., toen
hij zag, dat de tram omsingeld werd, deze toch had moeten verlaten
en niet langer bij de Heer Keeman had moeten blijven staan. Bekl.
deed het ook nog voorkomen, alsof hij door de grote bontmuts, die
hij op dia dag droeg en die hij over zijn oren getrokken had, niet
zo goed kon horen en zien en alles waarnemen wat om hem heen
gebeurde. Hij was wel niet door het bestuur van zijn Vereniging
gemachtigd met de Heer Keeman te onderhandelen, maar hij had deze
van goede raad willen dienen. Op 8 Januari had bekl., die drie jaar
lang in dienst der firma was, zijn ontslag gekregen. Vrouw Sprong,
de tweede bekl., vertelde, dat zij een standje op de Prins
Hendrikkade bij de Schreierstoren gezien had en, denkende dat er een
ongeluk gebeurde, was zij. er hard naar toe gelopen. Of zij de
bedreigende woorden geuit heeft die haar ten laste worden gelegd,
weet zij niet. „Ik kan niet zeggen ja en ik kan niet zeggen nee; ik
had niks met die mensen te maken en was blij toen ik er weer tussen
uit was." Wel had zij de tram vastgehouden, maar zij wist zich niet
te herinneren, dat zij een der rechercheurs aan zijn jas getrokken
had of dat zij iets had geroepen. De derde beklaagde, Akkerman,
eveneens een bootwerker, beweerde, dat hij hij het geheele geval
niet tegenwoordig is geweest. Hij had die morgen een vergadering in
het lokaal „d'Geelvinck" bijgewoond, was na afloop tabak gaan koopen
en had zich vervolgens naar huis begeven. De getuigen, die hem bij
het standje gezien hebben moeten zich, volgens hem, in den persoon
vergissen. Den Heer Keeman kende hij niet, had hij ook nooit gezien.
Als getuigen werden in deze zaak gehoord de Heer P. A. C. Keemaa, de
rechercheurs E. Keun en G. J. Blok, de tramkoetsier en conducteur,
die op de bedreigden wagen dienst deden. Uit deze
getuigenverklaring, waarbij de Heer Keeman mededeelde, welke de
oorzaken waren, dat de werklieden ontslagen waren, bleek, dat het
geval zich had toegedragen, als hierboven is omschreven, ook dat Van
Oogen wel degelijk de menigte had gewenkt èn dat daarop de tram
omsingeld werd, nadat de beangste passagiers in allerijl uit de
wagen waren gevlucht. De Heer Keeman was beangst geweest, dat hem
leed zou geschieden, want dit was nu al de derde keer, dat hij op
straat werd lastig gevallen en de houding van het publiek was zeer
dreigend; er vielen ook klappen en de politieagenten werden gestompt
en geslagen. De rechercheurs bevestigden de getuigenverklaring van
de Heer Keemaa en voegden er o. a. nog bij, dat er een vrouw met een
kind in de tramwagen had gezeten en dat het vrouwtje hevig was
begonnen te gillen, toen de tram aangehouden werd en het volk riep:
„haal hem er uit, trap hem dood!" Zij herkenden vrouw Sprong en
herinnerden zich, dat zij bedreigende woorden geroepen had. Ook
Akkerman werd beslist herkend, door Keun, dien hij een vuistslag op
de borst gegeven had, waarop Keun zijn revolver getrokken, en de man
voortdurend in het oog gehouden had. De tramconducteur C. v. d.
Swaan had de bekl. Akkerman niet bij het kabaal gezien. Wel had hij
een vrouw opgemerkt, die aan de jas van een der rechercheurs trok.
De koetsier J. Huigen deelde mede, dat de menigte zijn paard had
tegengehouden en dat er geroepen was van: „Gooit hem er uit, trapt
hem dood!" Akkerman had hij er niet bij gezien, ook vrouw Sprong had
hij niet opgemerkt. Van Oogen deelde ten slotte op een vraag van de
President nog mede, dat hij zes jaren geleden eens wegens verzet
tegen de politie was veroordeeld. De man van vrouw Sprong had vier
veroordeelingen wegens weerspannigheid en mishandeling achter de
rug. Akkerman is vroeger wegens diefstal veroordeeld.
Mr. Bosch van Oud-Amelisweerd zeide in zijn requisitoir, dat hij
onder de indruk verkeerde van de ernst der gepleegde feiten, welke
passen in een keten, die had kunnen leiden tot ernstige
verwikkelingen en betreurenswaardige gevolgen. Bekl. Van Oogen wist
welke ernstige gevolgen te wachten waren van een doordrijven van de
eis der bootwerkers, n.l. een algemene werkstaking met al de
ernstige gevolgen van dien. Spr. deed uitkomen, dat de bootwerkers
in stede van zich op bedaarde wijze te wenden tot den Heer Keeman of
tot de Veren. van Werkgevers, op 10 Januari reeds begonnen zijn
daden van geweld te plegen tegen de Heer Keeman en de stuwadoor Van
Borsum. Die daden van geweld hebben de bootwerkers in nog sterker
mate gepleegd tegen bewoners van Durgerdam, de z.g. “onderkruipers”,
die zich naar Amsterdam begaven. Op die daden zijn gevolgd andere
daden die doen denken aan de dagen van de Franse Revolutie, maar
waarvan men niet dacht dat ze in onze dagen in ons land gepleegd
konden worden. Spr. herinnerde aan deze gebeurtenissen om te doen
uitkomen onder welke ernstige omstandigheden de feiten zijn
gepleegd, waarvoor deze drie beklaagden terecht staan. Die feiten
achtte spr. bewezen. De openlijke geweldpleging achtte hij voldoende
aangetoond. De derde beklaagde ontkent weliswaar, maar de
geloofwaardigheid van de getuigen, die hem beslist herkennen, is
boven alle twijfel verheven. Wat de beklaagde Van Oogen betreft,
wilde spr. laten vallen het z. i. onbewezen punt der aanklacht, dat
hij de menigte gewenkt zou hebben en geroepen: »Daar heb je Keeman!«
Wel staat het z. i. vast dat Van Oogen deel uitmaakte van de
volksmenigte en dat hij in de tramwagen op dreigenden toon tot
Keemaa gesproken had, op een ogenblik, dat de tram omringd was door
een vijandige menigte. Dit maakt zijn optreden ook tot een daad van
geweld. Het gepleegde verzet is zeer ernstig geweest en bekl. Van
Oogen is, naar spr's mening, de aanleiding tot de gepleegde
betreurenswaardige feiten geweest. Spr. wilde wel in overweging
nemen, dat de beklaagden eenigszins te beschouwen zijn geweest als
slachtoffers van de gisting in hun omgeving en de animositeit door
enkelen gepredikt, en waaraan niet allen weerstand kunnen bieden.
Sprs. conclusie strekte tot schuldigverklaring van alle drie
beklaagden wegens openlijk en in vereniging gepleegd geweld en
bovendien de tweede beklaagde wegens opruiing. Hij eischte tegen Van
Oogen en tegen Akkerman één jaar en tegen vrouw Sprong acht maanden
gevangenisstraf. Hierna was de verdediging aan het woord. Mr.
Plantenga, de verdediger van de eersten beklaagde Van Oogen, was van
oordeel, dat er van een dreigende houding van deze niets gebleken
is; en al was dit zo, dat hierin dan toch geen openlijke
geweldpleging gezien mocht worden. Ook de bedreiging met geweld
achtte pl. niet bewezen; te minder, waar de Heer Keeman zelf
verklaart de dreigende woorden niet te hebben gehoord. Op die
gronden vroeg pl. vrijspraak en onmiddellijke invrijheidstelling.
Mr. Maten, de verdediger van vrouw Sprong, vroeg eveneens vrijspraak
en vrijlating voor zijn cliënte, een zwakhoofdige vrouw, moeder van
een talrijk gezin van nog zeer jonge kinderen, die zich door de
algemene opwinding heeft doen medeslepen. Mr. van Raalte, voor de
bekl. Akkerman optredende, achtte de mogelijkheid van een vergissing
in de persoon geenszins uitgesloten, zodat al is het ten laste
gelegde door de politieverbalen wettig bewezen, het overtuigend
bewijs z. i. niet geleverd is. Pl. achtte het ook onjuist en
verkeerd, dat op de hoofden dezer drie menschen de gevolgen moeten
neerkomen van de onaangename dingen, die ons in de laatste dagen
hebben bezig gehouden. Ook hij vroeg vrijspraak en onmiddellijke
vrijlating.
Het O. M. deed bij zijn repliek uitkomen dat de beklaagde allerminst
zijn vervolgd als zondebokken voor wat een ganse menigte bedreef,
maar uitsluitend voor strafbare feiten, door ieder van hen
individueel gepleegd.
De Rechtbank begaf zich in raadkamer om te beraadslagen over het
verzoek der verdedigers en gelastte daarna de onmiddellijke
invrijheidstelling van Van Oogen. Voor de vrijlating der andere
beklaagden vond de Rechtbank geen termen. Het vonnis in dit geding
werd bepaald op Woensdag 25 dezer.
17-2-1903
Controle-biljetten Tram. Mijnheer de Redacteur.
Dank zij de inlichtingen, die ik van dezen en genen ontving, in
antwoord op mijn vragen dienaangaande in uw blad van 26 Januari jl.,
kan ik thans aan medeverzamelaars van controle-biljetten; meedelen,
dat het verzamelen niet doelloos is. Niet voor één — maar voor
meerdere juffrouwen, naar mij blijkt, is men aan 't verzamelen, niet
alleen controlebiljetten van de Amst. Gem.-Tram,' maar van alle
andere trams, binnen- of buitenlandse. Voor één juffrouw is het
benodigd aantal reeds bereikt; voor een blind meisje is men nog
bezig een miljoen van die biljetten te verzamelen, waarvoor zij dan
een pianino kan krijgen en door les geven in haar onderhoud
voorzien; Verder schijnt, in Brussel een gesticht te bestaan, waarin
men personen kan doen opnemen tegen inlevering van een zeker aantal
kaartjes, enz., in één woord, 't is mij gebleken dat voor het
verzamelen een goede reden bestaat.
Mijn vriendelijke dank aan hen of haar, die mij hieromtrent hebben
ingelicht, en aan u, mijnheer de redacteur, voor de verleende
plaatsruimte,
Achtend,
Uw abonnee W. Denijs. Amsterdam, Februari 1903.
19-2-1903
Openbare Aanbestedingen.
B. en W. zullen op Maandag 2 Maart, te 12 uren, ten Stadhuize in het
openbaar aanbesteden: 1". HET VERSTERKEN VAN VIJF VASTE BRUGGEN MET
BIJBEHORENDE WERKEN, TEN BEHOEVE VAN DE GEMEENTE-TRAM IN DE LIJN
IJ-VEER— WILLEMSPARK. (RAMING ƒ 28,400).
20-2-1903
Stremming van het Verkeer.
B. en W. brengen ter kennis, dat wegens het uitvoeren van werken,
ten behoeve van de tramombouw in de Reguliersbreestraat het verkeer
voor rij- en voertuigen door die straat met ingang van 23 Februari
a.s. voor enigen tijd zal zijn gestremd.
26-2-1903
RECHTZAKEN. Straatkabaal.
De Rechtbank alhier heeft heden vonnis gewezen in de zaak tegen de
bootwerkers P. F. van Oogen en R. Akkerman en vrouw G. Sprong, geb.
Mulder, die terecht stonden wegens het plegen in vereniging van
openlijk gewield en de laatste bovendien wegens opruiing. Dit
rechtsgeding, dat op 11 dezer voor de Rechtbank diende, was een
gevolg van de relletjes in de eerste helft van Januari, bij welke
gelegenheid een. troep bootwerkers op de Prins Hendrikkade de
procuratiehouder van de cargadoors-firma W. H. Muller & Co. lastig
viel, bemoeilijkte en bedreigde en de tramwagen, waarin hij zat,
aanhield en trachtte die om te kantelen. P. F. van Oogen, die na de
zitting op 11 dezer reeds uit de preventieve hechtenis was
ontslagen, werd, op grond dat niet bewezen was dat door hem
dreigende woorden waren gebezigd, vrijgesproken. R. Akkerman,. die
een van de rechercheurs, die den Heer Keeman beschermden, een
vuistslag gegeven had, werd veroordeeld tot negen maanden
gevangenisstraf; — en vrouw Sprong, die getracht had een rechercheur
van de tramwagen te trekken en die geroepen had: “Trap hem dood!",
tot vijf maanden gevangenisstraf.
4-3-1903
Tram Amsterdam—Haarlem. — Met het aanleggen van de electrische
trambaan Amsterdam—Haarlem en bijbehooren.de werken is in de thans
afgelopen maand een aanvang gemaakt door het slopen van eenige
woonhuizen en andere gebouwen langs de Kostverloren Wetering onder
de gemeenten Amsterdam en Sloten.
Deze lijn zal lopen even voorbij de Tolbrug (aan het eind van het
Lange Bleekerspad), kruist dan het Slatuinenpad, loopt de polder
door en bereikt daarna dicht bij Sloterdijk de Haarlemmerweg.
Zodoende zal de tram gedeeltelijk midden tussen de warmoezierderijen
door lopen.
Met de trams zijn hier ter stede gedurende de maanden Januari en
Februari 3,971,523 personen vervoerd, tegen 3,758,539 in de eerste
twee maanden van 1902.
5-3-1903
Gemeenteraad, zitting van 4 maart.
Tramconcessie Anderheggen en Neumeijer.
113. Voordracht van B. en W., betreffende de overdracht der
Tram-concessie-Anderheggen & Neumeijer aan de Electrische
Spoorwegmaatschappij. Goedgekeurd..
Stremming van het verkeer.
B. en W. brengen ter kennis, dat wegens het uitvoeren van werken,
ten behoeve van de tram-aanleg en tram-ombouw in de Vijzelstraat,
tussen het Sophiaplein en de Heerengracht, het verkeer voor rij- en
voertuigen door dat gedeelte van de Vijzelstraat met ingang van 6
Maart a. s. voor enigen tijd zal gestremd.
11-3-1903
Er is weer eens een trampaaltje vernield, middendoor gebroken nog
wel. Ditmaal op de Oosterburgergracht.
12-3-1903
STADSNIEUWS.
Gelijk men weet, bevatte de concessie van de Amsterdamsche
Omnibus-Mij. twee verschillende grondslagen ter berekening! van de
naastingspremie. Volgens de eerste verbond de Gemeente zich de
exploitatie tot 1910 in eigen beheer te houden, volgens de tweede
mocht zij de exploitatie aan derden opdragen. De Gemeente koos de
eerste naastingswijze. Men weet, dat door de Gemeente onlangs een
overeenkomst is gesloten met de Electrische Spoorwegmaatschappij
(tramweg van. Amsterdam naar Haarlem), betreffende het medegebruik
van lijnen (nl. die in de Raadhuisstraat, waar de straatbreedte het
leggen van een dubbel stel rails niet toelaat). Dit heeft de A. O.
M. (die haar vennootschap tot nog toe niet geliquideerd heeft)
beschouwd als een inbreuk op haar rechten, in die zin, dat het in
medegebruik geven van een gedeelte van een lijn, door de gemeenten
aan derden, het beginsel van eigen beheer aantast. Het gevolg is
geweest, dat de (Amerikaanse) Electrische Spoorweg-maatschappij
heeft moeten, besluiten het recht tot medegebruik van de lijn van de
A. O. M. voor f 60.000 te kopen.
Bij het verlenen van de concessie voor deze tramlijn aan de heeren
Anderheggen en Neumeyer heeft de gemeente er voor gezorgd, dat het
voldoen aan dergelijke aanspraken voor rekening van de
concessionnaris zou komen. Zoals men weet, hebben genoemde heeren
hun concessie overgedragen aan de bovengenoemde Electrische
Spoorwegmaatschappij, voor wier rekening dus de schadevergoeding aan
de A. O, M. gekomen is.
18-3-1903
Ingezonden.
Mijnheer de Redacteur,
Gaarne wenste ik het volgende onder het oog van het publiek te
brengen. Gisteren had ik in de tramlijn: Linnaeusstraat—Dam, plaats
genomen. Vóór de brug gekomen, die het Alexanderplein met de
Piantage Middenlaan verbindt, moesten de passagiers overstappen, wat
gebeurt nu? Op de andere wagen gekomen, bemerkt men, doordat nieuwe
passagiers in de gereedstaande wagen plaats hebben genomen, dat men
te veel is en in de drukte (men kan op de balkons de armen haast
niet bewegen) het contra-kaartje moet zoeken, om te bewijzen, dat
men uit de andere wagen is gekomen. Hierin kan, naar mijne
bescheiden meening, wel verandering gebracht worden: 1e. door geen
nieuwe passagiers toe te laten, vóór die uit de andere wagen hebben
plaats genomen; 2e. door in de tram een kennisgeving te hangen,
waarin de passagiers verzocht worden op hun zelfde plaats in de
andere wagen plaats te nemen, d. w. z.: passagiers, die in de tram
hebben gezeten, weer in de wagen aan de overzijde, terwijl zij, die
op het achter- en voorbalcon hebben gestaan, weer resp. op het
voorbalcon en achterhalcan moeten plaatsnemen. Hierdoor wordt
voorkomen, dat een dame, die, door tijdig bij de tram te zijn, een
plaats binnen heeft gekregen, na overstappen gedwongen wordt, wil
zij de reis per tram vervolgen, voorop moet staan, hetgeen bij goed
weer maar even, doch bij slecht weder niet te doen is. Zo iemand dus
niet voorop wil staan, is deze persoon genoodzaakt het kaartje te
laten verlopen.
X.
19-3-1903
De Staking van de Grondwerkers.
Het comité van de grondwerkers had gistermiddag een onderhoud met de
Wethouder van Publieke Werken, en ontving daar de verzekering, dafc
de Gemeente geen werklieden zal stellen in plaats van particuliere
arbeiders. Op enkele plaatsen ih de stad, waar nog graafwerk werd
verricht, is de arbeid neergelegd. Aan de asfaltwerken bij het
leggen van nieuwe tramrails in de Vijzelstraat en
Reguliersbreestraat, werd grondwerk verricht door leden van de
vereniging „Recht en Plicht", tegen 18 cent per uur. (…………)
Gemeenteraad, zitting van 18 maart
Ingrkomen:
Verzoek van D. P. Farret Jentink, te 's-Gravenhage, om hem een
schadeloosstelling van ƒ500 te verlenen wegens verwondingen, door
hem bekomen bij een aanrijding door de tram, in de Vijzelstraat aan
de hoek van de Heerengracht, in den avond van 8 Jan. Jl. In handen
van B. en W. tot preadvies.
24-3-1903
Tramgevaar.
Zeer geachte Redacteur!
Het is misschien vele inwoners van de stad Amsterdam, en stellig
nagenoeg alle vreemdelingen, die Amsterdam bezoeken, niet bekend,
dat zich in een der drukste straten der stad een plaats, bevindt,
waar het voor wandelaars levensgevaarlijk is te lopen, wanneer er
een tram passeert. Ik bedoel namelijk het punt op den hoek van de
Vijzelstraat en de Heerengracht, bij de woning van de Heer Mr.
Schölvinck, alwaar door de aanwezigheid van een ijzeren hek, om een
stukje ledig erf, hoogstwaarschijnlijk toebehorende aan de eigenaar
van bedoelde woning, het trottoir zich zodanig vernauwt, dat het
slechts door één persoon kan worden betreden. En wat nu de
ondergetekende onlangs is overkomen, kan als waarschuwing strekken
voor menige Amsterdammer of vreemdeling, die zich door genoemde
straat mocht begeven en, evenals hij, in de mening mocht verkeren,
dat een trottoir voor een voetganger altijd een veilige plaats
oplevert. Op 8 Januari, j.l. ‘s avonds circa half negen door die
straat wandelende, komende van den kant van de Weteringschans,
volgde ik het rechtertrottoir van die straat. Bij de woning van den
Heer S., bovengenoemd, vernauwt het zich plotseling doch blijft voor
een voetganger voldoende ruimte aanbieden om te kunnen doorlopen.
Zonder de minste gedachte, dat ik daar niet veilig zou zijn voor een
passerende tram, liep ik kalm door, tot ik op eens een trampaard
dicht naast mij zag en op het zelfde oogenblik de tram zelf.
Instinctmatig had ik nog de tijd om mij tegen het hek aan te drukken
en mij zogenaamd in positie te stellen, maar werd door de tram, die
zich met enige vemeerderde snelheid voortbewoog, om de helling van
de brug over de Heerengracht op te rijden, mede gesleurd door de
sterke wrijving, zeker veroorzaakt door haar snelle gang langs het
ijzeren hek, tusschen de stijlen rondgedraaid en daarna op straat
geworpen. Zekere mijnheer Van G., die achter op de tram stond en het
ongeval had opgemerkt, benevens de zich in de buurt bevindende agent
No. 165, kwamen mij dadelijk te hulp, brachten mij eerst bij de
apotheker op den hoek der straat, die mij welwillend opnam, en later
per rijtuig verder. Aan die heren inmiddels nogmaals mijn hartelijke
dank voor hun welwillende hulp. Behalve zwaar gekneusd, werd door de
doktoren een ontwrichting van het sleutelbeen bij de borstkas
geconstateerd, zocdat ik niet alleen verscheidene weken hevige
pijnen heb uitgestaan, maar ook voor altijd minder macht in de
linkerarm zal behouden, dan vóór het ongeluk het geval was.
Gelukkig, dat; ik niet zwaarder ben gebouwd, want iemand, die
corpulenter is dan de ondergetekende, zou hoogstwaarschijnlijk zijn
leven er bij ingeschoten, minstens de ribben hebben gebroken. Nu
vraag ik u, geachte Redacteur! mag een dergelijke toestand öp een zo
druk punt van verkeer blijven bestaan, zonder dat de gemeente door
het onteigenen of kopen van het terrein achter het hek, al was het
maar van een gedeelte daarvan, met afronding vam het hek,. de
openbare veiligheid verzekert ? Of zou de eigenaar van dat stukje
erf niet zo menslievend willen zijn, om in het, algemeen belang een
ronding aan zijn hek te willen geven, om verdere ongelukken te
voorkomen, aJs de gemeente die noodzakelijkheid niet mocht inzien ?
Men mag toch van een trottoir veirwachten, dat men zich daar veilig
kan gevoelen, niet waar? en dat is in casu niet het geval. De
afstand van de rails tot het trottoir en van dit tot het hek is
respektievelijk maar 12 en 27 cm en gaat men nu na, dat de wielen
onder de wagens lopen en de tramwagen zelf nog een buikvorm heeft,
dan blijft er waarlijk niet veel ruimte op die plaats over. Zoo lang
dus die vicieuze toestand zal blijven bestaan, zal het wenselijk
wezen, dat het publiek op de een of andere wijze aan het bestaan van
die gevaarlijke plek herinnerd of daarmede in kennis wordt gesteld.
Dit is dan ook het doel van mijn schrijven.
U beleefd dank zeggende voor de mij verleende plaatsruimte, verblijf
ik,
hoogachtend, Uwer dw. dnr. Jentink.
's-Gravenhage, Maart 1903.
30-3-1903
Grondwerkers.
In den afgelopen nacht zijn de werkzaamheden voor de tram op het
Sophia- en het Rembrandtplein, bestaande in het wegnemen van de
tijdelijke rails en het totstandbrengen van de vaste aansluiting,
volbracht. Dit geschiedde weder onder bescherming van politie en
marechaussées; er waren aanvankelijk vele nieuwsgierigen, wat
begrijpelijk is in verband met de drukte van de uitgaande
schouwburgen. De burgemeester kwam zich van de goede voortgang der
werkzaamheden overtuigen. De werklieden, die ‘s middags op de
Weteringschans bij het Westeinde arbeid verricht hadden, zijn na
afloop met een tramrijtuig naar het tramgebouw in de Roeterstraat
gebracht en later op dezelfde wijze weer naar het werk vervoerd.
Daar ‘s middags, bij het afrijden van de tramwagen, heel wat stakers
aanwezig waren, die een opdringende houding aannamen, moesten enige
politieruiters en marechaussees hen uit elkander drijven.
Hedenmorgen was 't op het Eembrandtplein bij de werkzaamheden aan de
tramrails riog een weinig woelig. Een tweetal personen, die niet
wilden „doorloopen", werden naar het bureau geleid.
31-3-1903
De werklieden bij het verleggen van de Gremeente-tram op het
Frederikspiein hebben het werk neergelegd.
6-4-1903
Grondwerkers.
Zooals wij gisteren reeds mededeelden, hebben de
gemeente-stratenmakers- en ook de particuliere stratenmakers het
werk gestaakt, als een gevolg van de Grondwerkersstaking. Er waren
n.l. 15 Gemeente-stratenmakers geschorst, omdat zij geweigerd hebben
„besmet” zand te verwerken.
Deze werklieden hebben geen beroep gedaan op het Scheidsgerecht.
Door de Wethouder van Publieke Werken is thans tot alle werklieden
in dienst der be strating het volgende schrijven gericht: „De 15
werklieden hebben geen gebruik gemaakt van de enige wettigen weg (n.l.
het scheidsgerecht), die hun volgens het reglement openstaat, voor
het geval dat zij meenden ten onrechte voor straf te zijn
voorgedragen, en verlangen nu, dat het reglement wordt ter zijde
gesteld. Onder deze omstandigheden kan ik de tot nu betoonde
lankmoedigheid niet langer volhouden en maak ik daarom bij deze
bekend, dat van heden af elke dienstweigering zal gevolgd worden
door onmiddellijke schorsing met inhouding van loon voor den
betrokken werkman, en dat ik dezen, volgens art. 26 van het
Werkliedenreglement, zal voordragen voor wegzending uit den dienst,
zonder genot van de voordeelen, bepaald in art. 23,"
Gisteravond hebben een aantal werklieden van het technisch personeel
van de Gemeentetram, leden van de vereenigingen „Streven naar
Verbetering" en „Eenheid onder Ons", vergaderd, ter bespreking van
de verhouding van de werklieden bij de Gemeentetram, tot de
verschillende, stakingen.
Men kwam niet tot een resultaat, doch besloten werd de
tramwerklieden, die tengevolge van de stakingen brodeloos zullen
worden, te steunen.
13-4-1904
Gemeentetram.
Met ingang van heden zullen de tramwagens der lijnen
Amsteldijk—Stadhouderskade—Dam en Amsteldijk—Ceintuurbaan—Dam niet
langer rijden langs het Koningsplein en de Spuistraat, doch over het
Sophiaplein en het Rokin. De naar de Dam gaande wagens volgen de
geheele Vijzelstraat, de terugkerende komen langs de
Reguliersbreestraat en het Oostelijk deel der Reguliersdwarsstraat.
De standplaats op de Dam is bij het Kommandantshuis, tussen de daar
reeds bestaande standplaatsen.
29-4-1903
Ingezonden.
Gemeente-tram.
M. de Red.
Sedert er een wissel is gemaakt in de Reguliersbreestraat voor de
route Amsteldijk—Ceintuurbaan enz., zou het wenselijk zijn, indien
er iemand (hetzij een oud man of jongen, al of niet invalide)
daaraan geplaatst werd, om bijtijds de wissel om te leggen voor de
komende trams. Zulks zou van groot gerief zgn voor conducteurs,
koetsiers, passagiers en vooral voor de arme paarden, die telkens
daarvoor moeten stil staan, en vooral bij regenachtig weer, alsmede
door het vuil, zeer veel moeite hebben, om weer vooruit te komen,
daar zij tekens op het asfalt uitglijden en dreigen te vallen.
Hoogachtend, uw Abonnee, B.
Amsterdam, 19 April 1903.
1-9-1903
STADSNIEUWS.
De Haarlemmerweg, voorbij Halfweg, wordt er niet mooier op: de
vereiste vergunning is verleend om, ten behoeve van de elektrische
tram Amsterdam—Haarlem, de bomen langs de Rijksstraatweg op te
ruimen.
2-9-1903
Aanbestedingen.
B. en W.
Uitbreiden van de hoofdremise Gem.tram Tollensstraat, 24
inschrijvingen. Minste van W. Uitslager en J. Faas, ƒ 215,600.
3-9-1903
De gemeente-tram vervoerde van 1 Januari tot 31 Augustus in dit jaar
17,851,936 passagiers, tegen 17,257,188 in hetzelfde tijdvak over
1902.
4-9-1903
Officieële Kennisgeving.
Stremming van het rijverkeer in de Utrechtschtstraat,
B en W. brengen ter kennis, dat, wegens de ombouw van het tramspoor
in de Utrechtschesdtraat het verkeer voor rijtuigen en handkarren
door de Utrechtschestraat, met ingang van 7 September a.s.,
gedurende enigen rijd zal zijn gestremd.
12-9-1903
De draaischijven op het Koningsplein, reeds enige tijd buiten dienst
gesteld, sedert de tramlijn naar de Amsteldijk verlegd werd over het
Rokin, zijn nu voorgoed verdwenen. De hele dag was men doende om de
zware gevaarten te lichten en te vervoeren. De A. O. M. strekte 't
indertijd niet weinig tot eer dat bij het plaatsen van die
draaischijven de tramdienst daar ter plaatse geregeld kon doorgaan.
18-9-1903
INGEZONDEN.
Oude Tramrails.
Mijnheer de Redacteur!
De straten zijn overal opgebroken voor de werken der elektrische
trams ; maar die oude rails blijven maar liggen tot schade voor
velen. De Middenlaan b. v. is letterlijk bezaaid met rails, die al
verscheidene ongelukken hebben teweeggebracht. Zouden die niet
verwijderd kunnen worden ? Voor fietsen en rijtuigen zijn 't
gevaarlijke zaken.
Hoogachtend, Een belangstellende.
24-9-1903
Gemeenteraad, zitting van 23 september.
Ingekomen stukken.
Verzoek van de Metaalbewerkersvereniging “St.- Eloy”, om de
vervaardiging der nieuwe tramwagens voor elektrischc tractie op te
dragen aan de Nederlandse, zo mogelijk aan de Amsterdamse industrie.
Voorstel: In handen van B. en W. ter afdoening.
De Heer Smit zegt dat hetgeen in het adres gezegd wordt ovor de
slechte toestand in de metaal-industrie volstrekt niet overdreven
is; de werklieden zien de winter met bekommering tegemoet. Spr.
verzoekt B. en W. — hoewel hun dit moeilijk zal zijn, daar ons land
bezwaarlijk concurreren kan met het buitenland — het verzoek ernstig
te overwegen en, als 't kan goedgunstig er op te beschikken. De Heer
Nolting sluit zich hierbij aan; hij wijst erop dat de elektrische
wagens door de Koninklijke fabriek vervaardigd beter zijn gebleken
dan de buitenlandse. Spr. wijst op de grote werkloosheid die reeds
heerst en die groter zal worden als geen maatregelen worden genomen.
De Heer Heemskerk, Weth. van Financ., herinnert, zoals. ook de Heer
Nolting deed uitkomen, dat een deel van de wagens aan de
Nederlandsche Fabriek is gegund; het gehele werk kon niet worden
gegund omdat dan het prijsverschil te groot zou zijn geweest. Voor
de nieuwe levering wachten B. en W. nog prijsopgaven in. Alsdan zal
nader overwogen worden.
Het adres werd daarna gesteld in handen van B. en W. ter afdoening.
25-9-1903
Gemeenteraad
(vervolg van gisteren (23 sept))
Commissie voor de Gemeentebedrijven.
No. 373. Voordracht van B. en W., tot wijziging der Verordening,
regelende de samenstelling en de werkkring der Commissie van
Bijstand in het beheer der Gemeentebedrijven.
No. 393. Voorstel van de Raadsleden K.C. Wiersma, J. Zeehandelaar en
J. B. van Dijk, om: 1°. B. en W. uit te nodigen voorstellen te doen,
strekkende om het verleenen van bijstand in het beheer der
Gemeentebedrijven voor elk der drie omvangrijkste bedrijven:
Electriciteitswerken, Gasfabrieken en Tram, te doen geschieden,
hetzij door zelfstandige Commissies, hetzij door Subcommissies, deel
uitmakende van een algemeene (met meer leden dan de thans bestaande)
Commissie van Bijstand voor de Gemeentebedrijven, bij elke waarvan
de Telefoon, de Ammoniakfabriek, de Stoomponten en de Kleedermakerij
worden ingedeeld ; 2°. de voordracht No. 373 aan te houden.
Na uitvoerige discussies wordt de voordracht van B. en W.
goedgekeurd; er komt dus vanwege de vele praktische bezwaren geen
afzonderlijke commissie van bijstand voor de tram.
26-9-1903
Algemeen Verslag der Afdelingen van de Gemeenteraad over de
Begrooting voor 1904.
Bij de bespreking van de exploitatie der Gemeentetram werd in twee
afdelingen gevraagd om betere dienstregeling en meer rustdagen voor
het trampersoneel.
Andere leden meenden, dat met een nieuwe dienstregeling gewacht moet
worden, totdat in 1904 de elektrische tractie toch wijziging in de
dienst zal nodig maken.
In drie afdeelingen werd ernstig geklaagd over de tramhaltepaaltjes,
die ingezetenean met moeite, voor vreemdelingen bijna in het geheel
niet te vinden zijn en vooral bij avond zeer ondoelmatig blijken.
Algemeen werd de wens te kennen gegeven, dat de haltebordjes aan de
lantaarns worden bevestigd, zoals in Den Haag en vele andere steden.
Ook wenst men er de aandacht op te vestigen, dat de koetsiers veel
te weinig opletten, of zich bij de haltes passagiers bevinden, die
wensen mee te rijden, en meent; men, dat te veel lijnen gedeeltelijk
samenloopen, waardoor de opbrengst lijden moet.
Enkele leden vroegen, of het niet mogelijk is abonnementskaarten in
te voeren, waarop men de hele dag kan rijden.
In twee afdelingen werd zeer ernstig geklaagd over de buitengewoon
langzame wijze, waarop de werken voor de tram worden uitgevoerd.
26-09-1903
De bootwerker, die tijden de Aprilongeregeldheden bij ongeluk door
de politie op de Korten Nieuwendijk zeer ernstig aan den linkerpols
verwond werd, is thans zóver hersteld dat hij zijn vingers weer kan
bewegen, doch het volkomen gebruik van zijne hand zal hij niet meer
terugkrijgen. Wijl gebleken is, dat de man geheel onschuldig was en
slechts bij toeval was gewond, heeft de burgemeester hem thans een
betrekking bij de Gemeente-tram bezorgd.
30-9-1903
Aanbestedingen.
B. en W.: a. (………) c. Het versterken van acht vaste bruggen in de
tramlijnen Dam—Sarphatistraat en Dam—Amsteldijk. (Raming ƒ 11.110).
5 Inschrijvingen. Minste van P. Vermeer Jz., alhier, ƒ9750.
1-10-1903
Gemeentetram.
Naar wij vernemen, zal op 1 October a.s. de tramlijn van de
Amstelveenscheweg door de Leidschestraat en langs de N. Z.
Voorburgwal doorlopen tot de Dam (voorlopig met overstappen bij de
brug, over de Prinsengracht). Zodra de brug over de Prinsengracht
weder in gebruik genomen kan worden, wordt de lijn
Koninginneweg-—Dam weer door de Leidschestraat geleid om mede langs
de N. Z. Voorburgwal op de Dam aan te komen. Voorlopig loopt dus
één, doch spoedig lopen weer twee lijnen door de Leidschestraat. In
die voorlopige toestand bestaan alleen op de lijn Koninginneweg—Dam
geleidebiljetten. Op 1 October kan men van de Amstelveenscheweg,
hetzij langs de Overtoom, hetzij langs de Koninginneweg voor 7½ cent
de Dam bereiken.
7-10-1903
Tramtarief.
Door B. en W. is aan den Gemeenteraad ter goedkeuring overgelegd een
concept-tarief voor het vervoer door de gemeentetralm.
In de toelichting delen B. en W. mede, dat waarschijnlijk in het
begin van het volgende jaar het Elektrische Krachtstation aan de
Kadijk in staat zal zijn te voorzien in de stroomlevering voor de
tram, en dat alsdan een belangrijk deel van het tramwegnet voor
elektrische exploitatie zal gereed zijn, waaronder ook de nieuwe
lijn station Weesperpoort-Nieuwe Amstelbrug-Ceintuurbaan-Van
Baerlestraat-P. C. Hooftstraat-Stadhouderskade-Overtoom-Constantijn
Huygensstraat-Dam. Door deze nieuwe lijn en de omstandigheid, dat
verschillende tramlijnen van het nieuwe net meer of minder
belangrijke veranderingen hebben ondergaan, is een aanvulling van
het tarief van het vervoer door de gemeentetram noodzakelijk.
Tevens hebben B en W. zich afgevraagd, of het tijdstip, waarop een
nieuwe beweegkracht wordt ingevoerd, niet geschikt is het tarief op
enige punten te wijzigen. Zij zijn met de Commissie van Bijstand in
het beheer der gemeentebedrijven tot de overtuiging gekomen, dat
deze vraag bevestigend moet worden beantwoord.
In hoofdzaak stemmen de lijnen, waarvoor het tarief geldt, overeen
met die, voorkomende in het rapport van de directeur der
gemeentetram. Echter zijn verschillende lijnen, die op dat plan
slechts doorlopen tot de Dam, doorgetrokken tot het Centraal-Station
of het Midden-Stationseiland terwijl een rechtstreekse verbinding
van het grootste deel der Weesperzijde met de Dam en het
Centraal-Station is verkregen door een der lijnen van de Amsteldijk
te doen lopen over de Nieuwe Amstelbrug tot het einde der
Weesperszjde, als gevolg waarvan, de lijn van de Vijzelstraat en de
Ceintuurbaan is doorgetrokken over de Amsteldijk tot nabij de
gemeentegrens.
B. en W. stellen zich voor, bij het achtereenvolgens gereedkomen van
vakken van het tramwegnet de goed te keuren exploitatielijn zodra
mogelijk geheel of gedeeltelijk in de aangegeven vorm in electrische
exploitatie te brengen, doch hebben hierbij in één opzicht een
tijdelijke afwijking nodig geacht, n.l. bij de lijn, destijds
aangeduid met 8. (Linnaeusstraat-Sarphatistraat-
Weteringschans-Mamixstraat-Kinkerstraat). Deze kan nog niet
afgewerkt worden, vóórdat in 1904 of het begin van 1905 de
spoorwegkruising in de Sarphatistraat zal zijn verwijderd. In
afwachting daarvan achten B. en W. het zeer nuttig, het Oostelijk
deel van deze lijn voorlopig langs de Plantage-Middenlaan en
Kerklaan te verbinden aan het gereedgekomen deel van de lijn langs
de Weteringschans en de Marnixstraat.
Het schijnt hun nog voorbarig, thans reeds rekening te houden met de
mogelijkheid van tramaanleg door de Andreas Bonnstraat, welke
mogelijkheid, naar zij menen, zal behoren te leiden tot het maken
van een tramverbinding van het Oosterpark in de richting naar het
Weesperplein.
De vaststelling door de Raad van een tarief zal B. en W. uit den
aard der zaak vrij dienen te laten bij de bepaling van de
tijdstippen, waarop, als gevolg van het gereedkomen van werken, van
den ene toestand tot de andere zal worden overgegaan, en waarop
lijnvakken, welke komen te vervallen, aan de exploitatie worden
onttrokken. Het zou bijv. niet doenlijk zijn, thans uit te maken,
wanneer de lijn langs de Stadhouderskade tussen de Van Woustraat en
de Ferdinand Bolstraat buiten gebruik zal worden gesteld. Al zal de
lijn door het Westeinde vermoedelijk niet vóór 1 Maart 1904
gereedkomen, zo zullen de werken aan beide einden van genoemd vak
toch wel meebrengen, dat de exploitatie van dat vak vrij spoedig in
1904 moet aflopen, en zeker zal in 1904 de lijn over de
Stadhouderskade niet anders kunnen worden geëxploiteerd, dan met
overstappen bij de brug vóór de Ferdinand Bolstraat.
Het nieuw voorgestelde tarief opent de mogelijkheid zogenaamde
arbeiderstrams in te voeren, en wel door de gelegenheid open te
stellen in de vroege ochtenduren van de tram gebruik te maken tegen
een aan merkelijk lager tarief dan het normale (2½ ct.). B. en W.
vinden geen aanleiding de bevoegdheid van tegen dit lage tarief te
worden vervoerd te beperken tot een bepaalde categorie van personen,
hetgeen tot grote moeilijkheden aanleiding zou geven. Wel rnenen zij
voor hen, die 's morgens vroeg van de tram gebruik maken, ook
retourkaarten, eveneens tegen verlaagd tarief, beschikbaar te moeten
stellen. Teneinde te voorkomen, dat in de drukke namiddaguren het
gewone verkeer te veel zou worden betemrnerd, hebben zij gemeend, de
bepaling te moeten vaststellen, dat zij, die van deze retourkaarten
gebruik maken, plaats moeten nemen in de bijwagen voor zover daartoe
gelegenheid bestaat.
Het ligt voorloopig in de bedoeling een proef met deze regeling te
nemen op de lijn Oosterpark—Linnaeusstraat—Dam—lJveer.
Het ontwerp-tarief behoudt zooveel mogelijk het 7½-cents-tarief,
maakt voor dat tarief de Dam en het Centraal-Station van alle
buitenwijken bereikbaar, en laat, met enige uitbreiding, in de vorm
van boekjes van een kleiner aantal kaartjes, de bij de conducteurs
verkrijgbare boekjes bestaan. Evenzeer blijven de tweeritskaartjes
behouden, doch zij worden in prijs verminderd tot 10 cent, zoals
elders, o.a. in Rotterdam, is geschied. Op de lijn
Mariniersplein-Markeinplein en op het vak van enige lijnen, hetwelk
de Dam verbindt met een eindpunt op het Midden- of Oostelijk
Stationseiland, wordt een 5-cents-tarief ingevoerd.
Behalve deze uitzonderingen, wordt voor één lange of korte rit
steeds 7½ cent betaald. B. en W. wijzen er op, dat door dit tarief
een aanmerkelijke prijsverlaging wordt verkregen, niet alleen door
het verlengen van lijnen van f 0.07½-ritten, maar vooral doordien
niet alleen alle tweeritskaarten van f 0.12½ op f 0.10 worden
teruggebracht, doch zelfs verscheidene trajecten naar het
Centraal-Station, die thans f 0.12½ kosten, op f 0.07½ worden
gesteld.
Wanneer men aan schattingen van te verwachten verkeersopbrengsten
niet meer waarde wil toekennen dan zij verdienen, zou men, als het
gehele net elektrisch zal zijn ingericht, een stijging van het
aantal jaarlijks vervoerde passagiers, dat thans nog geen 27 miljoen
bedraagt, kunnen verwachten tot 37½ millioen, welk aantal ook ten
minste nodig is voor de rentabiliteit van het bedrijf. Hierbij
bestaat geen reden, ees ongunstige verhouding van de
exploitatieuitgaven tot de bruto opbrengst te duchten.
Door B. en W. wordt tevens overgelegd een ontwerp-tarief, zoals dit
door de directeur der gemeentetram is voorgesteld, welk tarief
ondersteund wordt door een minderheid der Commissie van Bijstand in
het beheer der gemeentebedrijven. Dit tarief, dat uitgaat van een
grondprijs van 5 cent per rit, gaat verder in de richting van
verlaging. B. en W. zeggen niet te kunnen delen in de verwachting,
door de directeur gekoesterd, dat bij invoering van dit tarief het
vervoer van nog geen 27 millioen passagiers tot 50 millioen zal
stijgen, hetgeen ten minste nodig zou zijn, en vrezen, dat grote
teleurstelling het gevolg van dit tarief zou wezen, althans in de
aanvang. Natuurlijk zal, nadat enige ervaring omtrent het verkeer op
het nieuwe net is opgedaan, later altijd nog tot het hierbedoelde
tarief kunnen worden overgegaan.
De bedoeling is het nieuwe tarief te doen ingaan op de tijdstippen,
door B. en W. vast te stellen, al naarmate de voortgang der
werkzaamheden aan het elektrisch te exploiteren tramwegnet zulks
mogelijk zal maken. Het tarief, door Burg. en Weths. voorgesteld,
omvat de volgende lijnen, zoals zij eerlang zullen aanwezig zijn:
1. Amstelveenscheweg—Leidschepl.—Dam—Stationsplein—Prins
Hendrikkade—Czaar Peterstraat 7½ cent; Dam—Stationsplein 5 cent.
2. Koninginneweg—Leidscheplein—Dam— Stationsplein—IJ-veer—Oostelijke
De Ruyterkade 7½ cent; Dam—Stationsplein—IJ-veer—Oostelijke De
Ruyterkade 5 cent.
3. Station Weesperpoort—Sarphatistraat—Weesperzijde—Ceintuurbaan—Van
Baerlestraat—Leidscheboschje—Overtoom—Const. Huygensstraat—Dam—
Stationsplein—IJ-veer 7½ cent;
Dam—Stationsplein—IJ-veer 5 cent.
4. Amsteldijk—Ceintuurbaan—Dam—Stationsplein— IJ-veer 7½ cent;
Dam—Stationsplein—IJ-veer 5 cent.
5. Weesperzijde—Westeinde—Dam—Stationsplein—Haarlemmerplein—Spaarndammerplein
7½ cent; Dam—Stationsplein—IJ-veer 5 cent.
6. Cruquiusweg—Muiderstraat—Stationsplein 7½ ct. Cruquiusweg—Dam—Stationsplein—IJ-veer
(overstappen Mauritskade) 7½ cent; Cruquiusweg—Mauritskade 5 ct.
7. Weesperzijde—Jonas Daniël Meijerplein—Stationsplein 7½ cent.
8. Station Muiderpoort—Weteringschans-Kinkerstraat 7½ cent.
Kinkerstraat—Bilderdijkstraat—Dam—IJ-veer (overstappen
Bilderdijkstraat)* 7½ cent. Station Muïderp.—Plantage—Dam—lJ-veer
(overstappen Mauritskade)* 7½ cent.
9. Oosterpark—Linnaeusstr.—Dam—Stationspl.—IJ-veer 7½ cent.
Dam—Stationsplein—IJ-veer 5 cent. 10. Barentszpl.—Zoutkeetsgracht—Marnixstraat—
Weteringschans—Plantage—Doklaan 7½ cent. Barentszplein—Haarlemmerpl.—Dam
(overstappen Haarlemmerplein)* 7½ cent.
11. Station WP.—Sarphatistr.—Frederiksplein—Dam—Centraal-Station 7½
cent; Dam—Centraal-Station 5 cent.
12. Mariniersplein—Markenplein 5 cent.
Mariniersplein—Markenplein—Dam—lJ-veer (overstappen Markenplein)* 7½
cent; Marinierspl.—Prins Hendrikkade—Stationspl.—Dam (overstappen
Kadijksplein)* 7 ½ cent.
Tweeritskaarten, op dezelfde lijn of op een der andere lijnen,
geldig op de dag der afgifte, 10 cent. Vroegritten, op werkdagen op
één of meer door B. en W. aan te wijzen lijnen voor iederen
passagier, die vóór 7½ uur 's voormiddags instapt, 2½ cent.
Vroegritten met retour op idem, geldig, behalve als boven, ook nog
voor één rit 's namiddags, beginnende tussehen 5 en 8 uur, door een
passagier, die op dezelfde dag een vroegrit heeft gedaan en onder
verplichting om, zo mogelijk plaats te nemen in een bijwegen, 5
cent.
In plaats van geld, kunnen voor de betaling van de verschuldigde
vracht, kaartjes worden gebruikt, voor dat doel verkrijgbaar
gesteld. Voor een rit van 7 ½ cent kosten deze kaartjes 6½ cent. Zij
zijn bijeengevoegd in pakjes van 5 strooken, elk van 5 stuks, welke
in de handel zijn en in boekjes van 25 en van 10 kaartjes. Voor de
met * gemerkte lijnen moeten echter speciale boekjes gebruikt
worden, om van het 6½ centstarief te kunnen gebruik maken. Voor de
5-centsritten bestaan boekjes van 50 kaartjes à 5 cent en van 20
kaartjes à 5 cent Desgewenst kan men voor een 5 cents-rit een
kaartje van 6½ cent in betaling geven. Boekjes zijn slechts bij de
conducteurs op de wagen verkrijgbaar. Abonnementskaarten, met
inachtneming van dle door B. en W, gestelde en nog te stellen
voorwaarden, geldig voor één rit, beginnende vóór 's morgens 10 uur.
vóór ééne lijn voor twee aansluitende lijnen
van 1 Jan.—31 Dec. f 10.— f 12.50
1 Febr. “ f 9.25 f 11.50
1 Maart “ f 8.25 f 10.50
1 April “ f 7.50 f 9.50
1 Mei “ f 6.50 f 8.50
1 Juni “ f 5.75 f 7.50
1 Juli “ f 5.— f 6.50
1 Augustus “ f 4.25 f 5.50
1 September “ f 3.50 f 4.50
1 October “ f 2.50 f 3.50
1 November “ f 1.75 f 2.50
1 December “ f 1.— f 1.50
Scholierkaarten, met inachtneming van de door Burgemeester en
Wethouders gestelde en nog te stellen voorwaarden, geldig voor
jongelieden niet ouder dan 18 jaren en voor hun geleiders voor één
rit op de werkdagen, beginnende vóór 'a morgens 10 uur:
voor ééne lijn voor twee aansluitende lijnen
van 15 Aug.—14 Aug. f 6.— f 7.50
15 September “ f 5.50 f 6.90
15 October “ f 5.— f 6.25
15 November “ f 4.50 f 5.65
15 December “ f 4.— f 5.—
15 Januari “ f 3.50 f 4.40
15 Februari “ f 3.— f 3.75
15 Maart “ f 2.50 f 3.15
15 April “ f 2.— f 2.60
15 Mei “ f 1.50 f 1.90
15 Juni “ f 1.— f 1.25
15 Juli “ f 0.50 f 0.65
Kinderen beneden 3 jaar worden, wanneer zij op schoot zitten en dus
geen eigen plaats innemen, kosteloos vervoerd.
Aankoop Percelen.
B. en W. delen aan de raad mede, dat zij in de gelegenheid zijn de
percelen, gelegen aan do Tollensstraot Nos. 64, 66 en 68, welk
laatste perceel aan de Kinkerstraat is genummerd met 140, aan te
koopen voor de prijs van f 30,000. Het komt hun gewenst voor, deze
percelen voor de gemeente in eigendom te verkrijgen, in verband met
eventuele plannen betreffende de tram- en reinigingsdienst, te meer,
daar de prijs met hot oog op de huuropbrengst, die thans f 2600
bedraagt, niet te hoog toeschijnt. Zij stellen voor tot de aankoop
over te gaan.
6-10-1903
Ingezonden.
Hooggeachte Redactie !
Mag ik eens een goed woordje doem voor onze tramconducteurs, in casu
voor hen, die op de wagens met elektrische drijfkracht rijden?
Sedert zij de paardentram verlieten, is voor hen de dienst zwaarder
geworden. De wagens rijden sneller en vervoeren meer passagiers. De
inspanning der conducteurs is ingrijpender; daartegenover zijn de
rustpozen korter. Alleen door voortdurend, d. w. z. van 's morgens
vroeg tot 's avonds laat, in actie te zijn, kan men zijn werk doen.
Maar dan, bij het naar huis gaan, is men ook op! En 's morgens,
wanneer de taak moet hervat, is men nog niet uitgerust.
Nu behoeft men om de drie dagen alleen in dienst te zijn van
ongeveer halftwaalf tot half vier om collega's af te lossen, en
heeft men om de 10 dagen een vrije dag. Maar hetgeen overblijft van
elke derde dag is bij menigeen niet in staat de, de vorige dagen in
spanning gebrachte en gehouden zenuwen, te kalmeren. Er zijn
voorbeelden dat jonge mannen, die anders niet wisten wat moeheid
was, nu met lome schreden hun werk hervatten. En toch zouden zij het
zoo gaarne anders doen! En de 10e vrije dag? . . . Theorie! . . .
Door de invoeging van bijwagens moet voldoende personeel in dienst
gehouden worden. En zo is dan de conducteur vrij om de 20e dag; 't
is gebeurd, dat hij 24, 25 en 26 dagen moest wachten, voor zijn
rustdag aanbrak.
Zo ontstonden misstanden, waarvan we de oorzaken niet willen
opdiepen en waaromtrent we niemand een verwijt zullen maken. Alleen
willen we in bescheidenheid er op aandringen ze weg te nemen. En dat
kan.
Heb ik vroeger goed gelezen, dan zullen bij het in exploitatie gaan
van al de electrische lijnen, dubbele ploegen personeel in dienst
worden gesteld, tengevolge waarvan de conducteurs om de 14 dagen
's-Zondags vrij zullen zijn. Uitstekend! Maar nu de vraag: zou deze
maatregel niet reeds kunnen worden ingevoerd voor de in dienst
zijnde electrische lijnen. En voor 't geval hier met het oog op het
paardentrampersoneel bezwaren aan zijn verbonden, de tweede vraag:
zou het niet zeer wenselijk zijn, het getal werkkrachten ten
spoedigste te versterken. Ziehier mijn «goede woordje», dat ingang
moge vinden bij autoriteiten. : «Voorkomen is beter dan redden.»
Uw dienstw. lezer L. K.
N.B. Nu ik toch over de elektrische tram schrijf, mag ik zeker wel
namens vele ouden van dagen in onze goede stad, ook namens zeer vele
dames, vragen, of het niet mogelijk zou zijn de balkons der nieuwe
electrissche wagens iets lager te laten maken dan die zijn bij de in
dienst zijnde rijtuigen? (1) Thans is er zelfs bij onze
trappenklimmende bevolking, gewoon aan entreewijdte van ongeveer 2
decimeter, eenige gymnastische oefening voor nodig om behouden op
het achterbalkon te komen.
(1) Dit verzoek is zeer gegrond. (Red.)
15-10-1903
Ter secretarie zijn ter lezing gelegd:
(Memorie van Antwoord van het Algemeen verslag der afdelingen van de
gemeenteraad over de gemeentebegroting 1904)
Gemeentetram: Bij de invoering van de elektrische trekkracht op een
groot deel van het net zal tevens een nieuwe regeling moeten worden
gemaakt betreffende de arbeidsduur van het personeel. Er wordt
overwogen of het mogelijk is bij die dienstregeling, meer dan tot
dusverre, de rustdag van het personeel op een Zondag te doen vallen.
B. en W. zijn bereid in overweging te nemen of het mogelijk is, het
vinden van de tramhaltepaaltjes gemakkelijker te maken of de halte
op andere wijze aan te duiden.
Met betrekking tot de buitengewoon langzame wijze, waarop de werken
voor de tram worden uitgevoerd, wordt in herinnering gebracht het
feit, dat de directeur der Gemeentetram in 1901 voor het tot stand
komen van het elektrisch tramwegnet, op grond van ervaringen van
elders, vreesde een termijn van 4 jaren na het in gebruik nemen van
het krachtstation aan de Kadijk te zullen nodig hebben, vooral als
gevolg van de aan de vele bruggen te verrichten belangrijke werken.
Door groote krachtsinspanning zal het vermoedelijk gelukken veel
eerder gereed te zijn.
Gemeenteraad, middagzitting van 14 oktober.
Tramtarief.
Voorstel van het Raadslid J. ter Haar Jr., om het tarief voor het
vervoer door de Gemeentetram voor elke lijn vast te stellen op 6
cents per rit. De Heer Wormser stelt voor, dit voorstel en de
voordracht van B. en W. inzake het Tramtarief te doen behandelen in
de afdelingen. Enige Raadsleden ondersteunen dit verzoek. De Heer
Heemskerk zegt dat daartegen geen bezwaar bestaat, mits de
afdelingen spoedig vergaderen. Het voorstel-Wormser wordt daarna
aangenomen.
16-10-1903
GEMEENTERAAD.
De tegen gisteren uitgeschreven openbare Gemeenteraadszitting is
grotendeels in het geheim gehouden. Ongeveer drie uren vergaderde de
Raad in besloten zitting. Van te voren was besloten het voorstel van
de Heer Ter Haar, om de prijs van een tramrit op 6 cents vast te
stellen — een middenvoorstel dus tussen B. en W., die 7½ cent
behouden willen, en de directeur, die 5 cent heeft voorgesteld —
gelijk met de voordracht van B. en W. ter behandeling naar de
afdelingen te verzenden.
19-10-1903
Tramtarief.
Overeenkomstig de toezegging, gedaan in de jongste raadzitting, is
door B. en W. in druk overgelegd de Memorie van Toelichting,
behorende bij het ontwerp-tarief van het vervoer door de
gemeentetram, aanbevolen door de directeur en gevoegd bij de
voordracht, dd. 2 October No. 877.
21-10-1903
Brug Zoutkeetsgracht.
Ter Secretarie zijn ter lezing gelegd:
Door het Raadslid A. Harmsen Jr. is een voorstel ingediend om de
Begroting voor 1904 te verminderen met ƒ44,000, zijnde het bedrag
nodig voor de ombouw van de brug aan de Zoutkeetsgracht, en alzo het
tramwegplan in die zin te wijzigen, dat het eindpunt van de lijn
Marnixstraat blijft aan de Zoutkeetsgracht. De voorsteller betoogt
bij het zien der cijfers voor de ombouw der brug aan de
Zoutkeetsgracht. zijnde f 41,000 ten laste der Gemeente, plus ƒ
16,000 te boeken voor de Tram, dus samen ƒ 60,000, dat de betekenis
van deze verlenging niet opweegt tegen de enorme kosten daarmede
gemoeid.
Electrische Spoorweg naar Haarlem.
— De werkzaamheden voor de aanleg van de elektrische trambaan naar
Haarlem worden met bekwame spoed voortgezet. Vooral in de omtrek van
de Slatuintjes ziet men bij de dag de gemaakte vorderingen.
De onderbouw toch voor de eerste brug, nl. die over de toevoersloot
naar de Kostverloren Wetering, is gereed. Een aanvang is gemaakt met
het baggeren en -uitgraven van den fundeeringsput voor de te leggen
spoorbrug over die Wetering zelf, die daar ter plaatse veel breder
gemaakt wordt. Deze brug zal bij voltooiing een mooi stuk werk te
zien geven, te rekenen naar de kosten, die er aan besteed zullen
worden, welke — naar men verneemt — alleen voor de onderbouw ruim f
65,000 zullen bedragen. Bovendien is een nieuwe hulpbrug gelegd over
de zoogenaamde „Krommert", een breed water, waarvan de straks
genoemde toevoersloot de voortzetting is; deze hulpbrug was nodig
geworden in verband met de aanvang van de bouw der definitieve
spoorbrug over die vaart.
Tevens kan gemeld worden, dat de sohuitenmakerswerf van de Heer J.
Kersch ontruimd is geworden èn verplaatst is naar de Jacob Catskade,
terwijl de alom bekende tolgaarderswoning aan het einde van het
Lange Bleekerspad ónder sloopers handen is gevallen en de toegang
tot de tolbrug (de enige in wier bezit Amsterdam zich nog verheugt?)
gewijzigd is en nu loopt over een bemodderde, haast onbegaanbare
weg, waarover in de laatste dagen echter enige planken gelegd zijn.
— De zandaanvoer door de Baarsjespolder wordt geregeld voortgezet.
23-10-1903
Elektrische motortramwagens.
Bij de dezer dagen gehouden inschrijving naar de levering van de nog
nodige motortramwagens is de laagste inschrijfster de firma Van der
Zijpen en Charlier, te Keulen-Deutz, die bereid is de wagens te
leveren voor een bedrag van ƒ 5,375 per wagen, terwijl de
Nederlandsche Fabriek van Werktuigen en Spoorwegmaterieel, alhier,
een prijs verlangt van f 6,700 per wagen.
De Directeur der Gemeentetram heeft voorgesteld de levering van 50
wagens op te dragen aan eerstgenoemde firma en de levering van 25
wagens aan de Nederlandsche Fabriek van Werktuigen en
Spoorwegmaterieel, alhier, nadait hij zich eerst vergewist had, dat
beide inschrijfsters met een aldus gesplitste levering genoegen
zouden nemen. De Commissie van bijstand in het beheer der
Gemeentebedrijven adviseerde te beslissen overeenkomstig het advies
van de Directeur der Gemeentetram.
Bij de bespreking dezer zaak bleek het College van B. en W. niet tot
overeenstemming te kunnen komen. Enerzijds was men van oordeel, dat
een beslissing ten gunste van de Nederlandsche industrie, zooals
door de directeur werd voorgesteld, niet was gewettigd, waar de
inschrijvingen zo belangrijk uiteenliepen en een bedrag van 25 X ƒ
1,325 of ƒ 33,125 meer zou worden vereischt bij levering van 25
wagens door de Nederlandsche industrie. Anderzijds meende men, dat
het voor de gemeente wel een financieel offer van genoemd bedrag
waard moest zijn om aan de Nederlandsche industrie, die, door de
grote protectie, welke de buitenlandse industrie in allerlei vormen
geniet, daartegen moeilijk kan concurreren, deze levering op te
dragen, te meer waar het betreft een fabriek hier ter stede
gevestigd.
Waar omtrent een zoo belangrijke zaak de meningen in het college
zozeer uiteenliepen, meenden B. en W. de beslissing aan de
Gemeenteraad te moeten overlaten.
30-10-1903
GEMEENTERAAD, 28 oktober.
De Gemeenteraad heeft gisteren een middag- en een avondzitting
gewijd aan enige voordrachten en ingekomen stukken, welke aan de
behandeling van de begroting voor 1904 voorafgingen. Daaronder waren
twee onderwerpen; waarover nog al het een en ander gesproken is. In
de eerste plaats het voorstel van den directeur van de Gemeentetram
inzake de bouw van nieuwe elektrische tramwagens. Er zijn nog 75
zulke wagens noodig. De minste inschrijver is geweest de firma van
der Zijpen en Charlier, te Keulen-Deutz, die aanbood de wagens te
leveren voor ƒ5.375 per stuk. De inschrijving van de Nederlandsche
Fabriek van Werktuigen en Spoorwegmateriaal alhier was aanmerkelijk
hoger: ƒ6,700 per wagen, een verschil dus van ƒ 1.325 per wagen.
Niettegenstaande dat verschil heeft de directeur in het belang der
Nederlandsche nijverheid voorgesteld, om toch een gedeelte van de
leverantie te gunnen aan de Nederlandsche fabriek en wel de levering
van 25 wagens. Dit kwam dus hierop neer, dat de Gemeente voor de
geheele leverantie 25 X ƒ 1325 of ƒ33,125 meer betalen zou dan
wanneer zij het geheele werk gunde aan de laagste inschrijfster: de
Duitse fabriek. In het college van B. en W. was men over de zaak
niet tot overeenstemming gekomen. De Wethouders Van Hall en
Heemskerk hadden oren naar het voorstel, de Wethouder Blooker en de
burgemeester niet. (De Heer Serrurier heeft zich als commissaris van
de fabriek buiten alle inmenging gehouden). Was 't tot een stemming
gekomen, dan zou tengevolge van de beslissende stem van den
burgemeester het voorstel verworpen zijn, en daarom had de Heer Van
Leeuwen voorgesteld, den Raad te laten beslissen, hetgeen zeker
loyaal gehandeld was. De Raad nu heeft zich geschaard aan de zijde
van de voorstanders en met 25 tegen 17 stemmen het voorstel van de
directeur aangenomen, zodat de leverantie van 50 wagens zal worden
opgedragen aan de Keulse en die van de 25 overige aan de Amsterdamse
fabriek. Vóórdat dit besluit viel, was er, gelijk men begrijpen zal,
heel wat te doen geweest over de verschillende punten, die met deze
aangelegenheid verband hielden, als: de toestand der
gemeente-financiën, het beginsel van protectie of vrijhandel, de
sociaaleconomische zijde van het vraagstuk en wat dies meer zij.
Gemeenteraad, zitting van 28 oktober
Bouw van Tramwagens.
Aan de orde is
No. 936. Voordracht van B. en W. betreffende de gunning van de
levering der nog benodigde 75 electrische motortramwagens. (De firma
Van der Zijpen & Charlier, te Keulen-Deutz, heeft ingeschreven voor
ƒ5.375 per wagen, de Nederl. Fabriek van Werktuigen èn
Spoorwegmaterieel, alhier, voor f 6.700 per wagen. In het belang der
Nederlandse industrie heeft de directeur van de Gemeentetram
voorgesteld, om, niettegenstaande het erschil van ƒ1.325 per wagen,
toch een deel van de leverantie, en wel 25 wagens, te gunnen aan de
Nederl. Fabriek.
B. en W. wenschen de beslissing over te laten aan de Raad.
De Voorzitter zegt, dat deze voordracht een zeer ongewone is en
daarom wel enige toelichting behoeft. Spr. deelt mede dat de prijs
waarvoor de Ned. Fabriek inschreef niet belangrijk afweek van die
van de andere inschrijvers, behalve de Keulsche fabriek. In het
college van B. en W. wenste één lid over de zaak niet mede te
discussiëren of te stemmen, zodat door de beslissende stem van de
Voorzitter de doorslag zou zijn gegeven en de gunning van de 25
wagens aan de Nederlandsche Fabriek niet zou zijn geschied. Vandaar
dat Spr. de beslissing wenste over te laten aan de Raad.
Spr. motiveert zijn afwijzende stem en betoogt dat door de te geven
gunning aan die fabriek de ge- meente een verlies zou lijden van
ƒ33,000. Een zo grote subsidie uit de Gemeentekas achtte spr. te
groot, vooral omdat voor de wagendelen, die hier ter stede werkelijk
gemaakt zullen worden voor die 25 wagens, slechts een som van f 1350
aan arbeidsloon zal worden verwerkt. Spr. wijst ook op het gevaar om
precedenten te scheppen op dit terrein, daar 't hier eigenlijk zou
zijn een verkapt subsidie, die nooit uit leningsgelden mag worden
verstrekt en komen zou op de kapitaalstaat van de tram.
De Heer Heemskerk, Weth. voor de Fin., betoogt, dat als men de
levering gunt aan de Ned. Fabriek de wagens door elkaar komen op
ƒ5816, terwijl de Hongaarsche fabriek die vroeger de wagens leverde
den wagen berekende op ƒ5759, welke prgs inderdaad zeer laag is. Hoe
komt 't nu dat de gemiddelde prijs van ƒ 5816 werkelijk laag genoemd
mag worden ? Omdat deze industrie in Duitsland zoo sterk wordt
beschermd en de Keulse fabrikant dus voor zeer lage prijs
inschrijven kan. Bovendien heeft de Nederlandsche industrie
ondervonden dat hare mededinging in Duitsehland niet gewenst wordt.
Welnu, dan behoeft men die van Duitsehland het ten onzent ook niet
gemakkelijk te maken. Spr. eerbiedigt de mening van de voorzitter,
maar toch meent hij dat het Gemeentebestuur niet afwijkt van de
plicht der burgerdeugd als het tracht door gepaste middelen te
verhinderen de ondergang van een industrie, die 't reeds tot zekere
hoogte heef t gebracht. Er zijn nog andere voordelen met deze zaak
gemoeid, nl. dat de ƒ33,000 b.v. verzekert het blijven bestaan, ook
in de toekomst, van het huidige getal werklieden op de Nederl.
Fabriek, waarvan er, zonder deze bestelling, zeker eerlang ongeveer
50 moeten worden ontslagen. Door verlies van dit geoefende personeel
zal ook de fabriek zelf schade lijden, die nu eenmaal de werklieden
voor dit speciale onderdeel van haar bedrijf had opgeleid.
De Heer H. Polak is evenmin als de voorzitter een voorstander van
kunstmatige binnenlandse protectie, maar hij wijst er echter op, dat
de Duitse maatschappij die overigens haar personeel goed behandelt,
haar inschrijvingsprijs zoo laag kan stellen omdat zij haar
export-prijs kunstmatig lager kan maken door kartelmacchinaties, van
welker fijnheden een fatsoenlijk mens moeilijk een begrip kan
krijgen. Waar zulke dingen bestaan, heeft spr. moeite zijn
anti-protectische neigingen te volgen. Spr. vraagt de cijfers der
andere inschrijvers te mogen vernemen, waaruit blijken kan in
hoeverre dit juist is.
De Heer Nolting zegt, dat de arbeids-voorwaarden aan de Nederl.
Fabriek niet gunstig zijn. De smeden hebben een gemiddeld loon van
18 a 19 cents. Spr. erkent, dat de Raad hier voor een zeer moeilijk
geval staat, ls 't waar, wat de Weth. Heemskerk zeide, dat de
niet-gunning aan de Nederl. Fabriek slechts zal komen te staan op
het ontslag van 50 werklieden, dan zou spr. misschien vóór de niet
gunning stemmen, maar hij heeft zijn besluit nog niet genomen en
wenst meer licht.
De Heer Kamerlingh Onnes meent, dat de zaak minder bezwaarlijk zou
zijn als men niet plotseling was gekomen met een zoo grote
bestelling. Bij kleinere leveranties had de Nederl. Fabriek wellicht
voor minder kunnen inschrijven dan thans het geval was. Nu dit niet
is geschied, is ontstaan een unfaire concurrentie, welke de Gemeente
niet in de hand mag werken. Spr. stelt voor om de Duitse fabriek 25
wagens te gunnen, 25 aan de Nederl. Eabriek en voor de overige 25
een nieuwe inschrijving te openen op gunstiger condities dan waarop
deze heeft plaats gehad.
De Voorzitter betoogt dat geen bevoorrechting heeft plaats gehad.
De Heer Wiersma waarschuwt tegen een bescherming als hier wordt
voorgesteld; zegt men met de Heer Heemskerk, dat 't hier geldt een
zuiver Amsterdams belang, dan vraagt spr. waarom dan niet alle 75
wagens gegund werden aan de Nederl. Fabriek? Spr. wijst er op, dat
de Duitsche fabriek, die zo veel groter bedrijf heeft, ook goedkoper
leveren kan. Beschermt men nu de Amsterdamse nijverheid tegen de
Duitsce, dan zal men morgen de Amsterdamse industrie beschermen b.v.
tegen de Haarlemse enz. Spr. waarschuwt tegen deze precedenten.
De Heer Korthals Altes vindt de voordracht onnodig en onbehoorlijk
en schaart zich geheel aan de zijde van de voorzitter.
De Heer Roelvink refereert zich aan hetgeen de Heer Heemskerk heeft
gezegd. De voorzitter heeft hier het gemeentebelang kleiner
voorgesteld dan het geval is. Het gaat hier niet om slechts 50
werklieden; dat is de kwestie niet. De wagenindustrie heeft in
Duitsehland haar leerjaren reeds achter den rug, maar hier begint
zij pas, en geelt men thans de Nederl. Fabriek deze gelegenheid, dan
zal zij eerlijk de Duitsche concurrentie het hoofd kunnen bieden.
Spr. wijst er op dat verschillende onzer steden, o. a. Rotterdam, er
over denken om óók electrische trams te gaan aanleggen. Welnu laat
men dan de inlandsche industrie in staat stellen zich voor al die
leveranties voor te bereiden. Dat is een economisch belang, waarvoor
wij wel ƒ 30,000 mogen over hebben. - Men geeft hier geen cadeau,
maar weigert een cadeau te ontvangen van het buitenland, dat alleen
door bijkomende omstandigheden zo goedkoop leveren kan, dat hier van
een cadeau sprake kan zijn.
Nadat ook de Heer Smit gesproken had ten voordeele van de gunning
aan de Nederl. Fabriek, wat hij een plicht der gemeente en in het
algemeen belang der burgerij achtte, deelde de Heer Van den Bergh
mede, dat de firma Siemens & Halske verklaard had dat zij, als haar
de electrische installatie ware gegund, de Nederl. Fabriek had in
staat gesteld om de wagens zoodanig te leveren dat het verschil niet
ƒ33,000 maar slechts ƒ9000 zou bedragen hebben. Komende op het
principe, wijst spr. er op dat niet alleen gevraagd moet worden naar
de prijs waarvoor, maar ook naar de wijze waarop iets geleverd
wordt. Spr. betoogt ten slotte dat hij over het bezwaar zou zijn
heengetogen, als inderdaad het verschil slechts ƒ 9000 ware geweest.
De Voorzitter zegt dat hem van een zodanige aanbieding niets bekend
is, maar ware zij gedaan, dan zou hij haar niet hebben geaccepteerd
als tegen de gewone usance gaande, waaraan de Weth. Heemskerk nog
enige nadere inlichtingen toevoegde, waaruit bleek dat de firma
Hermans hare aanbieding niet had gedaan aan de gemeente maar aan de
Nederl. Fabriek.
De Heer Wormser zei dat wel veel is gesproken, maar dat dit alles
niet veel licht verschaft. De Voorzitter heeft verklaard, dat hij
hetgeen hier wordt voorgesteld, niet zou doen als 't zijn eigen zaak
betrof; spr. meent dat de Raad zich ook op dit standpunt stellen
moet en dat alleen hij anders mag handelen, die gewoon is in zijn
particuliere zaken onnoodig 25 % te betalen boven hetgeen hij
schuldig is.
De Heer IJzerman vindt 't vreemd dat men lage inschrijvers hun lage
prijzen kwalijk neemt. Nederland is nu eenmaal geen industrieland.
De Heer Kamerlingh Onnes : «Dan weet u van Nederland niets af!«
Dé Heer IJzerman voortgaande, betoogt dat 't niet aangaat, om, zoals
de Heer H. Polak deed, laag neer te zien op de Keulse firma, die
eenvoudig doet wat elke koopman doet. Spr. herinnert dat reeds
vroeger de levering van tien wagens aan de Nederlandsche Fabriek is
gegund en vindt er niets tegen om met dit opvoedingsproces voort te
gaan. De Heer Caroli wijst er op, dat de gunning van deze tien
wagens niet is geschied door de Raad, maar door B. en W., waar zij
behoort en zo behoren deze ook thans de verantwoordelijkheid te
dragen en niet de Raad. De Voorzitter deelde mede dat inderdaad
aanvankelijk tien wagens aan de Nederl. Fabriek waren gegund, maar
daaruit volgt niet dat nu ook alle overige door haar moeten geleverd
worden. Door althans de levering te gunnen aan de Hongaarsche
fabriek heelt de gemeente zich een som van f 280,000 bespaard. Op de
debatten terugkomende, zegt spr., dat het Gemeentebestuur onmogelijk
bij elke inschrijving kan nagaan of zij ook steunt op verkeerde
machinaties. Volgens de redenering van de Heer Heemskerk wordt de
middelprijs wel verlaagd, maar dat is niet al het voordeel wat de
gemeente behalen kan. De Heer Schut verklaart zich vóór de gunning
aan de Nederl. Fabriek; deze industrie die nog jong ia en goed op
weg om vooruit te gaan, dient en mag op deze wijze gesteund worden.
Er zijn hier behalve de financiele ook morele voordelen.
Daarna werd tot stemming overgegaan. De uitslag was dat vóór de
gunning aan de Nederlandsche Fabriek werden uitgebracht 25 stemmen
en 17 leden zich daartegen verklaarden. De gunning van 25 wagens was
dus goedgekeurd.
31-10-1903
Ter Secretarie is ter lezing gelegd:
Tram tarief.
Verslag van de rapporteurs der afdelingen van de Gemeenteraad, naar
aanleiding van de in bahandeling zijnde voorstellen in zake het
tramtarief.
Aan het verslag is het volgende ontleend:
Het voorstel van B. en W. vond slechts bij enkele leden bijval.
Opgemerkt werd, dat een verlaging, zooals B. en W. die voorstellen,
weinig te betekenen heeft, en dat de vereenvoudiging in het systeem
van B. en W. zowel als in dat van de directeur der Gemeentetram,
niet groot is. In beide gevallen zullen nog steeds 8 a 9
verschillende soorten van kaartjes nodig zijn, terwijl het publiek
moet rekening houden met 5 à 6 verschillende soorten van prijzen,
ongerekend de verschillende abonnementen en vroegritkaarten.
Enkele leden waren daarentegen van mening, dat het stelsel van B. en
W. niet gecompliceerd kan worden genoemd. Men zal daarbij hebben een
uniformtarief van 7½ cent met overstapkaartjes van 10 cent, terwijl
op slechts enkele korte lijnen, als : Dam—Centraal-Station—lJ-veer,
Cruquiusweg—lJ-veer en Mariniersplein—Markenplein, de prijs 5 cents
zal bedragen. Juist om reden van eenvoudigheid is het aan te bevelen
voor de lange lijnen het tarief van 7½ cent te behouden en dit niet
te brengen op 10 cent. Bovendien maakte men de opmerking, dat het de
voorkeur verdient eerst de resultaten van de invoering der tarieven
van Burg. en Weth. af te wachten, alvorens tot verdere verlaging van
het tarief over be gaan. Deze leden achten de stap, die de directeur
wil nemen (een 5-centstarief), vooralsnog te gewaagd. Door anderen
werd daarentegen opgemerkt, dat de raming van de directeur
betreffende het aantal te vervoeren passagiers juister is dan die
van Burg. en Weth.
Vele leden waren dan ook van oordeel, dat het tarief van de
directeur meerdere aanbeveling verdient dan dat van B. en W. Zij
delen volkomen de verwachting van de directeur, dat het tramverkeer
zich in die mate zal uitbreiden, dat de rentabiliteit van het
bedrijf gewaarborgd wordt. Vooral menen zij die verwachting te mogen
koesteren, omdat de directeur in zijn toelichting blijk geeft van
buitengewoon ernstige bestudering van het vraagstuk en zijn
berekeningen gebaseerd zijn, niet op gissingen, maar op de
ondervinding in andere plaateen opgedaan en op uitspraken van de
meestbevoegde deskundigen.
Sommigen meenden, dat, waar voorzichtigheid in het algemeen is aan
te bevelen, het toch niet roekeloos zou zijn reeds thans een
5-cents-tarief in te voeren; zij wijzen er op, dat bij de Posterijen
nooit zulke grote winsten zouden worden gemaakt, indien niet de
tarieven zeer laag waren gesteld. Ook wees men op de Telefoon, die,
bij een verlaagd tarief, bij iedere uitbreiding meer winst oplevert.
Daarentegen werd door een ander lid gezegd, dat de vergelijking met
andere (Duitsche) steden niet zulk een gunstigen indruk op hem
maakte. Hij wees or op, dat daar 6 cents per rit als minimum wordt
geheven, zoodat, bij een verveer van 50,000,000 passagiers, de
ontvangsten bij de invoering van een 5-cents-tarief een half miljoen
gulden minder zouden bedragen. Deze mening werd weer bestreden onder
verwijzing naar de uitkomsten in verschillende steden van Engeland
verkregen door do invoering yan een laag tarief. Te Manchester is
o.a. een ontzaglijke stijging in het vervoer verkregen door de
invoering van een standaardtarief van één penny.
Het voorstel-J. ter Haar Jr. (6-cents-tarief) vond in drie der
afdelingen min of meer grote bestrijding. In een andere afdeling
werd tegen het vöorstel-Ter Haar het bezwaar geopperd, dat het
tarief niet gemakkelijk to betalen is met dei gebruikelijke pasmunt.
Had men hier een muntstukje, zooals het 10-pfennigstuk in Duitsland,
dan kon men met dat voorstel meegaan, doch nu zeker niet.
Daartegen werd van verschillende zijden de opmerking gemaakt, dat
het voorstel-Ter Haar aanbeveling verdient. Door de aanneming van
dit voorstel, het invoeren van een uniform-tarief van 6 cents op
alle lijnen, zal verkregen worden een zeer grote „eenvoudigheid" in
de toepassing, een der voorwaarden, door het congres te Parijs
noodzakelijk geacht voor het welslagen der exploitatie van een
tramwegnet. In het systeem-Ter Haar kent men slechts één soort van
kaartjes en één soort van contramerken.
Tegenover het in verschillende afdelingen beweerde, dat het
fooienstelsel niet is te verdedigen en zo spoedig mogelijk behoorde
te worden afgeschaft en dat men liever hoger loon moest betalen, dan
de inkomsten van het trampersoneel gedeeltelijk afhankelijk te
stellen van de te ontvangen fooien, werd van andere zijde gewezen op
de omstandigheid, dat de afschaffing van fooien de rentabiliteit van
het voorstel van de directeur enigszins verzwakt, want daarvoor zal
in de plaats moeten treden verhoging van salaris.
In twee afdelingen wordt door leden de wens uitgesproken om de Dam
als middel- en uitgangspunt voor de trams te handhaven. Is het
Centraal-Station uitgangspunt, dan komen de wagens gewoonlijk vol op
de Dam en is daar geen gelegenheid om mee te rijden. Door anderen
wordt daartegen opgemerkt, dat het juist gewenscht is een
opeenhoping van tramwagens op de Dam te voorkomen en acht men de
mogelijkheid, van op de Dam geen plaats te krijgen, niet groot, waar
de meeste lijnen de Dam passeren en bij het Centraal-Station reeds
een schifting van passagiers voor de verschillende lijnen heeft
plaats gehad, terwijl de electrische tractie ook het meevoeren van
bijwagens toelaat.
Met sympathie wordt door allen de proefneming met de invoering van
vroegtritten tegen verlaagd tarief begroet. Door meerderen wordt
echter de vrees geuit, dat de proefneming met één lijn (Oosterpark—Lirmaeusstraat—Dam—IJ-veer)
zal uitlopen op een mislukking. Afgescheiden van de vraag, of de
keus van de lijn in dezen wel gelukkig is, zou men die proefneming
wel willen uitbreiden tot 2 of 3 lijnen, bijv. lijn 5 (Spaamdammerplein—Weesperzijde).
Door enige leden werd 't wenselijk geacht, om de trams 's morgens
vroeger en 's avonds. later te doen rijden, met het oog op de velen,
die publieke vermakelijkheden, vergaderingen enz. bezoeken, en op de
reizigers, die met laatste treinen aankomen. Men vraagt, welke
plannen daaromtrent bij B. en W. bestaan. Aangedrongen werd op het
in voorraad houden van een voldoend aantal wagens, opdat personen
die wensen mee te rijden, steeds plaats kunnen vinden. Men vroeg, of
bij het grote vervoer, door de directeur verwacht, wel gerekend is
op een voldoend aantal wagens.
Enkele leden bepleitten de invoering van een volledig
abonnementstelsel voor één of meer, of voor alle lijnen. Zij vragen
welke bezwaren bij B. en W. bestaan tegen de onmiddellijke invoering
daarvan en achten het een uitstekende maatregel ter bevordering van
het tramverkeer. De ervaring, elders opgedaan, pleit voor die
invoering. Een lid wenste afschaffing van het contramerk-systeem,
wat de vereenvoudiging ten zeerste zal bevorderen. Hij wees er op,
dat de Amstardamsche Omnibus-Maatschappij gedurende al de jaren van
haar bestaan dit systeem niet noodzakelijk heeft geacht. Enige
leden, voorstanders van het tarief, door de directeur voorgesteld,
konden zich niet verenigen met zijn stelsel, om de verkoop van
kaartjes geheel af te schaffen. Tegen verkoop op de openbare weg, in
de vorm, zooals hij nu geschiedt, hadden zij ernstig bezwaar,
evenals vele andere leden, die een der andere voorstellen
verdedigden. Dit euvel zal evenwel niet worden weggenomen door het
uitsluitend verkrijgbaar stellen der kaartjes in tramwagens,
aangezien men dan op de openbare weg wat anders te koop zal
aanbieden. De ondervinding leert, dat velen de voorkeur geven aan
boekjes of kaartjes boven het telkens betalen in de tram. Vooral
voor vrouwen is dit lastig. De verkoop van boekjes en kaartjes
levert ook dit financieel voordeel op, dat men een belangrijk bedrag
vooraf ontvangt.
Met het oog op de omstandigheid, dat op de lijnen waarvan een
gedeelte uit enkel spoor bestaat en dus vermeerdering van het aantal
wagens groot bezwaar bij een geregeld verkeer ondervindt, werd door
een lid in overweging gegeven de prijs voor die lijnen te verhogen,
teneinde het vervoer daarover te ontlasten.
Weer een ander lid vroeg, of invoering van een tweeklassensysteem
niet aanbeveling zou verdienen. Daartegen was men van meening, dat
een dergelijk stelsel niet zou bijdragen tot verhoging van de
populariteit van onze tram.
3-11-1903
Gemeenteraad, zitting van 31 oktober.
Bruggen.
933. Voorstel van het Raadslid Harmsen, om deze post te verminderen
met ƒ44.000, zijnde het bedrag, nodig voor de ombouw van de brug aan
de Zoutkêetsgracht en alzo het tramwegplan in die zin te wijzigen,
dat het eindpunt van de lijn Marnixstraat blijft aan de
Zoutkeetsgracht. Tevens is aan de orde: Verzoek van de
Stoom-Meelfabriek «Holland» c.s., om het voorstel van B. en W., om
de nieuw te maken brug over de Zoutkeetsgracht beweegbaar te doen
zijn, aan te nemen.
De Heer Harmsen begrijpt de betekenis niet van het doortrekken van
de lijn Marnixstraat, een klein eindje over de brug over de
Zoutkeetsgracht; het vervoer tot aan die gracht is uiterst gering.
Men zegt, dat de bedoeling is de haveninrichtingen met de tram te
verbinden, .maar spr. merkt op, dat de grootste van die
inrichtingen, n.l. de Houthaven, toch nog een heel eind van het
eindpunt verwijderd blijft. Spr. gelooft, dat 't verstandig zal zijn
het tramplan in dit opzicht te wijzigen, hetgeen een besparing van f
60,000 zal opleveren.
De Heer Sutorius zegt dat het kapitaal in de tram gestoken buiten
alle verwachting groot wordt; de tram wordt nu ook al beschouwd als
een melkkoetje voor de industrie. Nu zal er nog een gedeeltelijk
onproductieve lijn bijkomen en 't is op die grond dat spr. stemmen
zal vóór het voorstel-Harmsen.
De Heer v. d. Velden gelooft dat het eindpunt van de lijn
Marnixstraat van de aanvang af verkeerd gelegd is; dat zal anders
zijn, als de lijn wordt doorgetrokken tot de Westerdoksdijk, en op
die grond noemt spr. het voorstel-Harmsen verkeerde zuinigheid.
De Weth. Serrurier zegt, dat de brug over de Zoutkeetsgracht niet
alleen voor de tram verbouwd wordt; de verbouwing is ook nodig voor
het gewone verkeer, en v/ijst er nog op, dat dicht bij het
toekomstige eindpunt gebouwd worden de nieuwe steigers voor de
Amerika-lijn. De Heer Harmsen zegt, dat de gehele handelsbeweging
uit deze richting gaat naar de Korte Prinsengracht, hetgeen dus ook
het geval zal zijn met de boten van de Amerika-lijn.
De Heer Kamerlingh Onnes zal, na de wethouder gehoord te hebben,
stemmen vóór het voorstel-Harmsen; nu het verkeer naar de Westelijke
handelsinrichtingen waarschijnlijk wijziging zal ondergaan ten
gevolge van verschillende omstandigheden, ziet spr. het belang van
de doortrekking tot het bedoelde punt niet in. De Heer Korthals
Altes wenst verbouwing van de brug uit te stellen, totdat de
vernieuwing dringend nodig is.
De Weth. Heemskerk meent, dat de Heer Sutorius zijn ergernis over de
25 tramwagens had moeten luchten toen die zaak behandeld werd; dat
is beter dan het geven van speldeprikken na de behandeling, al kan
spr. er best tegen. Over de zaak zelf sprekende, zegt spr., dat de
directeur van de tram de doortrekking beschouwt als een trambelang,
waaraan spr. nog toevoegt, dat hierbij ook is gemoeid een belang van
algemeen verkeer, waarop reeds door de Heer Serrurier gewezen werd,
daar de brug over de Zoutkeetsgracht werkelijk geen ideale brug is.
Ook de Heer Bijvoet betoogt, dat het handelsverkeer uitsluitend de
richting Korte Prinsengracht neemt, dus is de doortrekking tot de
Westerdoksdijk uit dien hoofde overbodig en zal spreker stemmen vóór
liet voorstel-Harmsen.
Hierna werd tot stemming overgegaan en het voorstel-Harmsen met 32
tegen 9 stemmen aangenomen, zoodat het eindpunt van de tram
Leidscheplein — Marnixstraat — Planciusstraat blijft vóór de
Zoutkeetsgracht.
4-11-1903
De Gemeentetram heeft van 1 Januari tot 31 October jl. 22,562,083
passagiers vervoerd tegen 21,831,726 van 1 Jan.—31 Oct. 1902.
7-11-1903
Gemeenteraad, zitting van 5 november.
De Heer Hendrix ondersteunt het adres van winkeliers uit de
Vijzelstraat, om bij de werken voor de tram te wachten tot na St.-Nicolaas,
zo mogelijk na Kerstmis. Dat behoeft geen invloed te hebben op de
oplevering van de tram. Spr. zegt het verzoek te ondersteunen, omdat
gebleken is, dat de directeuren van afdeelingen een alles behalve
open oog hebben voor de belangen der winkeliers. De Weth. Heemskerk
zegt, dat 't hem bevreemdt, dat de winkeliers uit de Vijzelstraat
zich niet eerst eens hebben gewend tot B. en W., want dan zouden zij
hebben vernomen, dat er geen plan bestaat om vóór Januari met
tramwerken in de Vijzelstraat aan te vangen. {Gelach.)
12-11-1903
Gemeenteraad, middagzitting van 11 november.
Ingekomen Stukken.
Verzoek van de Vereeniging «Algemeen Belang, Buurt YY, om het
tramtarief volgens het voorstel van den directeur te wiilen bepalen
op 5 cents per rit, subsidiair het voorstel-Ter Haar, zijnde 6 cents
per rit, te willen aannemen. Te behandelen bij de desbetreffende
voordracht.
Er bestaat een moeilijkheid bij het aanleggen van de elektrische
tramlijn Plantage—Roeterstraat—Leidscheplein. Deze lijn toch gaat
langs het Natuurkundig Laboratorium van Prof. Van der Waals, aan de
Plantage Muidergracht en het is een feit, dat de door de rails
gaande electrische stroom een storende invloed zal hebben op de
gevoelige instrumenten in dat laboratorium, telkens wanneer een
tramwagen daar passeert. Er zijn tussen Prof. van der Waals en het
Gemeentebestuur onderhandelingen gaande om het bezwaar te
ondervangen. De hoogleraar heelt een drietal oplossingen aan de hand
gedaan. De eerste is gelegen in een omlegging van de lijn door de
Middenaan, waarbij de invloed van de stroom op voldoende afstand van
het Laboratorium verwijderd zal worden gehouden; de beide andere
komen neer op een, over een gedeelte van de lijn onderbreken van de
benedenstroom, zodat daar ter plaatse een dubbele luchtdraad zal
moeten worden aangebracht.
Er bestaat tussen Prof. Van der Waals en het Gemeentebestuur
volkomen overeenstemming omtrent de wenselijkheid om de moeilijkheid
uit de weg te ruinen en wij mochten dan ook uit de mond van aen
hoogleraar zelf vernemen, dat het bericht van De Telegraaf, als zou
hij met een aanvraag om ontslag hebben gedreigd, ten eenenmale
onwaar is.
13-11-1903
Gemeenteraad, middagzitting van 11 november.
Zondagsrust voor het Trampersoneel.
988. Voorstel van de Raadsleden Prof. D. P. D. Fabius, D. Schut, J.
Douwes Jr. en A. Harmsen Jr., om B. en W. uit te nodigen te
onderzoeken, in hoeverre door beperking van de Zondagsdienst meer
vrije tijd voor het trampersoneel te verkrijgen is. De lieer Fabius
licht dit voorstel kort toe door erop te wijzen, dat tegenwoordig
een algemene drang bestaat om de Zondagsdienst te beperken ; dit
dient gewaardeerd te worden, omdat men daarmede de mensen een grote
dienst bewijst. Er zijn toch weinig zaken die de mensen zo zeer
materialiseren als het wegnemen van de vrije Zondag. Absoluut kan
niet aile werk op Zondag worden gestaakt. Er blijkt echter uit een
staat, spr. door de Weth. voor de P. W. verstrekt, dat de koetsiers
en conducteurs slechts vier geheel vrije Zondagen per jaar hebben,
benevens 18 Zondagen waarop zij des middags dienst hebben van 12 tot
4 uur om de anderen gelegenheid te geven te gaan eten. Spr. wijst er
op dat op deze wijze van kerkgaan voor deze mensen geen sprake kan
zijn. Spr. zegt, dat 't niet de bedoeling is van het voorstel om
reservepersoneel aan te stellen; men wil de wijze van regeling
geheel overlaten aan het resultaat van het onderzoek van B. en W.
Spr. meent, dat de oplossing wellicht hierin kan gevonden worden dat
't publiek zich een opoffering zal dienen te getroosten. De
meerderheid der burgerij zal nog wel zo gezind zijn, dat zij tot een
klein betoon van mensenliefde bereid zal gevonden worden. Het kon —
meent spr. — geschieden op twee wijzen b.v. zooals te Christiania,
waar op Zondag het tramverkeer eerst te één uur begint; de andere
manier is dat er minder wagens rijden op Zondag. Misschien is er nog
een derde weg; doch zoals gezegd de regeling, indien mogelijk, iaten
de voorstellers gaarne aan B. en W. over.
De Heer Wormser zegt groot voorstander te zijn van Zondagsrust; toch
is er in dit voorstel iets wat nadere toelichting behoeft. De heren
moeten komen met een uitgewerkt voorstel, waarvan de praktische
uitvoering vaststaat; dat is bij hun voorstel, dat slechts een
beginsel uitspreekt, niet het geval. Wat toch zal geschieden als
Burg. en Weth. verklaren, dat 't niet mogelijk is wat de heren zo in
't algemeen verlangen ? Dan zullen zij, die er vóór gestemd hebben,
bij de kiezers in een gunstig licht verschijnen en de tegenstemmers
— die de uitvoering niet mogelijk achtten — allicht in een minder
gunstig, welke conclusie toch verkeerd zou zijn. Toch zal spreker
voor het voorstel stemmen, omdat B. en W. misschien een deur op een
kier zien staan waar spreker slechts een blinde muur ziet; maar
liever ziet hij dat de voorstellers hun voorstel intrekken, omdat,
als het zoals 't daar ligt niet aannemelijk blijkt, daaruit
verkeerde conclusies zullen worden getrokken, n.l. dat de Raad en B.
en W. niet voor Zondagsrust zouden gestemd zijn.
De Heer Nolting zegt, dat de Heer Fabius voorop stelt, dat het
personeel niet moet worden uitgebreid; dat is onvolledig, want wil
men alle conducteurs en koetsiers slechts in de gelegenheid stellen
ter kerke te gaan, dan zal het tramverkeer eerst te half-twee kunnen
aanvangen. Het personeel verlangt een geheel vrije Zondag en dat is
niet mogelijk zonder uitbreiding van het personeel. Het tramverkeer
kan niet beperkt worden; het bezwaar is juist dat het tramverkeer
hier ter stede te laat begint en 's avonds te vroeg eindigt. Spr.
hoopt dat men niet alleen zal rekening houden met hen die ter kerke
willen gaan, maar ook met de belangen van het publiek.
De Heer Heemskerk zegt als Raadslid en niet namens B. en W. te
spreken. Hij erkent, dat het voorstel niet veel leiddraad geeft aan
B. en W. en enigszins dubbelzinnig is. Toch acht hij hetgeen daarin
wordt gevraagd, niet geheel onuitvoerbaar. Men moet ook het beginsel
onder de ogen zien, want men kan wel principieel zijn in deze
kwestie zonder te erkennen, dat alle werk op Zondag zal stil staan.
Men mag noodzakelijke arbeid vorderen, óók op Zondag. Hierop komt 't
aan. En nu vraagt spr. of 't voor al die mensen, die Zondags
trammen, noodzakelijk is, dat zij dit doen. Hij gelooft 't niet en
daarom mag wel degelijk overwogen worden of 't tramverkeer op Zondag
dient beperkt te worden; men mag hier niet zeggen: de gemeente
verdient zoveel geld op Zondag en daarom kan 't niet. 't Is
bovendien best mogelijk dat in de week met de tram meer wordt
verdiend dan op Zondagen. Op deze gronden zal spr. stemmen vóór het
voorstei-Fabius c.s. Ten slotte deelt spr. mede, dat het
trampersoneel heeft 213 volledige dienstdagen, 104 dagen van 12 tot
4 uur, 18 aflosdagen (van 12 tot 4) op Zondag, 26 volledig vrije
werkdagen en 4 geheel vrije Zondagen per jaar.
De Heer Van Hall is 't met de Heer Heemskerk eens dat het voorstel
dubbelzinnig is; daar men naar waarheid beperking van den
Zondagsdienst en niet in de eerste plaats Zondagsrust verlangt. Bij
alle liefde voor het trampersoneel meent spr. toch dat de tram er is
niet voor het personeel, maar omgekeerd: het personeel voor de tram,
en men zou door de tramdienst op deze wijze te beperken schade doen
aan de velen, die alleen des Zondags van dit vervoermiddel voor
gepaste doeleinden gebruik kunnen maken. Zij die dus werkelijk
gestemd zijn voor Zondagsrust moeten zich tegen dit voorstel
verklaren.
De Voorzitter ontraadt de Raad het doen van deze stap; men eist toch
van de burgerij dat 't van een bepaald vervoermiddel haar gebruik
zal maken; nu heeft spr. veel eerbied voor hen, die de Zondag
doorbrengen met overpeinzingen tehuis, maar hij eist ook eerbied
voor hen, die de Zondag in de vrije natuur willen doorbrengen omdat
zij dit in de week op geen enkele andere dag kunnen doen. Spr. wijst
ook op het feit dat als hun dit genoegen wordt onthouden, velen van
deze mensen allicht hun vermaak zullen zoeken op een wijze die zeer
zeker ook niet goedgekeurd zal worden door de hh. Fabius c. s. De
Heer Douwes (mede-ondertekenaar van het voorstel) betoogt, dat, zo
iemand, de Heer Fabius recht voor zijn opinie uitkomt.'t Is dan ook
volstrekt de bedoeling niet om het tramverkeer op Zondag te
beperken, maar alleen om zonder financiële opoffering het personeel
meer vrijheid te geven op die dag. Nog zegt spr., dat 't een
uitzondering is als de werkman met zijn gezin ‘s Zondags in de
vroegte van de tram gebruik maakt; dat gebeurt, als 't geschiedt,
eerst in de middaguren, want na de late Zaterdagavond is 't
werkmansgezin Zondags niet zo vroeg.
De Heer Fabius beantwoordt de gemaakte bedenkingen. Hij herinnert
dat de zaak is ter sprake gekomen in de afdelingen bij de
begrotingsbehandeling en dat het voorstel daarvan de eenvoudige
weerklank is. Nu heeft men dat voorstel dubbelzinnig genoemd, maar
dan begrijpt men 't niet; de bedoeling is zo scherp mogelijk
uitgesproken; die bedoeling is: vrije tijd op Zondag en dat staat er
ook duidelijk in uitgedrukt. Men wil dit verkrijgen door beperking
van de dienst. De zaak is dus zo zuiver mogelijk voorgesteld. Wie
geen enkele tramwagen wil prijsgeven, stemme tegen, maar die in die
richting wel wensen mee te gaan kunnen voorstemmen. Waar men nu
zegt, dat het voorstel te vaag is, wijst spr. er op dat de
uitvoering toch inderdaad moet worden overgelaten aan B. en W., die
alleen over de nodige gegevens beschikken Men beweert dat een groot
deel der burgerij de tram op Zondag niet kan missen. Ook niet,
vraagt spr., als men daarmede schade doet aan anderen, het
trampersoneel? De Voorzitter heeft gesproken van eerbied voor de
overtuiging van anderen! Maar, vraagt spreker, heeft iemands
overtuiging iets te maken met de eis dat hij elke drie minuten een
tram te zijner beschikking heeft '? Zijn er zulke onzinnige
overtuigingen en moeten die geëerbiedigd worden? Men heeft ook
gesproken — 't was de Wethouder voor Onderwijs — van het opzetten
van een “dompertje” maar spr. gelooft toch dat de tijden voorbij
zijn dat men met zulke woorden, die ganschelijk geen argumenten
zijn, iets uitwerkt.
Daarna werd tot stemming overgegaan en het voorstel-Fabius verworpen
met 27 tegen 15 stemmen.
De 15 voorstemmers behoorden, op de heren Sutorius en Van Lennep na,
allen tot de groep van anti-revolutionnaire, Christ.-Historische en
Katholieke raadsleden.
Tramtarief.
Verschenen is de Memorie van Beantwoording van het Verslag der
afdelingen van de Gemeenteraad naar aanleiding van de Voordracht van
Burg. en Weth., tot het vaststellen van een tarief voor het vervoer
door de gemeentetram en van het voorstel van het Raadslid Jan ter
Haar Jr.
B. en W. handhaven met nadruk hun gevoelen, dat het door hen
voorgestelde tarief niet gecompliceerd kan worden genoemd. Op de
voorgrond is bij dit tarief het grondbeginsel gesteld, dat Dam en
Centraal-Station van alle buitenwijken voor de grondprijs van 7½
cent bereikt moeten kunnen worden, terwijl voor het afleggen van één
lijn, hetzij geheel, hetzij voor een gedeelte, steeds die grondprijs
verschuldigd moet zijn. Op laatstgenoemde regel zijn echter 3
uitzonderingen toegelaten en wel voor de afstanden
Dam—Stationsplein, Mariniersplein—Markenplein en Cruquiusweg—Mauritskade,
die voor 5 cent kunnen worden afgelegd.
Om behalve bovengenoemde uitzonderingen voor 3 zeer korte afstanden,
nog een afwijking van de regel, dat voor het afleggen van één lijn
steeds het grondtarief van 7½ cent verschuldigd is, voor enkele zeer
lange lijnen voor te stellen, kwam B. en W. niet geraden voor. Bijna
niemand zal behoefte hebben die lange lijnen in haar geheel af te
leggen. Het bezwaar, dat men juist die lijnen 's zomers zal
uitkiezen, om te toeren in de open wagens, komt ook hun overdreven
voor.
Dat men een retourkaart of tweeritskaart voor 10 cent kan verkrijgen
en in plaats van 7½ cent een kaartje in betaling kan geven, dat, bij
10 of 25 tegelijk gekocht, slechts 6½ cent kost, maakt het tarief
niet ingewikkeld of moeilijk om daarin de weg te vinden.
De mening der leden, die de stap, die de directeur wil nemen,
(5-cents tarief), te gewaagd vonden, wordt door B. en W. gedeeld.
Teneinde enig denkbeeld te hebben van een vervoer van 50 millioen
passagiers per jaar, houde men in 't oog, dat zulks betekent, een
gemiddeld vervoer per dag (138,000 passagiers) als voorgekomen is op
de 2e Pinksterdag van dit jaar. Een gemiddelde toevloed van
passagiers, gedurende de gehele dag, als op de drukste twee uren van
2e Pinksterdag is voorgekomen, zou een vervoer opleveren van 149,000
passagiers per dag, of 54,3 miljoen passagiers per jaar. B. en W.
aarzelen niet de verwachting, dat een vervoer van 50 mijioen
passagiers zal worden bereikt, bij een tarief als door de directeur
wordt voorgesteld, te optimistisch te noemen.
B. en W. sluiten zich gaarne aan bij de hulde, aan de directeur
gebracht, wegens de ernstige studie van het vraagstuk, maar zij
kunnen niet toegeven, dat de meegedeelde gegevens de conclusie
wettigen, dat tot een zo aanmerkelijke tariefsverlaging, als door de
directeur wordt voorgesteld, zou kunnen wonden overgegaan.
De financiële uitkomsten van een onderneming zullen steeds voor een
belangrijk deel beoordeeld moeten worden in verband met het daarin
gestoken kapitaal, en het tramverkeer en de werking der tarieven
hangt samen met de plaatselijke eigenaardigheden van iedere stad. De
ervaring in verscheidene andere steden levert overigens alle grond
op, om in deze voorzichtig te zijn. Het komt er hier op aan, of er
inderdaad grond bestaat voor de verwachting, dat het verkeer,
tengevolge van het door de directeur ontworpen tarief, ongeveer
verdubbelen zal. Voor die verwachting ontbreken op dit ogenblik
voldoende gegevens.
De mogelijkheid bestaat, dat later, nadat eenmaal de elektrische
tractie volledig in werking zal zijn getreden, zodanige gegevens
zullen aanwezig zijn. Dan kan nagegaan worden, of men tot een tarief
in de geest van het ontwerp van de directeur veilig kan besluiten.
Inmiddels is het hoogst ongeraden door een tarief tot een te laag
uniform bedrag zich daartoe de pas af te snijden.
Over het fooienstelsel menen B. en W. bij deze gelegenheid niet te
moeten uitweiden. Hoe groot de invloed moge zijn vam het geven van
fooien, toch mag een tariefsregeling huns inziens deze niet tot
uitgangspunt hebben.
Het handhaven van de Dam als middel- en uitgangspunt van de trams
zou overwegende bezwaren hebban. Niet alleen zou daarvoor een veel
ingewikkelder sporen- en dradenaanleg nodig zijn, dan waarmede thans
kan worden volstaan; niet alleen zou het stationneren van een aantal
motor- en bijwagens op de Dam storend voor het gewone verkeer zijn;
maar vooral zouden de Paleisstraat en de Mozes- en Aaronstraat met
veel meer tramverkeer dan thans moeten worden belast, en zou het
overstappen op de Dam door personen, wier bestemming het
Centraal-Station is, zeker ernstige klachten tengevolge hebben. Er
zal voor gezorgd moeten worden, dat men, al komen de wagens van het
Stationsplein, toch op de Dam gelegenheid zal vinden mede tr rijden.
B. en W. zullen de proef met de vroegritten zoo deugdelijk mogelijk
nemen.
Met belangstelling namen B. en W. kennis van de wenken, met
betrekking tot een nieuwe dienstregeling gegeven. Omtrent dit
onderwerp kunnen zij meedeelen, dat wijzigingen in voorbereiding
zijn en dat bij de nieuwe regeling de uren voor de vroegritten zó
vroeg zullen gesteld worden, als met het oog op het jaargetijde
doelmatig is. Een verschuiving van het einde der vroegritten tot 8
uur achten B. en W_ niet gewenst.
Het ligt toch in de bedoeling, de gewone dienstregeling te halfacht
uur te doen beginnen, waardoor dat tijdstip als vanzelf voor het
einde der vroegritten is aangewezen.
Omtrent de arbeidsduur van het personeel, menen B. en W. thans geen
bepaalde toezegging te mogen doen. Daartoe zouden zij de financiële
gevolgen van een en ander eerst meer volledig moeten hebben kunnen
overzien dan thans nog het geval is. Alleen willen zij er op wijzen,
dat natuurlijk niet van een beambte, die 's ochtends zeer vroeg in
dienst is gekomen, zal worden verlangd, dat hij tot middernacht
dienst doet. Al wordt daarbij een twee-ploegenstelsel, hetwelk bij
de tram nergens bestaat, niet ingevoerd, zo zal op de behoefte aan
nachtrust, vrije dagen en ook vrije Zondagen, binnen de grenzen van
het bereikbare, worden acht gegeven.
Een voorlopige, afwachtende houding ten aanzien van het stelsel van
volledige abonnementen, achten B. en W. alleszins gewettigd.
Ofschoon het vraagstuk van de controle der betaald hebbende
passagiers (de zgn. contramerken) thans niet aan de orde is, willen
B. en W. wel meedeelen, dat zij overtuigd blijven van de
noodzakelijkheid, dat iedere passagier voorzien is van een
behoorlijk plaatsbewijs. Dat de Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij
bedoeld systeem, waarvan zij kon voorzien, dat het niet zeer in de
smaak zbu vallen, niet heeft toegepast, komt alleen daaruit voort,
dat zij het door onvoldoende controle geleden verlies niet zeer hoog
schatte.
Het invoeren van twee klassen, een stelsel, hetwelk hier zelden bij
tramwegen voorkomt, zou geen aanbeveling verdienen. Bij de hier
gebruikelijke ruime wagens, wordt de behoeft daaraan inderdaad nog
minder dan elders ingezien.
Ten slotte bespraken B. en W. het voorstel-Ter Haar
(6-eents-tarief), waarvan zij de eenvoudigheid te duur gekocht
achten. Ook met een te amenderen voorstel-Ter Haar, waarbij daaraan
tweeritskaarten werden toegevoegd, zouden zij niet kunnen medegaan.
Handhaving van het beginsel, dat het centrum voor het grondtarief
van alle buitenwijken moet kunnen worden bereikt, zal, naar het
oordeel van B. en W., bij het tarief op de voorgrond moeten staan.
Mocht het de bedoeling zijn om in het tarief van B. en W. de prijzen
van 7½ en van 5 cent te veranderen in 6 cent, dan zouden zij ook dit
voiarstol, met het oog op de rentabiliteit van het bedrijf, ernstig
willen ontraden. De verlaging van de grondprijs van 7½ tot 6 cent
zal, naar hun mening, een aanzienlijk lagere opbrengst ten gevolge
hebben, terwijl de verhoging van 5 cent op 6 cent voor de 3
hiervoren genoemde kleine afstanden, van zeer geringe invloed zal
zijn. Bij de Memorie is gevoegd een Nota van de directeur der tram,
bevattende opmerkingen naar aanleiding van het in de afdelingen
verhandelde over het door hem aanbevolen tarief, dat hij blijft
handhaven.
18-11-1903
Tram tarief.
Door de Raadsleden H. van Lennep, J. P. Korthals Altes, J. A.
Wormser, J. N. Hendrix, Mr. J. P. A. N. Caroli en Mr. Z. van den
Bergh is een voorstel bij de Raad ingediend, om het tarief op alle
lijnen, zoals die in het door B. en W. voorgesteld concepttarief
zijn aangegeven, vast te stellen op 6 cents per rit. In de plaats
van geld kunnen voor de betaling van vracht kaartjes worden
gebruikt, op door B. en W. aan te wijzen plaatsen en bij de
conducteurs der wagens voor dat doel tegen de volle prijs
verkrijgbaar gesteld, bijeengevoegd in pakjes van 5 stroken, elk van
5 stuks, en — of — in boekjes van 10 en van 25 kaartjes. Voorts om
uit te geven:
a. tweeritskaarten ad 10 cents, geldig op de dag der afgifte op
dezelfde lijn of op een der andere lijnen;
b. vroegritkaarten ad 2½ cents op werkdagen, op een of meer door B.
en W. aan te wijzen lijnen, voor iedere passagier, die voor 7½ uur
's voormiddags instapt. Houders van deze vroegritten zullen tegen
afgifte daarvan op dezelfde lijn en op denzelfden dag, mits tusschen
6 en 8 uur 's namiddags, een retourrit kunnen maken tegen betaling
opnieuw van 2½ cent;
c. abonnementskaarten met inachtneming van de door B. en W. in hun
concept-tarief voorgestelde of nog te stellen voorwaarden ;
d. scholierkaarten met inachtneming van de door B. en W. in hun
concept-tarief voorgestelde of nog te stellen voorwaarden.
Kinderen beneden 3 jaar worden, wanneer zij op schoot zitten en dus
geen eigen plaats innemen, kosteloos vervoerd.
De bedoeling is een en ander te doen ingaan op de tijdstippen, door
B. en W. vast te stellen, al naarmate de voortgang der werkzaamheden
aan het elektrisoh te exploiteren tramwegnet zulks mogelijk zal
maken. In de toelichting tot dit voorstel wordt een zo goedkoop
mogelijk uniform tarief wenselijk geacht. De voorstellers menen, dat
het voorstel van B. en W. daarin niet voldoende voorziet. Waar door
B. en W. het grondbeginsel op de voorgrond wordt gesteld, dat Dam en
Centraal-Station van alle buitenwijken voor de grondprijs van 7½
cent bereikt moeten kunnen worden, terwijl voor het afleggen van een
lijn, hetzij geheel, hetzij voor een gedeelte, steeds die grondprijs
verschuldigd moet zijn, wordt door hen over het hoofd gezien, dat
een groot deel der passagiers, en wel het meer bemiddelde publiek,
dat voorzien is van kaartjes of boekjes, onder hun tarief niet 7½
cent doch 6½ cent betaalt, terwijl het meer onbemiddelde publiek,
dat per rit betaalt, de hogere prijs van 7½ cent moet voldoen. Is
hierin een onbillijkheid gelegen, ook blijkt hieruit, dat het gevaar
voor ongenoegzame rentabiliteit bij een uniform tarief van 6 cent
niet zoveel groter is, dan bij het door B. en W. voorgestelde tarief
van 7½ cent, waar dit in vele gevallen maar 6½ cent per passagier in
de Gemeentekas doet vloeien. B. en W. zien geen verwerpelijke
complicatie in het toepassen van een 5-cents-tarief op de afstanden
Dam—Stationsplein, IJveer, Cruquiusweg—Mauritskade en
Mariniersplein—Markenplein. Waar de eerste twee trajecten geen
afzonderlijke lijnen uitmaken, doch gedeelten zijn van langere
lijnen, zien de voorstellers niet in, waarom daarvoor een
afzonderlijk tarief van 5 cent moet worden geheven, dat dan met
evenveel recht op andere gedeelten van hoofdlijnen zou kunnen worden
toegepast. Wat de vroegritten betreft en de daarop betrekking
hebbende retourritten, menen zij, dat indien daarvoor, en hun
inziens terecht, beperkende bepalingen worden nodig geacht, die meer
gezocht moeten worden op het punt van tijdsbepaling dan op dat van
plaatsneming in bijwagens. In de vooravond is op de meeste lijnen
het drukste verkeer gewoonlijk waar te nemen tussen 5 en 6 uur,
waarna het tijdelijk afneemt: zij wensen de retourritten daarom te
stellen tussen 6 en 8 uur 's avonds. Ten behoeve van degenen, die
vóór 6 uur of na 8 uur van hun bezigheden komen en dus niet meer van
het goedkopere tarief kunnen profiteren, geldt de bepaling, dat de
retourrit eerst betaald wordt gedurende die rit op vertoon van het
's morgens ontvangen contramerk, dus niet betaald als men niet kan
meerijden.
De voorstellers menen, dat hun voorstel, wat rentabiliteit betreft,
zo het niet voordeliger is, dan toch zeker niet ver achterstaat bij
dat van B. en Wv en de voorkeur verdient boven het door de directeur
der gemeentetram voorgestelde tarief, dat hun voor het ogenblik te
ver gaat en bovendien te ingewikkeld voorkomt. Wat eenvoud betreft,
staat het slechts weinig achter bij het door de Heer Jan ter Haar
Jr. voorgestelde tarief, terwijl de daartegen ingebrachte bezwaren
door dit voorstel grotendeels zijn ondervangen.
Aanbestedingen.
B. en W. 1e. (………………); 2e. evering van 22,515 ton balk U, TL ijzer
en vlakke platen voor het versterken van 6 vaste bruggen ten behoeve
van de gem. tram, 2 inschrijvingen ; minste van Dekema en Chabot,
Rotterdam, ƒ 61.50 per ton dooreen.
23-11-1903
Vergadering Kamer van Koophandel van 20 november.
Bij de rondvraag herinnerde de Heer Hubrecht aan het raadsbesluit om
de vervaardiging van 25 motorwagens voor de tram te gunnen aan een
Nederlandse fabriek, hoewel een buitenlandse dat werk voor ƒ 33,000
minder heeft willen doen. Hij zou dit besluit, dat hij achtte te
zijn noch in het belang der gemeente, noch in dat van de nijverheid,
niet verder bespreken, doch hij wenste de aandacht te vestigen op
een hiermede verband houdend feit, n.l. de omstandigheid dat door de
gemeenten de bestekken voor grote werken worden ingericht op een
wijze, die 't hoogst moeilijk maakt voor de Nederlandse nijverheid
om mede te dingen. De electrische nijverheid is in ons land pas in
haar opkomst en nu kan zij onmogelijk doen wat aan de grote
consortiums van het buitenland gemakkelijk valt: inschrijven voor
het gehele werk. En op dit laatste nu wordt 't in de bestekken
toegelegd. Men wil op die wijze de verantwoordelijkheid voor de
levering geheel van zich schuiven en overbrengen op de aannemer.
Daardoor zijn de bestekken vaag en zoveel omvattend, dat alleen zeer
grote firma's kunnen inschrijven. Ware 't anders, werden de
onderdelen af zonderlijk aanbesteed, dan zouden ook de Nederlandse
fabrikanten kunnen mededingen. Men had b.v. met betrekking tot de
tram de ijzeren masten, het draad enz., al welke zaken best hier in
't land konden gemaakt worden, afzonderlijk kunnen aanbesteden. Spr.
erkent dat 't voor Amsterdam te laat is om in dit opzicht tot een
ander stelsel over te gaan, maar daar vele steden op het punt staan
de elektriciteit ook te gaan toepassen, achtte hij 't in het belang
van de nijverheid als zodanig op deze zaak de aandacht te vestigen.
Wellicht kan een commissie worden benoemd om dit punt nader onder de
ogen te zien. De Voorzitter zei, dat hij het gewicht van het
onderwerp inzag en het met de Commissie voor de Nijverheid zal
bespreken, waarna de vergadering werd gesloten.
24-11-1903
Ter Secretarie zijn ter lezing gelegd:
Tramtarief.
Door de Raadsleden Spakler, Kamerlingh Onnes en Wiersma is een
tramtarief voorgesteld, dat overeenkomt met dat van de directeur
(5-centstarief). In hun toelichting zeggen de voorstellers te kunnen
verwijzen naar diens zeer zaakkundige toelichting, waaruit blijkt,
op welke gronden hij meent, dat de exploitatie volgens zijn tarief
zal leiden tot een zo groot mogelijk passagiersvervoer en daardoor
tot de gunstigst mogelijke financiële opbrengst in verband met de
minst mogelijke exploitatiekosten.
B. en W. menen het zo hoog nodige grootere tramverkeer (in verband
met de rentabiliteit) te zullen bereiken door grotendeels het thans
bestaande tarief van 7½ cent per rit te handhaven, maar dan voor
langere trajecten dan tot nu.
De voorstanders zijn overtuigd, dat voordelige en juiste exploitatie
alleen kan bereikt wordon, door de gelegenheid te openen om het
tramverkeer zo hoog mogelijk op te voeren, wat slechts dan kan
bereikt worden, door het aannemen van een (in verband met de
rentabiliteit) zo laag mogelijk tarief, en waardoor het tramverkeer
gebracht zal worden onder het bereik der grote massa, en een ieder,
ook voor zeer korte afstanden, zich van de tram kan en zal bedienen.
En nu de tramtarieven gezien uit een oogpunt van eenvoudigheid en
billijkheid: Een sectie-tarief is het rechtvaardigst, maar is lastig
voor het verkeer. Een uniform-tarief is het eenvoudigst, maar kan
nadelig zijn voor de rentabiliteit. Welnu, het project-tarief van de
directeur der gemeentetram heeft beide factoren zo verenigd, dat het
eenvoudige en voor een ieder begrijpelijke uniform-tarief daarin
deelt voor: 90 procent en het sectie-tarief voor 10 procent. Dat het
tarief niet ingewikkeld is, blijkt wel hieruit, dat met het
uniform-tarief van 5 cent men van alle punten aan de omtrek van de
stad naar het middelpunt — de Dam — kan komen, dat is dus een
uniform-tarief voor 90 pCt. van het totale vervoer, terwijl voor de
overige 10 pCt. gemakkelijke combinatiën zijn gemaakt, waarbij het
juiste begrip in 't oog is gehouden, dat voor langere trajecten ook
hoger tarief moet gelden. En daar volgens buitenlandse ondervinding
een gecombineerd tariefstelsel geen bezwaren ondervindt — zal zulks
ook hier niet gevoeld behoeven te worden. Ten slotte wijzen zij er
op, hoe de grote massa der passagiers, ook die van kleinere
draagkracht, bij het aangegeven tarief gebaat zullen zijn. De 53
trajecten volgens het project-tarief van de directeur wijzen aan: 34
trajecten van 5 cent, 16 trajecten van 7½ cent, 3 trajecten van 10
cent, terwijl de 26 trajecten volgens het voorstel van Burg. en Weth.
verdeeld zijn in slechts 9 trajecten van 5 oent en 17 trajecten van
7½ cent, en voor alle overstapjes of tweeritskaarten 10 cent.
Er bestaat, naar de mening van de heren Spakler c.s. geen reden,
dat, waar in Berlijn met een hoogste aantal van 129 ritten per
inwoner, en in München met het laagste aantal van 95 ritten per
inwoner, Amsterdam het cijfer van 92 ritten niet zou halen,
waardoor, naar de berekeningen van de directeur, een behoorlijk
evenwicht zou ontstaan tussen een gewenste rentabiliteit bij de
exploitatie en het tot zijn volle recht komen van ons tramverkeer.
Door de Heer Wijnmalen wordt voorgesteld het nieuwe tramtarief van
B. en W. uiterlijk 31 December 1906 te herzien. De voorsteller wijst
er op, dat op die wijze de directeur een vol jaar de tijd en de
gelegenheid heeft om de ontwikkeling van het bedrijf in haar geheel
na te gaan, om daarna de gegevens omtrent het meerdere
personenvervoer aan de Raad over te leggen. Dan zal de Raad met
meerdere kennis van zaken kunnen beoordelen, welk van de thans
voorgestelde tarieven men verder wil toepassen.
25-11-1903
STADSNIEUWS.
Ter Seretarie is ter lezing gelegd:
Tramtarief.
Voorstel van de Raadsleden J. B. van Dijk en C. H. van der Velden,
om in het voorstel van de Heer Jan ter Haar Jr. te lezen:
Het tarief op alle lijnen van de Gemeentetram, zoals die door B. en
W. zijn aangegeven, vast te stellen op 6 cents per rit, met
uitzondering van den na te noemen vroegrit- en abonnementskaarten.
a. Het tarief voor vroegritten vast te stellen op 2½ cent op
werkdagen, op één of meer door B. en W. aan te wijzen lijnen, voor
iederen passagier, die vóór 7½ uur 's voormiddags instapt;
b. het tarief voor vroegritten met retourkaarten vast te stellen op
5 cents, geldig op werkdagen, op dezelfde dag, voor één rit 's
namiddags tusschen 6 en 8 uur.
Abonnementskaarten verkrijgbaar te stellen, met inachtneming van de
door B. en W. gestelde en nog te stellen voorwaarden, geldig voor
één rit, beginnende vóór 's morgens 10 uur;
Van Voor 1 lijn Voor 2 aansluitende lijnen
1 januari – 31 december ƒ 10.— ƒ 12.50
1 februari – 31 december ƒ 9.25 ƒ 11,50
1 maart – 31 december ƒ 8.25 ƒ 10.50
1 april – 31 december ƒ 7.50 ƒ 9.50
1 mei – 31 december ƒ 6.50 ƒ 8.50
1 juni – 31 december ƒ 5.75 ƒ 7.50
1 juli – 31 december ƒ 5,-- ƒ 6,50
1 augustus – 31 december ƒ 4,25 ƒ 5,50
1 september – 31 december ƒ 3,50 ƒ 4,50
1 oktober – 31 december ƒ 2,50 ƒ 3,50
1 november – 31 december ƒ 1,75 ƒ 2,50
1 december – 31 december ƒ 1,-- ƒ 1,50
Scholierkaarten verkrijgbaar te stellen met inachtneming van de door
B. en W. gestelde of nog te stellen voorwaarden, geldig voor
jongelieden, niet ouder dan 18 jaar en hun geleiders, voor 1 rit op
de werkdagen, beginnende voor ’s morgens 10 uur:
Van Voor 1 lijn Voor 2 aansluitende lijnen
15 augustus – 14 augutus ƒ 6,00 ƒ 7,50
15 september – 14 augustus ƒ 5,50 ƒ 6,90
15 oktober – 14 augustus ƒ 5,00 ƒ 6,25
15 november – 14 augustus ƒ 4,50 ƒ 5,65
15 december – 14 augustus ƒ 4,00 ƒ 5,00
15 januari – 14 augustus ƒ 3,50 ƒ 4,40
15 februari – 14 augustus ƒ 3,00 ƒ 3,75
15 maart – 14 augustus ƒ 3,50 ƒ 3,15
15 april – 14 augustus ƒ 2,00 ƒ 2,50
15 mei – 14 augustus ƒ 1,50 ƒ 1,90
15 juni – 14 augustus ƒ 1.00 ƒ 1,65
15 juli – 14 augustus ƒ 0,50 ƒ 0,65
27-11-1903
STADSNIEUWS. GEMEENTERAAD.
Wij krijgen in de eersten tijd nog geen verlaagd tramtarief. Men wil
eerst eens een anderhalf jaar zien hoe 't gaat met de elektrische
drijfkracht en dat is zeker voorzichtig; maar, na al wat in de
laatste tijd over dat tarief in officiële stukken is meegedeeld, na
het toch inderdaad niet onvoorzichtige voorstel van B. en W., dat
een 7½ cents-tarief behouden wilde, met verlaging van de overstapjes
en retours tot 10 cents, hetgeen voorlopig had kunnen worden
toegepast, had de burgerij toch iets meer positiefs verwacht. De
schuld ligt bij het grote getal amendementen, dat een soort van
vertwijfeling bracht over de leden van de Raad, zodat 't de meesten
ging als de Heer Sutorius, die verklaarde dat het tariefvraagstuk
hem duisterder werd naarmate hij er zich meer in verdiepte. In die
stemming was de Raad ontvankelijk voor de motie van orde,
voorgesteld door de Heer Kruseman en vier andere Raadsleden, om het
bestaande tarief te handhaven tot 30 Juni 1905 en dan verder te
zien. In die tijd zal men ervaring hebben opgedaan omtrent het
effect van electrische tractie op de vermeerdering van het getal
passagiers, zonder dat altijd enigszins gevaarlijke proefnemingen
met het tarief daarmee gepaard gaan. Een omstandigheid, welke zeer
zeker ook tot het nemen van dit besluit heeft medegewerkt, was de
mededeeling, dat in Duitsland een goedkoop uniform tarief allerwege
fiasco heeft gemaakt; dat was de dood voor het voorstel-Ter Haar,
waarbij zulk een tarief à 6 cents verdedigd werd. De toestand blijft
dus bij het oude tot 30 Juni 1905; de proef met vroegritten
(arbeiderstrams) zal echter doorgaan.
Gemeenteraad, middagzitting van 25 november
Ingekomen o.a.
Adres van de afd. Amsterdam van de Nat. Bond van Handels- en
Kantoorbedienden in Nederland, om de vroegntkaartjes van de tram
geldig te verklaren tot 8½ uur , en de abonnementskaarten ook tussen
5 en 8 uur ‘s namiddags. Bij de voordracht.
(……..)
877. Voordracht van B. en W. tot vaststelling van een nieuw
tramtarief, met de daarop ingediende voorstellen. De voordracht van
B. en W. strekt tot behoud van het 7½ cents-tarief. Voor dat tarief
zullen de Dam en het Centraal-Station van alle buitenwijken af
bereikbaar zijn. Een tweeritskaartje (retour of overstap) zal 10
cents kosten. (Op enkele korte lijnen zooals:
Mariniersplein—Markenplein, Dam—Stationseiland wordt een
5-centstarief ingevoerd). Er zullen arbeiderstrams lopen op
werkdagen vóór half-acht 's-morgéns a 2 ½ cent per rit; retour 5
cents, van welk retourbiljet gebruik kan gemaakt worden 's namiddags
tussen 5 en 8 uur, mits de bezitter plaats neemt in een bijwagen
(voorlopig bij wijze van proef op de lijn Oosterpark—Linnaeusstraat—-Dam—IJveer).
Inplaats van met geld zal betaald kunnen worden met kaartjes à 6 ½
cent. Verder zullen verkrijgbaar zijn: abonnementskaarten, geldig
voor een rit vóór 's morgens 10 uur a ƒ 10 voor één lijn en ƒ 12.50
voor twee aansluittramlijnen; benevens scholierkaarten voor dezelfde
uren ad ƒ 6 en ƒ 7.50.
Door de Heer Ter Haar wordt voorgesteld: het tarief voor elke lijn
vast te stellen op 6 cent per rit en de tweeritskaarten te doen
vervallen. Dat voorstel wordt aangevuld door de h.h. Van Dijk en Van
der Velden met de bepaling, dat vóór 7½ uur 's morgens vroegritten
(arbeiderstrammen) zullen worden toegestaan à 2½ cent,
retourbiljetten voor dat doel à 5 cent, geldig tusschen 6 en 8 uur
des avonds. Abonnements- en scholierkaarten als bij B. en W.
Door de h.h. Van Lennep, Korthals Altes, Wormser, Hendrix, Caroli en
v. d. Bergh wordt voorgesteld: een tarief van 6 cents per rit, met
tweeritskaarten a 10 cents. Arbeiderstrams als bij B. en W. met dit
verschil, dat degeen die, daarvan des morgens heeft gebruik gemaakt,
op dezelfde lijn, des middags tusschen 6 en 8 uur, tegen betaling
van opnieuw 2½ cent kan terugrijden. Abonnements- en scholierkaarten
als bij B. en W.
Door de h.h. Spakler, Kamerlingh Onnes en Wiersma wordt voorgesteld
een tarief van 5 cent. (Het systeem van de directeur der tram). Men
zal voor die prijs kunnen rijden op 34 trajecten (voor 16 lange
trajecten wordt 7½ cent en voor 3 (nog langere) 10 cents berekend.
Voorts arbeiderstrams als bij de h.h Van Lennep c.s. Abonnements- en
scholierkaarten als bij B. en W.
De Heer Wijnmalen heeft voorgesteld, het tarief van B. en W., indien
aangenomen, uiterlijk 31 Dec. 1906 te herzien.
De Heer Smit heeft voorgesteld de vroegritten een uur later te
stellen, dus toe te laten tot 8½ uur en de abonnementsritten óók
tussen de uren 5 en 8 ‘s avonds.
De algemeene beraadslagingen worden geopend. De Heer Spakler zegt;
dat 't niet gemakkelijk valt een juist tarief vast te stellen, maar
hij meent dat de vaststelling daarvan reeds thans nodig is. Men moet
hierbij uitgaan van de beginselen, dat de rentabiliteit van het
bedrijl verzekerd is, de dienst goed is en een behoorlijke
vergoeding aan de Gemeente wordt uitgekeerd. Aan die voorwaarden nu
voldoet z. i. niet het tarief van B. en W. Anders is 't met het
voorstel van de directeur, dat op ervaring steunt en nog het
voordeei heeft van de gedeeltelijke invoering van een sectie
stelsel. Spr. nu meent dat B. en W. te voorzichtig zijn geweest en
dat tegen aanneming van een verlaagd tarief — in hoofdzaak van 5
cents — geen bezwaar kan bestaan; hij beveelt daarom invoering van
dat tarief ten zeerste aan.
De Heer Ter Haar licht zijn voorstel — een uniformtarief van 6 cents
— toe. Hij betoogt dat volgens zijn tarief ongeveer ƒ 117.000 per
jaar meer ontvangen zal worden dan bij dat van B. en W. Het tarief
is bovendien eenvoudig zowel voor het publiek als voor het
personeel, dat niet meer te maken zal hebben met zoveel
verschillende kaartjes als bij het tarief van B. en W.; nog zullen
behouden blijven. Spr. is tegen verlaging van de prijs voor
vroegritten (arbeiderstram), omdat deze ritten de kosten niet zullen
dekken, hetgeen verschillende steden in. Duitschland, waar men er
proeven mede genomen heeft, bewijzen. Op die zelfde grond is spr.
ook tegen abonnements- en scholierkaarten, verlaging van de prijs
bij het nemen van boekjes, m.a.w. tegen alles wat inbreuk maakt op
het uniformtarief. Spr. gelooft, dat bij toepassmg van een
6-centstarief voor elke lijn en voor alle passagiers zal blijken,
dat men wellicht tot 5 cents zal kunhen overgaan.
De Heer Van Dijk verdedigt de uitbreiding, welke hij en de Heer v.
d. Velden aan het voorstel Ter Haar wensen te geven en betreurt 't,
dat de Heer Ter Haar niet wenst mede te gaan met de invoering van
arbeiderstrams, wat spr. een sociale plicht noemt, waaraan de
Gemeente zich niet langer onttrekken kan.
De Heer v. Wijnmalen, zegt dat alle voorgestelde amendementen
berusten op hypothesen: men weet niet in welke mate het aantal
passagiers bij elektrische drijfkracht zal vooruitgaan, welke lijnen
zullen dienen gewijzigd te worden, enz. Spr. wil over dit alles de
ervaring laten beslissen; blijkt het tarief van B. en W. te hoog,
dan kan 't verlaagd worden, maar dit moet werkelijk eerst gebleken
zijn. Daarom is spr. er voor dat nu reeds bepaald zal worden dat het
tarief op een bepaalde tijd zal moeten worden herzien, een tijd,
lang genoeg om over de resultaten te, kunnen oordelen. Spr. zou dus
tegen alle voorstellers van amendementen willen zeggen: houdt uw
voorstellen nog een paar jaar in portefeuille en wacht de uitkomsten
van het tarief van B. en W. af. De Heer Van Lennep zegt, dat hij en
zijn medevoorstellers hun amendement hebben ingediend uit vrees voor
de aanneming van het 5-centstarief van de directeur, dat z. i. voor
het ogenblik veel te ver gaat. 't Zal later gemakkelijker zijn een
te hoog tarief te verlagen dan omgekeerd een te laag te verhogen.
De heer Kruseman dient ook namens de heeren Roelvink, Schut,
IJzerman en Jos. Jitta een voorstel in om: de voordracht van B. en
W. en vele daarop ingediende voorstellen aan te houden tot 31 Dec.
1904 en het bestaande tarief tot die tijd te handhaven. Spr. wijst
er op, dat men alleen op die wijze vaste grond onder de voeten zal
kunnen krijgen, omdat na een jaar, als van alle lijnen de
elektrische tractie zal zijn toegepast, slechts kan geoordeeld
worden over het effect van die verandering. Hij acht 't gevaarlijk
het trambedrijf te gaan blootstellen aan grote schokken wat de
rentabiliteit betreft; want de heer Wijnmalen heeft 't terecht
gezegd: alle berekeningen in deze berusten op hypothesen. Men dient
eerst te hebben een jaar, in het bijzonder een zomer, van
elektrische exploitatie, vóór men zo iets als een vaste basis van
berekening heeft. Spr. betwist dat de urgentie van tariefsverlaging
zo groot is als beweerd wordt en voegt hier nog bij, dat, na de
gereedkoming van het gehele elektrische net, sommige lijnen veel
langer zullen zijn dan onder het huidige tarief; voor die gevallen
zullen enige tijdelijke wijzigingen nodig zijn, tot het vaststellen
waarvan B. en W. worden uitgenodigd. Tevens zegt spr., dat 't de
bedoeling is van de voorstellers, dat wel nog in het komende jaar
een proef zal genomen worden met vroegritten (arbeiderstrams).
De heer Zeehandelaar meent, dat uitstel geen zin heeft en dat niet
is bewezen, dat het cijfer van de directeur onjuist zou zijn. B. en
W. zeggen daarentegen, dat het vervoer op de beide Pinksterdagen het
grootst is geweest en dat zelfs dit grote vervoer niet voldoende is
om de verwachtingen van de directeur te motiveren; maar spr. meent
dat men vergeet dat op beide Pinksterdagen het vervoer in
werkelijkheid groter zou zijn geweest als men maar meer wagens nad
gehad, want honderden passagiers moesten blijven staan; de Heer
Kruseman heeft gezegd, dat in het trambedrijf zo’n groot kapitaal is
gestoken; maar juist daarom, meent spreker, moet men dat bedrijf
rendabel maken en dat kan alleen door tariefsverlaging waarmede men
ook bij de gasfabrieken groot succes heeft behaald. (De Heer
Kamerlingh Onnes komt ter verg.) –
De Heer Sutorius vraagt of B. en W. grote bezwaren, hebben tegen de
motie van orde, door de heeren Kruseman c.s. voorgesteld. Spr.
vraagt dit omdat hij, hoe meer hij de tramzaak bestudeerde er hoe
langer hoe minder van begon te begrijpen. Spr. heeft in dit opzicht
onze stad vergeleken met andere, haar wat bevolking betreft
overeenkomende steden in 't buitenland. Maar men krijgt telkens
uitkomsten, met betrekking tot elektrische exploitatie, die kant
noch wal raken. Op dit gebied liggen overal voetangels en klemmen,
en daarom kan alleen de ervaring — een voor elk geval afzonderlijke
— hier licht geven. De Heer H. Polak vraagt of de Raad op 31 Dec.
1904 de kennis van zaken zal hebben die bij thans nog mist? Spr.
betwijfelt dit en zal daarom stemmen tegen het voorstel-Kruseman
c.s., al erkent ook hij dat 't moeilijk is uit de verschillende
voorstellen, welke spr. bij mooie St. Nicolaas-étalages vergelijkt,
een keuze te doen.
De Heer 'Smit verklaarde zich mede tegen de motie-Kruseman en raadt
aan de voordracht van B. en W. aan te nemen, die toch voorzichtig
genoeg geraamd is.
De Heer Nolting zou met de motie-Kruseman kunnen medegaan, indien
daarbij bepaaldelijk geëist werd een proef met vroegritten en indien
besloten wordt de tramdienst in 't algemeen vroeger aan te vangen en
later te doen eindigen; want half twaalf is voor een stad als
Amsterdam te vroeg.
De Heer Heemskerk, Weth. voor de Gemeentebedrijven, gelooft dat men
verkeerd doet met te beweren dat uit de behandeling in de afdelingen
is gebleken, dat de meerderheid van de raad een uniformtarief zou
wensen. Spr. wijst op het gevoelen van een autoriteit van betekenis,
de secretaris-generaal van de Hamburger Tram, die beweert, dat het
uniform tarief in Duitsland in de praktijk is te kort geschoten, en
wiens mening door een gehele vergadering van deskundigen is
onderschreven. Steden als München en Düsseldorf hebben dan ook haar
uniform tarief ingetrokken. Onder deze omstandigheden zou 't
onverantwoordelijk zijn voor Amsterdam om het in te voeren, in dit
opzicht staat het voorstel van de directeur dichter bij dat van B.
en W. Maar wat is de fout van dat voorstel? Dat 't gebouwd is op de
hypothese van 50 miljoen passagiers. En waar haalt de directeur .dat
hypotbesiscli cijfer vandaan ? Uit een vergelijking met München;
maar hij vergeet, dat aldaar het hooge cijfer verkregen is met een
tarief dat veel te laag is gebleken en dat men dan ook weer heeft
moeten verhogen. Nu beroept men zich wel op Amerika ten bewijze dat
een uniformtarief mogelijk is, maar spr. meent dat de toestanden
daar niet met die van Europa vergelijkbaar zijn. Waar men Engeland
noemt ais bewijs dat een 6-cents tarief mogelijk is, wijst spr. er
op dat voor die prijs niet zo ver gereden wordt, als bij ons,
gemiddeld maar 5 K.M. Ten slotte zegt spr., dat B. en W. geen
bezwaar hebben tegen de motie-Kruseman c. s., evenmin om de termijn
van een jaar enigszins te verlengen, als deze te kort wordt geacht.
De proef met de vroegritten willen B. en W. reeds thans nemen, maar
geheel gelijk deze door hen wordt voorgesteld.
De Heer Kamerlingh Onnes meent, dat er niet het minste bezwaar is om
op het voorstel van de directeur in te gaan; bij het verlaagde
tarief zal wel degelijk kunnen worden gerekend op een uitbreiding
van het aantal passagiers als door hem geschat is. De Heer Wiersma
verklaart zich tegen de motie-Kruseman.
De Heer Van den Bergh vestigt er de aandacht op, dat te elfder ure
door B. en W. nieuwe gegevens in het debat gebracht worden als de
mededeling dat een goedkoop uniformtarief zo gevaarlijk is gebleken;
Voorts betoogt spr., dat aanneming van de motie-Kruseman (uitstel)
ons niets verder zal brengen; als de komende zomer b.v. slecht is,
weet men nog niets ten opzichte van de vermeerdering van het getal
passagiers. Spr. zou wensen dat een proef wordt genomen met de
voordracht van B. en W.
De Heer Kruseman deelt mede, dat hij zijn motiewijzigt en de termijn
van 31 Dec. 1904 uitbreidt tot uiterlijk 30 Juni 1905. Daarna werd
overgegaan tot stemming over de motie-Kruseman c.s. Zij werd
aangenomen met 32 tegen 9 stemmen, zodat besloten is het bestaande
tarief te handhaven tot uiterlijk 30 Juni 1905 met aanvulling van
dat tarief voor zover de in de lijnen gebrachte wijzigingen dit
vereisen. Alle voorstellen'werden dus aangehouden.
Sneeuw.
— 't Is wel vreemd met de weersgesteldheid in de laatste dagen. Had
‘t er iets van met die telkens afwisselende bewolking, de regen
vlagen, hagelbuien en gisteren in de vooravond nog het onophoudelijk
weerlichten, of we midden in de maand Maait zaten, vanmorgen was het
echt winterweer. Eeü geducht pak sneeuw is neergekomen. In de
verwachting ”eenigszins buiig met kans op neerslag” is men dus niet
teleurgesteld geworden. Doch slechts enkele ogenblikken maar heeft
men van een heerlijk wintergezicht kunnen genieten. De groote
vlokken vermengden zich vlugger nog dan anders met de modder van de
straten, die toen door de brijachtige chocoladekleurige massa bijna
onbegaanbaar werden. Wel rukten de pekelwagens van de Gemeente- Tram
uit, doch alleen om de rails schoon te vegen. Tegen de middag toog
de Stadsreiniging aan het werk en met de bekende vlugheid, geholpen
door veegmachines en eene schare losse mannen, zagen de hoofdstraten
en pleinen er spoedig weer toonbaar uit. In de loop van de dag werd
de reinigingsdienst met 250 losse krachten versterkt; twaalf
veegmachinei rukten uit.
2-12-1903
Ter Secretarie is ter lezing gelegd:
Vroegritten Gemeentetram.
Door het raadslid Henri Polak is een voorstel bij de raad ingediend,
waarin hij zegt, zich niet te kunnen verenigen met het voorgestelde
betreffende de proef met de invoering van vroegritten bij de
gemeentetram.
De bepaling, dat de vroegritten alleen op werkdagen zullen plaats
hebben, dient z. i. niet te worden gemaakt, daar de Zondag voor een
goed deel van onze burgerij een werkdag is, namelijk voor het
Israëlitische deel, dat bij handhaving van de voorgestelde
maatregel, één dag per week minder zou profiteren van de vroegritten,
dan het niet-Israëlitische deel.
In de tweede plaats is het aanvangsuur van de dienst tegen het
gewone tarief, op de lijnen, waarmee de proef zal worden genarn-an,
te vroeg gesteld. Immers, na 7 ½ uur des morgens begeven zich nog
duizendtallen arbeiders, kantoorbedienden, ambtenaren, onderwijzers
en geëmployeerden van allerlei aard naar hun werk, die, bij
aanneming van het voorstel van B. en W., verstoken zouden zijn van
het gemak, dat de vroegritten aanbieden. Wat de vroegritten met
retour aangaat, zou hij, met het oog op het winkelpersoneel, op vele
kantoorbedienden, enz., wier arbeidstijd na 8 uur s avonds eindigt,
de gelegenheid opengesteld rwillen zien, om ook na de door B. en AV.
voorgestelde tijd van de vroegrits-retourkaarten gebruik te maken.
Eindelijk zou hij wenschen, dat de „verplichting om, zo mogelijk,
plaats te nemen in een bijwagen, niet wordt geschapen. Er zit iets
stuitends in dat voorschrift. De tram is een democratisch
vervoermiddel, dat geen onderscheid van rang, stand of klasse kent,
noch kennen most.
Op grond van deze overwegingen stelt de Heer Polak voor de
bepalingen nopens de vroegritten te doen luiden als volgt:
„Vroegritten, op één of meer door B. en W. aan te wijzen lijnen,
voor iedere passagier, die vóór 8 ¼ uur instapt, f 0.02½.”
„Vroegritten met retour, geldig, behalve als boven, ook nog voor één
rit 's middags, tusschen 5 en 10½ uur, door een passagier, die op
dezelfde dag een vroegrit heeft gedaan, f 0.05.”
Openbare Aanbesteding.
B. en W. zullen op Maandag 14 December, te 12 uur, ten Stadbuize in
het openbaar aanbesteden: HET BOUWEN VAN EENE WONING BOVEN DE
BIJREMISE DER GEMEENTE-TRAM AAN DE WILLEMSPARKWEG. De voorwaarden
dezer aanbesteding zijn te verkrijgen ter Stadsdrukkerij tegen
betaling van ƒ 1.75 (met twee tekeningen). Inlichtingen worden
gegeven aan de directiekeet aan de Tollensstraat van 2—4 uur,
gedurende de laatste vijf werkdagen vóór de dag der aanbesteding.
Aanwijzing in loco wordt gegeven op Maandag 7 December a.s. te 11
uur.
3-12-1903
De gemeente-tram heeft van 1 Januari tot 30 November 24J24,094
passagiers vervoerd, tegen 23,835,446 over hetzelfde tijdperk in
1902]
5-12-1903
Het Rijverkeer in Amsterdam.
In een vergadering van de Amsterdamsche Vereeniging van Werkgevers
in het Stalhoudersbedrijf is ter sprake gekomen de groote slijtage
aan wagens en rijtuigen, veroorzaakt door de zeer slechte bestrating
in Amsterdam, weike hoofdzakelijk ontstaan is door het verleggen en
vernieuwen van tramrails gedurende dit jaar. (………….)Voorts zijn door
belanghebbenden bij het vervoer per as te dezer stede (stalhouders,
bierbrouwerijen enz.) nog twee andere adressen aan den Raad
verzonden. In het eerste wordt er op gewezen dat het zandetrooien
bij ongunstige weersgesteldheid onvoldoende is en eigenlijk alleen
geschiedt op wegen waarover de paardentram loopt, hetgeen naar
adressanten vrezen geheel zal ophouden, als het trambedrijf geheel
door electriciteit zal worden gedreven. Zij verzoeken daarom, dat
het zandstrooien op de rijwegen onmiddellijk zal geschieden zodra de
weersgesteldheid dit vereischt. (…………..) In het tweede adres wordt
geklaagd over de bepaling, dat sinds de verlegging van de tramrails
in de Vijzelstraat, in het gedeelte tusschen Singel en Heerengracht
niet sneller dan stapvoets gereden mag worden. Adressanten wijzen
erop, dat deze bepaling zeer hinderlijk is, daar de Vijzelstraat de
voornaamste verbindingsweg vormt tusschen een zeer belangrijk en
bevolkt stadsdeel met de Dam en het Centraalstation ; zij verzoeken
alzo het verbod, dat ook niet geldt voor de gemeentetram, in te
trekken.
Voorts menen adressanten, dat de borden, geplaatst aan de
Weteringschans bij het Weteringplantsoen, welke het verkeer op de
tramrails beperken tot rijtuigen en handwagens van de gemeentetram,
geen zeer duidelijk opschrift dragen, waarom zij in overweging geven
de bedoelde opschriften te wijzigen b.v. als volgt: Verboden rijweg,
behalve voor rijtuigen in draf en voor handkarren behoorende tot de
Gemeentetram.
7-12-1903
De Tram.
Bij het hedenmorgen in gebruik stellen van de nieuwe Overtoomlijn is
de halte aan de Gerard Brandstraat opgeheven. Als trechter voor de
Helmers- en de vele daarachter gelegen straten, was 't een vaste
stopplaats voor elke tramwagen. Wanneer de directie even de
conducteurs geraadpleegd had was 't niet gebeurd.
Uw abonnee,
B.
Amsterdam, 4 Dec. 1903.
De werkzaamheden voor de Elektrische Tram langs de straatweg
Amsterdam—Haarlem zijn gisteren wegena de sneeuwval gestaakt moeten
worden.
8-12-1903
Tramtarief.
Ter Secretarie zijn ter lezing gelegd:
Gelijk men weet, werd in de jongste Raadszitting besloten de
voordracht tot herziening van het Tramtarief en alle daarmede
samenhangende voorstellen aan te houden; het tegenwoordige tarief te
handhaven tot uiterlijk 30 Juni 1905, doch met aanvulling daarvan,
voor zoverre de wijzigingen in de lijnen dit vereisen. B. en W.
werden uitgenodigd, zo spoedig mogelijk een voolrstel tot aanvulling
in te dienen. Aan die uitnodiging hebben B. en W. thans voldaan,
door de indiening van een concept-regeling.
In dit concept wordt in een enigszins andere vorm het bestaande
tarief gehandhaafd en worden daarin slechts die aanvullingen
gebracht, die wegens de gewijzigde toestand van het net noodzakelijk
zijn. De omstandigheden, die hierbij in het oog moesten worden
gehouden, betreffen:
1e. het doorlopen van een aantal lijnen van de Dam tot de
Stationseilanden;
2e. het exploiteren als één lijn van de tot dusverre als 2 lijnen
geëxploiteerde lijnen Amstelveenscheweg en Czaar Peterstraat;
Weesperzijde— Stationsplein—Spaarndammerplein en Zoutkeetsgracht—Weteringschans—Doklaan;
3e. het tot stand komen van de nieuwe lijnen: Station Weeeperpoort—Ceintuurbaan—Overtoom—
Dam—IJ-veer en Station Muiderpoort—Weteringschans—Kinkerstraat.
Het eerste punt behoeft in het tarief geen wijziging te brengen.
Voor het afleggen van het gehele traject zal, evenals nu, een prijs
verschuldigd zijn van 12½ cent, gelijkstaande aan die van een
tweeritskaartje. Hetzelfde is het geval met de in het 2e punt
genoemde twee eerste lijnen. Op de lijn Zoutkeetsgracht—Doklaan
menen B. en W. echter, evenals ook op de onder 3e. genoemde twee
andene periferische lijnen, dat de splitsing in secties uit het
voorstel van de directeur der Gemeentetram kan worden overgenomen,
doch met vervanging, wat het tarief aangaat, van de bedragen van 5
en 7½ cent door 7½ en 12½ cent. Indien er voor de lijn
Zoutkeetsgracht—Doklaan nog enige redenen kunnen worden gevonden, om
deze op het Leidscheplein voor het tarief in twee delen te splitsen,
omdat het publiek tot dusverre gewend is aldaar over te stappen, zo
is dit niet het geval voor de nieuwe lijnen, onder 3e. genoemd, op
welke de scheiding tusschen de twee deelen geheel willekeurig zou
zijn en tot klachten aanleiding geven. Het voorgestelde stelsel komt
aan deze bezwaren voor een groot deel .tegemoet.
In het concept-tarief is dezelfde regeling der vroegritten opgenomen
als vroeger door B. en W. was voorgesteld. De bovenbedoelde
wijzigingen betreffen dus de volgende lijnen:
Zoutkeetsgracht—Marnixstraat-Weteringschans—Plantage—station
Muiderpoort—Doklaan 12½ c. Zoutkeetsgracht—Haarlemmerpl.—Dam (overstapp.:
•Haarlemmerpl.) 7½ c.
Zoutkeetsgracht—Frederiksplein 7½ c.
Leidsoheplein—Plantage—station Muiderpoort—Doklaan 7½ c.
Weesperpleih—Kruising Rozengracht 7½ c.
Zoutkeetsgr.—Rozengr.—Const. Huygensstr. (overstapp. Rozengr.) 10 c.
Station Weesperpoort—Sarphatistr.—Weesperz.— Ceintuurbaan—Van
Baerlestraat—Leidscheboschje— Overtoom—Const. Huygensstraat—Dam—Stationsplein—IJ-veer
12½ c.
Station Weesperpoort—Kruising—Marnixstr. 7½ c.
IJ-veer Oost. De Ruyterkade (Stationsplein)—Leidscheboschje 7½ c.
IJ-veer Oost. De Ruyterkade (Stationsplein)—Dam) 7½ c.
Hoek Ferdinand Bolstraat—Dam 7½ c.
Dam—Rozengracht (Zoutkeetsgracht, Leidscheplein) overstappen
Rozengracht 10 c.
Station Muiderpoort—Weteringschans—Kinkerstraat 12½ c.
Station Muiderp.—Plantage—Dam (overstappen Mauritskade) 7½ c.
Station Muiderpoort—Plantage—Dam—lJ-veer(overstappen Mauritskade)
12½ c.
Station Muiderpoort—Leidsoheplein 7½ c.
Kinkerstraat—Bitderdijkstraat—Dam (overstappen Bilderdijkstraat) 7½
c.
Kinkerstr.—Bilderdijkstr.—Dam—lJ-veer (overstappen Bilderdijkstraat)
12½ c.
Kinkerstraat—Weesperplein 7½ c.
14-12-1903
GEMEENTERAAD.
De Gemeenteraad houdt Woensdag 16 Dec. 's nam. 1¼ uur een openbare
vergadering ter behandeling van:
………..
— 1065. Voordracht van B. en W. tot vaststelling van een tramtarief,
geldig tot uiterlijk 30 Juni 1905;
14-12-1903
Aanbestedingen.
Gemeentetram. Maken van een wachthuis je aan de De Ruijterkade bij
het IJ-veer. 12 inschrijvingen. Minste van S. Hos, alhier, ƒ2640.
16-12-1903
Aanbestedingen.
B. en W. Bouwen van een woning boven de bijremise der gemeente tram
van de Willemsparkweg. 13 inschrijvingen. Minste van F. Smulders,
Oosterwijk, ƒ 18.860.
17-12-1903
Door den hoofdinspecteur van de gemeentetram, den Heer Boon, zijn
gisteren een groot aantal sollicitanten opgeroepen, die zich
aangemeld hadden om dienst te doen op de electrische tram alleen
voor des Zondags.
Gemeenteraad, vergadering van 16 december
Ingekomen stukken
………
Verzoek van de Amsterdamsche Vereeniging van Werkgevers in het
Stalhoudersbedrijf c.s., tot wijziging van de bepalingen omtrent het
berijden van het deel der Vijzelstraat tusschen Heerengracht en
Reguliersdwarsstraat en van de tramrails langs de Weteringschans bij
het Weteringplantsoen. In handen van B. en W. ter afdoening.
………
Voorstel van het Raadslid Henri Polak, tot wijziging van de
bepalingen nopens de vroegritten in het door Burgemeester en
Wethouders voorgestelde tramtarief. Bij de voordracht.
…………
Adres van de Vereniging van Conducteurs en Koetsiers der
Gemeentetram «Ons Belang,» tot betuiging van sympathie met het adres
in zake werkeloosheid van de Amsterdamse Bestuurdersbond. Te
behandelen bü het te verwachten preadvies.
…………
1065. Voordracht van B. en W. tot vaststelling van een tramtarief,
geldig tot uiterlijk 30 Juni 1905. In het voorgestelde tarief wordt
in een enigszins anderen vorm het bestaande tarief gehandhaafd en
worden daarin slechts die aanvullingen gebracht, die, door de
gewijzigden toestand van het net, noodzakelijk zijn. Deze
wijzigingen betreffen de volgende lijnen:
Zoutkeetsgracht—Marnixstraat—Weteringschans—Plantage—station
Muiderpoort—Doklaan 12½ c. Zoutkeetsgracht—Haarlemmerpl.—Dam (overstapp
Haarlemmerpl.) 7½ c.
Zoutkeetsgracht—Frederiksplein 7½ c.
Leidscheplein—Plantage—station Muiderpoort-Doklaan 7½ c.
Weesperplein—Kruising Rozengracht 7½ c.
Zoutkeetsgr.—Rozengr.—Const. Huijgensstr. (overstapp. Rozengr.) 10
c.
Station Weesperpoort—Sarphatistr.—Weesperz.— Ceintuurbaan—Van
Baerlestraat—Leidscheboschje— Overtoom—Const. Huijgensstraat—Dam—Stationsplein—lJ-veer
12½ c.
Station Weesperpoort—Kruising—Marnixstr. 7½ c.
IJ-veer Oost. De Ruyterkade (Stationsplein)—Leidscheboschje 7½ c.
IJ-veer Oost. De Ruyterkade (Stationsplein)—Dam) 7½ c.
Hoek Ferdinand Bolstraat—Dam 7½ c.
Dam—Rozengracht (Zoutkeetsgracht, Leidscheplein) overstappen
Rozengracht 10 c.
Station Muiderpoort—Weteringschans—Kinkerstraat 12½ c.
Station Muiderp.—Plantage—Dam (overstappen Mauritskade) 7½ c.
Station Muiderpoort—Plantage—Dam—lJveer(overstappen Mauritskade) 12½
c.
Station Muiderpoort—Leidscheplein 7½ c.
Kinkerstraat—Bilderdijkstraat—Dam (overstappen Bilderdijkstraat) 7½
c.
Kinkerstr.—Bilderdijkstr.—Dam—lJ-veer (overstappen Bilderdijkstraat)
12½ c.
Kinkerstraat—Weesperplein 7 ½ c.
Voorts wordt omtrent arbeidstrams (vroegritten) het volgende
voorgesteld:
Vroegritten, op werkdagen op een of meer door B. en W. aan te wijzen
lijnen voor iedere passagier, die vóór 7½ uur 's voormiddags
instapt, 2 ½ c.
Vroegritten met retour op idem, geldig, behalve als boven, ook nog
voor één rit's namiddags beginnende tussen 5 en 8 uur, door een
passagier, die op dezelfde dag een vroegrit heeft gedaan en onder
verplichting om, zo mogelijk, plaats te nemen in een bijwagen, 5
cent.
Verder zullen verkrijgbaar zijn: abonnementskaarten, geldig voor een
rit vóór 's morgens 10 uur à ƒ 10 voor één lijn en ƒ12.50 voor twee
aansluitende tramlijnen;
benevens scholierkaarten voor dezelde uren ad ƒ6 en ƒ7.50. (De
zitting duurt voort)
18-12-1903
GEMEENTERAAD.
Er is in de Raadszitting van gisteren niet veel nieuws over de
zogenaamde arbeiderstram
te berde gebracht. Besloten is, gelijk reeds in de vorige zitting in
beginsel was uitgemaakt, het bestaande tramtarief nog 1 ½ jaar te
handhaven en thans alleen die kleine wijzigingen aan te brengen,
welke de nieuwe exploitatie noodzakelijk maakt. Er zal
tegelijkertijd een proef worden genomen met arbeiders- of vroegtrams.
Dit zal geschieden op de lijn Oosterpark—Linnaeusstraat—Dam—lJveer.
Deze trams zullen op werkdagen rijden in de zomermaanden ‘s morgens
van 5 uur tot 7½ uur (het aanvangsuur van de gewone dienst) en in de
wintermaanden van 6—7½ uur.
Van. iederen passagier zal 2½ cent gevorderd worden; voor 5 cents
zal men een retourkaartje kunnen ontvangen, waarmede ‘s avonds,
tusschen 5 en 8 uur, de terugrit kan gedaan worden, echter onder
verplichting, om zo rnogelijk van een bijwagen gebruik te maken. De
Heer H. Polak had hierop eenige amendementen ingediend. Hij wilde
deze laatste verplichting schrappen; voorts de maatregel ook
toepassen op de Zondagen, die voor verschillende werklieden, Joodse
en anderen, óók een werkdag is en eindelijk verandering brengen in
de bovengenoemde uren, zoodat de trams des morgens tot half negen in
plaats van tot half acht zouden rijden en des avonds van de
retourbüjetten gebruik zou kunnen gemaakt worden tob half elf in
plaats van tot acht uur, dit laatste vooral met het oog op
winkelbedienden. Al deze amendementen werden echter verworpen. De
Raad vreesde dat op die wijze het gewone verkeer en de financiële
resultaten van de tram te veel zouden geschaad worden.
GEMEENTERAAD. Zitting van Woensdag 16 Dec, 's nam. 1 u. (Vervolg van
gisteren).
Tramtarief.
De Heer Ter Haar, 't betreurende, dat in de vorige zitting besloten
is het tegenwoordige tarief nog 1½ jaar te handhaven, doch
verklarende daarin te zullen berusten, wenst evenwel de prijs van 5
cent. voor de lijnen, waar thans reeds dit tarief geldt, te
behouden, dit zijn de lijntjes Dam—Centraal-station—IJveer. Voorts
wil spr. de kaartjes van 6½ cent afschaffen, daar behoud hiervan
neerkomt op ongemotiveerde winstderving.
De Heer Smit, besprekende het voorgestelde omtrent de vroegritten,
stelde voor de tijd voor die ritten te verlengen tot 8½ uur, opdat
ook kantoorbedienden daarvan kunnen gebruik maken. Spr. vindt 't
niet erg, dat daaraan de verplichting wordt verbonden, dat men moet
plaats nemen in de bijwagens.
De Heer H. Polak gelooft niet, dat in die proefritten een financieel
bezwaar schuilt, de ondervinding elders, b. v. in Londen, waar men
voor 2½ cents grote afstanden aflegt, leert het tegendeel. Die
ondervinding zal men ook hier opdoen, mits men de proef maar goed
neemt. Men dient b.v. die vroegtrams óók op Zondag te laten loopen
en niet als B. en W. willen alleen op werkdagen. Er zijn toch,
behalve de Joodse werklieden, nog andere catagorieën werklieden die
Zondags werken, b.v. werklieden op de suikerfabrieken,
spoorarbeiders enz. Ook moet men de vroegtrams laten rijden tot 8½
uur. (hieromtrent sluit spreker zich aan bij de Heer Smit), en voor
retourritten de tijd tusschen 8 en 11 uur stellen. Hierbij zullen
b.v. de winkelbedienden gebaat zijn. De uren tusschsn 5 en 8, als B.
en W. willen, acht spr. onvoldoende. Wat nu betreft de vraag of de
gebruikers van arbeiderstrams in de bijwagens moeten plaats nemen,
merkt spr. op dat dit afkeuring verdient; men schept een 2e
klassesysteem waaraan toch een bijsmaakje is. Ook op de sporen stopt
men de houders van werkmanskaarten niet in afzonderlijke wagens.
Bovendien kan men de gebruikers van arbeiderstrams beschouwen als
houders van goedkope abonnementskaarten, die men niet op andere voet
dan de andere passagiers mag behandelen. In de geest van het door
hem gesprokene dient spr. voorstellen in.
De Heer Fabius wijst er op, dat 't nog maar de bedoeling is, met de
“vroegtrams” een proef te nemen. Hij herinnert daaraan omdat de zaak
wel eens een algemene tariefsverlaging zou kunnen belemmeren. Spr.
voelt niets voor vroegtrams, als men bedoelt mensen die wat minder
geld hebben, om deze reden een voordeeltje te verschaften; hij voelt
er alleen wat voor in verband met woningtoestanden. Spr. is er tegen
om de vroegtrams ook op Zondag te doen rijden. De Heer Polak heeft
zich beroepen op de Joden, maar spr. merkt op, dat de Joden
tegenwoordig dikwijls geutiliseerd worden om alle Christelijk
karakter aan de Zondag te ontnemen, iets wat niet in de bedoeling
kan liggen van die Joden, welke dit meer zijn dan alleen in naam,
van Joden, die nog aan godsdienst hechten.
De Heer Korthals Altes vraagt, wat betekent de uitdrukking, dat de
scholierkaarten geldig zijn voor scholieren «en hunne geleiders»,
iets wat in het bestaande tarief niet voorkomt.
Da Heer Sutorius merkt op, dat in de vorige zitting besloten is
voorlopig geen ingrijpende wijzigingen te brengen in het tarief,
iets waarmede de voorstellen van den Heer H. Polak in strijd zijn.
Door diens 2½-cents-passagiers toch zullen de inkomsten niet. zeer
toenemen in de overgangsperiode waarin de tram verkeert; daarop is
de tram-exploitatie thans nog niet berekend. Spr. wil dus niet
verder gaan dan de proef, gelijk B. en W. haar willen nemen. De Heer
Bruinwold Riedel wil voorloopig ook niet verder gaan dan de proef
van B. en W.; de vraag is of de werklieden van de vroegtrams gebruik
zutllen maken of niet, en indien deze vraag bevestigend wordt
beantwoord, kan men altijd nog zien, of 't wenselijk is de
vroegtrams ook op Zondag te doen lopen. Spr. vindt 't zeer
overdreven als de Heer Fabius zegt, dat het Christelijk karakter van
ons volk wordt aangetast door het laten lopen van vroegtrams op
Zondag. Dat is een verdediging van de Christelijkheid, welke spr.
bedenkelijk voorkomt.
De Weth. Heemskerkmerkt op, dat het woord «geleiden» in het tarief
is opgenomen, omdat 't ook op de abonnementskaarten vermeld staat.
In zoverre wordt dus een bestaande toestand gehandhaafd. Daarom
bestreed spreker de voorstellen van de Heer H. Polak, en verdedigde
hij de proef met vroegritten, gelijk B. en W. die willen, ook in
verband met woningstoestanden. De vraag of de proef geslaagd is of
niet zal afhangen van de financiële resultaten, en in de al of niet
belemmering van het verkeer. Waar de heeren Polak en Smit de
vroegritten willen laten duren tot 8½ uur, merkt spr. op, dat dit
bezwaarlijk gaan zal, omdat om 7½ uur de gewone dienst aanvangt en
men dan geen onderscheid kan maken. Nog merkt spr. op, dat als men
's morgens de uren uitbreidt, het getal terugkerenden ‘s avonds ook
zoveel groter zal zijn, en dat wel op de drukste uren, zoodat juist
dit een aanleiding zou kunnen worden om de maatregel in te trekken.
Ditzelfde argument geldt als men de verplichting om in dë bijwagens
plaats te nemen schrapt. Het gewone verkeer kan dus zeer bemoeilijkt
worden door het laten vervallen van deze bepaling. Spr. is tegen het
laten rijden van vroegtrams op Zondag, omdat 't regel is, dat
werklieden alleen op werkdagen werken; ‘s Zondags zouden zij
nodeloos het gewone verkeer verzwaren.
De Heer Nolting sluit zich aan bij het voorgestelde door de hh.
Polak—Smit om de vroegritten één uur later te doen eindigen, met het
oog op kantoorbedienden en winkeljuffrouwen; ook het moeten
plaatsnemen in de bijwagens verwerpt spr.; de werklieden, wier
kleeding zulks nodig maakt (b.v. een stucadoor), zullen uit eigen
beweging niet plaats nemen bij de gewone passagiers. Wie er anders
over denkt, kent de werklieden niet. Nog wijst spr. er op, dat men
met een retourkaart in de laatste tram kan komen, en dan, omdat zij
vol is, daarvan geen gebruik kan maken. Dat acht spr. onbillijk; men
moet in zo’n geval de volgende dag nog van het retourtje kunnen
gebruik maken.
De Voorzitter merkt op, dat met de verplichting om in de bijwagen
plaats te nemen volstrekt niets vernederends voor de werkman bedoeld
is; 't is alleen een maatregel om te voorkomen, dat het gewone
verkeer belemmering van de nieuwe maatregel zal ondervinden.
Nog zegt spr., dat hij niet in discussie zal treden met de Heer
Fabius, die heeft gezegd, dat het voorstel-Polak om de vroegtrams
ook op Zondag te laten rijden de consequentie is van sprekers
tegenwerpingen tegen het verworpen, voorstel van de Heer Fabius om
de tramdienst op Zondag te beperken. Den Heer Fabius hierin te
bestrijden, zou zijn meer waarde hechten aan diens beweringen dan
deze zelf daaraan zal. toekennen.
(De Heer Kamerlingh Onnes komt ter vergadering.) De Heer v. d. Berg
zal stemmen vóór de bijwagen, omdat in de verordening volstrekt niet
van werklieden gesproken wordt, de verplichting geldt dus, voor
iedereen. Maar daarom ook kon men zijn voor verruiming van de tijd
gedurende welke de vróegtrams rijden. Spr. is tegen het rijden op
Zondag, dat de Heer H. Polak wil, voornamelijk ten behoeve van de
Joden; maar spr. meent dat een kleine categorie van het volk zich
heeft neer te leggen bij hetgeen voorgesteld wordt in het algemeen
belang, en zulk een belang is het rijden op Zondag niet.
De Heer H. Polak merkte in zijn weerlegging van de gemaakte
bedenkingen op, dat hij niet begrijpt wat de Heer Fabius bedoelt als
deze spreekt van het “Christelijk karakter van het openbare leven”.
Daarvan heeft hij nooit iets bemerkt, en als spreker de Israëlieten
heeft genoemd, dan is dat alleen geweest, omdat zij het voorbeeld
zijn van ingezetenen voor wie de Zondag een werkdag is; bovendien
heeft spr. nog andere categorieën van op Zondag arbeidende
stadgenoten genoemd, te wier bate vroegtrams ook ‘s Zondags zouden
moeten rijden. (De heeren Wijnmalen en Schut komen ter verg.) De
Heer Fabius zegt, dat de Heer H. Polak het Christelijk karakter van
ons volk kan leren kennen b.v. door ‘s Zondags eens naar het
Stadhuis te gaan. Hij zal dan zien, dat. dit er dan geheel anders
uitziet dan in de week. Voorts zegt spr. niet te begrijpen hoe de
Heer Bruinwold Riedel »protesteeren« kan tegen sprekers bewering,
dat ons volk zulk een Christelijk karakter bezit. Dat is toch
ongeveer alsof men protesteert tegen de waarheid, dat wij tot de
Noordelijke volkeren behoren! Tenslotte moet spr. ook opkomen tegen
het. gezegde van de Voorzitter, dat onlangs in de Tweede Kamer de
nationale tijd zou vermorst zijn met soortgelijke discussies. Spr.
meent, dat een dergelijke uitdrukking in den mond van de Voorzitter
niet paste. Spreekt men zodanig over de Tweede Kamer, dan zou een
dergelijke toon ook over de Eerste Kamer op haar plaats zijn.
Hierna werd tot stemming overgaan. De uitslag daarvan was, dat al de
amendementen van de Heer H. Polak werden verworpen en het tarief van
B. en W. (inbegrepen het daarbij voorgestelde omtrent de vroegtrams)
werd goedgekeurd gelijk was voorgesteld.
Daarna ging de raad over tot het doen van ……………………….
19-12-1903
De Tram.
— Onlangs deelden we mede, dat aan het einde dezer maand,
vermoedelijk 28 December, eenige honderden paarden van de
gemeentetram verkocht zouden worden. De datum van dezen verkoop is
thans vastgesteld op 4 Januari. De veiling geschiedt in de remise
aan de Linnaeusstraat. Tegen de genoemde datum zal dus de
Elektrische Centrale stroom leveren en de tram op de lijnen, waar
dit mogelijk is, rijden met elektrische beweegkracht. Vermoedelijk
in het laatst van deze maand al op de lijnen Dam—Koninginneweg en
Dam—Linnaeusstraat. Dezer dagen worden proefritten genomen.
23-12-1903
Amsterdam, 19 Dec.
Mijnheer de Redacteur!
Nu het tramtarief toch aan de orde is, zou ik gaarne in overweging
willen geven, de abonnementskaarten voor 1 en 2 lijnen, geldig tot
10 uur 's morgens, ook voor terug verkrijgbaar te stellen, b.v.
geldig na 5 uur 's middags en dan te rekenen voor 1 lijn ƒ 20 en
voor 2 lijnen ƒ 25 per jaar. Ik geloof dat dit voordelig zou zijn
zoowel voor de exploitatie als het publiek, daar velen, die nu terug
lopen, hiervan zouden willen profiteren. Uw dankzeggend voor de
verleende plaatsruimte, Hoogachtend,
Uw dw. dnr. Een Abonnee.
24-12-1903
Proefritten Elektrische tram.
In den afgelopen nacht zijn op twee nieuwe lijnen proefritten gedaan
met elektrische trams. Tussen 12 en 1 uur is de lijn Oosterpark—Linnaeusstraat—
Dam geprobeerd en daarna de lijn Dam—Koninginneweg. Ds directeur van
de tram, de Heer Neiszen, en enige van zijn ambtenaren maakten de
ritten mede. Alles ging goed, alleen had men op de laatstgenoemde
lijn aanvankelijk enige hinder van de ijzel, die zich tegen de
geleidedraad had afgezet, en oorzaak werd dat enige keren het licht
uitging; ook bleek op deze baan de weg naast de rails hier en daar
wat te hoog te zijn, hetgeen tot enige wrijving aanleiding gaf, een
kwaad dat spoedig verholpen zal zijn. Voor de lijn—Linnaeusstraat
werd de elektriciteit geleverd door de Centrale van de hydraulische
inrichting aan de Handelskade, voor de lijn—Koninginneweg door die
aan de Brouwersgracht. Waarschijnlijk zal de dienst op beide lijnen
de volgende week aanvangen.
In de Marnixstraat kwamen gisteren een electrische tramwagen en een
bespannen vrachtkar met elkaar in botsing. De bestuurder van de
tram, die het ongeval voorzag, had herhaaldelijk gewaarschuwd en
gebeld, doch de koetsier deed alsof hij niets hoorde' en was dan ook
niet spoedig genoeg van de trambaan af om een botsing te voorkomen.
Gelukkig gebeurden er geen persoonlijke ongelukken; de lantaarn van
de tram werd verbrijzeld. Toch is tegen de vrachtrijder door de
politie proces-verbaal opgemaakt.
29-12-1903
Onze Tram.
Amsterdam is heden weer twee grote stappen genaderd tot de
voltooiing van het electrisch tramnet. Twee nieume lijnen zijn, te
beginnen met heden, electrisch geworden; 't zijn de lijnen
Dam-Willemsparkweg-Koninginneweg en Dam-Linnaeusstraat. 't Is een
grote verbetering; de wagens zijn groter en comfortabeler ingericht
en de snelheid is groter, tenminste op brede verkeerswegen, als b.
v. de N. Z. Voorburgwal, de Plantage, de Parkweg, waar de grote
wagens met een flinke vaart langs de gladde sporen voortschuiven. De
schok, waarmede de wagens zich in beweging zetten, is nog een
onconvenient, vooral voor de passagiers op de voor- en achterhalcons.
Maar misschien is daar nog wel wat op te vinden. Een maatregel, die
vroeger reeds werd toegepast op de lijn door de Marnixstraat, heeft
ook hier toepassing gevonden, n.l. hst aanbrengen van grote cijfers
op de contactbeugel, waardoor men al van verre kan herkennen tot
welke lijn een aankomende wagen behoort. De rijtuigen, van de lijn
Koninginneweg dragen alle het cijfer 2, die van de Linnaeusstraat,
voorloopig afrijdende van het Rokin bij de Dam, het cijfer 9.
30-12-1903
De Tram te Amsterdam.
Nu het electrisch bedrijf langzamerhand tot alle lijnen van het
tramwegliet wordt uitgebreid denkt men vanzelf terug aan de tijd
toen ook de paaadentram een nieuwigheid was in Amsterdam. Hier onder
geven we een beschrijving voorkomende in de jaargang 1875 van”Eigen
Haard", Het stuk ging vergezeld van een plaatje, dat ons heden al
even naief lijkt als het stuk,
HET OMNIBUSVERKEER TE AMSTERDAM.
De belangrijke uitbreiding, welke Amsterdam in de laatste jaren
ondergaat, heeft het gevolg gehad, dat de afstanden aldaar te groot
zijn geworden om deze zonder behulp van vervoermiddelen af te
leggen. Vóór een drietal jaren liepen in Amsterdam alleen omnibussen
(en dan nog welke!) naar de stations van de Rhijn- en Hollandsche
spoorwegen, waarmede een paar honderd passagiers per dag vervoerd
werden. En nu, drie jaren later, lopen er naar alle hoofdwijken, met
korte tussenpozen, zoveel omnibussen, dat door de Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij gedurende het jaar 1874 niet minder dan
1.688,575 personen vervoerd werden (1). De afbeelding van een tram-
of paardenspoorwagen, welke in dit nummer voorkomt, is genomen naar
een der rijtuigen, welke dezer dagen door de Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij in werking zijn gebracht.
Door deze Maatschappij is concessie gevraagd tot het leggen van
tramways in Amsterdam, en als eerste of proeflijn is nu gereed de
lijn, welke van de Plantage langs het Rhijnspoor, Amstel-Hótel en
Paleis voor Volksvlijt loopt naar het Leidsche plein, met het
onmiddellijk daaraan grenzende Vondelspark-kwartier.
Deze baan heeft een lengte van ongeveer 2700 Meter en zal bereden
worden met wagens, welke, bij een vervoervermogen van 30 passagiers,
getrokken worden door één paard. Voor sterke hellingen, zoals bij
het beklimmen van de Hooge Sluis, wordt een tweede paard
bijgespannen. Het paard loopt geheel vrij voor de wagen en is alleen
door twee strengen daaraan verbonden. Het paard kan de wagen dus
niet tegenhouden. Er zijn sterk werkende remtoestellen aangebracht,
welke door de koetsier bediend worden. De wagens zijn vóór en achter
geheel gelijk. Is men aan het einde der baan gekomen, dan verspant
men het paard xan het ene uiteinde naar het andeire, en koetsier en
conducteur verwisselen van plaats. De verdeling der plaatsen voor de
passagiers is als volgt: 16 personen zitten in het afgesloten
gedeelte, 7 personen staan bij de koetsier, en een gelijk getal bij
de conducteur. Het tarief voor de gehele rit, welke bijna 20 minuten
duurt, is 15 cent.
Het is misschien onze lezers niet onaangegenaam enige bijzonderheden
te vernemen omtrent de organisatie van het omnibusverkeer te
Amsterdam. Wij ontlenen de gegevens aan het tegenwoordige verkeer
met omnibussen, omdat de exploitatie van het paardenspoor, als pas
in werking zijnde, niet alleen nog geen vaste organisatie heeft,
doch ook in hoofdzaken geheel overeenstemt met die der omnibussen.
De Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij bezit stallen en koetshuizen
in verschillende gedeelten der stad, zoveel mogelijk in de nabijheid
der eindstations. De zorg voor de paarden is toevertrouwd aan
stalchefs, welke de nodige stalknechts onder hun bevelen hebben
Iedere omnibus, welke de gehele dag dienst doet, vereist een
koetsier, een conducteur en een stalknecht. Voor _ omnibussen zijn
echter 5 koetsiers en conducteurs, zodat de vijfde zijn vier
kameraads in de gelegenheid stelt te gaan middagmalen en elke vijfde
dag een halve dag vrij te hebben. Voor de bediening van elke omnibus
zijn in de regel 10 paarden nodig, welke allen dagelijks dienst
doen. Op die lijnen, waar de stal in de onmiddellijke nabijheid van
het eindstation ligt, doen de paarden hun dienst op 2 verschillende
tijdstippen van de dag, zodat hetzelfde span paarden tweemaal op één
dag in dienst komt. Dit geeft dus bij 10 paarden of 6 span tien
verwisselingen van paarden op één dag voor elke omnibus. In de regel
wordt van elk paard niet meer dan 2 uren dienst daags geëist. De
voeding der paarden is zeer sterk. Elk paard krijgt per dag 8 kilo
hooi en 9 kilo (of ruim 1,5 mud per week) haver, bonen of maïs. Dit
voedsel wordt aan de hoofdmagazijnen op het Roeterseiland (waar
tevens de kantoren, de wagenmakerij, smederijen en zadelmakerij
gevestigd zijn) door middel van door stoom in beweging gebrachte
machines gesneden, gebroken, geplet en dooreen gemengd; — waarna dit
zogenaamd kort of gesneden voer in de vereiste hoeveelheden
dagelijks naar de verschillende stallen gebracht wordt.
Een der grootste bezwaren, waarmede het omnibusverkeer tot heden in
Amsterdam te kampen had, de hoge stenen bruggen, wordt uit de weg
geruimd. Volgens besluit van de gemeenteraad worden — bij andere
verbeteringen — ook vele van die verouderde gevaarten afgebroken en
door brede, nagenoeg vlakke bruggen vervangen.
Het tegenwoordige bestuur der hoofdstad is op zijn qui-vive. Het
ziet hoe Amsterdam zich ontwikkelt en uitbreidt en het verloren
terrein wil inhalen; welnu, het gemeentebestuur is op zijn post en
stelt zich aan het hoofd van de vooruitgang. Nog enige jaren, en men
zal zich niet meer kunnen voorstellen, dat een beroemd dichter (2) —
en nog wel met veler instemming — aan de “couragie" van de hoofdstad
durfde twijfelen.
(1) In het jaar 1902 werden door de Gemeente-tram vervoerd ruim 26½
miljoen personen. Gemiddeld werden in dat jaar vervoerd per dag
72,634 en per rit 14,3 personen.
(2) Bedoeld is E. J. Potgieter
Verantwoording en disclaimer:
Cees Pot heeft voor de totstandkoming van
deze tijdlijn de database van de website "Historische
kranten in beeld" geraadpleegd. Deze website is een initiatief van
de Koninklijke Bibliotheek. Deze instantie heeft ons toestemming verleend voor
publicatie op deze wijze.
*
Soms komen er in de artikelen fouten en onjuistheden voor. Om
wille van de authenticiteit is besloten deze ongewijzigd te laten.
laat een berichtje achter
![omhoog](../images/TOP.GIF) |