MEDIATIJDLIJN AMSTERDAMSE TRAM 1896
door Cees Pot
e-mail:
ceespot@amsterdamsetrams.nl
1896
(Opmerking: Van dit jaar heb ik geen berichten
kunnen vinden van na 30-10; ze ontbreken in zowel Het Nieuws van de
Dag, als het Algemeen Handelsblad, en andere Amsterdamse kranten
zijn (nog) niet beschikbaar voor dit jaar)
1-1-1896
GEMEENTERAAD.
Zitting van Maandag 30 dec.
Ingekomen:
Tramlijnen in de buitenwijken. Verzoek van T. Sanders, civiel- en
bouwkundig ingenieur alhier, om concessie voor de aanleg en de
exploitatie van een ceintuurtrambaan met zijtakken.
In handen van B. en W. tot preadvies. Het adres zal inmiddels worden
afgedrukt in het Gemeenteblad.
De Heer Gerritsen drong aan op een spoedige behandeling van deze
zaak.
De Weth. van P. W., de Heer Treub, deelde mede, dat de urgentie der
zaak ook door B. en W. erkend wordt, hetgeen blijkt uit het feit,
dat reeds voorlopige opmetingen zijn gedaan.
De Heer v. Nierop vroeg of de voordracht, betreffende een lijn naar
de Nassaukade, kon worden aangehouden totdat omtrent de nieuw
aangevraagde concessie zal beslist zijn.
De Heer Treub antwoordde, dat deze beide zaken geheel van elkaar
afhankelijk zijn. De A. O. M. moet uitvoering geven aan de lijn,
zoals die in haar concessie is omschreven.
6-1-1896
De ontworpen tramlijnen.
Wij ontvingen van de Heer T. Sanders een circulaire, waarin de
kwestie besproken wordt in hoeverre de lijnen, bedoeld bij de door
hem aangevraagde concessie, vallen binnen de kring van het recht van
voorkeur der A. O. M., vooral ook haar verband met de 1,5 miljoen,
door de A. O. M. voor de Raadhuisstraat te betalen.
Men weet, dat drie der nieuwe lijnen liggen binnen die kring van
voorkeur (bevattende de zogen. oude stad) en dat daarom het gehele
aangevraagde net eerst aan de A. O. M. moet worden aangeboden.
Weigert de A. O. M. nu het gehele net, eerst dan kan de concessie
daarvoor aan de heer Sanders verleend worden. Nu beweert men, dat
dit onbillijk is, omdat de A. O. M. voor de tramlijn door de
Raadhuisstraat (een der lijnen der nieuwe concessie) reeds 1,5
miljoen zou betaald hebben. De heer Sanders betoogt echter dat dit
niet zo is, dat de tramlijn door de Raadhuisstraat eerst waarde
erlangt als zij een verbinding wordt van het centrum der stad met
het Jacob van Lennepkwartier (vallende buiten de kring van voorkeur)
en dat de A. O. M. bij haar nieuwe concessie in 1890 van de gemeente
verschillende voordelen heeft ontvangen, als compensatie voor het
eventueel verlies op de exploitatie der lijn Raadhuisstraat en voor
de 1,5 miljoen, die zij aan de gemeente zou uitbetalen. De gemeente
betaalt dus de kosten der Raadhuisstraat en niet de A. O. M.
11-1-1896
RECHTSZAKEN
Een failliet verklaarde winkelier wordt beschuldigd van het
verduisteren van (delen) van de boedel.
Intussen, daarbij was 't niet gebleven. Had de failliet nu nog maar
de koopprijs aan de curator afgedragen, dan waren de schuldeisers
niet ernstig benadeeld.
Waar die koopprijs gebleven is, daarover lopen de meningen van de
failliet en van het O. M. uiteen. De eerste beweert dat hij op
zekeren dag in november zich had opgemaakt om zich naar de curator
te begeven, teneinde dezen een bedrag van ƒ310 af te dragen. Dat
geld zou hij in een portefeuille bij zich gestoken hebben. Onderweg
ontmoette hij een vriend, met wie hij — zonder enige reden — een
ritje op de tram naar de Amsteldijk maakte. Bij de
Hoedenmakersstraat (N.-A.) stapte hij met de vriend uit en bezocht
daarna een herberg of koffiehuis waar hij tot de ontdekking kwam dat
hij zijn portefeuille met geld (bankbiljetten) kwijt was.
Inderdaad werd die portefeuille door het personeel van de tram,
spoedig nadat beklaagde was uitgestapt, gevonden en wel een
handbreed onder de bank, vlak naast de plaats, waar beklaagde in de
tram had gezeten. Maar twee conducteurs en twee koetsiers
verklaarden, dat de portefeuille niets bevatte dan drie afgelopen
loterijbriefjes en een briefkaart, maar geen geld. Tevens heeft de
conducteur, die de tram. waarin beklaagde zat, geleidde, bemerkt,
dat de laatste gedurende de rit meermalen bukte, eens om een oud
eindje sigaar, dat in een plasje in de wagen lag, op te rapen, en
een ander maal zonder blijkbare reden.
Beklaagde houdt vol dat het geld uit de portefeuille moet gestolen
zijn, het O. M. dat het er niet in was en dat de failliet een
behendig aangelegde komedie heeft gespeeld.
Op die grond werd tegen hem twee jaar gevangenisstraf wegens
verduistering gevorderd.
13-1-1896
TRAMPLAN-SANDERS.
De Buurtvereniging tot bevordering van buurtbelangen “Sarphati”
richt aan de Gemeenteraad een adres naar aanleiding van het
ingediende tramplan-Sanders. Adressanten menen, dat dit in genen
dele aan de door hen gedane verzoeken en de behoeften der nieuwe
wijk voldoet, daar de buurt Sarphatipark en omstreken miskend en
achtergesteld wordt, door onthouding van een directe tramverbinding
met het hart der oude stad (Dam). Adressanten twijfelen niet of de
billijkheid hunner klacht zal door de Raad worden erkend en zij
spreken de verwachting uit, dat een directe tramroute Sarphatipark
en omstreken met de oude stad ten spoedigste tot stand zal komen.
Het adres is in enige dagen van ruim 2000 handtekeningen voorzien.
14-1-1896
NIEUWE TRAMLIJNEN.
De concessie-aanvraag van den Heer Sanders is in het Gemeenteblad
opgenomen. Ter aanvulling van hetgeen wij daaromtrent reeds
mededeelden in ons nummer van 25 Dec. jl. stippen wij nog het
volgende aan:
Het doen rijden van zogen. arbeiderstrams wordt in de concessie
aldus geregeld: Des morgens, op werkdagen, van af een door B. en W.
te bepalen uur tot het uur van aanvang van den gewonen dienst,
worden de door B. en W. aan te wijzen lijnen, op de in overleg met
hen te bepalen wijze, tegen de helft van het tarief geëxploiteerd,
met dien verstande, dat tot proef een lijn ter keuze van B. en W.
daartoe wordt aangewezen; zodra op deze lijn de exploitatiekosten,
berekend ad 16 cents per rijtuigkilometer gedekt zullen zijn door de
ontvangsten, zal een tweede lijn tot dit doel kunnen worden bestemd
enz. Heeft de exploitatie van een lijn voor dit doel twee jaar
plaats gehad zonder dekking der exploitatiekosten, dan wordt de
verdere exploitatie gestaakt, tenzij de Gemeente het ontbrekende
verder bijbetaalt; tot verdere proefnemingen wordt niet overgegaan,
tenzij de Gemeente bereid is het ontbrekende bij te passen, in welk
geval later te behalen overschotten ook ten bate der Gemeente zullen
komen.
Het tarief, waarnaar personen en goederen worden vervoerd, wordt
vastgesteld op de grondslagen als gelden voor de lijnen der
Amsterdamsche Omnibusmaatschappij. Aan de concessionaris kan door de
Gemeenteraad de verplichting worden opgelegd tot uitgifte van
overstapkaarten op andere lijnen, niet aan hem in eigendom
behorende, maar aan de zijne onmiddellijk aansluitende, alsmede tot
het in ontvangst nemen van zodanige kaarten.
Uitkering aan de Gemeente.
De concessionaris betaalt jaarlijks aan de Gemeente als vergoeding
voor het gebruik van de openbare gemeentegrond en het openbaar
gemeentewater:
Vijftig procent van hetgeen in enig jaar van de nettowinst
overschiet, na aftrek van:
1. voor dat jaar vijf procent over het gestorte kapitaal der volgens
art. 23 dezer concessie te stichten vennootschap;
2. het bedrag, hetwelk in vorige jaren minder dan vijf procent over
het destijds gestorte kapitaal mocht zijn behaald, voor zoverre dat
bedrag niet reeds uit genoten winst van volgende jaren mocht zijn
aangezuiverd.
Voor plaatsing van remises, stallen en centrale elektrische
inrichtingen enz. koopt de concessionaris van de Gemeente een
bouwterrein nabij de Waskaarsenfabriek voor ƒ 300,000.
Naasting.
Wanneer de concessie tien jaren gelopen heeft, is de Gemeente ten
allen tijde bevoegd de onderneming te naasten.
Personeel.
De concessionaris verzekert ten genoegen van B. en W. zijn personeel
tegen ongelukken, welke het in en door de dienst overkomen.
Hij zorgt voor de verzekering van zijn personeel tegen ziekte en
voor pensioen, en draagt in de daarvoor te bepalen premies, volgens
door B. en W. goed te keuren regelen, bij.
Hij draagt zorg zoveel personeel in dienst te hebben, dat ieder
minstens elke week een geheel vrije dag zal hebben en stelt ten
genoegen van B. en W. regelen vast, betreffende het bedrag en de
termijn van uitbetaling van het loon, de arbeidsduur en de
rusttijden per etmaal van zijn personeel.
Als concessionaris kan alleen optreden een Naamloze Vennootschap,
welke haar zetel te Amsterdam moet hebben. Haar kapitaal moet ten
minste f 500,000 bedragen en volgestort zijn.
Boeten.
B. en W. zijn bevoegd om, wanneer de Concessionaris een of meer der
bepalingen van deze concessie, ook na uitdrukkelijke aanmaning door
hen of van hunnentwege, niet nakomt, hem boeten op te leggen van f
100 tot ƒ 500 per dag. Hij heeft daarvan beroep bij de Gemeenteraad.
Waarborgsom.
De concessionaris stort ƒ25,000 tot zekerheid en pand voor de
naleving der bepalingen van de concessie.
Geschillen.
Alle geschillen, omtrent uitlegging of toepassing van de concessie,
worden — voor zoveel de beslissing niet is opgedragen aan de
Gemeenteraad of aan B. en W. — beslist door drie scheidslieden, als
goede mannen in het hoogste ressort naar billijkheid oordelende.
Deze scheidslieden worden benoemd door partijen of, zo dit door een
der partijen wordt verlangd, op verzoek der meest gerede partij door
de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, of door het College, dat
die rechtbank mocht vervangen. De kosten, op dergelijke
scheidsrechterlijke uitspraak vallende, worden gedragen door de in
het ongelijk gestelde partij.
Bovendien is elk der partijen, die van mening is, dat er tussen haar
en de andere partij geen overeenstemming bestaat over de uitlegging
of toepassing dezer concessie, bevoegd te vorderen, dat door
scheidslieden, die op de voorschreven wijze zullen benoemd worden en
zullen oordcelen, wordt beslist welke opvatting, uitlegging of wijze
van toepassing de juiste is.
16-1-1896
GEMEENTERAAD.
Zitting van Woensdag 15 Jan.
Ingekomen:
Adres van A. Repko c. s., waarin, naar aanleiding van het ingediende
tramplan-Sanders, verzocht wordt, zo spoedig mogelijk tot stand te
doen komen een directe tramroute van het Sarphatipark en omstreken
naar de oude stad.
In handen van B. W. tot preadvies om te behandelen gelijk met het
adres-Sanders.
TRAMPLANNEN.
Aan B. en W. richtten de heren Bos en Kissing een adres, met verzoek
bij de Gemeenteraad voor te stellen de behandeling van de
tramplannen van de Heer T. Sanders uit te stellen, in afwachting van
door hen in te dienen plannen en berekeningen voor 't in exploitatie
brengen van patent-gasmotor-tramwagens. De gastramwagens zullen,
volgens hunne mening, beter aan de eisen van het publiek, zo mede
van het openbaar verkeer voldoen dan de elektrische trams en lijnen,
daar zowel de aanleg der lijnen als de tramwagens op zich zelf veel
minder gevaarlijk zijn voor het openbaar verkeer dan laatstgenoemde.
De kosten van aanleg, ook die van gebouwen, van wagens en van
beheer, zullen oneindig veel minder zijn bij gastramlijnen, dan die
bij de elektrische.
De adressanten schatten de tarieven op vijf cents per rit en die van
de overstapkaartjes op 7½ cent. Voor de resultaten van zulke lijnen
beroepen zij zich op de “Deutsche Gazbahn-Gesellsohaft” in Dessau.
Over de dienst op de aangevraagde nieuwe lijnen van het plan-Sanders
deelt de concessionaris-aanvrager het een en ander mede, waaraan wij
het volgende ontlenen:
Het zuidwestelijke deel der ceintuur, in verband met de lijnen
Raadhuisstraat, Voorburgwal en Museum-Rembrandtplein wordt als twee
lijnen geëxploiteerd.
De eerste lijn gaat van Centraalstation, langs Paleis,
Raadhuisstraat, Bilderdijkstraat, Leidschebosch, Museum, Buurt YY,
Amsteldijk, Weesperzijde, Station Staatsspoor.
De tweede lijn gaat van Rembrandtplein langs Heerengracht
Spiegelstraat, Museum, Stadhouderskade, Bilderdijkstraat,
Potgieterstraat, Nassaukade tot Haarlemmerplein.
Het deel der ceintuur Ruysdaelkade, Honthorststraat, Leidsche Bosch,
Jacob van Lennepbuurt, Gedempte Rozengraoht wordt dus dubbel
bereden.
Men verkrijgt daardoor twee rechtstreeksche verbindingen met de oude
en twee met de nieuwe stad.
De Amsteldijk en Sarphatipark en buurt YY verkrijgen een directe
verbinding met het hart der stad naar Paleis (Dam) en
Centraalstation en daarenboven, met overstappen, maar ook voor 6½
cent drie andere verbindingen, een naar het Rembrandtplein, een naar
het Haarlemmerplein en een naar het station Staatsspoor.
Het Noordoostelijk deel der Ceintuur met de lijn Prins Hendrikkade
vormt weder een lijn van Centraal Station tot Station-Staatsspoor en
met overstapkaarten, zal men voor 6½ cent zelfs tot het Kon. Paleis
kunnen trammen.
Eindelijk de lijnen naar de Handelskade, de Ruyterkade,
Westerdoksdijk, Spaarndammerstraat, Houthaven, Petroleumhaven
Westerbegraafplaats enz., zullen insgelijks voor 6½ cent te bereiken
zijn zoowel van het Centraalstation als van het Koninklijk Paleis.
17-1-1896
De gefailleerde koopman, die de vorige week te Amsterdam
terechtstond wegens verduistering van goederen, tot de faillieten
boedel behorende (men herinnert zich het verhaal van de portefeuille
met geld, die in een tram Dam—Amsteldijk zou zijn verloren), werd
heden tot éen jaar gevangenisstraf veroordeeld.
27-1-1896
TRAMS OP DE DAM.
Enige maanden geleden werd — gelijk men zich herinnert — door de
directie der Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij bij het
Gemeentebestuur een voorstel ingediend, tot verlegging van de
standplaatsen op de Dam, voor de wagens der lijnen Willemspark,
Vondelstraat en Amsteldijk. Die standplaatsen, benevens die van de
lijnen Raadhuisstraat en Sarphatipark (dus vijf sporen), zouden
komen te liggen tussen het Paleis en het monument. De wagens zouden
de Dam bereiken door de Paleisstraat en weer vertrekken door de
Mozes en Aaronstraat. In verband hiermede was in het plan
voorgesteld de trams niet meer door de Spuistraat, maar door de N.
Z. Voorburgwal te doen rijden Het schijnt dat van dit plan niet veel
komen zal. Althans de Gemeente heeft voor de inwilliging van het
verzoek tot verandering van de standplaatsen op de Dam, aan de A. O.
M. voorwaarden gesteld welke de Directie verklaard heeft niet te
kunnen aanvaarden. Met beslistheid hebben B. en W. zich echter
verklaard tegen verlegging van de rails van de Spuistraat naar de N.
Z. Voorburgwal, zodat in elk geval de trams door de Spuistraat
blijven rijden. Vele bewoners van laatstgenoemde straat legden heden
door het uitsteken van de vlag hun vreugde daarover aan de dag.
28-1-1896
Westerbegraafplaats.
Men verzoekt ons de aandacht van onze lezers er op te vestigen, dat
elke Zondag ‘s morgens om 10 uur en ‘s middags om 2 uur een omnibus
rijdt van de poort der Oude Westerbegraafplaats
naar de nieuwe Westerbegraafplaata.
De omnibus van 10 uur rijdt om 11.30, die van 2 uur om 3.30 uur naar
stad terug. De prijs van de rit is 12½ cent.; voor heen en terug 20
cent.
Wie dus een bezoek wil brengen aan de nieuwe Westerbegraafplaats,
vindt daartoe zondags een gemakkelijke en goedkope gelegenheid.
29-1-1896
TRAMWEG AMSTERDAM—UTRECHT.
Nu de gemeenten Diemen, Weesp, Weesperkarspel en Nederhorst-den-Berg
eerst thans geweigerd hebben aan de Heer Robert Mack, te
Nieuwer-Amstel, voor een stoom- of elektrische tram gebruik te mogen
maken van gemeentewegen — wijl deze, en in het bijzonder langs de
Vecht, geen voldoende breedte hebben — heeft genoemde aanvrager zich
gewend tot de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid en aan
de Gemeentebesturen van Abcoude, Loenersloot en Loenen, om
toestemming te krijgen alsnu de Napoleonse- of Amsterdamse straatweg
te mogen gebruiken en tevens of er enig bezwaar bestaat tot het
verlenen van enige subsidie of rentegarantie. Ook werd aanvrage
gedaan bij de gemeentebesturen van Vreeland, Kortenhoef, 's
Graveland en Hilversum, tot het mogen aanleggen van een zijtak van
Loenersloot, welke streek met goed bevolkte dorpen weinig of geen
gemeenschapsmiddelen heeft.
Onder de tram.
Gisteravond vermaakten zich enige bengels met een gevaarlijk
spelletje. Zij stonden n.l. op het verhoogde Beurspleintje en
trachtten daar de voorbijgangers schrik aan te jagen. Voornamelijk
hadden zij 't voorzien op dienstmeisjes. Een aankomend meisje met
een mandje in de hand werd door hen dan ook op die wijze
achtervolgd. Het arme kind schrikte zó, dat zij kaar mandje liet
vallen, midden tussen de rails struikelde en viel. Een grote
tramwagen van de lijn Dam— Linnaeusstraat, die juist aankwam, kon
niet meer ingehouden worden en reed over haar heen. 't Was een
ijzingwekkend gezicht. Spoedig trachtte men het kind uit haar
gevaarlijke positie te verlossen, hetgeen met veel moeite aan een
paar heren gelukte, die haar daarna in allerijl in de apotheek
brachten op het Pleintje. Hier bleek, dat zij er, wonder boven
wonder, ogenschijnlïjk met een kleine hoofdwond was afgekomen. Een
jongen werd door een politieagent gegrepen; als hij de schuldige is,
bestaat er kans, dat de straatschenderij naar behoren gestraft
wordt.
30-1-1896
Men is hedenmorgen begonnen met het omhakken van de bomen op de
Westermarkt, die bijna veertig jaren dat plein versierden. Men zal
nu spoedig beginnen met het gereedmaken van het terrein, om de
nieuwen verkeersweg voor de tram te leggen.
De illustere voorjaarsmarkt aldaar zal nu wel tot de geschiedenis
gaan behoren.
31-1-1896
GAS-TRAMPLAN.
Door de hh. Bos en Kissing is gisteren bij B. en W. aanvraag om
concessie voor de volgende twee lijnen ingediend:
1. Dam—Ceintuurbaan bij Amsteldijk: Dam, Mozes en Aaronstraat, N. Z.
Voorburgwal, Raadhuisstraat, Heerengracht, Spiegelstraten,
Spiegelgracht, Stadhouderskade, Ferdinand Bolstraat, Ceintuurbaan,
Sarphatipark, Ceintuurbaan tot aan de Amsteldijk en terug.
2. Centraal-Stationsplein—Jacob van Lennepkwartier :
Centraal-Stationsplein, over Prins Hendrikkade, Martelaarsgracht,
Hekelveld, Spuistraat, Raadhuisstraat, Westermarkt, gedempte
Rozengracht, over Marnixstraat, Nassaukade, Jacob van Lennepstraat
tot de grens der gemeente (later doortrekken tot de Baarsjes) en
terug.
Lijn No. 1 heeft een lengte van 3700 meters, lijn No. 2 van 3200 M.
De remises en vullingsstations voor lijn No. 1 zullen worden gebouwd
op voor dit doel te kopen gronden, gelegen ten westen van de R. K.
Kerk en aan de Ceintuurbaan. De remise en aanvullingsstations van
lijn No. 2 zullen worden gebouwd op daartoe te kopen terreinen aan
de Nassaukade tussen de Potgieterstraat en het Schuttingpad. Op de
hoek Spuistraat en Raadhuisstraat zal een wachtstation worden
geplaatst, ook voor overstappende passagiers.
De dienst zal geregeld om de vijf minuten plaats hebben. De prijs
per rit en per persoon zal bedragen 5 cents, terwijl overstapjes,
geldig op beide lijnen, «uilen worden afgegeven tegen 7½ cents. In
de morgenuren, alvorens de geregelde dienst aanvangt, zullen er
werkliedentrams lopen tegen verminderd tarief. Maandkaarten en
abonnementen, ook voor schoolgaande kinderen, zullen verkrijgbaar
worden gesteld.
Ook bestaat het plan op deze lijnen een geregelde goederendienst in
te voeren, met daarvoor speciaal ingerichte goederenwagens, met
bestelkantoren in de verschillende straten, waardoor de tram loopt.
De snelheid van de gastramwagens zal gelijk zijn met de gemiddelde
snelheid van de paardentram van de A. O. M., ofschoon men, zo nodig,
een grotere snelheid kan bereiken.
De lijnen van de A. O. M. zullen viermaal worden gekruist, en wel op
:
Lijn No. 1. Heerengracht—Leidschestraat,
Spiegelgracht—Weteringschans;
Lijn No. 2. Centraal-Stationsplein—P. H. Kade, Ged. Rozengracht—Marnixstraat.
In de zomer zullen open trams rijden. Er zullen op de lijnen,
behalve de goederenwagens, 20 tramwagens in gebruik gesteld worden.
De kosten van gebouwen, grond, trams, enz., zullen te zamen bedragen
ƒ 500,000.
6-2-1896
GAS-TRAMPLAN Bos—Kissing.
Bij B. en W. is nog concessie aangevraagd voor het in exploitatie
brengen van een 3e gastramlijn, lopende van Nassauplein
(standplaats) langs Nassaukade, Stadhouderskade, ten zuidwesten door
het Leidsche Boschje naar Hobbemastraat, langs achterzijde 's
Rijksmuseum over brug Ruijsdaelkade, langs deze kade tot
Ceintuurbaan langs Sarphatipark tot Amsteldijk bij de R. K. kerk. en
terug. Ook op deze lijn stelt men zich voor, werkmanstrams en
goederenwagens te laten lopen, terwijl als personentarief aangenomen
is: vijf cent per rit, zeven en een halve cent een overstapkaartje,
geldig op de andere lijnen.
10-2-1896
GAS-TRAMPLANNEN-BOS-KISSING.
De heren Bos en Kissing delen ons mede dat als technisch adviseur en
ingenieur voor hen zal optreden de Heer W. Meischke Smith, M.sc, lid
van het Instituut voor civiele ingenieurs, te Londen.
22-2-1896
TRAM-AANLEG.
Uit vrees dat het vraagstuk van de meest wenselijke beweegkracht de
aanleg van nieuwe tramlijnen mocht ophouden, komt de Directie van de
Amsterdamsche Omnibusmaatschappij met zeer tegemoetkomende
voorstellen bij de raad. Zij verklaart zich bereid, de haar
geconcessioneerde lijn Dam—Raadhuisstraat -Bilderdijkstraat,
verlengd tot aan de Constantijn Huygensstraat, bij wijze van proef
in te richten voor- en te exploiteren met elektrische beweegkracht.
te ontlenen aan bovengrondse geleiding, waarbij als type van aanleg
die van Hamburg zal gevolgd worden.
Indien na een proeftijd van 6 maanden mocht blijken, dat de bezwaren
der elektrische beweegkracht de voordelen daarvan overtreffen, en
dus voortzetting der elektrische exploitatie niet gewenst wordt
geacht, staakt zij, dadelijk na het ontvangen van mededeling
daaromtrent, de exploitatie met elektriciteit en vervangt deze door
exploitatie met paarden. Wordt het behoud der verlenging van de lijn
Dam—Bilderdijkstraat tot aan de Constantijn Huygensstraat evenmin
wenselijk geacht, dan verwijdert de A. O. M. dit gedeelte der sporen
en beperkt zij zich tot de bij concessie van 1890 overeengekomen
lijn.
Zodoende kan men de beweegkrachten onderzoeken zonder de tramaanleg
op te houden.
„Alleen een ongewenst oponthoud — zegt de Directie — wordt door ons
voorstel waarschijnlijk bestendigd, t. w. de beslissing in zake den
aanleg van een tramlijn naar het Sarphatipark, welke wijk nu reeds
sinds 1890 toen wij onze eerste aanvraag voor die lijn bij u
indienden, op het verkrijgen van een tramverbinding aandringt.
Teneinde echter ook deze wijk geen nadeel te doen ondervinden van de
hierbij door ons voorgestelde proef, verklaren wij ons bereid op
gewone, dagelijks opzegbare vergunning, een verbindingslijn aan te
leggen Weteringschans—Ferdinand Bolstraat-Sarphatipark-Ceintuurbaan
en deze binnen twee maanden na ontvangst der daarvoor nodige
materialen te exploiteren met paarden. Ook ten opzichte van deze
lijn blijft uw besluit dus vrij, hoewel de wijk dadelijk het
verlangde verkeersmiddel krijgt. Slechts twee voorwaarden verbinden
wij aan dit voorstel. De eerste is de beschikbaarstelling door de
gemeente van een terrein, waarop wij de tijdelijke inrichting van
het krachtstation en de remise kunnen vestigen en de tweede dat de
kosten van wegbanen en bestrating voor den aanleg der niet
geconcessioneerde lijnen niet ten onzen laste komen".
De Maatschappij verbindt zich gedurende 6 weken na heden deze
voorstellen gestand te doen.
24-2-1896
Op de Wittenburgergracht is een voor een boutwagen gespannen paard
met de kop door de ruit van een tramwagen gelopen. Het arme dier
kreeg daardoor ernstige verwondingen.
27-2-1896
Gemeenteraad
Zitting van woensdag 26 februari te 1 ¼ uur.
Ingekomen o.a.
Adres van de directeur van „Hellingmans Bouwmaatschappij", waarbij
onder meer verzocht wordt, de tramlijn Leidscheplein—Marnixstraat te
verlengen tot aan het Barentszplein. Zal op gelet worden bij de
behandeling der concessie tot aanleg van tramlijnen in de
buitenwijken.
29-2-1896
Door de Heer T. Sanders is een adres aan de Gemeenteraad gericht,
naar aanleiding van het aanbod der A. O. M., tot uitbreiding harer
lijnen door den aanleg van
1. een lijn Raadhuisstraat, verlengd tot de Constantijn
Huygensstraat,
2. een lijn Weteringschans—Ceintuurbaan.
De Heer Sanders zegt daarin te zien een aan banden leggen der
toekomstige besluiten van de raad, voor zover dit voorstel betreft
de verlenging der lijn Raadhuisstraat tot aan de Constantijn
Huygensstraat, daar hij reeds nu kan verklaren, dat, mocht hiertoe
besloten worden, hij zijn aanbieding aan de gemeente als vervallen
zou moeten beschouwen. Hij begrijpt ook niet, hoe dit voorstel kan
zijn in het belang der betrokken buitenwijken, daar toch, bij
aanneming zijner voorstellen, het Jac. v. Lennepkwartier niet alleen
zou verkrijgen de thans door de A. O. M. aangeboden lijn, verlengd
tot aan het Centraal-Station, maar bovendien drie andere lijnen,
naar station Staatsspoor, naar het Rembrandtplein en naar het
Haarlemmerplein, alle voor de prijs van 6½ cent, zonder overstappen,
te bereiken; terwijl de buurt YY, behalve de paardentram naar de Dam
van de A. O. M., nog drie elektrische lijnen zou verkrijgen, en wel
naar Rembrandtplein, naar Centraal Station en Kon. Paleis en naar
Haarlemmerplein, insgelijks alle voor 6½ cent. Verder meent hij er
op te moeten wijzen, dat de tijd tot het maken van al deze
elektrische verbindingen (met uitzondering van de Amstelbrug) niet
langer behoeft te zijn dan die de A. O. M. voor haar enkele lijn zou
nodig hebben. Worden eindelijk door het voorstel der A. O. M.
slechts twee buitenwijken met de stad verbonden, de heer Sanders
herinnert, dat zijn aanbieding aan alle buitenwijken soortgelijke
verbindingen met de binnenstad en onderling geeft.
EEN NIEUWE BEURSSTRAAT.
Men herinnert zich, dat in Juni 1892 door de heren De Flines en Von
Glahn een plan werd openbaar gemaakt tot aanleg van verschillende
brede verbindingswegen door Amsterdam, in verband met elektrische
trams, welk plan samenhing met het toen aanhangige, maar niet
uitgevoerde beursplan. Door de architect G. Emmingmann werd in Juni
1895 een ander beursplan ingediend, waaraan hij thans heeft
toegevoegd een plan voor een nieuwe beursstraat, in hoofdzaak te
verkrijgen door wegruiming van het beurspoortje aan de Vijgendam en
amovering van enige huizen aldaar en demping van het Rokin. De Heer
Emmingmann zou wensen, dat door de Gemeente aan de Amsterd.
Omnibus-Maatschappij zullen worden aangeboden:
1. een lijn Constantijn Huijgensstraat, Bilderdijkstraat, De
Clercqstraat, Bozengracht, Raadhuisstraat, N. Z. Voorburgwal,
Centraal Station;
2. een lijn Nassauplein, Frederik Hendrikstraat, De Clercqstraat,
Rozengracht, Raadhuisstraat, N. Z. Voorburgwal, zo nodig tot aan het
Spui;
3. een lijn Amsteldijk, Ceintuurbaan, Ferdinand Bolstraat, Albert
Cuypstraat, Ruysdaelkade, Stadhouderskade, Spiegelstraten, nieuw aan
te leggen Museumstraat (volgens het plan De Flines—Von Glahn), Rokin.
Hiermede, meent hij, zou kunnen samengaan verlegging van de lijn
Willemspark, van af de Stadhouderskade eveneens door de
Spiegelstraten en van de tegenwoordige lijn Amsteldijk van af de
Reguliersdwarsstraat door de nieuw aan te leggen straat, als onder
No. 3 aangegeven. Het verkeer op de lijn Vondelstraat zou dan
aanmerkelijk kunnen worden uitgebreid, terwijl de loop der lijnen
Willemspark en Amsteldijk zeer zou worden verbeterd.
Hiertegenover zou de Gemeente kunnen eisen een belangrijke bijdrage
in de uit te voeren werken, n.l.: verbreding van de brug over het
Centraal Station, demping van het nog overgebleven gedeelte Damrak,
demping van het Rokin tot aan het Spui, stoffering van de
Stationsboulevard, bouw van een brug over Singel en Heerengracht en
onteigening der voor de Museumstraat benodigde percelen. Hierbij
zijn alleen de hoog nodige werken opgenomen.
Tussen Vijgendam en Rokin worden de huizen niet onteigend, maar
heeft alleen amovering plaats van de drie naast het Beurspoortje
gelegen, aan de Gemeente behorende, percelen. Het Rokin wordt
slechts gedempt tot aan het Spui en de Spiegelstraten worden
voorlopig niet verbreed. Wordt hierbij aan de A. O. M. toegestaan op
deze lijnen elektrische trekkracht te gebruiken, die in de praktijk
veel goedkoper is dan paarden, dan zal het misschien blijken, dat de
A. O. M. in staat zal zijn de gehele kosten der te maken werken voor
hare rekening te nemen. Hierbij zou kunnen worden bedongen, dat,
wanneer het dividend der Maatschappij of de opbrengst per
rijtuigkilometer een zeker maximum overschrijdt, dit zou moeten
worden afgezonderd, om, na voldoende kapitaalvorming, tot verbreding
der Spiegelstraten en verdere werken over te gaan.
Op deze wijze zou de Gemeente zonder financiële opofferingen in het
bezit komen van de hoog nodige betere verkeerswegen in de oude stad,
het grootste gedeelte der buitenwijken een korte verbinding met het
centrum verkrijgen en de aan de Gemeente behorende Museumterreinen
belangrijk in waarde vermeerderen.
Teneinde tot onmiddellijke uitvoering van dit plan te kunnen
overgaan, zou de lijn Ceintuurbaan—Spiegelstraat voorlopig langs de
Heerengracht kunnen rijden en op het Koningsplein met de andere
lijnen samenvallen, tot de onteigening en amovering der voor de
Museumstraat vereiste percelen is tot stand gekomen.
5-3-1896
GEMEENTERAAD.
Zitting van Woensdag 4 Maart
Ingekomen de navolgende aan de raad gerichte stukken: Adres van T.
Sanders, waarin hij verklaart, zijn aanbieding aan de Gemeente tot
het aanleggen van elektrische trams te moeten intrekken, wanneer het
voorstel der Amsterdamsche Ornnibus-Maatschappü tot uitbreiding van
haar lijnen wordt goedgekeurd, voor zover dit voorstel betreft de
verlenging der lijn Raadhuisstraat— Constantijn Huygensstraat. Wordt
gevoegd bij het preadvies, dat over deze zaak in bewerking is.
Adres van G. Emmingmann, waarbij hij, voor het tot stand komen van
betere verkeerswegen in de oude stad en een korte tramverbinding met
de buitenwijken, het verlenen van concessie aan de Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij, tot het aanleggen van enige door hem genoemde
tramlijnen, wenselijk zegt te achten. Wordt gevoegd bij de op deze
zaak betrekking hebbende stukken.
In een gisteravond in het Gebouw voor de Werkende Stand gehouden
vergadering van Burgerplicht trad de Heer J. H. Geerke als spreker
op over „de aanhangige tramplannen."
Aldus vermeldde het convocatiebiljet. De spreker zei echter zich te
zullen bepalen tot het geven van een historisch overzicht van de
ontwikkeling der tram ten onzent. Dit overzicht zou besloten worden
met enige mededelingen omtrent het plan-Sanders en met een conclusie
welke der vergadering zou worden voorgelegd.
De Heer Geerke herinnerde er aan hoe de oorsprong van ons tramwezen
is geweest een vigilante, waarmede zich de heeren Schadd en
Caramelli, die in de Plantage woonden, samen naar hunne zaken in de
oude stad lieten brengen; hoe al spoedig meer heren samen die
vigilante bekostigden; hoe het denkbeeld bij hen post vatte
meerderen van een vervoermiddel te doen profiteren, en in een
vergadering in de „Kolfbaan van Van Solt," het tegenwoordige Café
Bellevue in de Plantage, besloten werd te laten lopen een omnibusje
Dam-Plantage, waarvoor reeds staande de vergadering verschillende
personen zich verbonden om per jaar 30,000 kaartjes à 10 cents te
nemen, zodat een bruto-ontvangst van ƒ3000 was gewaarborgd. Zoo kwam
de Amsterdamsche Omnibus-maatschappij tot stand, die op 3 April 1872
met toestemming van B. en W., en nadat de politie zich overtuigd
had, dat die voertuigen niet om zouden vallen, de dienst opende.
In den aanvang reed men om het uur en had men acht paarden in
dienst.
Het publiek kreeg spoedig smaak in het nieuwe vervoermiddel, en
reeds 10 Oct. 1872 werd de lijn Dam—Vondelstraat geopend, 9 Dec. d.
a. v. de lijn Dam—Sarphatistraat, 1 Mei 1874 de lijn Dam—Rhijnspoor,
15 Aug. de lijn Dam—Hollandsche spoor en 9 Jan. 1877 de lijn
Dam—Prins Hendrikkade.
Spoedig begreep men, dat de omnibussen toch nog niet het ware waren,
dat de tram beter was, en zo vroegen de heren G. F. Westerman c. s.
de raad vergunning tot aanleg en exploitatie gedurende een jaar van
een paardenspoorweg van het Leidscheplein tot de Middenlaan; die
vergunning werd verleend en op 18 Juni 1875 werd de lijn voor het
publiek opengesteld.
Toen het bleek, dat de paardenspoorweg voor het verkeer in geen
enkel opzicht bezwaren opleverde kwamen spoedig bij de raad
verschillende aanvragen om concessie in voor de aanleg en de
exploitatie van paardenspoorwegen en dit gaf aanleiding, dat B. en
W. op 5 mei 1876 de raad voorstelden de A. O. M. tot wederopzegging
vergunning te verlenen tot aanleg en exploiteren van
paardenspoorwegen, een concessie, die na vier Raadsvergaderingen op
31 Mei 1876 werd verleend met 26 tegen 2 stemmen.
Hij ging hierna de verschillende concessiewijzigingen na en
herinnerde dat reeds in 1880 de Heer Th Sanders zich tot de raad
wendde met een adres, waarin hij concessie vroeg voor een net van
stoomtrams in en om Amsterdam, waaromtrent B. en W. echter tal van
bezwaren opperden.
Later, in Nov. 1884, kwam de Heer Sanders op de aanvrage terug, de
beweegkracht aan de raad overlatende, terwijl op 31 Oct. 1884 de
heeren A. J. Bos c.s, nog concessie vroegen voor de aanleg van een
lijn Franschelaan—Nieuwmarkt—Ccntraalstation— N. Z. Voorburgwal—Westermarkt—Nassaukade.
Het lot van deze aanvragen was, dat zij allen verworpen (1890)
werden en een nieuwe concessie werd verleend aan de A. O. M.
Dit is de tegenwoordige concessie, waarbij de A. O. M. het recht
heeft lijnen te leggen en te exploiteren in de oude stad, terwijl
aan andere concessionarissen geen lijnen in de stad mogen worden
gegeven, vóór de A. O. M. deze, nadat ze haar zijn aangeboden,
geweigerd heeft.
De historie leert dus, zei spr., dat de A. O. M. tot dusver aan alle
haar verplichtingen voldeed en door de aangelegde kunstwerken,
waarvoor zij drie miljoen gulden besteedde, de stad op vele punten
zeer heeft verfraaid.
En waar de A. O. M. haar aandeelhouders grote dividenden gaf, daar
mag niet vergeten, dat daarmee het aandeel dat de gemeente kreeg
gelijke tred hield. Spr. wijst dan op de uitbreiding, die de
gemeente tussen Amsteldijk en Ruysdaelkade, tussen Overtoom en
Haarlemmerstraat kreeg en hoe de buurten YY en Jacob van
Lennepkwartier herhaaldelijk om tramlijnen vroegen. Hij herinnert er
aan hoe in 1895 B. en W. de raad voorstelden aan de A. O. M. een
opzegbare vergunning te verlenen voor het verlengen der lijnen Dam,
Vijzelstraat door de Ferdinand Bolstraat en Jan Steenstraat naar de
Amsteldijk, een voordracht echter op 24 Juli 1895 op voorstel van de
heer Gerritsen aangehouden teneinde de raadsleden gelegenheid te
geven een voorstel van breder opvatting in te dienen — van die
bredere opvatting is echter tot dusverre niets gebleken.
Spr. herinnert er verder aan, dat de beslissing van de raad omtrent
de lijnen van het Jacob van Lennep-kwartier in de zitting van 19
Dec. 1895 werd aangehouden, omdat de wethouder Treub mededeelde, dat
eerlangs een aanvrage om concessie voor de aanleg van nieuwe
tramlijnen was te wachten op de basis van het cahier des charges van
1891.
Dit cahier des charges werd ingediend naar aanleiding van een in Mei
1890 door het raadslid Dijkmans ingediende en door de raad
aangenomen motie waarin werd verklaard, dat het gemeentebelang de
aanleg van buitenlijnen, aan het net der A. O. M. aansluitende,
medebracht en waarbij aan B. en W. werd opgedragen de raad nadere
voorstellen te doen. B. en W. stelden in dat cahier des charges vier
nieuwe lijnen voor; een voorstel van de heer Dgkmans, in het laatst
van 1892 gedaan, om die lijnen van gemeentewege te exploiteren, werd
verworpen en op het cahier kwam tot op 19 Dec. 1895 geen enkele
inschrijving in.
Toen kwam op de Eersten Kerstdag van het vorige jaar in het
Gemeenteblad de aanhangige aanvrage van de heer Sanders, welk plan
reeds van verschillende kanten bestrijding ondervond.
Omtrent elektrische beweegkracht meende de spr., dat, waar in zovele
andere steden in het buitenland het trolleystelsel als beweegkracht
wordt toegepast, de elektriciteit ook te Amsterdam geen hinderpaal
kan zijn.
Spr. concludeerde, dat ieder zal moeten erkennen dat wij door het
initiatief van enkele mannen mogen wijzen op een tramnet, dat, wat
exploitatie en bediening betreft, de bewondering opwekt van
deskundigen en leken, maar verwondering moet het baren, dat, waar B.
en W. reeds in 1891 erkenden, dat èn buurt YY, èn buurt XX op
onvoldoende wijze zijn aangesloten, niettegenstaande de ernstige
aandrang van de bewoners dier buurten, samen bewoond door 100,000
mensen, thans nog dezelfde toestand heerst. Hij is van mening, dat
de kiesvereniging Burgerplicht wel zou doen inderdaad, nu de
tramkwestie vurig brandende is, er op te wijzen, dat aan die
toestand zo spoedig mogelijk een eind dient te komen. (Applaus).
Alsnu werd gelegenheid gegeven tot debat. De Heer Van Niftrik wees
er op, dat in de laatste tijd verschillende tramplannen ingediend
waren, de buitenwijken hoopten echter, dat de vele koks de brei niet
verzouten zouden, en achtte 't daarom wenselijk, dat een motie
gesteld zou worden, waarbij de vergadering als haar mening uitsprak,
dat verbinding van de buitenwijken met het centrum der stad een
dringende eis des tijds was.
De Heer Bruinsma maakte de opmerking, dat geheel niet over gastrams
gesproken was, hoewel toch ook een daartoe strekkende aanvrage bij
het Gemeentebestuur was ingediend. De Inleider antwoordde, dat
officieel daarvan nog niets gebleken was, dus dat hij daarom deze
aanvrage onbesproken gelaten had. Daar echter de Heer Bos (de
concessie-aanvrager) ter vergadering was, zou die wellicht zijn plan
nader willen toelichten, De Heer Bos verklaarde zich daartoe bereid
en deelde op een wijze, die nog al de hilariteit gaande maakte, 't
een en ander omtrent zijne concessieaanvrage mede. Voor zover uit
die mededelingen was op te maken, zou er een „Gas-tractie-maatschappij"
bestaan en had deze zich met hem (de Heer Bos) in verbinding
gesteld, zodat niemand dan hij, spr., in Amsterdam gastrams zou
kunnen leveren. Deze maatschappij was machtiger dan de A. O. M., en
de spreker twijfelde niet of zij zou slagen; hij tenminste zou zijn
concessieaanvrage met alle kracht handhaven en verdedigen.
Hij deelde mede, dat over twee maanden de Gooische Stoomtram zou
expireren en liquideren, en dat alsdan door spr. op de lijn van die
maatschappij een proef zou genomen worden met gastrams.
De Heer Robbers merkte op, dat men hier twee belangen had: die van
de gemeente en die van de burgerij. Nu trekt de gemeente
aanmerkelijke voordelen van de A. O. M. en de burgerij is over deze
maatschappij zeer tevreden. Men weet, wat men aan haar heeft, en dat
weet men niet van een nieuwe maatschappij. Hij achtte 't dus het
verstandigst, dat, om het daarheen te leiden, men op de voor de
gemeente meest voordelige wijze de nodig gebleken nieuwe lijnen van
de A. O. M. zou zien te verkrijgen.
De Heer De Flines meent, dat op het ogenblik aan een ceintuurbaan
minder behoefte bestaat, maar dat verbinding van de buitenwijken met
het centrum der stad zeer dringend nodig was. Dit wilde hij echter
omtrent het plan—Sanders wel zeggen, dat hij de aanvraag om een lijn
over .de Raadhuisstraat te mogen leggen, een eigenaardige aanvraag
vond, zoolang niet bepaald was hoe de lijn der A. O. M. in die
richting lopen zal. Spr. herinnerde er aan, dat hij in vereniging
met de heer Von Glahn enige jaren geleden een plan had ingediend om
een brede verbindingsweg te maken tussen het Centraal Station en de
Museumterreinen (waarin opgenomen was demping van het Rokin) en een
Museumstraat te verkrijgen o. a. door verbreding der Spiegelstraten.
Door verwerping van het Beursplan was destijds dit plan op de
achtergrond gekomen, doch onlangs was 't door de heer Emmingman (met
wiens plan spr. zei te sympathiseren) weer in herinnering gebracht.
Spr. stond stil bij dit laatste plan en de voorgestelde uitbreiding
der lijnen van de A. O. M., die ook zijne goedkeuring wegdroegen.
Hij eindigde met een motie voor te stellen, waarbij werd
aangedrongen op een spoedige totstandkoming van een verbinding der
buitenwijken met het centrum der stad, waarbij zoveel mogelijk zou
gelet worden op verbetering der verkeerswegen.
De Heer Bos vroeg nog het woord, om tot de A. O. M. het verwijt te
richten, dat zij eerst na de indiening van het plan-Sanders met haar
nadere voorstellen gekomen was, waartegen protest werd aangetekend
door de Heer Abramsen, die opmerkte, dat reeds vóór die tijd de A.
O. M. een verbinding van de oude stad met de buurten YY en Jacob van
Lennepkwartier had voorgesteld.
Nadat de Heer Zeehandelaar er tegen gewaarschuwd had, om geen partij
te kiezen voor of tegen een bepaalde aanbieding, maar een
onafhankelijk standpunt te blijven bewaren en dus alleen te
verklaren, dat het wenselijk is, om zo spoedig mogelijk een
tramverbinding te maken tussen de oude stad en de buitenwijken,
werden de debatten gesloten en stelde de Voorzitter de volgende
motie voor:
De vergadering der kiesvereniging Burgerplicht, gehouden de 3de
maart in het Gebouw voor de Werkende Stand, in zake het tramwezen in
de hoofdstad, gehoord de inleider, zich verenigende met het door de
Gemeenteraad in 1891 uitgesproken gevoelen, dat het gemeentebelang
meebrengt, te voldoen aan de behoefte van tramlijnen buiten het
rayon van voorkeur der A. O. M. en aan het net der Maatschappij
aansluitende, is van oordeel, dat een der vereisten van een goed
Amsterdams tramwegnet is, dat de bewoners der meest bevolkte
buitenwijken, buiten dat rayon gelegen, door middel van een tram in
onmiddellijke gemeenschap gesteld worden met het middelpunt der
gemeente; verklaart het een eis van de dag en een zaak van algemeen
belang te zijn, dat in de eerste plaats de volkrijke buurten XX en
YY, zoo spoedig dit enigszins doenlijk is, een rechtstreekse
tramverbinding met het centrum van de stad erlangen.
Deze motie werd met acclamatie aangenomen. Nadat was bepaald dat zij
aan het gemeentebestuur zal worden opgezonden, sloot de voorzitter
onder dankzegging aan de inleider de vergadering, welke door ruim
honderd leden en geintroduceerden was bijgewoond. Onder de
aanwezigen werden vele Gemeenteraadsleden en ook de heren Schadd en
Sanders opgemerkt.
De belangstelling in de Tramzaak hier ter stede bleek gisteravond
ter vergadering van „Burgerplicht" niet zozeer door het aantal dan
wel door het gehalte van de opgekomenen. Daar waren, behalve in de
zeventig leden, 36 geintroduceerden, en onder hen oud-Wethouders,
Wethouders, Raadsleden, benevens degenen die concessie voor de
verschillende lijnen aangevraagd hebben.
Men mag aannemen, dat allen gekomen waren om iets nieuws te horen,
iets, dat voor hen of anderen licht kon geven in de veel en lang
besproken kwestie van de aanleg van nieuwe lijnen. Nu was de
inleider verzocht zich tot de geschiedenis van de tram hier ter
stede te bepalen, en wijl hij zich daaraan gehouden heeft, kreeg men
een chronologisch overzicht van de eersten rit met een omnibus tot
den aanleg van de jongste lijn en van de gewisselde stukken over de
aanleg van nieuwe lijnen. Er zullen zeker maar weinigen geweest zijn
die, zonder precies elke datum te weten, niet met den loop der zaak
in het algemeen reeds bekend waren, en ook wel niemand, die niet de
wensen kende en de wensen deelde, dat ook de volkrijke nieuwe
buurten met het midden van de stad mochten verbonden worden.
Om dat te horen en dat uit te spreken — 't zij gezegd zonder aan het
werk des inleiders te kort te doen — was men wel niet gekomen. Er
moet algemeen een ander verlangen gekoesterd zijn. Vragen zal men
gehad hebben, waarop hier geen antwoord gegeven is. Hoe komt 't,
vraagt thans iedereen, dat men, dieper dan tot de oppervlakte in de
tramkwestie doordringende, voor een haast onontwarbaar kluwen komt
te staan, een netwerk van cahier des charges, recht van voorkeur,
naasting, uitkering, enz. enz., waarin men vastraakt?
Wat is de reden, dat alles zoo lang duurt, dat men jaren en jaren
nodig heeft om nog niet tot een beslissing te kunnen komen ? Is er
iets of iemand, die de zaken stremt? Houdt de gemeente de A. O. M.
tegen of de A. O. M. de gemeente?
Is 't niet pijnlijk een zo goed. gezond, algemeen geprezen lichaam
als de Omnibus-maatschappij jaar op jaar met voorstellen te zien
aankomen en te zien herinneren aan dingen, die ze reeds lang geleden
voorstelde, — en alles, alles tevergeefs? Zie, een weinig licht te
ontsteken in de vraag waarom op ons stadhuis geen zaken gedaan
worden, maar kwesties gekweekt worden, gaskwesties,
duinwater-kwesties en nu ook sinds jaren tramkwesties, — dat ware
een schone taak voor de vergadering geweest. Enfin, wie 't aangaat,
heeft gisteren dan toch kunnen horen, dat men het slepende houden
hartelijk moe is.
7-3-1896
Een bewoner der „Sarphatiwijk" of „Schilderswijk", — zoals hij de
Nieuwe Buurt gaarne genoemd zag — dankbaar voor de motie van
Burgerplicht, doet aan de Omnibus-Maatschappij, wanneer zij met de
palm der overwinning uit het strijdperk mocht treden, het verzoek,
op de nieuwe lijn niet aan de Ferdinand Bolstraat-brug of
Weteringschans te laten overstappen, doch doorgaande trams te laten
lopen. Mocht 't blijken, dat de toevoer van passagiers te groot
wordt voor de lijn Vijzelstraat, dan zou men, meent hij, dat verkeer
kunnen splitsen door de lijn Dam— Sarphatistraat of Staatsspoor
enigszins om te leggen op het einde der Utrechtschestraat en wel:
Frederiksplein—Westeinde—Van Woustraat tot aan de Ceintuurbaan, of
wel, wat nog verkieselijker zou zijn, langs de Ceintuurbaan tot aan
de Ruysdaelkade.
9-3-1896
Tussen de directie der Amsterdamsche Omnibusmaatschappij en het
Dagelijks Bestuur (= B&W) is overeenstemming verkregen omtrent de
pensioenregeling van het personeel. In gewone omstandigheden zal het
personeel niet in het pensioenfonds behoeven bij te dragen.
18-3-1896
Het bestuur der Ver. tot bevordering der belangen van de
Middenklasse, Buurt YY, heeft een adres aan de Gemeenteraad gericht,
waarin zij adhesie betuigt, met het aan de raad gerichte adres der
A. O. M., van 21 febr. jl. De vereniging beschouwt genoemde
Maatschappij voor het ogenblik die concessionaris, waarvan de
gemeente, dus bijgevolg ook de belastingbetalende ingezetenen, meer
voordelen kunnen genieten, dan van een nieuwe concessionaris, wiens
wijze van exploiteren nog onbekend is, en welke van de gemeente
grote bijdragen voor nieuwe werken eist, terwijl de A. O. M. steeds
getoond heeft goed te kunnen exploiteren. Zij vertrouwt, dat in de
tramkwestie spoedig een besluit zal worden genomen, zodat de
inwoners der buitenwijken niet langer van de hun reeds zo lang
ontzegde tramverbinding verstoken blijven.
19-3-1896
Gisteravond werd in „Maison Stroucken" de aangekondigde meeting ter
bespreking van de aanhangige tramplannen gehouden. Gelijk men weet
was de vergadering bijeengeroepen door de Radicale Vereniging, de
verenigingen Algemeen Belang buurt YY, Het Jacob van Lennepkwartier,
Haarlemmerpoort, Muiderpoort en Keuchenius.
De voorzitter van eerstgenoemde vereniging, de Heer Ch. R. Kouveld,
leidde de bijeenkomst. In zijn openingswoord herinnerde hij er aan
dat naast het plan-Sanders waren ingediend de aanvrage Bos c.s.
(gastram) en een van de A. O. M. om een proef met elektrische trams
te nemen op een te ontwerpen lijn Raadhuisstraat— Constantijn
Huygensstraat. Het publiek is omtrent al deze plannen nog niet
anders ingelicht dan door enkele bladen die zich ten doel gesteld
schenen te hebben de plannen van Sanders te bestrijden en door een
besloten vergadering in „Burgerplicht" waar een inleider optrad, die
scheen te menen dat men een plan dan alleen onpartijdig kan
beschouwen, als men er weinig van weet.
De verenigingen, welke het initiatief namen tot deze vergadering
echter, hadden gemeend, dat de zaak in het openbaar moest besproken
worden en dat niemand competenter was om het tramvraagstuk in te
leiden dan de Heer Sanders zelf. Deze Heer, daartoe uitgenodigd, had
zich bereid verklaard.
De Heer Sanders, als nu het woord verkrijgende, begon met erop te
wijzen dat van 1883 tot 1890 het net der A. O. M. nagenoeg
ongewijzigd gebleven is. Hij kwam daarna op zijn eigen
concessie-aanvragen in 1880, '82 en '84, ter verkrijging van een
ceintuurtram met zijtakken naar binnen en naar buiten. Na 1881
scheen de veerkracht te ontbreken om aan ons stedelijk verkeer de
nodige uitbreiding te geven, en reeds 12 jaar is dit grote belang
een strijdvraag. Spr. zelf schreef er zes brochures over; het
opkomen der tramomnibussen (1889) was mede een gevolg der
ontevredenheid, en hoewel men in 1890 met de nieuwe nu nog geldende
concessie aan de A. O. M. meende met de tramkwestie te hebben
afgedaan, bleef de publieke opinie zich doen gelden en besloot de
Raad voortaan zelf de richtingen der nieuwe tramlijnen vast te
stellen. In Januari 1893 kwam het bekende „cahier de charges"
waarvoor geen inschrijvers kwamen, vooral omdat het uitging van de
verkeerde stelling, dat de ceintuurtram ook zonder binnenlijnen
bestaanbaar was.
De A. O. M. bleef intussen lijdelijk en kwam met niets anders voor
de dag dan met een verlenging van haar lijnen naar buurt YY en naar
het J. v. Lennepkwartier, samen nog geen 2.6 K.M. lang. De Ceintuur
liet zij rusten.
Na dit historisch overzicht besprak de inleider hetgeen z. i. een
goede verkeerspolitiek was. Hij vatte zijn meningen hieromtrent
samen in de volgende stellingen :
1. Een goed ingericht verkeer is een der eerste en voornaamste
voorwaarden van volkswelvaart in het algemeen en voor grotere steden
en haar omgeving in het bijzonder.
2. Een verkeer is dan alleen goed ingericht, wanneer het is zo vrij,
zo uitgebreid en zo goedkoop mogelijk.
3. Slechts dan zullen deze voorwaarden voldoende vervuld kunnen
worden, wanneer de middelen van verkeer geheel op de hoogte worden
gehouden van de uitvindingen op wetenschappelijk-technisch gebied.
4. Slechts het openbaar gezag kan in verkeersaangelegenheden
regelend optreden. Deze laatste stelling sluit het particulier
initiatief niet uit, maar verbiedt aan het openbaar gezag die hoge
belangen der gemeenschap uit handen te geven en aan particulieren of
maatschappijen meer macht te geven dan absoluut noodzakelijk is.
Deze beginselen heeft spr. in zijn ontwerp trachten te
verwezenlijken. Het omvat de lijnen in de stad voor het stadsverkeer
en de lijnen voor Haarlem en Zaandam voor het buurtverkeer. Ten
opzichte van het stadsverkeer wees de spr. op de grote fout, die
begaan is door in 1881 het recht van voorkeur der A. O. M. in de
concessie op te nemen en in 1890 te behouden, waardoor al de
hoofdaders van het verkeer worden doorgesneden. Mr. J. A. Sillem
heeft 23 Mei 1890 in de raad namens de toenmalige tramcommissie
gezegd, dat sprekers concessieaanvraag sedert 1887 hopeloos was,
omdat de gemeente een proces met de A. O. M. niet aandurfde. En dit
kwam doordat te kwader ure een onduidelijk omschreven recht van
voorkeur was gegeven, dat als een feitelijk monopolie gewerkt heeft.
Daarom werden sprekers plannen bestreden, en omdat men een ceintuur
mogelijk achtte zonder binnenlijnen, kon men spr. verwijten dat hij
alles of niets wilde hebben. De uitkomst heeft sprekers opvatting
echter geheel gerechtvaardigd; een ceintuurbaan zonder
voedingslijnen lokte geen enkele inschrijver en de nieuwe
verkeersweg, die de gemeente ƒ1,500,000 kost, kan niet tot haar
recht komen. De Raadhuisstraat is in 1890 een brug zonder weg
geworden, dus waardeloos, terwijl zij door spr. was ontworpen als de
grote verkeersweg tussen buitenwijken en binnenstad.
Nu tracht natuurlijk de A. O. M. de verliesgevende lijn
Raadhuisstraat te veranderen in een winstgevende, door haar te
verlengen van de zandwoestijn (Lange Bleekerspad) tot in de bevolkte
Jacob van Lennepbuurt. Doch de gemeente wil nu niet meer het tot
stand komen der ceintuur geheel in handen der A. O. M. stellen. Bij
dit punt wenste spr. tevens de mythe te weerleggen, dat de A. O. M.
de Raadhuisstraat zou betaald hebben. Voor de door haar gestorte
ƒ1.500,000 verkreeg de A. O. M. als vergoeding bij de nieuwe
concessie verminderde afschrijving op gebouwen, weg en werken
(besparing ƒ47,500), terwijl tengevolge van de zekerheid dat te
allen tijde obligatiehouders betaald kunnen worden (daar de gemeente
voortaan de risico zal dragen voor eventuele fouten door de A. O. M.
begaan of te begaan) de rentevoet verlaagd kon worden met ½ %. Over
ƒ2,500,000 bespaarde de Mij. ten koste der gemeente dus ƒ12,500 per
jaar. De Mij. bespaart nu ca. ƒ60,000 's jaars, juist voldoende om
rente en aflossing der lening van ƒ1,500,000 te betalen.
De tramkwestie is in 1890 onprincipieel, halfslachtig behandeld maar
niet opgelost. Alleen is het recht van voorkeur duidelijk omschreven
en de kracht van het vroegere monopolie is verbroken. Vervolgens
toetste spr. zijn concessieaanvrage aan het bekende „Cahier des
charges."
Aan alle hoofdvoorwaarden werd voldaan. Voor 6½ cent zal men kunnen
rijden 5½ km tegen nog geen 3 bij de A. O. M. Er zullen
arbeiderstreinen lopen voor het halve tarief en er wordt een
pensioenregeling ingevoerd.
En wat biedt nu de A. O. M. aan? Zij wil buiten haar concessie
aanleggen en exploiteren 2½ km tramlijn, waarvan de kosten hoogstens
ƒ 500,000 zijn met jaarlijks maximum van 1,500,000 reizigers. Zij
wil de bewoners van 2 buitenwijken naar de Dam brengen.
Doch wij, zei spr., willen maken alleen in Amsterdam 24 km tramlijn,
een net lijnen, even groot als dat der A. O. M. met minstens 8
miljoen reizigers (de A. O. M. vervoert per jaar meer dan 19 miljoen
reizigers). Wij verbinden alle buitenwijken met de Dam,
Rembrandtplein, Centraalstation enz., wij verbinden daarenboven aan
de stad de dokken en handelsinrichtingen, zelfs de
Westerbegraafplaats; wij verbinden ook de buitenwijken onderling.
Onze leus is niet alleen naar de Dam, maar vooral naar de
buitenwijken.
Hierna besprak de inleider het buurtverkeer, dat is het verkeer
tussen de stad en nabijgelegen plaatsen, zoals dat plaats heeft door
beurs- en marktbezoekers, handelsreizigers, venters, onderwijzers,
schoolgaande kinderen, studenten, elegante dames en zuinige
huismoeders, forensen enz. De reisgelegenheden moeten daartoe
veelvuldig, gemakkelijk, betrekkelijk snel en goedkoop zijn. Spreker
wees b.v. op de Rotterdamse en Haagse tramwegen, die lijnen naar
Schiedam, Delfshaven, Scheveningen en Delft hebben aangelegd. In ons
land vervoeren de 3696 K.M. onzer dure spoorwegen slechts 12,720,000
reizigers in buurtverkeer en de 948 km stoomtram 10,000,000
reizigers. Wijst er dat niet op, dat trams voor buurtverkeer zijn
aangewezen? Toch vond spr. geen bijval met zijn lijn naar Edam,
hoewel de uitkomsten der N.-Holl. tram hebben bewezen, dat èn de
wijsheid van de directeur der A. O. M. èn die van de broer van Mr.
Van Nierop, te Buiksloot, faalden in hun afkeurende kritiek. Het
verkeer is gestegen van 400,000 reizigers tot over het miljoen,
waarvan de tram 800 à 900,000 heeft. Zou de stijging der waarde van
de percelen Nieuwendijk en in de richting van de Dam niet samen
hangen met dit meerdere vervoer? Amsterdam nu heeft meer dan enige
plaats behoefte aan buurtverkeer en is daarmee tot nu toe zeer
slecht bedeeld.
En waar de tram boven het IJ het verkeer zo deed toenemen, mag men
ook een grote verkeersontwikkeling verwachten van de ontworpen
elektrische banen naar Haarlem en Zaandam, waardoor ook de
Haarlemmermeer door tramaanleg met de grote steden verbonden zal
kunnen worden.
Op grond van een en ander schatten wij, zei spreker, het aantal
reizigers voor deze buitenlijnen op ruim 3,000.000. En dit gehele
verkeer wordt door het verband, dat tussen stads- en buitenlijnen
bestaat, geheel gevoerd door de buitenwijken. Verdient dit dan niet
de voorkeur boven de stiefmoederlijke bedeling der A. O. M. met haar
hoogstens 1,500,000 reizigers ? Het is een economische fout geweest
van de A. O. M. dat zij het buurtverkeer van zich heeft afgestoten
in plaats van het tot zich te trekken. Komende op de trekkracht,
meende de heer Sanders dat paarden als trekkracht voor tramwegen
principieel veroordeeld zijn. Sedert Sprague in 1885 zijn eerste
elektrische tramweg bouwde, hebben de elektrische banen met
bovengrondse geleidingen in Amerika een zegetocht gedaan. Daar zijn
thans ruim 14.400 KM. in exploitatie tegenover 3.600 met paarden,
1000 met kabels en even zoveel met stoom als trekkracht.
Europa is sedert 1890 gevolgd; in bijna 40 steden is het systeem
ingevoerd. Twee schijnbaar grote bezwaren worden tegen het systeem
aangevoerd: 1. de schadelijke invloed op gas-, waterleiding- en
andere ondergrondse geleidingen en 2. de ontsiering door de
bovengrondse geleiding.
Het eerste bezwaar heeft zich in den aanvang o.a. te Boston en te
Brooklyn wel degelijk voorgedaan doordat de terugleiding door de
rails of door een afzonderlijke geleiding niet goed was. Thans
evenwel weet men dat te voorkomen.
En ook het esthetische bezwaar is (gheeel) overwonnen in Neurenberg,
Wiesbaden en München. Overal waar paardentrams werden vervangen door
elektrische, stegen vervoer en opbrengst met 30 à 100 procent, niet
alleen in Amerika, ook in Bremen, Hamburg, enz., 't geen moet worden
toegeschreven aan het comfort, dat elektrische trams bieden, de
grote snelheid en de grote veiligheid. Waar elektrische trams werden
aangelegd steeg de waarde der huizen en bovenhuizen, terwijl die in
de buurten der paardentrams soms zelfs achteruit gingen.
De gastrams besprekende, verklaarde spr. zich geen voorstander van
die motoren. Een gasmachine is een uitstekend werktuig als vaste
machine, doch zij loopt steeds met dezelfde snelheid en kan niet
willekeurig vóór of achteruit lopen. Dit is een bezwaar voor trams.
Bovendien geven de verbrandingsproducten van het gas een onaangename
reuk in de rijtuigen. Spreker heeft zich hiervan persoonlijk te
Dessau overtuigd en hij schreef van daar : „een gastram verhoudt
zich tot een elektrische als een kleine schreeuwende ezel tot een
volbloed paard."
Hoe heeft nu de A. O. M. zich voorbereid op de vervanging van
paarden door mechanische trekkracht? In 1893 heeft zij het
gemeentebestuur voorgesteld een deel van haar net voor elektrische
trekkracht met bovengrondse geleiding in te richten, maar haar
railstelsel is volkomen ongeschikt om mechanische trekkracht toe to
passen.
Zij zou dus eerst haar sporen moeten vernieuwen, 't geen ƒ 750,000
zou kosten. Spreker meende aangetoond te hebben:
1. dat de tramkwestie met al haar nadelen voor de burgerij alleen
hieraan is te wijten, dat de A. O. M., geen rekening houdend met de
wensen der burgerij en met het bereikbare door een vooruitgang der
techniek, slechts denkend aan het behoud van haar hoge dividenden,
te kort is geschoten in haar verplichting om het verkeer te doen
zijn en blijven zo uitgebreid en zo goedkoop mogelijk, maar ook dat
het gemeentebestuur dit alles had kunnen voorkomen door de
verkeersbelangen niet aan banden te leggen.
2. dat afdoende verbetering alleen mogelijk is door terug te keren
tot de beginselen van een gezonde verkeerspolitiek door geheel te
breken met het monopolie.
Hiertoe nu opent spr.'s concessieaanvrage de weg; noch een
monopolie, noch een recht van voorkeur wordt gevraagd. De nodige ƒ
6.000.000 zijn gevonden bij een machtig consortium van bankiers.
Zestien jaar heeft spr. zijn plannen verdedigd en veel is reeds
verkregen. De Raadhuisstraat wordt uitgevoerd en aan de A. O. M.
werden de beide binnenlijnen opgedragen; in 1893 nam de Raad de
ceintuur aan. De noordelijke lijnen Edam, Purmerend en Alkmaar zijn
voltooid. De Minister van Waterstaat verklaarde zich bereid
concessie te verlenen voor den lokaalspoorweg naar Haarlem en B. en
W. van Zaandam stelden de Raad voor de gevraagde concessie te
verlenen. De wenselijkheid der lijnen door de Haarlemmermeer wordt
algemeen erkend. De plannen zijn dus feitelijk in hun geheel
aangenomen en er blijft alleen over tot de uitvoering te komen der
reeds aanvaarde ontwerpen.
De Heer Sanders eindigde met de wens, dat de gemeenteraad de
mogelijkheid daartoe zou openen. Van de hierna geopende gelegenheid
tot het voeren van debat werd het eerst gebruik gemaakt door den
Heer Bos (aanvrager van de concessie voor gastramwagens), die
tegenover den inleider staande hield dat gastrams in de praktijk wèl
voldoen zouden. Ten bewijze voerde hij aan dat „zijn ingenieur"
zulke trams in Dessau geïnspecteerd en goed bevonden had en ze ook
voor Maastricht zou invoeren. Door enkele anderen uit de vergadering
worden in het bijzonder de belangen van de buurten YY en het Jacob
van Lennepkwartier besproken. Beweerd werd dat deze buurten niet
gebaat waren met een lang traject gelijk het plan-Sanders hun zou
geven. Zij hadden behoefte aan een spoedig verkeer met de Dam. Ook
werd gevraagd of de bovengrondse geleiding der elektrische trams
niet tot moeilijkheden aanleiding zou geven en of een ondergrondse
geleiding niet de voorkeur zou verdienen. De Heer C. V. Gerritsen
zei dat de Heer Sanders zeker hulde verdiende voor zijn zo energiek
optreden en dat men hem die hulde kon geven ook al wenste men, als
spr., niet de weg te betreden die hij voorslaat. 't Moet erkend
worden dat de heer Sanders de stoot heeft gegeven tot de (geringe)
uitbreiding, welke het tramverkeer gekregen heeft. Zolang niet
gebroken is met het monopolie, zolang naast de A. O. M. niet een
krachtig concurrent optreedt, zolang krijgt het tramverkeer nooit de
gewenste uitbreiding.
De A. O. M. spant ook thans weer alle krachten in om de voorgestelde
uitbreiding tegen te houden. Zij doet thans hetzelfde wat ze voor
1890 deed. Toen heeft zij zolang mogelijk de aanleg van de
westelijke en oostelijke lijnen (Raadhuisstraat en lijn
Station-Weesperzijde) tegen gehouden en toen zij die lijnen nam was
't alleen om het tot stand komen van een ceintuurbaan tegen te gaan.
Precies hetzelfde zien we thans weer.
Op het ogenblik heeft door de aanvrage van Sanders de ceintuurbaan
weer levensvatbaarheid en thans tracht de A. O. M. haar opnieuw van
de baan te dringen door den aanleg van de lijntjes door buurt YY
(Ferdinand Bolstraat—Jan Steenstraat—Amstel) en door het Van
Lennepkwartier (Raadhuisstraat—Constantijn Huygensstraat—Vondelstraat).
Daarmede worden de buitenwijken in het algemeen niet gebaat. Het
streven der A. O. M. is dan ook alleen om de dividenden voor de
aandeelhouders en de tantièmes voor de directie hoog te houden.
't Ergert spr. dagelijks dat de bewoners der buurten YY en Jacob van
Lennep daartoe medewerken. Wat komt op deze wijze terecht van de
belangen der overige buitenwijken, als b. v. die van de
Haarlemmerpoort, het Frederik Hendrikplantsoen, de Muiderpoort etc.
Spr. is voorstander van Gemeente-exploitatie en daarom kan hij niet
meegaan met de plannen van Sanders. De belangen van een maatschappij
kunnen niet samengaan met die der gemeente. Een gemeentebelang is 't
b. v. om een arbeiderstram te laten lopen, zodat de arbeiders
gemakkelijk frisse en gezonde woningen in de buitenwijken kunnen
bereiken, en niet behoeven te wonen in de krotten in de binnenstad;
een gemeentebelang is 't, dat de onbebouwde gemeenteterreinen aan
den rand der stad door trams met de stad zelve verbonden worden en
dus tot wonen geschikt gemaakt. Zulke indirecte voordelen streeft
nooit een maatschappij na. De gemeente zal de winsten, met
voordelige lijnen gemaakt, besteden tot de aanleg van dergelijke
indirect minder voordelige lijnen, maar dit doet een maatschappij
niet; deze exploiteert alleen voordelige lijnen.
Spr. herinnert, dat in 1890 het voorstel Heineken c. s. tot
exploitatie van de tram van gemeentewege, slechts met een kleine
minderheid verworpen is. Dit geeft hem hoop, dat thans de kansen
voor zulk een voorstel beter staan, temeer omdat de tegenwoordige
wethouder van P. W. toen aan de zijde der voorstanders van
gemeente-exploitatie stond. (Applaus.)
Naar aanleiding van een opmerking van den Heer Abramson, dat de Heer
Gerritsen in de Raad de belangen van buurt YY niet gediend heeft,
door de aanvragen der A. O. M. tot verbinding van die buurt met de
Dam tegen te houden, antwoordt de Heer Gerritsen, dat juist de
bewoners van die wijk en die van het J. v. Lennepkwartier zelve
daartoe medegewerkt hadden, doordat zij hun kleinere belangen
trachten behartigd te krijgen, ten nadele van de algemene belangen.
Hij herinnerde er bovendien aan, dat in de dagen van de Tram-omnibus
Maatschappij beide buurten er juist over dachten als spr., daar zij
toen de Raad verzochten aan de aanvragen van die maatschappij de
voorkeur te geven boven die door de A. O. M. gedaan.
Overigens verklaarde spr., dat als deze keer de Raad opnieuw niet
voor gemeente-exploitatie te winnen was, hij al het zijne zou doen
om in het belang van het tramverkeer te bewerken, dat de A. O. M.
een zo machtigen concurrent als mogelijk was naast zich zou krijgen.
(Luid applaus).
De Heer Sanders, de sprekers kort beantwoordende, zei dat
ondergrondse geleiding bij elektrische trams tot zulke ernstige
stoornis aanleiding had gegeven, dat men daarvan teruggekomen was.
Zijn de trajecten naar de Dam in zijn plan langer, men moet niet
vergeten dat men ook sneller rijdt; bovendien bestaat er plan om
later andere en kortere verbindingen te maken. Wat
gemeente-exploitatie betreft, hij meende, dat de Raad der gemeente
zou moeten beslissen of op het ogenblik het financieel belang der
gemeente meebracht daartoe over te gaan. Hij voor zich geloofde, dat
dit niet het geval was. Indien er maar concurrentie is tussen de
exploiterende maatschappijen dan kunnen zeker het gemeente- en het
particulier belang samengaan. Een eis is dan echter dat elke
monopolie vervalt.
Na nog enige discussie werd ten slotte met nagenoeg algemene stemmen
een motie aangenomen, luidende: „De vergadering overwegende, dat 't
in het algemeen belang der gemeente is, om alle nieuwe wijken met de
binnenstad en voor zooveel mogelijk ook onderling door tramaanleg te
verbinden; van oordeel dat dit niet verkregen kan worden met behoud
van monopolie, besluit zich tot den Gemeenteraad te wenden met het
verzoek, onverwijld de aanleg van zulke tramlijnen tot stand te doen
komen."
De vergadering, die niet zeer talrijk bezocht was werd ook
bijgewoond door een zestal gemeenteraadsleden.
20-3-1896
Aan het verslag, uitgebracht in de heden gehouden algemene
vergadering der Amsterdamsche Omnibus- Maatschappij, is het volgende
ontleend:
Het afgelopen jaar gaf voor ons bedrijf zeer gunstige resultaten.
Zowel de tentoonstelling als het fraaie weer gedurende de zomer
veroorzaakten op bijna alle lijnen een belangrijk hoger vervoer. Het
aantal vervoerde personen steeg tot 20,952,256, tegen 19,538,412 in
1894, de ontvangsten uit het vervoer bedroegen ƒ 1,367,397,41½ tegen
ƒ 1,269.313.86 in 1891. Naast deze gunstige ontvangsten hadden wij
buitengewoon lage prijzen der fourage, zodat de kosten voor voeding
en ligging per paard en per dag slechts 63¾ cent bedroegen (tegen
69¾ cent in het vorig jaar).
Het zal u dan ook wel niet bevreemden, dat deze gunstige uitkomsten
terugslag vinden in het dividend, zodat wij dit op 12.4 % konden
vaststellen.
Er werden afgelegd 4,281.201 rijtuigkilometers, terwijl het gunstige
zomerweer spreekt door het cijfer der door de open rijtuigen
afgelegde kilometers, t.w. 486,762 (tegen 235,315 in 1894).
De Gemeente Amsterdam deelt in ons bedrijf over het afgelopen jaar
als volgt: de vaste uitkering à 5% over de bruto ontvangsten
bedraagt ƒ68,369.87; het aandeel der Gemeente in onze winst bedraagt
ƒ46,491.53, samen ƒ 114,831.40, zodat aan de Gemeente Amsterdam in
het geheel 8.4% over onze bruto ontvangsten ten deel viel, terwijl
buitendien voor onderhoud der bestrating en het reinhouden der
tramwegen door ons bijgedragen werd ƒ21,571.30. Het saldo van het
door ons verschuldigde in zake de aanleg der Raadhuisstraat en
bijbehorende werken werd in het afgelopen jaar door ons gestort,
zodat daarmede het gehele daarvoor overeengekomen bedrag ad f
1,500,000 door ons voldaan is.
Het personeel in vaste dienst bedroeg 782 personen, benevens een
50-tal in losse dienst. Gezamenlijk werd daaraan ƒ522,843.37 salaris
uitgekeerd. Aan 34 personen werden het getuigschrift en de
gratificatie wegens 10-jarigen dienst uitgereikt, zodat in het
geheel nu 355 onzer beambten in het bezit van dit getuigschrift
zijn.
Tot leden der commissie belast met het nazien van de balans over
1896, werden heden benoemd de heren P. E. Tegelberg, Mr. D. E. Lioni
en Aug. Kalff.
24-3-1896
TRAM AMSTERDAM-UTRECHT
Van de navolgende gemeenten is tot dusver op de concessieaanvraag
een gunstige beschikking genomen: Watergraafsmeer, Abcoude,
Breukelen, Maarsen, Zuilen, Utrecht; terwijl van de heer Doude van
Troostwijk, landeigenaar en burgemeester van Loenen en Loenersloot,
op gunstige beschikking voor zijn gemeenten gehoopt wordt.
Ouder-Amstel zal in zijn raadsvergadering dinsdag nog eens de
concessieaanvraag behandelen. Weesperkarspel heeft eerst in een der
volgende maanden raadsvergadering.
26-3-1896
GEMEENTERAAD.
Zitting van Woensdag 25 Maart
Adres van de Vereniging „Haarlemmerpoort en Omstreken", adhesie
betuigende aan het ingediende adres van T. Sanders, in zake zijne
concessie-aanvraag voor tramaanleg, tevens in overweging gevende dat
tramplan aan te nemen.
Adres van de „Vereeniging tot bevordering der belangen van de
Middenklasse Buurt YY", waarbij instemming betuigd wordt met het
adres der Amsterd. Omnibus-Maatschappij, betreffende het aanleggen
van nieuwe tramlijnen, en nogmaals wordt aangedrongen op een
tramverbinding met de buitenwijken. Bij de andere stukken.
De Heer v. Eeghen zegt dat de aanvrage loopt tot 3 April en dat hij
daarom vraagt of B. en W. maatregelen willen nemen dat ook na die
tijd een beslissing kan worden genomen.
De Weth. Treub antwoordt dat in die geest met de A. O. M.
onderhandeld wordt. De A. O. M. heeft echter nog niet geantwoord.
27-3-1896
BELEDIGING VAN OFFICIEREN.
Op 22 Febr. bevonden de hh. Baron van de Cappellen, ritmeester, en
v. d. Heuvel, luitenant van de huzaren, beiden in garnizoen te
Amsterdam, zich op het Alexanderplein, waar zij een tramwagen
afwachtten. Vóór op het balkon van de tram stond A. M. Reens, die
beide officieren luidkeels toevoegde „doodvreters achterop". Nog
enkele malen daarna, o. a. toen de politie met het feit in kennis
werd gesteld, herhaalde Reens zijn uitroep. Beide heren dienden een
aanklacht in, en deswege had Reens zich gisteren voor de 5e kamer
der Rechtbank te verantwoorden. Het O. M. achtte de gebruikte
woorden beledigend en grievend. Eis: 15 dagen gevangenisstraf.
Reens deelde daarop mede, dat hij de officieren niet kende. Maar op
22 Febr. kwam hij af van een verkoping (executie) in de
Wagenaarstraat, waar grievend onrecht was gepleegd, zoals zelfs De
Tijd en De Telegraaf hadden erkend. Zijn gemoed was vol van het
onrecht, door het gezag begaan, en toen hij dus twee mannen van
gezag (officieren) ontmoette, ontsnapten hem de bewuste woorden.
Verder trad Reens in een beschouwing van het woord „doodvreters",
dat hij niet beledigend achtte. Voorts trok hij te velde tegen het
budget van Oorlog, tegen het militairisme enz., en beriep zich
daarbij op de Bijbel en op Minister van Houten.
Beklaagde eindigde met een protest tegen het O. M. dat gezegd had
dat Reens zich in den laatste tijd ongunstig had doen kennen. Z. i.
had hij zich zeer goed gedragen ; dat zijn gedrag der overheid niet
welkom is, kan hij zich begrijpen. Ten slotte klaagde Reens, dat de
beide officieren niet, als alle andere gewone mensen, in de gewone
wachtkamer hadden gezeten, maar ergens anders. Hij achtte dat in
strijd met de gelijkheid, die de justitie voor iedereen wil. De
President deed hierbij opmerken, dat, als het feit juist is, 't
geenszins op zijn last is gebeurd.
30-3-1896
TRAMPLANNEN.
De Heer Robert Mack, te Nieuwer-Amstel, de aanvrager van een
concessie voor een stoom- of elektrische tram van Amsterdam naar
Utrecht — met een zijtak Loenersloot, Vreeland, Kortenhoef,
Loosdrecht langs den Utrechtschenweg naar het station te Hilversum —
heeft zich tot de Gemeenteraad van Loosdrecht gewend, met verzoek
hem concessie te willen verlenen voor de tijd van 50 jaren.
16-4-1896
GEMEENTERAAD.
Zitting van Woensdag 15 April
Ingekomen:
Adres van de Vereniging „Jacob van Lennep", waarbij zij andermaal
aandringt op aanneming van het aanbod, gedaan door de Amsterd.
Omnibusmaatschappij, betreffende de aanleg der tramlijn Dam—
Raadhuisstraat —Constantijn Huygensstraat. Dit zal worden behandeld
bij de voordracht.
27-4-1896
DE TRAMZAAK.
De “Vereeniging tot bevordering van de belangen der Middenklasse
Buurt YY”, heeft een adres aan de raad gezonden waarin zij te kennen
geeft:
dat zij 17 Maart jl. naar aanleiding van het voorstel der
Amsterdamsche Omnibusmaatschappij in zake het aanleggen van nieuwe
tramlijnen, o.m. ook door buurt YY, een adres aan de raad richtte,
het verzoek inhoudende de voorstellen van de A. O. M., als het meest
de belangen der gemeente bevorderende, in ernstige overweging te
nemen;
dat zij nu van officieuze zijde verneemt, dat de A. O. M. haar aan
de gemeente gedaan aanbod heeft ingetrokken, vermits de gemeente de
door de A. O. M. gestelde termijn van zes weken, om over het
voorstel een besluit te nemen, ongebruikt beeft laten voorbijgaan ;
dat het Dagelijks Bestuur der gemeente, bij het behandelen van haar
adres d.d. 17 Maart, in de raad, ingevolge de vraag van het geachte
raadslid, de heer P. v. Eeghen, weliswaar de verzekering gaf dat aan
de A. O. M. verzocht was haar termijn van zes weken te verlengen,
doch dat, zoals de adressant eveneens van offcieuze zijde verneemt,
B. en W. aan de raad geen kennis gaven van het daarop ontvangen
antwoord der A. O. M. waardoor de Raad in de onmogelijkheid gesteld
werd dienaangaande, in welke geest dan ook, een beslissing te nemen
;
dat de adressant geenszins wil betogen dat persoonlijke belangen bij
een deel van het Dagelijks Bestuur tot het aannemen van deze houding
tegenover de raad hebben geleid, doch dat zij niettemin van oordeel
is, dat hierdoor aangenomen mag worden, dat de A. O. M. de gemeente
wetten stelt, in stede van — zoals zulks behoorde — de gemeente die
maatschappij de weg aanwijst, die de raad wil dat bewandeld zal
worden;
dat in een ledenvergadering van de adresserende vereniging, gehouden
17 dezer, de houding van het Dagelijks Bestuur in deze zaak aan
scherpe kritiek is onderworpen, en met algemene stemmen het voorstel
is aangenomen om tot de Raad het verzoek te richten — gelijk zij
doet bij deze;
dat de adresserende vereniging geenszins het gemeentebelang ziet
bevorderd, in de wijze waarop het Dagelijks Bestuur inzake de
tramkwestie, het door de A. O. M. gezonden antwoord aan B. en W., op
het aan die Maatschappij gedaan verzoek voor verlenging van de
termijn van zes weken, voor uw raad verzweeg, integendeel die
houding ten zeerste betreurt en uw raad eerbiedig verzoekt, die
maatregelen te willen nemen, welke hij met voorbijzien van
persoonlijke consideraties in de gegeven omstandigheden in het
wezenlijk belang der gemeente acht.
TRAM NAAR DE CONSTANTIJN HUIJGENSSTRAAT.
Men herinnert zich, dat de Amst. Omnibus-Maatschappij bij schrijven
van 21 Februari jl., aan de raad ingediend, zich bereid verklaarde
de aan haar geconcessioneerde lijn Dam—Raadhuisstraat—Bilderdijkstraat,
verlengd tot aan de Constantijn Huygensstraat, bij wijze van proef
in te richten voor- en te exploiteren met elektrische beweegkracht,
te ontlenen aan bovengrondse geleiding.
De A. O. M. verzocht binnen de termijn van 6 weken beslissing op dit
voorstel.
B. en W. antwoordden haar 24 maart, dat zij met het te dezer zake
aan de raad uit te brengen preadvies binnen de gestelde termijn niet
gereed konden zijn, en vroegen daarom aan de Maatschappij of zij
wenste, dat haar aanbod zou beschouwd worden als van kracht te
blijven na het verstrijken van de termijn van zes weken. B. en W.
hebben thans de deswege gevoerde correspondentie aan de raad
overgelegd.
De brief van de A. O. M. (gedagtekend 31 Maart) luidt aldus:
“In antwoord op Uwe missive van 24, Maart hebben wij de eer U mede
te deelen, dat het verlengen van den in ons schrijven van 21
Februari ll. genoemden termijn op het oogenblik niet in ons bereik
ligt. Ter uitvoering van de daarin genoemde werken is de medewerking
van verschillende fabrieken noodig, en het was ons gelukt
overeenkomsten aan te gaan, waardoor wij de beschikking kregen over
voldoende werkkrachten, ten einde dadelijk na het verstrijken van
den door ons genoemden termijn onafgebroken met de ter
verwezenlijking van ons voorstel noodige werkzaamheden voort te
gaan. Nu het evenwel uit het verstrijken van den gestelden termijn,
zonder dat de Raad in de gelegenheid werd gesteld zijn oordeel in
deze uit te spreken, blijkt, dat het door ons beoogde doel (het
bespoedigen van den tramaanleg naar het Van Lennep- en het
Schilderskwartier en zonder eenige prejudice voor de hangende
vraagstukken) niet Uwe instemming heeft mogen verwerven, komt het
ons ongewenscht en weinig kans van slagen aanbiedende voor, opnieuw
pogingen aan te wenden tot het verkrijgen der noodige medewerking
van de verschillende fabrieken. Mocht U evenwel alsnog aanleiding
vinden om ons voorstel, afgescheiden van het tramvraagstuk in zijn
geheelen omvang, aan den Raad ter beslissing voor te dragen, dan
zullen wij dit gaarne vernemen, en niet nalaten onze medewerking te
verleenen ten einde eene herhaling van ons aanbod mogelijk te
maken.”
B- en W. hebben daarop 4 April het volgende geantwoord:
”Wij ontvingen Uw schrijven van 31 Maart en zullen thans het bij Uw
missive van 21 Februari ll. aan den Gemeenteraad ingediende voorstel
als vervallen beschouwen.
Wij zouden, ook al ware dit anders, bezwaar moeten maken een
voorstel in den geest van dat van 21 februari in behandeling te
brengen, onafhankelijk van de aanhangige aanvragen tot aanleg en
exploitatie van tramwegen in de Gemeente. Alleen het feit dat een
der concessie-aanvragers (onleesbaar) concessie-aanvraag in te
trekken, indien gunstig op Uw voorstel van 21 Februari ll. werd
beschikt, maakt het voor de Gemeente reeds onmogelijk deze zaken
onafhankelijk van elkander te behandelen. Uw vermoeden, dat wij niet
instemmen met den wensch om den tramaanleg naar het Van Lennep- en
het Schilderskwartier zooveel mogelijk te bespoedigen, is dan ook
niet gegrond. Die wensch mag er echter niet toe leiden aan Uwe
Maatschappij toestemming te geven tot iets, dat — in zooverre moeten
wij met U van gevoelen verschillen — in hooge mate zou
praejudiceeren op de aanhangige tramvraagstukken. Aangezien het ons
voornemen is binnenkort de verschillende concessie-aanvragen voor
tramwegen in haar geheel aan het oordeel van den Raad te
onderwerpen, komt ons eene herhaling van Uw voorstel alleen dan
gewenscht voor, wanneer het op zoodanige wijze geschiedt, dat de
Raad daarover, te gelijk met de behandeling van het geheele thans
hangende tramvraagstuk, een beslissing kan nemen.”
30-4-1896
GEMEENTERAAD.
Zitting van Woensdag 29 April
Adres van de “Vereeniging tot bevordering der belangen van de
Middenklasse buurt YY", naar aanleiding van de houding van het
Dagelijks Bestuur in zake de Tramkwestie, met verzoek in de gegeven
omstandigheden die maatregelen te nemen, welke in het wezenlijk
belang der gemeente te achten zijn.
De Voorzitter stelt voor dit adres ter visie te leggen voor de
leden. De Heer v. Eeghen vraagt wanneer de briefwisseling met de A.
O. M. over het aanbod omtrent een tram naar de Constantijn
Huygensstraat zal behandeld worden. De Voorzitter antwoordt dat dit
in de eerstvolgende vergadering zal plaats hebben.
5-5-1896
In ons vorig nummer is reeds gemeld, dat de ontslagen conducteur J.
Knoef der Amsterdamsche Omnibus- Maatschappij een adres heeft
gericht aan de Gemeenteraad, om te protesteren tegen de inhoud van
de ook in ons blad opgenomen brief van de administrerende directeur
der A. O. M. aan Burg. en Weth., ter verstrekking van inlichtingen
op het door hem ingediend adres d.d. 30 Maart j.l. Wij ontlenen aan
dat protest het volgende :
In het schrijven der A. O. M. wordt afgedongen op des adressants
bewering, dat hij de Maatschappij trouw en eerlijk diende. Daarvoor
wordt breed uitgemeten over de enige straf, welke hem gedurende zijn
gehelen diensttijd, nu een paar jaar geleden werd opgelegd, volgens
de directie «wegens zeer ernstig verzet tegen een dienstvoorschrift.
De adressant voegt hierbij, dat de destijds door hem bedreven zonde
hierin bestond, dat hij, evenals andere conducteurs hadden gedaan,
een grote kaartendrager, waarmede een proef werd genomen, na enkele
dagen als geheel onpraktisch ter zijde legde en dus ongebruikt liet.
Voorts wijst hij op de wijze, waarop in die brief zijn “wandelen” op
straat tijdens zijn ziekte wordt beschreven en waarop over de
“beweerde” kwaal wordt gesproken en gezegd, dat hij tijdens zijne
ziekte herhaaldelijk op straat is gezien, „zonder dat iets
bijzonders aan hem werd opgemerkt", en een weinig verder, dat het
was opgemerkt, dat hij „telkens lopende aan het kantoor kwam, zonder
dat iets noemenswaardigs aan hem bemerkt werd."
Hij meent, dat het tegenovergestelde kon en nu nog kan worden
geconstateerd door ieder, die hem voetje voor voetje pijnlijk langs
de weg zag en nog ziet voortschuiven. Ook wordt verzwegen, dat de
chef van de dienst hem de beide keren, dat hij in Augustus en
September op het kantoor was ontboden, twee kaartjes ter hand
stelde, om naar huis te kunnen trammen, dewijl hij niet verder kon
lopen, en dat hem ook op het bureau van de chef van dienst — voor
het bezoek op 19 en 21 Februari jl. bij Dr. Möller — tramkaartjes
werden verstrekt, omdat hij die tocht niet anders dan met grote
inspanning kon afleggen.
Voorts beroept de adressant zich op de verklaring van de geneesheer,
ten bewijze, dat het lopen op straat hem was voorgeschreven, en
waaruit tevens blijkt, dat de directie volstrekt niet afging, zoals
zij het wil doen voorkomen, op hetgeen door hem wordt beweerd, want
dat zij ook van zijn geneesheer schriftelijk bericht ontving, dat
adressant loopoefeningen moest maken, doch dit vermeldt zij
natuurlijk niet.
Ten derde wordt het voorgesteld, alsof de adressant tijdens zijne
ziekte ongenegen was enig licht werk te verrichten of bij ander werk
te helpen. Daarover herinnert hij, dat hijzelf, die goed met paarden
kan omgaan, aan de chef van de technische dienst heeft aangeboden op
de voerwagen te rijden, wat hem niet werd toegestaan, en een andere
keer om tramwagens in de remise schoon te maken, welk aanbod werd
afgewezen met de opmerking, dat dit werk voor hem te zwaar was!
Ook wordt door de adressant bestreden de bewering van de Directie,
dat hij zich heeft onttrokken aan verder geneeskundig onderzoek. Hij
noemt het een onwaarheid, dat Dr. Möller op 21 Februari hem nogmaals
nauwkeurig heeft onderzocht, en toen van hem de toezegging ontving,
dat hij zijn geneesheer zou raadplegen over het wegnemen der
zwachtels van de benen en dat deze het antwoord aan Dr. Möller zou
schrijven.
Toen hij op 21 februari op verzoek van den chef van dienst naar Dr.
Möller is gegaan, is hij niet onderzocht aangezien de dokter wenste,
dat de zwachtels van de benen zouden worden genomen, en daarna niet
een kwartier — zoals nu in de brief aan B. en W. wordt gezegd — maar
gedurende een uur zou worden gelopen. Dit heeft hij geweigerd te
doen zonder voorkennis van zijn geneesheer. Daarop heeft hij op zich
genomen zijn geneesheer te raadplegen, en zo deze geen bezwaar had,
zou hij de volgende dag de zwachtels afnemen en daarna den afstand
van zijn huis naar de dokter te voet afleggen. Op zijn vraag of hij
nog moest terugkomen, indien zijn geneesheer bezwaar maakte, dat hij
zonder zwachtels ging lopen, had Dr. Möller ten antwoord gegeven :
„Neen, want dan heb ik niets meer te onderzoeken."
In zijn brief aan de Directie van 17 Maart had Knoef geschreven:
„Mocht u echter blijven weigeren mij verder enige onderstand te
verlenen en niettemin eisen, dat ik als wisselwachter in dienst
treed, dan ben ik bereid, hoe zwaar mij het maken van die kosten ook
moge vallen, mij aan een onderzoek van een professor in de
geneeskunde te onderwerpen en diens verklaring over te leggen, mits
u mij de verzekering geeft, dat ik voor geldelijke steun in
aanmerking kom, indien de strekking van deze verklaring overeenstemt
met die van den mij behandelende geneesheer." Op die vraag beweert
Knoef geen antwoord te hebben ontvangen.
Wel zegt nu de Directie in haar brief aan B. en W., dat zij hem
„liet weten", dat zij geen aanleiding vond op het ontslag terug te
komen, doch de adressant ontkent ten stelligste ooit enig bericht
van die aard ontvangen te hebben, ofschoon hij vier dagen later
opnieuw daarom had verzocht. De adressant heeft de indruk, dat de
Directie het advies van Dr. Möller afdoende achtte en een onderzoek
van een derde niet wilde. Hij meent, dat, in gevallen als het
onderhavige, het advies van de geneeskundige der A. O. M. niet
langer als onfeilbaar mag worden aangemerkt, om met een beroep op
die adviezen beambten brodeloos aan de dijk te zetten, wanneer deze,
wegens verrichting van zware diensten, voor verdere arbeid geheel
ongeschikt zijn geworden.
Ten slotte uit de adressant de hoop, dat de Directie er toe zal
overgaan om, wanneer zij een beambte ontslaat, hem daarvan
behoorlijk schriftelijk kennis te geven — hijzelf ontving van zijn
ontslag noch mondeling, noch schriftelijk bericht — en dat voortaan
geen getuigschrift wordt geweigerd — zoals hem is overkomen —
wanneer dit wordt gevraagd door een beambte, die trouw en eerlijk de
Maatschappij heeft gediend.
14-5-1896
Over de exploitatie van de gastrams te Maastricht deelt de
concessionaris van gastrams, de Heer D. Bos, ons enige cijfers mede,
welke wij hier laten volgen :
De wagens lopen regelmatig en vlug (12 KM. per uur). De weg is 2 KM.
lang. Voor een rit heen en weer wordt 3 m3 gas verbruikt. De wagen
kan twee ritten heen en weer doen, alvorens de gashouder behoeft
gevuld te worden. De tram kan dus 8 KM. afleggen met één vulling.
Het gas wordt samengeperst tot 7 atmosferen.
Het tarief in de stad voor een rit is 5 cent, naar het station 7½
cent. Er lopen per dag 40 wagens heen en weer. De gemeente
exploiteert zelf en is ook eigenares van de gasfabriek. De prijs van
het gas is 4 cent per M3.; voor 40 ritten heen en weer wordt per dag
gebruikt ƒ4 aan gas; dit is alzo 2½ cent per KM. Een rit heen en
weer kost dus aan gas 10 cent. Hierbij moet nog gevoegd worden het
gasverbruik van den motor, die het gas samenperst.
De Maasbrug, waarover de gastram loopt, heeft een stijging van
ongeveer 1,5 percent of 15 per mille, welke gemakkelijk gehaald
wordt.
Per dag worden te Maastricht gemiddeld 600 personen vervoerd, op
zondag is dit veel aanzienlijker. Op zondag 26 april werden 1500, op
zondag 3 mei 1800 personen vervoerd. De gehele aanleg van de 2 km.
lijn, inclusief 3 tramwagens, gasmotor tot het comprimeren van het
gas, en gas- en waterreservoir heeft ongeveer ƒ 75,000 gekost.
18-5-1896
De Gemeenteraad zal Woensdag 20 Mei bijeenkomen ter behandeling van
o.a.
305. Correspondentie met de A.O.M. betreffende een tramlijn naar de
Constantijn Huygensstraat.
22-5-1896
305. Missive van B. en W. ten geleide aan een met de Directie der
Amsterdamsche Omnibus-maatschappij gevoerde correspondentie, naar
aanleiding van haar adres, d.d. 21 Febr. 1896, betreffende den
aanleg van een tramlijn Dam—Raadhuisstraat— Constantijn
Huygensstraat.
In haar adres van 21 Febr. bood de A. O. M. aan de lijn Dam—Raadhuisstraat—
Bilderdijkstraat, verlengd tot aan de Constantijn Huijgensstraat,
bij wijze van proef te exploiteren met elektrische beweegkracht, en
vroeg binnen 6 weken antwoord. B en W antwoordden, dat zij met het
oog op het gehele tramvraagstuk binnen die tijd niet met een
preadvies over het voorstel gereed konden zijn en vroegen (24 Maart)
aan de A. O. M. of zij na het verstrijken van de termijn van 6 weken
haar aanbod handhaafde. Hierop werd door de A. O M. geantwoord, dat
indien B. en W het aanbod bij de Raad zouden brengen afgescheiden
van het tramvraagstuk in zijn gehele omvang, zij bemoeiingen in het
werk zou stellen om het aanbod te kunnen herhalen (Zij was n.l.
afhankelijk van overeenkomsten met fabrikanten, welke dadelijk na
het verstreken van den termijn zouden ingaan).
B en W antwoordden, dat herhaling van het aanbod hun alleen dan
gewenst voorkwam, wanneer het op zodanige wijze zou geschieden, dat
de Raad daarover tegelijk met de behandeling van het gehele thans
hangende vraagstuk een beslissing kon nemen.
De Voorzitter stelt voor deze correspondentie thans voor
kennisgeving aan te nemen en deelt mede dat het preadvies van B. en
W. over de gehele tramzaak ter perse is en eerlang de Raad zal
bereiken. De hh. Van Eeghen en Muller menen, dat reeds thans met de
bedoelde correspondentie van gedachten kan gewisseld worden,
afgescheiden van de gehele tramzaak. De Heer Van Eeghen voegt
hierbij, dat vele leden menen, dat de kwestie van een tram naar de
Constantijn Huijgensstraat niet in overeenstemming met het
gemeentebelang behandeld is. De Voorzitter geeft daarop het woord
aan de Heer v. Eeghen. Nadat de h.h. Muller en v. Eeghen hun
bezwaren nog nader hadden toegelicht, werd de correspondentie voor
kennisgeving aangenomen.
28-5-1896
Naar het Alg. Hbld. verneemt zal het preadvies dat binnenkort van B.
en W. kan worden verwacht in zake de tramkwestie, de Raad
voorstellen over te gaan of tot naasting der tramlijnen der A. O. M.
en dan over te gaan tot gemeente-exploitatie, of tot naasting der
bestaande en aanleg van nieuwe lijnen, waarvan de exploitatie alsdan
zal worden verpacht. De Commissie van Bijstand der Publieke Werken
in de Raad moet zich met grote meerderheid van stemmen met dit
voorstel hebben verenigd. De commissie bestaat uit de heren Treub,
Van Lennep, D. Schut, Heineken, Kuipers, Kuinders en Serrurier.
23-6-1896
Door de Amsterdamsche Omnibus-maatschappij is heden begonnen met het
leggen van tramrails in een gedeelte van de Raadhuisstraat.
Voorlopig zal het stuk gelegen tussen de Dam en de Lijnbaangracht
van rails voorzien worden, en wel dubbel spoor, dat lopen zal, van
de Dam af, door de Mozes en Aäronstraat naar het eind van de
Rozengracht. Men heeft daarvoor een gedeelte van de ondergrondse
telefoongeleiding moeten verleggen en ook de schutting van het in
aanbouw zijnde postkantoor staat gedeeltelijk in de weg. Zover is
men echter nog niet, want de werkzaamheden zijn aan de
Lijnbaangracht begonnen. De standplaats voor de wagens op de Dam zal
gelegen zijn op het middenasfalt tussen het monument en het gebouw
van Van Gend en Loos.
Waar zal echter het eindpunt van deze lijn te leggen komen ? Dat
hangt van de beslissing van de raad af, die dus eerlang wel een
besluit zal nemen in dit nu al zolang onbeslist gebleven onderdeel
van het tramvraagstuk. De A. O. M. verloochent ook hier weder haar
bekende voortvarendheid niet. Als nu de gemeente, wellicht een
beetje gesteund door de onmiddellijk belanghebbenden — de bewoners
van het Jacob van Lennepkwartier — het overige doet, dan kan de zo
lang en zo dringend gevraagde verbinding van deze buitenwijk met het
centrum der stad, welhaast haar beslag krijgen.
10-7-1896
In H. en N. v. Ned. Komt het verhaal voor van een wezenlijke aanval
op een tram, j.l. zondag hier op den Dam begonnen en tot in de
Spuistraat voortgezet. Het niet alledaagse feit moet zich als volgt
toegedragen hebben:
't Was zondagavond jl. De trams hadden het druk. Een heel gezelschap
dames en heren wensten met de tram naar de Vondelstraat. Ze konden
niet allen mee. Twee moesten er achterblijven. Dit ging niet: allen
mee of niemand mee, is de leus. De conducteur weigerde en het gehele
gezelschap verliet de wagen. De vrij gekomen plaatsen werden
dadelijk ingenomen door andere passagiers. Dit wekte de woede op van
een der damespassagiers, die haar regenscherm nam en hiermee lustig
begon te ranselen op de passagiers van de juist vertrekkende wagen.
Een der heren op het achterbalkon greep het wapen, sloeg het stuk en
wierp de beide stukken weg. Een verschrikkelijke woede maakt zich nu
van het gehele gezelschap meester, en allen, zoowel dames als heren,
vliegen de tram na. Een der heren wil op de treeplank springen, om
hem, die het durfde wagen zich tegen de slagen van de in woede
ontstoken juffrouw te verweren, eens flink af te ranselen, maar hij
had buiten de waard, hier buiten de conducteur, gerekend, die hem
een flinke trap tegen de hand gaf, waarmee hij zich vasthield. Een
ander had het spatscherm van achteren beetgepakt en wilde op die
manier zich binnen het voertuig werken; maar twee der passagiers
hielden 's mans handen vast, zodat hij tegen wil en dank al
vloekende moest meelopen. In de Spuistraat duurde de vervolging nog
steeds voort, ofschoon het aantal der aanvallers verminderde. De
koetsier had er ook last van; maar met het achtereinde van zijn
zweep wist hij de heren op eerbiedige afstand te houden. Een derde
en laatste aanval werd ten slotte op het achterbalkon gedaan. Met
een stuk hout kreeg een der passagiers een gevoelige klap, maar
meteen kreeg de aanvaller een duw met den ijzeren wisselstok,
waardoor sinjeur op onzachte manier kennis maakte met de keien. Nog
enigen tijd hoorde men de bende vloeken en schelden, maar daarbij
bleef het. Een paar heren hadden het verlies te betreuren van een
paraplu, die in de strijd gebroken was. Een ooggetuige had de
beleefdheid ons dit relaas te zenden, dat we, al dateert 't van
zondagavond laatstleden, toch wel de vermelding waard achten.
7-8-1896
GEMEENTERAAD.
Zitting van woensdag 5 Aug.
Verzoek van de “Buurt-vereeniging W, IJ, K, H.”, om het daarheen te
leiden, dat ook de meer zuidelijk gelegen delen dezer Gemeente aan
het tramnet worden aangesloten. In handen van B. en W. tot
preadvies.
22-8-1896
De Heer D. Bos, te Amsterdam, voorheen concessionaris van de
Centraal Tram-omnibuslijnen, en die zich in de
Gastram-concessie-aanvrage Bos-Kissing voor Amsterdam en
's-Gravenhage heeft teruggetrokken, zal binnen enkele dagen,
gesteund door een consortium, aan het gemeentebestuur van Amsterdam
uitgebreide gastram-concessie-aanvragen indienen. De buitenwijken,
zoowel als het voormalig Nieuwer-Amstel, zijn bij deze
concessie-aanvrage betrokken.
2-9-1896
Gemeenteraad.
Zitting van Dinsdag 1 Sept,, 's namiddags 2¼ uur. Voorzitter de
burgemeester: mr. S. A. Vening Heinesz. ( Vervolg.)
Daarop kwamen aan de orde de volgende voordrachten : No.. 537.
Preadvies van B. en W. op een adres van G. C. Kuneman c. s.,
bewoners van de Zuidzijde der Westermarkt, waarin verzocht wordt op
het ongeplaveide gedeelte der Westermarkt, tussen de kiosk en het
aanplakbord, enig plantsoen aan te leggen. De conclusie strekt om
aan adressanten te antwoorden dat het bedoelde terrein met bomen zal
worden beplant.
De heer Fabius zou in overweging willen geven de bomen ook aan de
huizenkant te plaatsen. Tevens verzoekt spr. niet voort te gaan met
de verlenging van het eindpunt der tram door de Raadhuisstraat als
de Raad daaromtrent niet besloten is.
De heer Treub antwoordt hierop, dat het eerste punt door B. en W. in
overweging zal genomen worden. Wat de tweede vraag betreft, doet
spr. opmerken, dat volgens de concessie de A. O. M. het recht heeft
de lijn door de Mozes- en Aäronstraat te leggen. Er zal dus weinig
aan te doen zijn.
De heer Fabius wijst op de onhoudbare toestand van de toegang tot de
Dam. De Paleisstraat is door de tram zeer nauw, en aan de anderen
kant zou men hetzelfde euvel krijgen. Het is wel interessant, dat
men de vreemdeling het grootste en kleinste huis naast elkander
toont — paleis en tramhuisje — maar er dient verandering in te
komen.
De heer Treub zegt, dat er op 't ogenblik niets aan te doen is, daar
de concessie de vergunning verleent. Als de tramplannen naderhand
zullen besproken worden, kan de vraag van de heer Fabius overwogen
worden. Een onderhandeling met de A. O. M. zou lange tijd duren en
wellicht zonder succes. Ook merkt de wethouder op, dat het plan door
de Mozes- en Aaronstraat op de kaart geprojecteerd is.
De heer Fabius vraagt of de wethouder van publieke werken nog niet
eens nagaan kan of aan deze zaak niets te veranderen valt.
De heer Treub zal aan dit verzoek gaarne voldoen, al weet hij wel
zeker, dat er niets aan te doen is.
De voordracht werd daarop goedgekeurd.
5-9-1896
16 September a. s. hoopt de heer J. F. A. Bondix, chef de bureau en
hoofdboekhouder der Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij, de dag te
herdenken waarop hij vóór 25 jaar bij de heer K. H. Schadd,
directeur der A. O. M, in functie trad. De gehele ontwikkeling van
die Maatschappij, voor en van de oprichting af, heeft de jubilaris
dus medegemaakt. Aan belangstelling zal het hem die dag wel niet
ontbreken.
1-10-1896
In de vergadering van de Gemeenteraad van gistermiddag hebben de
discussies gisteren deze vruchten opgeleverd: 1. de toezegging dat
de tramvoordracht wel niet „zeer, zeer spoedig", zoals de heer Van
Gigch gewenscht had, maar toch „weldra" zal inkomen en dat zij dan
degelijk voorbereid zal zijn — de Burgemeester heeft het gezegd.
Gemeenteraad.
Tramverbinding.
7°. Adres van de Vereeniging tot bevordering der belangen van de
Middenklasse, Buurt YY, de Vereniging Algemeen Belang Buurt YY, en
de Vereniging ter bevordering van buurtbelangen ”Sarphati"; om die
buurt ten spoedigste een tramverbinding met het hart der stad en de
buitenwijken onderling te geven.
De heer Van Gigch zegt de moed te bewonderen der vereniging om weer
met een verzoek te komen daar geen der vroegere adressen resultaat
gaf. Spr. gelooft dat hard aan de tramvoordracht wordt gewerkt, doch
het wordt meer dan tijd te voldoen aan de wensen van duizenden en
tienduizenden onzer medeburgers. Het wordt tijd dat men eens tot een
eindoordeel komt, het Jacob van Lennepkwartier en buurt YY hebben
recht op een tram. Spr. hoopt dat B. en W. spoed zullen maken. De
wethouder Treub zegt dat B. en W. kunnen toezeggen dat weldra een
voordracht de Raad zal kunnen bereiken. Het onderzoek heeft aan de
afdeling P. W. plaats gehad; in juni gaf de Commissie van Bijstand
advies en de zaak is nu geweest bij financiën en het advies der
commissie van financiën wordt verwacht. Is dit ontvangen, dan zullen
B. en W. door de adviezen gesteund, met een voordracht komen. De
heer Van Gigch vraagt zich af of de commissies eerder gereed hadden
kunnen zijn, doch in elk geval dient hier een stem op te gaan om
spoedige behandeling, zelfs al was de voorbereiding dan ook wat
minder goed voorbereid.
De Voorzitter: B. en W. zullen de zaak niet ter tafel brengen als
zij niet voldoende ïs voorbereid, daar is zij te belangrijk voor.
Het adres wordt bij de vorige gevoegd.
2-10-1896
Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij.
Gedurende het 3e kwartaal 1896 zijn vervoerd: 5,813,040 passagiers,
tegen 6,326,231 in hetzelfde tijdvak van 1895. Totaal sedert 1
Januari 15,641,812 passagiers, tegen 15,708,187 in het vorige jaar.
5-10-1896
Pantserdekschip „Holland” van stapel.
Voor de tewaterlating van dit schip op de rijkswerf Kattenburg
alhier bestaat veel belangstelling.
In deze edele wedstrijd van kijkers (om een goede plaats) hielp de
A. O. M. ijverig mede. De Maatschappij had er voor gezorgd op de
lijn Dam—Prins Hendrikkade grotere trams dan gewoonlijk te laten
lopen — en vol, overvol sjokten deze Haarlemmerdijkse mailcoaches
met twee paarden er voor de verwonderde Buitenkant langs.
7-10-1896
Tramwagens houden zich in den regel zo trouw aan de voorgeschreven
weg en verdwijnen zoo stipt vóór het middernachtelijk uur uit onze
straten, dat men vreemd opkijkt als men in het holst van de nacht er
een ziet staan op een “buitensporige" plaats. Hij stond op het
kantje van de gracht, op de hoek van het Spui en de Singel; blijkens
de groene lichten hoorde hij eigenlijk in de remise aan de
Amsteldijk thuis. Hij was ook op weg geweest daarheen, maar had een
as gebroken en daardoor de weg versperd voor de andere wagens die
stalwaarts keerden. Met vereende krachten van koetsiers en
conducteurs had men hem toen uit de rails gelicht en op de wallekant
geplaatst; daar stond hij om 2 uur nog, toen men bezig was een
hulpas aan te brengen om hem naar de remise te kunnen vervoeren.
10-10-1896
De nieuwe tramlijn Dam—Raadhuisstraat— Rozengracht—Marnixstraat zal
waarschijnlijk in het begin van november e. k. worden geopend. De A.
O. M. is met B. en W. tot overeenstemming gekomen om de lijn
voorlopig te doen doorlopen tot het begin der De Clercqstraat, dus
even over de Buiten-Singelgracht. De wagens zullen om de vijf
minuten rijden. Het tarief zal, zoals reeds op vele lijnen het geval
is, 7½ cent per rit bedragen. Dit is nu ook ingevoerd op de lijn
Centraal Station—Schollenbrug. De verlaging tot 5 cent rit, waarvan
sprake is geweest, ligt niet in de bedoeling.
Men zal zich herinneren dat, indien B. en W. het tijdig hadden
toegestaan, de A. O. M. met behulp van een andere maatschappij, een
proef zou hebben genomen met elektrische beweegkracht. Die zelfde
maatschappij zal thans op gelijke voorwaarden als de A. O. M.
aanbood, te Wenen een proef nemen.
20-10-1896
Wegen, straten, enz.
Aan de opmerking over het boven de bestrating uitsteken der
tramrails in geasfalteerde straten zal men trachten zooveel doenlijk
tegemoet te komen . Afdoende kan in het bezwaar der afslijting van
het asfalt langs de niet afslijtende rails slechts voorzien worden
bij algehele vernieuwing der asfaltlaag.
Kosten van aanleg enz. van begraafplaatsen.
De invoering van de omnibusdienst naar de nieuwe Westerbegraafplaats
heeft ten gevolge gehad, dat minder wordt geklaagd over de slechte
weg en de verre afstand naar die begraafplaats. Het aantal
begravingen is echter niet toegenomen.
22-10-1896
Gemeenteraad, zitting van woensdag 21 october, vervolg
Stoompontveer.
710. Voordracht van B. en W. om het stoompontveer in de Buiten
Amstel te nemen in eigen beheer. [De bedoeling — bij een andere
voordracht — is het stoompontveer te verleggen, van de Tolstraat
naar de St. Willibrordusstraat aan den Amstel. Het tarief van
overvaart per persoon bij dag en bij nacht te bepalen op ƒ 0,02½, in
te gaan 1 Nov. 1896.]
De wethouder Van Leeuwen stelt enkele wijzigingen voor in de
bepalingen der vrijstelling voor de overvaart ten behoeve der
schoolgaande kinderen. De heer Den Hertog vraagt waarom hierbij niet
behandeld wordt de voordracht ter verplaatsing van de pont en de
voordracht naar aanleiding van het adres der vereniging Sarphati. De
wethouder Treub zegt dat de verplaatsing hier niet ter sprake is. Na
het verschijnen van het preadvies in deze heeft de directeur der P.
W. een nieuw rapport ingediend naar aanleiding van een ingekomen
adres. Deze kwestie is dus nog in onderzeek, en de Raad zal de zaak
spoedig kunnen behandelen. De heer Den Hertog blijft het vreemd
vinden dat men eerst het tarief gaat behandelen en dan later een
preadvies op een adres, waarin gevraagd wordt dat de overvaart
kosteloos zal zijn. Het is vreemd dat men eenvoudig de tarieven van
Nieuwer-Amstel overnam, terwijl men niet eens overwoog of men
kosteloos kan overgaan. Toch is daar wel reden voor. Nu beide oevers
behoren aan Amsterdam en slechts de Hooge Sluis een overgang geeft,
nu is hier sprake van publiek belang en gaat het niet aan van
Amsterdamse burgers een cijns te heffen, die bij abonnement nog zes
gulden kost. De overgang is daar nodig, wat wel blijkt uit de
noodzakelijkheid om de pont noordwaarts te verleggen.
De Voorzitter zegt, dat overwegen niet geraden is daar de pacht der
pont op 1 Nov. ophoudt; laat men de beginselkwestie later liever
herzien.
De Heer Hovy heeft bezwaar tegen het tarief, het is te duur om van
een handkar twee coupons te heffen; onbillijk om de kiezers naar de
stembus gaande wel vrij te laten, doch hen als ze huiswaarts keren
te laten betalen; het werkliedentarief is ook te hoog.
De wethouder Van Leeuwen zegt dat het hier te doen is om de pont in
eigen beheer te nemen; nader kan men met gewijzigde tarieven komen,
ook in verband met andere nodige overgangen. Deze zaak is een
kwestie van overgang, de zaak komt toch weer ter sprake als de
verplaatsing der pont aan de orde komt.
De heer Sutorlus vraagt, of men de kinderen, die godsdienstonderwijs
in de kerk aan de Amsteldijk ontvangen, niet kan vrijstellen.
De heer Den Hertog merkt op, dat elk Raadslid wensen kan uiten
omtrent vrije overvaart; 't zou beter zijn de bewoners van die
buurten allen vrij te laten. Spr. zal zioh niet tegen de voordracht
verzetten als zij een zeer voorlopig karakter zal behouden. De
begroting over deze pont is bovendien zeer onvolledig is ingericht.
Laten B. en W. toch de zaak over kosteloos overvaren ernstig in
overweging nemen.
De wethouder Van Leeuwen gelooft ook dat op den duur het vasthouden
aan een tarief onmogelijk zal zijn, de overbrugging zal ook eens ter
sprake moeten komen. De gehele kwestie zal nog eens aan de orde
moeten komen, doch het is geraden het tarief voorlopig zo te laten.
De heer den Hertog geeft in overweging het tarief niet langer dan
voor een half jaar vast te stellen.
De wethouder Treub merkt op dat het doel van dit amerdement is om de
overbrugging spoedig behandeld te krijgen. Spr. merkt op dat die
overbrugging reeds voorkomt in het tramplan-Sanders. En nu de zaak
van de tram spoedig in de Raad kan komen, daar B. en W. in deze het
advies der commissie van Financiën hebben gekregen, komt tevens de
overbrugging ter sprake. Het is dus onnodig het amendement-Den
Hertog aan te nemen. De heer Den Hertog is niet voldaan; als de
brugkwestie over een half jaar in de Raad komt, konden B. en W. het
amendement overnemen. Spr. twijfelt niet aan de voortvarendheid van
de heer Treub, doch hij heeft ondervonden dat daaraan wel eens een
spaak in 't spel wordt gestoken.
De Voorzitter zegt dat voor een termijn van tijd bij een wet reden
kan hebben, doch bij een college als de Raad, die permanent
vergadert, is die niet nodig. B. en W. zullen de zaak inderdaad
spoedig genoeg aanhangig maken.
De heer Van Gigch merkt op dat het telefoontarief toch ook maar tot
een bepaalde tijd is vastgesteld en spr. acht het amendement-Den
Hertog zeer juist, juist met het oog op de aan den Amstel hangende
kwesties. Zelfs al wordt het tarief voor zes maanden vastgesteld,
dan acht spr. het met de heer Sutorius billijk dat de kinderen, die
dagelijks godsdienstonderwijs genieten aan de overzijde van den
Amstel, vrij worden gesteld.
De wethouder Treub zegt dat het telefoontarief niet beperkt is, er
is alleen besloten het vóór 1 Jan. 1898 te herzien. Bij de pont acht
spr. het niet geraden het tarief slechts voor een half jaar vast te
stellen, daar men het allicht laat verlopen. Laat men eenvoudig
spreken van “voorloopig tarief”.
De heer Van Nierop kan met het gronddenkbeeld van de heer Den Hertog
meegaan, doch de moeilijkheid is dat het tarief koninklijk moet
worden goedgekeurd en het is de vraag of men tijdig genoeg die
goedkeuring zal erlangen.
De heer Van Gigch wenst, dat de heer Ven Hertog zal voorstellen te
lezen “dit tarief zal voor 1 Mei 1897 worden herzien".
De Voorzitter zegt dat B. en W. hiertegen geen bezwaar hebben, ook
niet tegen de door de heer Sutorius voorgestelde vrijstelling. De
voordracht wordt goedgekeurd.
25-10-1896
AANKONDIGINGEN. -- DE AMSTERDAMSCHE SINTERKLAASMARKT voor het jaar
1896.
Een gegronde klacht. Naar wij vernemen is door een groot aantal
ingezetenen bij het hoofd dezer gemeente een klacht ingediend over
de belemmering van het verkeer in de Reguliersbreestraat. Van des
ochtends vijf tot des avonds twaalf uur beweegt zich daar een
kolossale menigte voor het perceel nr. 25 waar de firma Strauss &
Co. haar magazijnen heeft. Naar wij vernemen denkt de
Omnibusmaatschappij er over, haar lijn tot na Kerstmis naar de
Amstel te verleggen, wanneer niet op afdoende wijze in dit euvel
wordt voorzien.
29-10-1896
Begroting 1897
De heer Fabius brengt ter sprake de toestand van de Dam. Deze eist
verandering. Waar bijna alle toegangen tot de Dam nauw zijn, heeft
men die nog doorwrongen met trams, terwijl men bovendien op dat
weinig historische monument een onsmakelijke toestand toelaat van
een minder prettig publiek, dat op dat monument zijn rustplaats
zoekt. Het zou geen moeite kosten de trams te verplaatsen; de trams
voor Haarlemmerstraat, Prins Hendrikkade en Station kunnen over de
N. Z. Voorburgwal, ook die voor de Sarphatistraat kunnen door die
straat. Bij die schone paal, die de wethouder voor de P. W. heeft
opgericht voor de bureau’s van het Handelsblad (Gelach) kunnen
gemakkelijk trams staan. Verbetering op de Dam is nodig.
Wethouder Treub zegt dat B. en W. zeker de toestand op de Dam zullen
overwegen; de nieuwe wethouder van P. W. zal er zijn aandacht aan
kunnen wijden.
30-10-1896
BEGROTING 1897, UITGAVEN.
Toegang tot de Dam.
Met betrekking tot het adres der Vereniging “Rokin", hebben B. en W.
reeds hun gevoelen medegedeeld in de voordracht No. 670. (Deze komt
Woensdag in de raad in behandeling) Van het verwijderen van het
Commandantshuis kan in elk geval eerst sprake zijn, wanneer bij het
gereed zijn van het nieuwe post- en telegraafkantoor, de
tegenwoordig in dat gebouw gevestigde takken van de postdienst
daaruit kunnen verwijderd worden. De huisjes om de Nieuwe Kelk zijn
particulier eigendom van de Nederduits Hervormde Gemeente, zodat die
niet dan tegen schadeloosstelling van gemeentewege kunnen verwijderd
worden.
Volgens de verleende concessie heeft de Amsterdamsche
Omnibusmaatschappij het recht om met haar tramwagens op de Dam te
komen, hetgeen ook voor het publiek groot gemak oplevert.
Verantwoording en disclaimer:
Cees Pot heeft voor de totstandkoming van
deze tijdlijn de database van de website "Historische
kranten in beeld" geraadpleegd. Deze website is een initiatief van
de Koninklijke Bibliotheek. Deze instantie heeft ons toestemming verleend voor
publicatie op deze wijze.
*
Soms komen er in de artikelen fouten en onjuistheden voor. Om
wille van de authenticiteit is besloten deze ongewijzigd te laten.
laat een berichtje achter
|