MEDIATIJDLIJN AMSTERDAMSE TRAM 1892
door Cees Pot
e-mail:
ceespot@amsterdamsetrams.nl
1892
2-1-1892
Gedurende het 4e kwartaal 1891, zijn door de Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij vervoerd: (overstap en retourkaarten ook voor
den 2e rit berekend) 4,306,775 passagiers, tegen 3,899,638 in
hetzelfde tijdvak van 1890. Totaal van af 1 Januari 17,418,830
passagiers, tegen 16,221,071 in het vorige jaar.
De veelbesproken schutting, welke de toegang door de Hobbemastraat
naar de P. C. Hooftstraat afsluit en die indertijd door een nog
altijd onverklaarde oorzaak zover uit het lood was geraakt, dat er
een nauwe doorgang ontstond, juist groot genoeg om een voetganger
door te laten, is sedert een paar dagen geheel dichtgespijkerd,
zodat de bewoners van de P. C. Hooftstraat zich een belang- rijke
omweg moeten getroosten. Naar wij vernemen is deze hernieuwde
afsluiting geschied op last van d „gerechtigden op het pad," die
hiertoe in hunne algemene vergadering op Dinsdag jl. besloten. De
gerechtigden moeten daarmee beoogd hebben, dat de onteigening van
het pad door de gemeente met wat meer spoed ter hand genomen wordt.
Met deze edelaardige bedoeling kunnen de bewoners van de P. C.
Hooftstraat en verdere straten vrede hebben, al heeft het middel
voorshands veel van een paardenmiddel. Curieus is 't dat zich te
Rotterdam een soortgelijk geval voordoet, maar daar is het
gemeentebestuur de boze man. Van gemeentewege is aldaar een hoge
heining geplaatst in de Burgemeester-De Roosstraat, aan de zijde der
Zwart-Janstraat, waardoor het verkeer in die straat gestremd is. Men
wil met dit krasse middel enige huiseigenaren dwingen een gedeelte
dier straat te verbeteren.
5-1-1892
Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij.
De Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij wendde zich in Augustus jl.
tot de raad met het verzoek om verlof tot aanvaarding van een
daarbij in afschrift overgelegde concessie, haar door Nieuwer-Amstel
verleend, en welke concessie strekte ter vervanging van de door
Nieuwer-Amstel aan de Maatschappij gegeven vergunningen tot het
leggen en exploiteren van tramwegen in die gemeente. Die
vergunningen hebben betrekking op het gedeelte Overtoom, tussen den
gebiedpaal en het eindpunt, van de lijn Leidscheplein—Vondelkade, en
op een gedeelte Amsteldijk, tussen den gebiedpaal en de remise der
Maatschappij aldaar van de lijn Dam—Amsteldijk. Die beide
verlengingen van Amsterdamsche lijnen zijn tezamen lang 1666 M.,
terwijl het gehele tramwegnet der Maatschappij op dit ogenblik een
exploitatielengte aanwijst van 25.017 M.
Deze aanvraag werd in handen van B. en W. gesteld tot preadvies.
B. en W. hebben dit preadvies thans uitgebracht en zeggen daarin het
volgende:
Uit de inzage van deze vergunningen blijkt, dat Nieuwer-Amstel zich
bij het verlenen daarvan bepaald heeft tot het stellen van
noodzakelijk te achten voorschriften nopens de aanleg en het
onderhoud der voor de tramweg op haar grondgebied te maken werken,
en tot het bedingen van een jaarlijkse retributie van ƒ300 voor
beide lijnen tezamen, wegens beschikbaarstelling van de openbare
Gemeenteweg, doch dat zij zich onthouden heeft van elke inmenging in
de exploitatie, voor zoveel betreft het materieel, de trekkracht, de
tarieven, het personeel, de dienstregeling, enz. De termijn van deze
vergunningen loopt tot 1910, d. i. tot het jaar, waarin de
oorspronkelijke concessie, door Amsterdam aan de Maatschappij
verleend, mede een einde nam.
Vorm en inhoud der voormelde vergunningen zijn van dien aard, dat de
verplichtingen, welke uit het gebruik maken daarvan voortvloeien,
ook zo nodig door Amsterdam tegenover Nieuwer-Amstel konden
nagekomen worden. Uit dit oogpunt beschouwd, waren dus de belangen
van Amsterdam voldoende gewaarborgd geworden, indien de Maatsehappij
van Nieuwer-Amstel had kunnen verkrijgen, wat art. 19 der
Amsterdamsche concessie onderstelt, namelijk de erkenning der
bevoegdheid van Amsterdam om, ingeval daartoe wegens naasting van de
tramonderneming aanleiding bestaat, in de rechten te treden, welke
de Maatschappij elders — in casu te Nieuwer-Amstel — mocht bezitten.
De Maatschappij heeft dit, naar zij ons mededeelde, beproefd, doch
is daarbij afgestuit op bezwaren bij het Gemeentebestuur van
Nieuwer- Amstel, die niet voor oplossing vatbaar bleken dan door het
treffen der nieuwe regeling omtrent de rechten en verplichtingen van
de Maatschappij in die Gemeente, neergelegd in de concessie, waarvan
zij thans goedkeuring door Amsterdam vraagt.
Aan die concessie liggen echter geheel andere beginselen ten
grondslag als aan de vergunningen, die zij zal vervangen.
Zij voorziet inderdaad in de mogelijkheid, dat Amsterdam te eniger
tijd zelve de exploitatie der tramlijnen zal ter hand nemen en die
exploitatie ook over de in Nieuwer-Amstel gelegen verlengingen en
eventueel te maken nieuwe lijnen zal willen uitbreiden door de
bepaling van art. 8, krachtens welke de concessie voor dat geval
door de Maatschappij aan deze Gemeente mag overgedragen worden.
Daarmede zou dus aan het bezwaar, dat die overdracht thans
ongeregeld is, worden tegemoet gekomen, ware het niet, dat het
principiële en veel grotere bezwaar voor Amsterdam om op den voet
van een concessie zich alsdan tegenover de naburige gemeente te
bevinden en zich naar de daarin omsohreven voorwaarden jegens haar
te gedragen, daarvoor in de plaats trad. Wij achten het niet nodig,
die mening door een analyse van de bepalingen der concessie te
staven, doch vertrouwen dat de kennisneming van de inhoud ook aan
uwe vergadering de overtuiging zal schenken, dat het niet op de weg
van Amsterdam kan liggen om verhoudingen, als daaruit zouden
voortvloeien, door het verlenen der gevraagde goedkeuring in het
leven te roepen.
Behalve dit bezwaar van principiële aard, waarvan het gewicht eerst
zou drukken, wanneer de gemeente tot overneming van de
tramexploitatie besloot, behelst de concessie verschillende
bepalingen, die ook reeds tijdens de uitoefening van het bedrijf
door de Maatschappij in botsing zouden komen met de
gemeentebelangen. Wij vestigen — ons tot dit enkele punt bepalende —
o. a. uwe aandacht op art. 9 der concessie.
Daarin wordt de voorwaarde gesteld, dat van 1 Januari 1892 af de
uitkering ad 5 pCt. over de bruto ontvangsten van de Maatschappij,
welke Amsterdam ontvangt, voortaan zal verdeeld worden over
Amsterdam en Nieuwer-Amstel tezamen, en wel in verhouding van het
aantal kilometers tramspoor, ten dienste der exploitatie
onderscheidenlijk in beide gemeenten liggende.
Gaat men te rade met de hiervoor vermelde cijfers omtrent de
exploitatielengte, en neemt men voorts in aanmerking, dat de
blijkens art. 1 der concessie door Nieuwer-Amstel gewenste
verlengingen van de lijnen Dam—Vondelstraat en Dam—P. C. Hooftstraat
tot de Anna Vondelstraat en het tweede rondpoint in de Parkweg een
uitbreiding van het tramnet zullen teweegbrengen van ruim 1000
Meter, waarvan 700 Meter zijn ontworpen in Nieuwer-Amstel, dan komt
deze bepaling hierop neer, dat Amsterdam, naar de maatstaf van het
gemiddelde der uitkeringen over de 3 laatste jaren, voortaan ruim ƒ
5000 van haar aandeel ten bate van Nieuwer-Amstel zal hebben prijs
te geven. Daargelaten dat een zoodanig bedrag gelijk staat met het
zeventienvoudige van hetgeen Nieuwer-Amstel thans van de
Maatschappij ontvangt, en dat de berekening berust op het o. i.
geheel te verwerpen beginsel van gelijkwaardigheid der
tramkilometers in de hoofdstad en in Nieuwer-Amstel, zien wij niet
in hoe er sprake van kan zijn om een vergoeding, — welke ook, — die
Nieuwer-Amstel meent te kunnen vorderen, ten laste te brengen van
Amsterdam, dat bij tramexploitatie buiten hare grenzen althans geen
groter belang heeft, dan er wederkerig in gevonden wordt voor een
naburige gemeente, die daarmede aan de hoofdstad wordt verbonden.
Ook andere bepalingen der voorgedragen concessie komen ons, als
gezegd, onaannemelijk voor. Wij hebben het echter niet nodig geacht
om aangaande de onderdelen der concessie en de mogelijkheid van
wijziging daarvan met de Maatschappij nader overleg te plegen, omdat
wij vertrouwden, dat de algemene bezwaren, die daartegen bestaan ook
bij Uwe Vergadering genoeg zouden wegen om hare goedkeuring aan die
concessie te onthouden. Wij kunnen daaraan toevoegen dat de
Commissie van Bijstand in het beheer der Openbare Werken, wier
advies omtrent deze zaak door ons is gevraagd, ons gevoelen deelt.
B. en W. stellen op grond van bovenstaande voor het gevraagde verlof
te weigeren, en daarvan mededeling aan de Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij te doen.
Een 20-jarig voerman, die verre van nuchter was en die in de
Plantage Kerklaan een tramkoetsier mishandelde, is door de politie
in bewaring genomen.
7-1-1892
Zitting van Woensdag 6 Januari ('s nam. 1 uur.) Voorzitter: de
Burgemeester, Mr. S. A. Veningh Meinesz.
Tegenwoordig 31 leden. Afwezig de heren: v. td. Wall Bake, Berns,
Daniëls, Dijkmans, Mees, Moltzer en Wüste. Na het uitspreken van het
gebed en voorlezing van de notulen van het behandelde ter vorige
zitting deelt de Voorzitter mede, dat, behalve de ter visie gelegde,
nog zijn ingekomen de navolgende aan de raad gerichte stukken:
Adres van H. H. Timmer, waarbij hij de wenselijkheid betoogt, om aan
de Amst. Omnibus-maatschappij niet te verkopen den grond, bedoeld
bij de voordracht daaromtrent, doch haar die in huur te geven,
desnoods voor de tijd, dat haar concessie nog duren zal. Te
behandelen bij de voordracht.
(…………….)
735. Voordr. tot vaststelling van een plan van bebouwing der
omgeving van de Willemspoort. (………..)
2. stellen B. en W. voor een in de omgeving van het Haarlemmerplein
gelegen terrein, groot 890 M 2., te verkopen aan de A. O. M. voor ƒ
25,000, teneinde de Maatschappij gelegenheid te geven daarop een
remise te bouwen; en (…………………..)
(……….) Bij punt 2 (verkoop grond aan de A. O. M.) werd het adres van
H. H. Timmer behandeld.
De Heer Korthals Altes achtte het een hoog bedrag, dat aan de A. O.
M. voor eventueel medegebruik van haar hier liggende
aansluitingslijn zal gerestitueerd worden, (t.w.) ƒ 2.50 per jaar en
per M2. De Heer v. Nierop wenst het terrein niet te verkopen, maar
in erfpacht te geven, gedurende de duur der concessie. De Heer Treub
sluit zich hierbij aan en meent ook dat ƒ2.50 bij medegebruik van
tramsporen te hoog bedrag is.
De Heer Serrurier merkt op dat in dit speciaal geval geen gevaar
bestond het terrein te verkopen. Bij naasting toch treedt de
gemeente weder in het bezit van het terrein op goedkoper wijze dan
wanneer de grond in erfpacht is gegeven. Spr. herinnert echter dat
deze voordracht opgesteld is toen de kwestie van erfpacht nog niet
in de fase was waarin zij zich thans bevindt. Anders hadden B. en W.
waarschijnlijk een voorstel gedaan meer in de geest van de gemaakte
opmerkingen.
Wat de bepaling van ƒ2.50 betreft merkt spr. op dat hierdoor niets
geprejudicieerd wordt. De bepaling is opgenomen omdat het niet
uitgemaakt is dat hier sprake is van een medegebruik in de zin van
de concessie. Omdat in het betrokken lijntje een wissel ligt gelooft
spr. echter dat de som van ƒ2.50 niet te hoog is.
De Heer v. Nierop merkt op dat de A. O. M. als zij wil het terrein
zal kunnen verkopen voor een hoger bedrag dan zij betaald heeft, en
in dit geval vervallen de billijke voorwaarden, waarop de Gemeente
weder in het bezit zal komen van deze grond. Spr. meent dus dat hier
niet moet worden verkocht, maar verhuurd of in erfpacht gegeven. Hij
stelt voor dat B. en W. de voordracht terugnemen en een nieuwe
zullen indienen.
De Heer Pijnappel meent, dat, om verkeerde gevolgtrekkingen te
voorkomen, de voordracht verduidelijking nodig heeft wat betreft de
voorwaarden. Deze dienen beter te doen uitkomen, dat het terrein
door de A. O. M. niet verkocht mag worden.
De Voorzitter doet een verduidelijking aan de hand, waarbij de boete
van ƒ 10,000 wordt opgelegd, wanneer in de gewraakte zin de
concessie overtreden wordt.
De Heer Gerritsen merkt op, dat het betalen van deze som wel eens de
.moeite waard kon wezen voor de A. O. M. om als men vreest de
bepalingen te overtreden.
De Weth. v. P. W. merkt op dat B. en W. het voorstel-Van Nierop niet
kunnen overnemen, zonder eerst met de A. O. M opnieuw overlegd te
hebben. De voordracht wordt daarna in stemming gebracht en verworpen
met 23 tegen 7 stemmen.
(…………)
(De zitting duurt voort).
9-1-1892
Omstreeks half zes gisteravond begon het te sneeuwen, eerst
weinig, maar gaandeweg in groter vlokken, steeds dichter en sneller,
totdat de gehele dampkring vervuld was van vallende sneeuw en de
stad binnen een uur tijd met een wit kleed was bedekt. (……) Het
verkeer ondervond grote vertraging. (……………) Het tramverkeer werd
nergens gestaakt, maar op alle lijnen werd het aantal wagens
verminderd en het gespan verdubbeld. Een half uur nadat de eerste
sneeuw viel reden de pekelwagens reeds in alle richtingen, zodat de
verschillende lijnen vrij goed berijdbaar bleven en de wagens
nergens behoefden op te houden. Het gewone personeel der
Stadsreiniging werd in de laten avond met 120 losse werklieden
versterkt, die de gehele nacht werkten aan de opruiming op de
drukste gedeelten en zand strooiden op de bruggen. Hedenmorgen waren
in het geheel ongeveer 300 losse arbeiders in dienst genomen, die
het werk met kracht voortzetten, terwijl langs enkele grote wegen de
sneeuwploegen de ontruiming begonnen. De Omnibusmaatschappij behield
nog de gehele voormiddag overal de halve dienst.
11-1-1892
Ter Secretarie zijn ter lezing neergelegd:
TRAM NAAR HET JACOB VAN LENNEPKWARTIER.
Nr. 14. Preadvies van B. en W. naar aanleiding van het in hun handen
tot preadvies gesteld adres van H. Fernantzen c. s., waarin zij
onder verwijzing naar het adres, door de Vereniging „Jacob van
Lennep" aangeboden, aandringen op een tramverbinding van het „Jacob
van Lennepkwartier" met de binnenstad.
B. en W. zeggen hieromtrent het volgende: Op bovenbedoeld adres van
de Vereniging ”Jacob van Lennep" werd nog geen preadvies
uitgebracht, omdat wij meenden eerst de beslissing van de raad
omtrent de tramvoordracht van 25 Augustus jl. en, bijaldien
dienovereenkomstig werd besloten, de afloop der daarop volgende
inschrijvingen te moeten afwachten. Nu echter de behandeling van die
voordracht voorlopig is aangehouden, menen wij met een preadvies
niet langer te moeten wachten. De Vereniging „Jacob van Lennep"
wenst, dat aan haar bezwaren wordt tegemoet gekomen door de aanlwg
van een tramlijn van de Westermarkt langs de gedempte Rozengracht
naar het einde der Bilderdijkstraat, hetzij over de nieuw te maken
brug bij de molen „de Victor", hetzij over de Kinkerbrug, en wenst,
dat de gemeente daartoe aan de Amsterdamsche Omnibus-maatschappij
order geeft. De bepalingen der concessie geven aan de Gemeente
daartoe echter geen recht.
Wanneer de lijn van de Dam tot de Marnixstraat gereed is, kan de
Gemeente de Amsterdamsche Omnibus-maatschappij gelasten, in plaats
van de lijn over het verlengde van de Westelijke verkeersweg (de
gedempte Bleekerssloot) tot de Bilderdijkstraat door te trekken, die
volgens het traject Marnixstraat, Kinkerbrug en Kinkerstraat tot de
Bilderdijkstraat aan te leggen. Voordat echter de lijn met de Dam in
verbinding staat, kan dergelijke lastgeving niet worden verstrekt.
Daarenboven zou die lijn slecht passen in het door de raad
aangenomen plan van tramlijnen in de buitenstad. Een voorlopige
verbinding van het Jacob van Lennepkwartier met de Dam (een
verbinding met de Westermarkt zou o. i. slechts tot teleurstelling
aanleiding geven) zou te maken zijn door het leggen van een
tramspoor van de Bilderdijkstraat door de Kinkerstraat en over de
Kinkerbrug, aansluitende met de lijn Marnixtraat, wanneer daarop dan
door de Amsterdamsche Omnibus-maatschappij een dienst werd
georganiseerd naar het Leidscheplein in aansluiting met de lijnen
van daar naar de Dam.
Kunnen de belanghebbenden de Amsterdamsche Omnibus-maatschappij van
het nut van een dusdanige verbinding overtuigen, zo zou er naar onze
mening en naar die van de commissie van bijstand in het beheer der
Publieke Werken geen bezwaar bestaan daartoe vergunning te verlenen;
van een lastgeving een dergelijke lijn aan te leggen, kan echter
niet wel sprake zijn.
Na de opstelling van bovenstaande, stelde de raad alsnog in onze
handen tot preadvies een adres van A. Paans c.s., houdende het
verzoek, dat de tramverbinding over de Rozengracht via Westermarkt
naar de Dam spoedig tot stand wordt gebracht. Sedert de gemeente te
dien opzichte heeft gedaan wat binnen haar bereik lag, namelijk het
aanvragen van een onteigeningswet voor de nieuwe westelijke
verkeersweg, berust de zaak thans bij de Hoge Regering ter verdere
behandeling. De gemeente kan nu niet anders dan het resultaat
daarvan afwachten.
Wij stellen u dus voor, ons te machtigen de verschillende
adressanten overeenkomstig het bovenstaande, ieder voor zooveel hem
aangaat, te antwoorden.
15-1-1892
Correspopndentie
L. te A. — Een tramconducteur, die u een uitbrander geeft omdat u
door een “ho!'' uw begeerte om in te stappen hebt kenbaar gemaakt,
achten wij met u wel wat rijkelijk gevoelig voor zijne betrekking.
Het zal altijd een min of meer gebiedend klinkend eenlettergrepig
woord moeten wezen, geen afgeronde zin die met een beleefd
vraagteken eindigt, waarmee men doet „stoppen." Maar uw man achten
wij toch een hoge uitzondering op het wegens vele deugden te goeder
faam (bekend) staand personeel.
20-1-1892
De Vereniging Jacob van Lennep heeft, naar aanleiding van het
preadvies van B. en W., in zake de adressen tramlijn Dam—Bilderdijkstraat
een nader adres aan het Dagelijks Bestuur gericht, waarin zij
aanvoert:
-Dat de vereniging geen nieuwe lijn beoogt, doch alleen bespoediging
van de aanleg van een geconcessioneerde lijn.
-Dat de door B. en W. aangegeven route, in aansluiting met de lijnen
op het Leidscheplein, niet doeltreffend zal blijken te zijn, wegens
veel te grote omweg, daar juist de kortste verbinding met de Dam een
levenskwestie is voor het kwartier.
-Dat aanleg tot op de Westermarkt minder teleurstelling zal geven
dan het Dagelijks Bestuur meent.
-Dat na een hernieuwd onderhoud, de heer directeur der Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij zich bereid heeft verklaard tot onmiddellijke
aanleg van de navolgende lijn : Bilderdijkstraat, aanvangende bij de
Jacob van Lennepkade, Potgieterstraat, Nassaukade, over de te maken
brug bij den molen „de Victor," Rozengracht, Westermarkt.
-Dat, al moge de te maken lijn slecht passen in het door de Raad
aangenomen plan voor tramlijnen in de buitenwijken, zulks toch geen
bezwaar kan opleveren, daar de Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij,
krachtens de voorwaarden van concessie, het berijden van haar lijnen
door anderen moet toestaan.
22-1-1892
GEMEENTERAAD.
Zittlng van Woensdag 20 Jan.
Preadvies van B. en W., om afwijzend te beschikken op een adres van
de Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij, om verlof tot aanvaarding van
een haar door de gemeente Nieuwer-Amstel verleende concessie ter
vervanging van de bestaande.
De Heer v. Nierop meent dat de enige oplossing van moeilijkheden als
hier rijzen is : een grenswijziging van N.-Amstel. Hoe nodig dit is
ten opzichte van het stadsgedeelte van N.-Amstel blijkt ook thans
weer. Spr. vraagt als deze zaak van de baan is of het dan niet
mogelijk is, dat de tramlijn van de P. C. Hooftstraat zal
doorgetrokken worden tot aan het Concertgebouw ? De Voorzitter, de
spreker beantwoordende, zegt omtrent de kwestie der grensregeling
iets dat voor de verslaggevers geheel onverstaanbaar is. Omtrent het
doortrekken van de lijn van de P. C. Hooftstraat naar het
Concertgebouw zegt hij dat dit I vooralsnog zeer bezwaarlijk gaan
zal, waaraan de Heer Serrurier, Weth. van P. W., toevoegt dat de
moeilijkheid hierin gelegen is, dat er voor de A. O. M. geen
aanleiding is deze lijn naar het Concertgebouw, de grens der
gemeente, te verleggen, zolang met N.-Amstel geen overeenstemming is
verkregen. Het preadvies om afwijzend te beschikken werd daarna
goedgekeurd.
27-1-1892
Een 14-jarige jongen, die met nog twee deugnieten bij een
sigarenhandelaar op het Damrak 1000 tramkaartjes ontvreemdde is door
de politie gepakt. Zijn beide jeugdige medehelpers wisten zich uit
de voeten te maken.
30-1-1892
De tramplannen voor Nieuwer- Amstel beginnen op te dagen. De
Heer Alb. L. H. Theijse, oud-ambtenaar der Staatsspoorwegen, thans
te Amsterdam, heeft zich in verbinding gesteld met de Gemeenteraad
van Nieuwer-Amstel, om die gemeente van een tramwegnet te voorzien,
indien de onderhandelingen met de A. O. M. tot geen gunstige uitslag
leiden.
17-2-1892
De Amsterdamsche Omnibus-maatschappij is begonnen met een
maatregel, waarbij, tegen de zomer, enige der oudsten van haar
koetsiers en conducteurs hun vrije dag om de andere Zondag zullen
hebben. Genoemde beambten — voorlopig een tiental — zullen op die
Zondag vervangen worden door losse werklieden. Het voornemen bestaat
de maatregel gaandeweg uit te breiden.
19-2-1892
De sneeuw, die gistermiddag begon te vallen, is in de avond en
de nacht tot een vrij grote massa aangegroeid; de tram moest
gisteravond den dienst al inkrimpen tot op de helft, terwijl de
pekelwagens langs de verschillende lijnen werden gezonden om de
sporen schoon te maken. Zo ook in den loop van de ochtend.
Vanmorgen vroeg werd van stadswege begonnen met het opruimen van de
sneeuw. (…….)
25-2-1892
GEMEENTERAAD.
Zitting van Woensdag 24 Febr.
Verzoek van de Vereniging „Jacob van Lennep" om, naar aanleiding van
een schrijven der Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij, de nodige
vergunning te verlenen tot aanleg van de daarbij bedoelde tramlijn
Westermarkt—Nassaukade—Potgieterstraat-Bilderdijkstraat-Vondelkade.
Gesteld in handen van B. en W. tot preadvies.
26-2-1892
Gisteren is reeds in den Gemeenteraad met een enkel woord gewag
gemaakt van de ontvangst van een missive betreffende een
tramverbinding van het Jacob van Lennepkwartier met het midden van
de stad. Wij vernamen dat daarin de Amst. Omnibus-Maatschappij zich
bereid verklaart, aan te leggen een tramlijn Westermarkt—Nassaukade—Potgieterstraat-Bilderdijkstraat—Vondelkade
(wat het gedeelte Nassaukade—Vondelkade betreft desnoods op een
opzegbare vergunning) mits de gemeente de voor dubbel spoor
benodigde wegbaan ter beschikking van de maatschappij stelt en de
kosten van het op hoogte houden van die baan, van de bestrating of
van de herstrating na eventuele verwijdering der sporen, niet voor
haar rekening komen.
11-3-1892
Vanmorgen, omstreeks half negen viel in de Beursstraat bij de
Dam, door het breken van een as, een grote kar om, die zwaar beladen
was met zakken steenkolen en cokes. Ongelukkig kwam het gebroken
voertuig juist op de tramrails terecht, en daar er heel wat tijd mee
heen ging vóór alles was opgeruimd, kregen de trams een belangrijk
oponthoud. Verscheidene reizigers, die naar het Centraal Station
moesten, zagen zich genoodzaakt de weg daarheen te voet af te
leggen.
15-3-1892
Door de directie der Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij is
Zaterdag in het Café Panorama alhier in het openbaar aanbesteed: Het
bouwen van een remise voor tramwagens naast de bestaande stallen aan
de Brouwersgracht. Ingekomen 22 biljetten; hoogste inschrijving ƒ
19,910; laagste van D. Verbeek en Zoon, alhier à ƒ14,679.
29-3-1892
Zaterdag is de verbreding van de Prins Hendrikkade ter hoogte
van de Schreierstoren voor het verkeer geopend. De scherpe bocht is
nu weggenomen, terwijl de helling veel minder sterk is. Bovendien
behoeven de tramwagens op deze plaats niet langer te wachten door
het dubbele spoor. De oorspronkelijke bestrating ligt thans nog een
Meter hoger dan de nieuwe weg en zal nu worden afgegraven en daarna
opnieuw bestraat. Een gevolg daarvan zal zijn, dat de Schreierstoren,
schijnbaar althans, hoger wordt.
2-4-1892
Gedurende het 1e kwartaal 1892 zijn door de Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij vervoerd : 3,928,384 passagiers, tegen
3,504,329 in hetzelfde tijdvak van 1891.
4-4-1892
Stadsnieuws.
De heren Bos c. s. hebben aan Burgemeester en Wethouders der
gemeenten Nieuwer-Amstel en Uithoorn aangevraagd de concessie tot
het exploiteren van een stoom- of paardentram van de
Rustenburgerstraat (Amsteldijk) langs het Concertgebouw, via
Amstelveen tot Uithoorn en terug, tot het vervoeren van passagiers,
vracht- en koopmansgoederen.
De verbreding der Prins Hendrikkade nabij de Schreierstoren is
nagenoeg voltooid. De aanvulling achter de nieuwe walmuur heeft tot
de volle hoogte plaats gehad, waarna is aangevangen met het
verleggen van de tramrails; ook de leuningen zijn geplaatst, zodat
thans kan worden waargenomen welke grote verbetering het te dier
plaatse door deze verbreding zal ondergaan.
13-4-1892
De verbreding van de Prins Hendrikkade nabij de Schreierstoren
is nagenoeg voltooid. De trams bewegen zich reeds over het op het
verbrede gedeelte gelegde dubbel spoor. Men is nog bezig om door het
vergraven van de bestaande weg deze met het zoveel lager gelegen
nieuwe gedeelte in overeenstemming te brengen.
16-4-1892
De St. Antoniesbreestraat is opgebroken, het ondergrondse
buizennet verlegd, met het leggen van de rails voor de tram komt men
deze week gereed en met de asfaltering zal na Pasen begonnen worden.
Men beeft in die druk bezochte winkelstraat met lofwaardige spoed
gewerkt en de communicatie was, met het oog vooral op de belangen
der winkeliers, weinig of niets gestoord.
18-4-1892
Officiële Kennisgeving
Ter secretarie zijn ter lezing gelegd:
……………………………
263. Voordracht tot financiële regeling van het door de
Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij, ingevolge art. 5 der concessie,
aan de gemeente uit te keren bedrag voor de werken, ten behoeve van
den oostelijke en westelijke verkeersweg uit te voeren.
De uitgaven wegens aankoop der percelen Nienwezijds Voorburgwal,
nodig voor de aanleg van de westelijke verkeersweg, ad ƒ75,500, en
die voor het dempen der Rozengracht, ten bedrage van f 175.000,
worden geregeld uit opbrengst gemeente-eigendommen en door af- en
overschrijving uit e post Schulddelging, dienst 1889.
Daarentegen werd de eerste uitkering ad ƒ150,000 van het vermelde,
door de Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij verschuldigde bedrag ad ƒ
1,500.000, geregeld op den post Schulddelging, dienst 1890.
In verband hiermede hebben B. en W. op de suppletoire begroting,
tegenover het resterende bedrag ad f 1,350,000 in ontvangst, in
uitgaaf gesteld alsnog een bedrag van ƒ 100,500 voor schulddelging,
en de som van ƒ 1,249,500 voor de overige ingevolge de aan de
Maatschappij verleende concessie uit te voeren werken.
20-5-1892
GEMEENTERAAD.
(Zitting van Woensdag 18 mei, 's nam. 1 uur) (Vervolg.)
De Voorzitter deelde hierna mede, (……..)
Alsnu kwam de Agenda aan de orde.
(…………….)
263. Voordracht tot financiële regeling van het door de
Amsterdamsclie Omnibus-Maatschappij aan de gemeente uit to keeren
bedrag voor de werken, ten behoeve van den oostelijke en westelijke
verkeersweg uit te voeren. Van het door de A. O. M. verschuldigde
beding ad ƒ1,500,000 was de eerste uitkering ad ƒ 150,000 tot
schulddelging aangewend.B. en W. stellen voor van het resterende
bedrag ad ƒ 1,350,000 een bedrag van ƒ 100,500 te besteden tot
schulddelging en de som van ƒ 1,249,500 voor de overige ingevolge de
aan de Maatschappij verleende concessie uit te voeren werken.
Aangenomen.
(………)
2-6-1892
In verband met de weldra aan te vangen asfaltering van de
Haarlemmerdijk is men begonnen met het leggen van hulpsporen voor de
tram.
Maandagmiddag is een klein meisje op de hoek van Spuistraat en
Paleisstraat bij de rails gevallen, juist toen er een tram aankwam.
Het kind werd door het paard geraakt, maar kwam niet onder de wagen,
doordat de koetsier nog tijdig met alle kracht remde. Een
geneesheer, die in de nabijheid voor zijn raam ooggetuige was van
het geval, verbond het meisje, dat gelukkig alleen aan een been een
weinig ernstig was gekwetst en in een naburige slagerswinkel was
gebracht, waarna het door den vader naar de ouderlijke woning op de
Warmoesgracht werd gedragen.
Dit moge andere ouders een les zijn om hun kinderen op deze drukke
hoek niet zonder toezicht te laten.
3-6-1892
Ter secretarie zijn ter lezing gelegd:
No. 336. Voordracht om, ingevolge een klacht, door bewoners van de
St. Anthoniesbreestraat tot B. en W. gericht over de bezwaren, die
zij van de tramaanleg zullen ondervinden bij het lossen en laden van
goederen in de bergplaatsen van hun percelen, over te gaan tot het
leggen van een vaste brug van het uiteinde der Snoekjesgracht naar
de Gedempte Rotterdammer Sloot. Daardoor wordt dan tevens het
voordeel verkregen, dat dit geheel afgesloten deel van de openbaren
weg goed bereikbaar wordt.
De P. C. Hooftstraat vlagt niet, hoewel er enige reden voor zou
wezen: de schutting in de Hobbemastraat is weggebroken en een aantal
werklieden is bezig de weg in goede toestand te brengen.
10-6-1892
Gedurende de Pinksterdagen werd door de Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij vervoerd: des Zondags 67,000, des Maandags
99,608 personen. Door de Hollandsche Spoor werden van hier op beide
dagen vervoerd 60,000 reizigers. Per Staatsspoor vertrokken van het
Centraalstation 8465 personen. Op de lijnen der Noord-Hollandsche
Tramweg- Maatschappij werden gedurende beide dagen vervoerd 3490
reizigers.
11-6-1892
Naar aanleiding van een advertentie (zie boven), in dit nummer
voorkomende, omtrent de nieuwe tramlijn Centraal-Station—Weesperzijde,
die Zaterdag a. s. geopend wordt, en het tarief, dat voor die lijn
is vastgesteld, delen wij het volgende mede.
Ongeveer elke 6 minuten zal in beide richtingen een tramwagen
vertrekken: van het Centraal-Station van 's morgens 8.20 tot 's
avonds 11.30 en van de Weesperzijde van 's morgens 8 tot 's avonds
11.10 uur. Het tarief op de lijn zelf is 10 cent per rit (of een
tramkaartje van 6 ½ cent) en 12 ½ cent voor een retour of
overstapkaartje. Voor het traject Weesperzijde—Amstelhotel blijft
het tarief van 5 cent van kracht, terwijl voor het verkeer
Weesperzijde—Sarphatistraat—Dam speciale abonnementskaartjes in
boekjes van 25 stuks verkrijgbaar zijn. Deze kaartjes zijn dubbel en
gelden alleen op dit traject; de prijs ervan is ook 6 ½ cent. In 't
vervolg kan men dus niet meer met een gewoon kaartje van de Dam naar
Schollenbrug trammen, doch alleen met een speciaal dubbel kaartje,
ook natuurlijk tegen betaling van 10 cents. Speciale dubbele
retourkaarten zijn voor 12 ½ cent eveneens op dit traject
verkrijgbaar.
De laatste proefrit op de nieuwe lijn had hedenmorgen in
tegenwoordigheid van enkele gemeenteautoriteiten plaats; hij
slaagde, evenals de vorige proefritten, naar wens.
15-6-1892
Men maakt ons opmerkzaam op de wenselijkheid van het oprichten
van een wachthuisje op het Tulpplein, ten behoeve van de personen
die op deze tochtige hoek een aansluitende tram afwachten. Wij
twijfelen niet, dat de Amsterdamsche Omnibus-Maatschappy het hare
zal doen om aan deze wens gehoor te geven.
20-6-1892
BRIEVENBUS.
Een bewoner van de Weesperzijde drukt zijn vreugde uit over de
laatste uitbreiding van het net der Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij. Vooral juicht hij de bepaling toe, dat men nu
van Schulpbrug naar het Centraal-Station kan rijden voor een gewoon
abonnementskaartje.
Daar staat tegenover, dat hij zeer teleurgesteld is door de
omstandigheid, dat men nu niet eveneens van de Weesperzijde naar de
Dam kan rijden onder een gelijk tarief, tenzij men een boekje koopt
met 25 coupons voor ƒ 1.62½. De kleine burgerman koopt zulk een
boekje niet, omdat hij zoveel geld niet tegelijk kan missen, en
wordt dus gedwongen een kaartje van 10 cent in de tram te kopen.
Hij is overtuigd uit veler naam te spreken door er op aan te
dringen, dat de directie de bepaling laat vervallen, „dat de
kaartjes uit het couponboekje door de conducteur moeten worden
gescheurd."
Voorts hoopt hij, dat de maatschappij er toe zal besluiten, ook een
gewoon kaartje voldoende te verklaren voor een rit van de
Weesperzijde naar het Leidscheplein.
Het is de inzender wellicht niet bekend, dat de directie intussen
een andere wijziging bracht in het tarief, doordat nu in beide
richtingen retourkaartjes worden afgegeven op het traject Dam—
Weesperzijde. Vroeger kon dit alleen in de richting Weesperzijde—Dam.
Voor de bewoners van de middenstad is dit een verbetering.
22-6-1892
Verplaatsing markt van Nieuwmarkt naar Waterlooplein.
B. en W. schrijven in hun voorstel dienaangaande: “Nu de tramlijn
Centraalstation—Weesperzijde geopend is, meenden wij, ook met het
oog op de veiligheid van het verkeer langs de overvolle Nieuwmarkt,
de verplaatsing niet langer te mogen uitstellen en hebben wij daarom
tot die verplaatsing op 4 Juli e. k. besloten.”, en “Van de nieuwe
tramdienst Centraal Station— Weesperzijde wordt druk gebruik
gemaakt, wel een bewijs dat daaraan behoefte bestond.”
24-6-1892
Door de heren A. W. de Flines en J. F. von Glahn is een brochure
uitgegeven, waarin opnieuw de aandacht gevestigd wordt op het
ontbreken van flinke verkeerswegen in Amsterdam. Zij hebben in hun
fraai uitgevoerde brochure (verschenen bij Scheltema en Holkema's
Boekhandel), onder de titel: “De Amsterdamsche boulevards”, hun
denkbeelden uiteengezet over een brede verbindingsweg, lopend van de
Museumterreinen tot het Centraalstation. Dat zou zijn de
Museumstraat, lopende van het Museum door de Spiegelstraten, dwars
door de Kalverstraat, naar het Rokin tegenover de Nederl. Bank, en
verder over het (gedempte) Rokin en Damrak, als Stationsboulevard
naar het station.
Dit zou een uitgaaf van ongeveer 3 miljoen vereisen. Een tweetal
plattegronden, een van deze hoofdweg afzonderlijk, en een andere,
bevattende het algemeen plan van hervorming, waarin ook deze weg
voorkomt, zijn aan het boekje toegevoegd. De schrijvers hebben op
deze door hen geschapen verkeersweg zich ook een tram gedacht, en
wel een electrische tram.
29-6-1892
De Amsterdamse Boulevards.
In de brochure van de heren A. W. de Flines en J. F. von Glahn (zie
bij 24-6), onder bovenstaande titel uitgegeven bij Scheltema en
Holkema's Boekhandel, wordt in hoofdzaak het denkbeeld ontwikkeld om
grote en brede verkeerswegen aan te leggen, omdat daardoor alleen de
nieuwe wijken in nauw verband zullen blijven met de oude stad. Thans
is geen enkele nieuwe wijk door een behoorlijke toegang met de
middenstad verbonden, waar evenmin voldoende verkeerswegen zijn. Het
gemeentebestuur behoort bij de aanleg van nieuwe wijken in de eerste
plaats te zorgen voor goede verkeerswegen, want daardoor alleen
zullen de wijken fraaier en grootser worden. Wanneer men er later
toe overgaat zijn de prijzen zeer gestegen en zal alleen door
onteigening kunnen worden verkregen, wat vroeger vanzelf had kunnen
geschieden.
Hiervan uitgaande hebben de schrijvers op de plattegrond van
Amsterdam een viertal grote wegen aangegeven. In de eerste plaats
herinneren zij aan de zoogenaamde westelijke verkeersweg, waardoor
een behoorlijke communicatie zou worden verkregen met de schier
afgesloten wijk buiten de Raampoort. Volgens dit plan, dat, zoals
men weet, reeds een gedeeltelijke uitvoering kreeg door den bouw van
de Kinkerbrug en de demping der Elandsgracht, zullen de Raam- en
Rosmarijnstegen moeten verbreed worden. De schrijvers wensen dezen
weg echter niet, zoals men vroeger voorstelde, te laten eindigen op
de Voorburgwal. Dit zou een misplaatste zuinigheid zijn. De St.
Luciënsteeg immers, met hare trottoirs, juist breed genoeg voor één
baan, heeft zeker verbreding nodig en de Duifjessteeg, met een
breedte van 1.76 M., is zeker geen voldoende verkeersweg. Zij
stellen daarom voor, de weg te verlengen tot het Rokin, de
toekomstige Stations-boulevard, die de slagader van het verkeer moet
worden in hun plan.
Het is duidelijk, dat de andere aanstaande verkeersweg, die over de
Rozengracht door de toekomstige Raadhuisstraat tot achter het
Paleis, volkomen in dit plan past.
Intussen moet ook het verkeer in oostelijke richting verbeterd
worden, en daartoe stellen zij een nieuwe breden weg voor, lopende
van het Rokin over het Rusland naar de Plantage en aldaar samen
vallende met een noordwestelijke boulevard, welke begint in de
Westerstraat, de drie grachten loodrecht snijdt en ten slotte op het
Damrak, ter hoogte van de Oudebrugsteeg, uitkomt, om vandaar weer in
rechte lijn te worden voortgezet langs de Oude Waal, om ongeveer bij
de Parkschouwburg te eindigen. De Plantage wordt op deze wijze langs
twee verschillende wegen met het hart der stad verbonden en vandaar
verder met het zuidwesten, het westen en het noorden.
Hoofdzaak in het gehele plan is natuurlijk de grote weg, welke de
Museumwijk met het middengedeelte der stad moet verbinden, om daar
aan te sluiten aan de Stationsboulevard Rokin-Damrak. De ene is dan
een voortzetting van de andere weg en tezamen vormen zij de kortste
verbinding tussen de beide bouwwerken van Dr. Cuypers.
De weg is toch niet volkomen recht, maar heeft flauwe bochten. Hij
begint op het Rokin tegenover de Nederlandse Bank en heeft daar een
breedte van 25 meter, zodat de kruising van de Kalverstraat door een
tram geen bezwaar zal opleveren. Tussen Kalverstraat en Singel zal
een wenselijke opruiming worden gehouden in de steegjes van het
Klooster, en de gevangenis komt aan de achterzijde aan een brede
straat te liggen. Na overbrugging van het Singel en doorbraak tot
aan de Heerengracht, met overbrugging dezer gracht, is hiermede de
directe verbinding reeds tot stand gebracht, ook zonder verbreding
der Spiegelstraten, al zou het wenselijk zijn, daartoe reeds
onmiddellijk over te gaan onder andere omdat daardoor langs den
gehele weg dubbel tramspoor kon worden gelegd en de weg een fraaier
karakter zal verkrijgen. Technische bezwaren zijn hiertegen niet in
te brengen, menen de schrijvers, maar de financiële bezwaren
ontveinzen zij zich niet. Zij willen daarom de kosten voor de
grotere werken verdelen. zoals ook geschiedt bij de westelijke
verkeersweg, waar de Gemeente, het Rijk en de Arnsterdamsche
Omnibus-Maatschappij als direct belanghebbenden bijdragen.
De schrijvers trachten met sprekende voorbeelden aan te tonen, dat
een directe tramverbinding van de Museumterreinen met de Oude stad
en het Centraalstation wel degelijk reden van bestaan heeft, omdat
de tegenwoordige verbinding veel tijdverlies veroorzaakt door de
omwegen en het grote aantal wisselplaatsen in nauwe straten als de
Leidschestraat en de Vijzelstraat. Voor de nieuwe grote
Stationsboulevard hebben zij het oog op een verbinding van
elektrische trams en stellen zich voor, dat de hoofdweg door
Amsterdam eenmaal over zijn gehele lengte elektrisch zal worden
verlicht, en wel op kosten der Trammaatschappij.
In een afzonderlijk hoofdstuk geven de schrijvers financiële
beschouwingen, waarin zij o. a. berekenen, dat voor de aanleg der
nieuwe straat ongeveer 3 miljoen gulden zal worden vereist,
aangenomen dat de onteigeningskosten zullen bedragen ruim 2 miljoen
(vermeerderd met ongeveer f 180,000 aan opbrengst van bouwterrein),
terwijl de aanleg van de Stations-boulevard zal kosten circa f
333,000 en van de Museumstraat circa f 577,450, waarbij nog wordt
gevoegd: aankoop van grond en bouw van een elektrisch station f
45,000 en onvoorziene onkosten tot een gelijk bedrag. De schrijvers
erkennen dankbaar, dat er reeds stappen in de goede richting werden
gedaan. Aan de plantsoenen wordt meer zorg besteed dan vroeger. De
aanleg van het Westerpark kwam gereed en voor die van het Oosterpark
heeft men ernstige voornemens. De gapingen in de boombeplanting
werden aangevuld. Het asfaltnet werd reeds belangrijk uitgebreid,
terwijl daarmede nog geleidelijk wordt voortgegaan. De Rozengracht
werd gedempt en de tramkwestie in dat stadsdeel opgelost. De
Elandsgracht werd eveneens gedempt en aan de Marnixstraat is de
nieuwe Groentemarkt in aanleg. De Museumterreinen zullen in
exploitatie komen, zelfs de Beurskwestie werd opgelost, en de entree
der stad zal herschapen worden in een sierlijke avenue. „Er is dus
verbetering merkbaar, de wagen is aan het rollen, maar nu worden
alle krachten vereist om haar rijdende te houden. „De Damrakavenue
echter doorkruist slechts een vierde gedeelte der stad; de door ons
voorgestelde weg — zeggen de schrijvers van deze zeer lezenswaardige
brochure — doorsnijdt haar geheel".
1-7-1892
Gisteravond hield de kiesvereniging: „Burgerplicht," ln het
Gebouw der Maatschappij voor de Werkende Stand, onder leiding van
den Heer A. C. Wertheim, een vergadering, ter behandeling van het
onderwerp: „de tramverbinding van het centrum der stad met de
buurten XX en YY.''
Deze zaak is onlangs in afdeling VIII ter sprake gebracht; toen werd
een motie aangenomen, waarin de noodzakelijkheid werd uitgesproken
van een rechtstreekse tramverbinding van het Van Lennepkwartier en
de omgeving van het Sarphatipark met de Dam en een onderlinge
tramverbinding van beide wijken, en het Gemeentebestuur werd
uitgenodigd, om de beide tramlijnen zo spoedig mogelijk tot stand te
doen komen. Ingevolge een verzoek van de genoemde afdeling werd de
zaak gisteravond in een algemene vergadering behandeld.
De heren Van Niftrik en Jacobs gaven een toelichting van de motie,
waarin zij er o. a. op wezen, dat buurt XX 18,650 en buurt YY
36,427, dus beide buurten tezamen ruim 55,000 inwoners tellen, dat
is meer dan 1/10e van de gehele bevolking van Amsterdam. Een
stadsgedeelte met zulk een zielental, gevormd door personen, die
meestal hun werkkring in de oude stad hebben, kan niet langer van
een doelmatige tramverbinding met het centrum verstoken blijven. Het
is een fout van het Gemeentebestuur, dat het niet reeds, evenals
alle grote steden, in deze behoefte voorzien heeft, door de
bestaande verkeerswegen in de oude stad, die aansluiten aan de
nieuwere gedeelten, te verbreden en zo het leggen van tramlijnen
mogelijk te maken. Dit is een verkeerde zuinigheid, waarmede in het
algemeen belang, d. w. z. in het belang zowel van bewoners van de
oude als van de nieuwe stad, gebroken moet worden. De spr. drongen
er op aan, dat de vergadering de motie van afd. VIII bekrachtigen
zou en haar daarna opzenden naar het Gemeentebestuur. De Voorzitter
herinnerde er aan, dat het tot stand komen van de verbinding v.
Lennepkwartier met de Dam reeds in voorbereiding was en alleen
wachtte op de nodige onteigeningswetten. Daarom diende deze lijn wel
afgescheiden te worden van de andere in de motie gevraagde
verbinding Amsteldijk—Haarlemmerpoort. Door verschillende sprekers,
meest bewoners van de wijken XX en YY, werd hierna het woord
gevoerd. De meesten waren van oordeel, dat de hoofdzaak was het tot
stand komen van een onderlinge verbinding van die buurten. Men
meende, dat de moeilijkheid om te geraken tot een directe verbinding
van de Amsteldijk met de Haarlemmerpoort gelegen was in het
improductieve van deze lijn, waarvoor bezwaarlijk een concessionaris
te vinden zou zijn en waarom dus de gemeente de A. O. M. moest
gelasten haar aan te leggen. Van andere zijden werden bezwaren
aangevoerd tegen het doen van dergelijke besliste eisen aan de
gemeente, met welke zienswijze het bestuur het eens was, waarom de
Heer Wertheim dan ook voorstelde, dat de vergadering aan het bestuur
zou opdragen om — daar toch over de wenselijkheid en de
noodzakelijkheid van de bedoelde verbindingen, zoowel die met het
centrum als van de buitenwijken onderling, allen het eens waren —
zich in die geest tot het Gemeentebestuur te wenden.
Dat voorstel mocht, na nog enig debat, de goedkeuring wegdragen,
zodat het bestuur van „Burgerplicht" zich tot de Raad zal wenden met
het verzoek, om zo spoedig mogelijk alles in het werk te stellen,
wat strekken kan om een tramverbinding van de buurten XX en YY
onderling en van elk dezer buurten met het centrum der stad tot
stand te brengen.
2-7-1892
Gedurende het 2e kwartaal van 1892 zijn door de Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij vervoerd: 4,815,092 passagiers, tegen 4,507,507
in hetzelfde tijdvak van 1891. Totaal van 1 Januari af 8,743,476
passagiers, tegen 8,011,883 in het vorige jaar.
Omstreeks half twaalf werd in de Hoogstraat …….. een troepje volk
door de politie uiteengejaagd en ontstond enig gedrang, toen de
politie, ongeveer twaalf agenten sterk een dronken koetsier wilde
meenemen, die echter door de menigte werd vastgehouden en ontzet.
Kort te voren was op het Rokin nog een samenscholing ontstaan
tengevolge van het springen van een soort voetzoeker, welke op de
tramrails was gelegd en die met een luiden knal ontbrandde, toen een
der laatste tramwagens daarover reed, een geval, dat intussen meer
vrolijkheid dan ontsteltenis veroorzaakte.
5-7-1892
Uit het (gemeentelijk) jaarverslag over 1891:
Vermeldde het vorig jaarverslag (dat over 1890 dus), dat de met het
asfalteren der Reguliersbreestraat genomen proef goede uitkomsten
heeft gegeven, zo heeft ook de asfaltaanleg in de Leidschestraat in
1891 geen bezwaren opgeleverd voor het tram- en gewone rijverkeer.
8-7-1892
Ter Secretarie zijn ter lezing neergelegd :
No. 402. Voordracht van B. en W., om goed te keuren een nieuwe
concessie door de gemeente Nieuwer-Amstel aan de A. O. M. te
verlenen, en in verband hiermede aan de A. O. M. machtiging te
verlenen tot het verlengen en wijzigen van de tramlijnen: a.
Dam—Vondelstraat met dubbel spoor langs de R. C. Kerk tot aan de
grens der gemeente in de Vondelstraat; b Dam—P. C. Hooftstraat door
de Van Baerlestraat en de Willemsparkweg, met dubbel spoor tot aan
de grens der gemeente m laatstgenoemde weg.
14-7-1892
GEMEENTERAAD.
(Zitting van Woensdag 13 Juli ’s nam. 1½ uur).
Bij de ingekomen stukken is een exemplaar der brochure van A. W. de
Flines en J. F. von Glahn, getiteld: „de Amsterdamsche Boulevards."
De Heer Ankersmit vestigt de aandacht van B. en W. op deze brochure
en verzocht dat zij in handen wordt gesteld van de hoofdambtenaren
van P. W. De Voorzitter verzekert, dat de inhoud van de brochure
niet aan de aandacht van B. en W. ontgaan is.
Besloten werd de brochure ter visie te leggen.
Verder een mededeling door de Kiesvereniging „Burgerplicht" van een
in een vergadering van die vereniging aangenomen motie betreffende
het openen van een rechtstreekse tramverbinding, niet alleen met het
centrum der stad, maar ook onderling tussen de verschillende
buitenwijken. Besloten werd deze te behandelen bij de desbetreffende
voordracht.
15-7-1892
GEMEENTERAAD.
(Vervolg der Middagzitting.)
402. Voordracht om 1. de Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij te
machtigen tot het aanvaarden van een concessie, haar onder zekere
voorwaarden door de gemeente Nieuwer-Amstel verleend, en 2. de
tramlijnen Dam—Vondelstraat en Dam—P. C. Hooftstraat te verlengen en
te wijzigen. Goedgekeurd.
18-7-1892
Het adres, door het personeel van de Amst. Omnibus-Maatschappij
aan de Directie gericht, luidt als volgt:
(Aan) De Weledele Heer K. H. Schadd, Directeur der Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij, Alhier.
WelEdele Heer!
De ondergetekenden, allen conducteurs en koetsiers der „Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij," veroorloven zich met bescheidenheid enige
ogenblikken uw aandacht te verzoeken voor de navolgende regelen,
overtuigd van uw belangstelling voor hun belangen, zo nauw verwant
aan die van uw Maatschappij. Prijs stellende op hun betrekking,
meenden zij nochtans enkele grieven onder uw aandacht te mogen
brengen en besloten daarom tot het houden van een bijeenkomst, ten
einde door onderlinge bespreking te komen tot het gewenste doel.
Donderdagavond, na afloop van de dienst, heeft die bijeenkomst in
het lokaal “D' Geelvinck" plaats gehad ; zij leidde tot het nemen
van een besluit, om met bescheidenheid, maar met de meesten ernst
tot u te komen met het beleefd verzoek enige verandering, beter
gezegd : verbetering, te willen brengen in hun dienst. Zij gronden
dit verzoek op de volgende overwegingen :
1°. Dat zij sedert begin Juni slechts één, sommigen van hun in het
geheel geen vrije dag hebben gehad,
2°. Dat zij in 1891 vrij geregeld konden rekenen op drie vrije dagen
in de maand, voorzeker niet te versmaden na een dagtaak, die hen
noopt des ochtends te 7.15 hunne woning te verlaten, binnen welke
zij, op zijn vroegst, te circa middernacht terugkeren, behoudens de
schafttijd van p. m. 90 minuten, terwijl zij om de vier dagen van 12
tot 4.30 uur des namiddags moeten aflossen.
Beleefdelijk menen zij daarom u te mogen verzoeken de dienst zodanig
te willen regelen, dat zij :
a. Na 2 dagen rijden, de derde dag slechts drie wagens behoeven af
te lossen, de zesde dag eveneens en de negende dag geheel vrij zijn,
met de bepaling, dat de koetsier of conducteur, die wegens ziekte
van anderen op die negende dag moet aflossen, zal worden uitgekeerd
het ziekengeld van degene, in wiens plaats hij dienstdoet.
b. Eenmaal per jaar, met behoud van traktement, op een verlof van
vier dagen mogen rekenen, met bepaling, dat, zo er verschillende
aanvragen tot verlof gelijktijdig inkomen, de oudste in dienstjaren
het eerst in aanmerking komt.
Met vertrouwen stellen zij hun verzoek in uw handen, overtuigd dat
op hun bescheiden wensen gunstig zal worden beschikt.
Met ware hoogachting tekenen, Weledele Heer! UEd. Dienstwillige
Dienaren,
Volgen de Handtekeningen.
Gelijk men uit het Gemeenteraadsverslag gezien heeft is de
doortrekking van de tramlijnen Dam—Vondelstraat en Dam—P. C.
Hooftstraat goedgekeurd. Er zal echter nog wel enige tijd mee
heengaan vóór men tot de uitvoering van het besluit zal kunnen
overgaan, aangezien ook de goedkeuring van de Ged. Staten een
vereiste is.
25-7-1892
De koetsiers en de conducteurs van de tram, die verleden week
tot de directeur van die instelling enige verzoeken richtten om meer
vrijen tijd, hebben heden antwoord ontvangen. De verzoeken, zoals ze
gedaan waren, konden niet ingewilligd worden, maar de Directie heeft
maatregelen toegezegd om de zondagsdienst volledig in te voeren.
Tot dusver profiteerden alleen de oudere koetsiers en conducteurs
van den vrijen dag om de 14 dagen.
6-8-1892
De heren Bos c. s. (van Woustraat) hebben concessie aangevraagd
voor de aanleg van een stoom- of elektrische tramlijn, tot het
vervoer van passagiers en goederen, van Nieuwer-Amstel, Amsteldijk,
langs de Amstel, via Ouderkerk tot Uithoorn, en terug.
15-8-1892.
Ter secretarie is ter lezing neergelegd :
477. Nota van het Raadslid Dijkmans, waarbij hij verklaart te
volharden bij zijn vroeger uitgesproken mening, dat het volgen van
den thans ingeslagen weg niet zal voeren tot het doel, om zo spoedig
en zo voordelig mogelijk de tramlijnen, welke voor de buitenwijken
wenselijk worden geacht, tot stand te brengen.
Hij meent, dat men zal moeten overgaan tot aanleg en exploitatie
voor rekening der gemeente. De bezwaren kunnen uit de weg geruimd
worden, wanneer men de onderneming regelt op dezelfde wijze als bij
het Amsterdamse Entrepotdok; nl. met een zelfstandig bestuur, onder
rechtstreeks toezicht van een commissie en onder oppertoezicht van
B. en W.
De gemeente, die zelf tramlijnen aanlegt en exploiteert, heeft het
voordeel dat zij gebruik maakt van haar eigen wegen, van hare eigene
werken en dikwijls ook van haar eigen terrein. Voorts geeft de
voorsteller in overweging, te onderzoeken, of toepassing vau
elektriciteit als beweegkracht al dan niet de voorkeur verdient. In
Amerika bestaan reeds meer dan 400 elektrische trambanen en naar
hetzelfde stelsel dat daar het meest toepassing heeft gevonden (het
stelsel van Thomson-Houston met bovengrondse geleidingen) is reeds
een tramlijn in werking te Bremen en éen in aanleg te Brussel. In
ieder geval echter, of na dat onderzoek de keus op paarden of op
elektriciteit als trekkracht valt, een voorzichtig beleid zal
medebrengen, dat niet dadelijk en tegelijkertijd al de door hem
bedoelde lijnen worden tot stand gebracht. Het zou aanbeveling
verdienen, aan te vangen met den aanleg van slechts éen lijn, en
daarvoor komt het eerst in aanmerking de lijn Leidschebosch—Stadhouderskade—
Ferdinand Bolstraat—Jan Steenstraat—Amsteldijk, aansluitende aan een
stoom-pontverbindiag met de Weesperzijde. Zij is lang 2600 M en
daarin komt 2300 M dubbel spoor.
De kosten van aanleg, enz. van die lijn worden door de voorsteller
geraamd als volgt: bovenbouw ƒ 74,000 ; stal, remise en bijgebouwen
ƒ 95,000; rollend en varend materieel en trekkracht ƒ 66,620 ;
uniformen, tuigen, gereedschappen, meubilair, enz. ƒ 10,000;
onvoorzien en opzicht bij de aanleg ƒ 14,380, totaal ƒ 260,000.
De voorsteller onthoudt zich van een raming van opbrengst en
exploitatiekosten. Alleen herinnert hij aan de indertijd overgelegde
staat der Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij. Al werd op de lijn
Amsteldijk—Leidschebosch slechts de helft der daarin vermelde
zuivere opbrengst verkregen, dan zou zij nog bedragen 6.65 pCt. van
het kapitaal, benodigd voor aanleg en installatie. De Heer Dijkmans
stelt derhalve voor te besluiten ;
1. Voor rekening der Gemeente aan te leggen en te exploiteren:
a. een tramlijn Leidschebosch— Stadhouderskade—Ferdinand
Bolstraat—Jan Steenstraat—Amsteldijk, aansluitende aan de hierna te
noemen stoompontverbinding met de Weesperzijde;
b. een tramlijn Haarlemmerplein—Nassaukade—Potgieterstraat—Bilderdijkstraat—Constantijn
Huijgensstraat—Vondelstraat—Tesselschadestraat (desgevorderd —Leidschebosch
;
c. een tramlijn Handelskade (aanvangende noordwaarts van den
overgang van het Oosterspoor)—de Ruijterkade—Stationsplein;
d. een tramlijn Stationsplein—de Ruijterkade—Westerdoksdijk—Barentsztraat—Planciusstraat-Haarlemmerplein;
e. een stoompont, ingericht voor personen- en handkarrentransport,
verbindende de beide Amsteloevers, nabij de standplaats der sub a
genoemde tramlijn.
2. Tot de aanleg van de lijn sub a omschreven en van de stoompont
sub, e bedoeld zal worden overgegaan, zodra, na het onderzoek sub 3°
genoemd, door de Raad zal zijn vastgesteld welke trekkracht zal
worden toegepast. Tot de aanleg van de overige lijnen zal worden
overgegaan op nader door de Raad vast te stellen tijdstippen.
3°. B. en W. uit te nodigen een onderzoek in te stellen of een
exploitatie met paarden, dan wel met elektriciteit de voorkeur
verdient.
2-9-1892
De grote marmeren groep van de beeldhouwer Teixeira de Mattos,
waarvan eergisteren in een bericht over de Driejaarlijksche
tentoonstelling sprake was, werd met grote zorg naar het houten
gebouw op de Pijpenmarkt overgebracht. Het transport van dit
gevaarte van 4000 Kg. mag als een meesterstuk van vervoer worden
beschouwd. De groep verliet des morgens ten zes uur het atelier van
de kunstenaar in de Plantage, werd op een laag wagentje over de
rails van de tram vervoerd tot de Paleisstraat en vandaar, evenals
op de Dam geschiedde, met behulp van noodrails tot aan de plaats van
bestemming, waar het kunstwerk ten tien uur aankwam, gelukkig zonder
enige schade. De A. O. M. had welwillend meegewerkt om het gevaarte
te vervoeren.
14-9-1892
Over een gistermiddag te 5 uren op de tramlijn
Overtoom-Leidscheplein voorgevallen droevig ongeluk schrijft ons de
geneesheer H. P. Schröder: Ter hoogte van het Buitengasthuis reed
ons een houtwagen voorbij ; achter die wagen liepen enige jongens;
een dezer geeft een ander een duw; de jongen valt tegen ons paard,
struikelt, en hoewel de koetsier wanhopende pogingen deed om te
remmen, was op hetzelfde ogenblik het voorwiel diep in de borstkas
van het knaapje gedrongen. Met verenigde krachten tilden wij
onmiddellijk de tram uit de rails, de jongen werd opgenomen, maar ik
kon slechts de dood constateren. Met blozende wangen lag het kind
met gebroken oog daar. Wij allen waren vreselijk ontdaan door deze
plotselinge overgang van bloeiende gezondheid in de dood. Naar
aanleiding daarvan dringt zich vanzelf de wenselijkheid op, dat toch
eindelijk een voldoend toestel mocht gevonden worden, dat personen
of voorwerpen van de rails kan schuiven. Zonder twijfel zou de
Maatschappij dan bereid bevonden worden deze nodige
veiligheidsmaatregel toe te passen.
22-9-1892
Ter Secretarie zijn ter lezing neergelegd :
No. 548. Preadvies van B. en W., waarbij zij voorstellen het verzoek
van Holsheimer c.s., om nog dit jaar te besluiten tot het verlenen
van de concessie aan de Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij voor een
tramverbinding met het centrum der stad, te behandelen gelijk met de
voordracht No. 474 en de nota van de Heer Dijkmans.
27-9-1892
Gisteravond reeds voor half acht zag de Amstelstraat zwart van
de mensen. 't Was er zoo vol van hen, die of naar De Grote Trom of
naar Jeanne d'Arc of naar het Panopticum wilden, dat de trams
stapvoets moesten rijden. Met moeite kon men zich door de menigte
heen werken. Aan de reeks rijtuigen kwam geen einde.
28-9-1892
Op het Rokin werd gisteren een soldaat, die juist met groot
verlof uit Leiden was teruggekeerd, door een tramwagen aangereden.
Met een wond aan 't hoofd werd hij naar het Binnengasthuis gedragen
en van daar met een vigelant naar zijn woning in de Bickerstraat
gebracht.
30-9-1892
Nog altijd schijnt 't, dat vreemdelingen, die er een beetje
anders uitzien dan iedereen, niet ongemoeid in Amsterdam over straat
kunnen gaan. Gisteravond weer was er een heel relletje op de Dam,
waar een troepje, niet alleen straatjongens, maar ook volwassen
mensen, van wie men dit waarlijk niet zou verwachten, zich verdrong
om een paar vreemdelingen, vergezeld van een vrouw, die enigszins
bijzonder gekleed was. De mensen, die op de tram stonden, werden zo
door het nieuwsgierig publiek gehinderd, dat ze zich genoodzaakt
zagen in een vigelante te vluchten en daarmee zo gauw mogelijk weg
te rijden.
8-10-1892
Ter Secretarie zijn ter lezing gelegd:
No. 591. Preadvies van B. en W., waarin zij mededelen, dat zij
nopens het voorstel van de Heer Dijkmans omtrent den aanleg en de
exploitatie van tramwegen niet overtuigd zijn van de wenselijkheid
van een Gemeente-exploitatie en dat zij daarom menen hun voordracht
van 25 Augustus 1891 te moeten handhaven.
Alvorens deze voorstellen in behandeling komen, wensen zij echter
nog preadvies uit te brengen omtrent een adres, ingediend door de
vereniging „Jacob van Lennep", naar aanleiding waarvan de „Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij" zich bereid verklaard heeft tot den aanleg van
een tramlijn Westermarkt— Bilderdijkstraat—Vondelkade. Uit een
bespreking tusschen de Directeur der Omnibus-Maatschappij en de
Wethouder voor de P. W. is gebleken, dat de Maatschappij, zodra de
brug, thans in aanbouw over de Buitensingel tegenover de
Rozengracht, gereed is, bereid zou zijn tot de aanleg van het
gedeelte der haar geconcedeerde westelijke lijn van de Westermarkt
tot de Nassaukade, wanneer zij die, desnoods op een opzegbare
vergunning, mocht verlengen langs de Nassaukade door de Potgieter-
en Bilderdijkstraten naar de Overtoom. Het laatste gedeelte van deze
weg valt dus tezamen met een deel van de eerste lijn van het Cahier
des Charges. Voor de aanleg van de ene zowel als van de andere lijn
is het nodig, dat door Gebr. Van der Beek het over hun terreinen
lopende gedeelte van de Bilderdijkstraat ter beschikking wordt
gesteld. Verder zou de Bilderdijkstraat moeten worden doorgetrokken
over een deel der Gasthuisgronden. De voorwaarden, die de Amst.
Omnibus-Maatschappij stelt voor de aanleg der lijn op een opzegbare
vergunning, schijnen B. on W. niet onbillijk toe. Die voorwaarden
toch, dat de Gemeente de voor dubbel spoor benodigde wegbaan
beschikbaar stelt en de kosten van het op hoogte houden dier baan,
van de bestrating en van de herbestrating na eventuele verwijdering
der sporen voor hare rekening neemt, zijn voor de gemeente uit een
financieel oogpunt niet bezwarend.
13-10-1892
GEMEENTERAAD.
Zitting van Woensdag 12 Oct.
507. Voordr. betreffende de plaats voor een loods waarin tijdens
denverbouw van het Post- en Telegraaf kantoor aan den N. Z.
Voorburgwal de telegraafdienst zal moeten geschieden.
Door het Rijk is aangevraagd om de loods te mogen plaatsen tussen
het te verbouwen postkantoor en het Paleis. B. en W. hebben
hiertegen bezwaar, o. a. omdat de overblijvende rijweg dan slechts ±
6M. breed zal zijn en omdat gedurende de tijd, dat de loods staat
(hetgeen wel twee, zo niet drie jaren zal zijn) van een eventuele
aanleg der trambaan in de Westelijke verkeersweg geen sprake kan
zijn. Zij stelllen daarom voor de loods niet aldaar maar op de N. Z
Voorburgwal tussen de Graven- en St. Nicolaasstraten te plaatsen en
haar aldus in te richten, dat ter weerszijden een rijweg van ± 4 M.
overblijft.
De Heer Mr. Jitta vraagt op welke grond B. en W. voorstellen de
loods kleiner te maken dan het Rijk aanvraagt? De Heer Gerritsen is
het met het voorstel niet eens. Hij acht de bezwaren die B. en W.
hebben tegen de aangevraagde plaats niet gewichtig genoeg om de
loods verder de N. Z. Voorburgwal op te plaatsen, waar zij de
omwoners meer overlast zal doen dan op het tamelijk onbewoonde
gedeelte tussen het Paleis en het Postkantoor.
Weth. Serrurier zegt dat de afstand van de loods tot de huizen toch
altijd 10 M. bedragen zal, dus zoveel last zullen de bewoners van de
loods niet hebben. Bovendien is de Postadministratie en ook die van
de Telegraafdienst in gaan zien dat de loods, zo dicht bij het werk
geplaatst als zij eerst wilde, schadelijk voor de dienst zou zijn,
en kunnen zij zich thans wel met de voorgestelde nieuwe plaatsing
verenigen, ook met de voorgestelde vermindering van de afmetingen
der loods.
De voordracht wordt daarna aangenomen.
20-10-1892
In de Raadszitting van heden komt o. a. in behandeling de
voordracht no. 474 tot aanleg en exploitatie van nieuwe Tramlijnen.
(Zie voor de inhoud hiervan 27 en 28-8-1891)
Door de Raadsleden Treub, Gerritsen, Nolting en Muller zijn op de
voordracht de volgende amendementen ingediend:
1. Toe te voegen aan art. 10 (betreffende de dienstregeling) een
nieuwe alinea van de volgende inhoud: “Des morgens van af een door
B. en W. te bepalen uur tot het, overeenkomstig de voorafgaande
alinea vast te stellen, uur van aanvang van den gewonen dienst,
worden de door B. en W. aan te wijzenlijnen, op de in overleg met
hen te bepalen wijze tegen de helft van het vast te stellen tarief
geëxploiteerd."
2. In art. 13 (uitkering aan de Gemeente) in plaats van het daar
voorkomende te lezen: „Vijftig pCt. van hetgeen in eenig jaar van de
netto-winst overschiet na aftrek voor dat jaar van vier pCt. over
het gestorte kapitaal der volgens art. 22 dezer concessie te
stichten vennootschap, en voor alle voorafgaande jaren van hetgeen
minder zal zijn behaald dan vier pCt. van dat kapitaal, totdat het
aandeel van den concessionaris in de netto-winst van dat jaar, na
aftrek van hetgeen voor alle voorafgaande jaren minder dan vier pCt.
per jaar van het gestorte kapitaal zal zijn behaald, zeven pCt. van
dat kapitaal bereikt; en vijf-en-zeventig pCt. van het meerdere."
3. In de plaats van de tweede alinea vau art. 21 (omtrent de
verzekering tegen ziekte en voor pensioen) te lezen: „De
concessionaris zorgt voor de verzekering van zijn personeel tegen
ziekte en voor pensioen, en draagt in de daarvoor te betalen premiën
volgens door B. en VV. goed te keuren regelen bij." En
4. in te voegen een nieuw artikel: „Art. 12*. De concessionaris
stelt ten genoegen van B. en VV. regelen vast betreffende het bedrag
en den termijn van uitbetaling van het loon, den arbeidsduur en de
rusttijden per etmaal en de vrije dagen van zijn personeel. Deze
regelen zullen niet anders dan met goedkeuring van B. en W.
gewijzigd mogen worden. Indien de concessionaris iemand van zijn
personeel beboet, schorst of anders dan op verzoek ontslaat, zal hij
verplicht zijn de reden daarvan aan den betrokken persoon op te
geven. De betrokkene kan over de hem opgelegde straf zijn beklag
indienen bij B. en W. Dezen hebben, indien zij oordeelen dat geen
voldoende redenen voor de straf aanwezig zijn, het recht, ten laste
van den concessionaris, de boete geheel of ten deele kwijt te
schelden, den geschorste over den tijd van schorsing een deel of het
geheel van zijn loon te doen uitbetalen of den ontslagene een
schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van ten hoogste 2/3
van zijn weekloon gedurende niet langer dan éen jaar. De
concessionaris zal zich aan de uitspraak van B. en W. hebben te
onderwerpen."
De Raadsleden Hovy, Heemskerk, Fabius en v. Waterschoot v. d Gracht
dienden de volgende amendementen in:
Aan art. 10 betreffende de dienstregeling toe te voegen: „De
dienstregeling voor het vervoer op Zondag zal zoodanig zijn, dat op
dien dag slechts het halve aantal ritten gemaakt worde van de andere
dagen der week."
In art. 11 ad b. het bepaalde omtrent abonnementskaartjes en de
enkele vaart per stoompont te lezen: In plaats van „ten hoogste ƒ3
per persoon", “ƒ 1.5. per persoon", en van „5 cents per handkar of
kruiwagen met éen begeleider", 2½ cents per handkar of kruiwagen met
éen begeleider." In art. 13, 2e al. (uitkering aan de gemeente) te
lezen: „Voor het prelevement over het gestorte kapitaal, vijf
percent, in plaats van zes percent."
De hh. van Hall, Everwijn Lange, Becker en Moltzer stellen voor in
de concessie (art. 21) de volgende alinea in te voegen: „De
concessionaris draagt zorg zoveel personeel in dienst te hebben, dat
het om de andere week in het genot van een vrijen Zondag kan worden
gesteld."
Door de [Heer Dgkmans wordt voorgesteld de in de voordracht van B.
en W. genoemde vier lijnen en de stoompont van gemeentewege aan te
leggen en te exploiteren. Dit lid stelt tevens voor B. en W. uit te
nodigen een onderzoek in te stellen of een exploitatie met paarden
dan wel met elektriciteit de voorkeur verdient.
21-10-1892
GEMEENTERAAD.
Zitting van Woensdag 19 Oct., Aan de orde is
474. Voordracht tot vaststelling der bepalingen, volgens welke de
gemeente concessie wenst te verlenen tot het leggen, hebben en
exploiteren van enige tramwegen op de openbare gemeentegrond en van
een stoompont in het openbaar gemeentewater, met de daarop
ingediende amendementen, voorstellen en adressen.
De Heer Dijkmans verkrijgt het woord ter toelichting van zijn
voorstel, om de wenselijk geachte lijnen te doen aanleggen en
exploiteren van gemeentewege. Na een overzicht gegeven te hebben van
de geschiedenis der verschillende tramvoordrachten in de raad, zei
spr. dat hij, ondanks alles, de moed had behouden om zijn voorstel
te handhaven. Sedert de laatste behandeling is de Raad echter
belangrijk in zijn samenstelling veranderd, en getuigd moet worden
dat Burg. en Weth. de zaak van de aanleg van nieuwe tramwegen geen
stap verder hebben gebracht. B. en W. zeggen wel dat zij van de
noodzakelijkheid van eigen exploitatie nog niet overtuigd zijn, doch
zij hebben toch vrijwel hun aanvankelijke voordracht losgelaten.
Roekeloos acht spr. het thans paardentrams in de buitenwijken aan te
leggen, vóór de Raad zich heeft uitgesproken over elektriciteit als
beweegkracht. Te meer nu het spr. bekend is dat de A. O. M.
toebereidselen maakt om aan te vragen de vergunning om elektriciteit
toe te passen op al hare lijnen. Spr. betreurt het dat B. en W. zijn
voorstel met zo weinig ernst ontvangen hebben. Spr. blijft van de
wenselijkheid van gemeente-exploitatie ernstig overtuigd. Men dient
een proef te nemen, vooral daar eerlang wellicht de waterleiding en
later ook de gasfabricatie door de gemeente in eigen beheer zal
moeten genomen worden.
De Voorzitter stelt voor, dat het allereerst een punt van overweging
zal uitmaken of de tram al of niet van gemeentewege zal worden
geëxploiteerd. Dan kan men later de details, d. w. z. de
wenselijkheid van sommige lijnen boven andere, bespreken.
De Heer S. W. Jitta acht het voorstel-Dijkmans niet praktisch. Op
deze wijze zal men nog zeer lang op een tram in de buitenwijken
moeten wachten. Spr. zet uiteen op welke gronden hij
gemeenteambtenaren niet geschikt acht om een tram te beheren, naar
de wijze waarop de Heer Dijkmans blijkens de schriftelijke
toelichting tot zijn voorstel, meent dat dit geschieden moet. In
plaats van een winstgevende zal men dus een zeer noodlottige
onderneming in het leven roepen. Dat de A. O. M. zo voordelig
exploiteert, komt vooral omdat zij zulk een uitnemende directie
heeft. In Kotterdam, Den Haag, en door den Oosterstoomtram — en dit
zijn zowat de beste tramwegen in ons land — worden veel lagere
dividenden uitgekeerd. Hetzelfde geldt voor Frankfurt, Parijs, Wenen
en Londen. Spr. waarschuwt ernstig tegen gemeente-exploitatie.
De Heer Dijkmans merkt op, dat de A. O. M. van de voorgestelde
lijnen alleen begeert de lijn Amsteldijk—Leidscheplein. En nu meent
ook spr. dat, als de gemeente exploiteert, de opbrengst van die door
de A. O. M. voordelig geachte lijn in staat zal zijn het verlies te
dekken, dat vermoedelijk zal geleden worden op de overige lijnen.
Ook spr. meent dat aan het hoofd van de gemeentetram een bekwaam
directeur moet staan, maar dezen zullen B. en W. wel weten te
vinden, vooral thans na een jarenlang bestaan van tramwegen in ons
land. Spr. meent dat de trams te Rotterdam en Den Haag voorbeelden
zijn van de manier waarop een tram niet behoort beheerd te worden en
dat daaraan het ongunstige resultaat moet worden toegeschreven. Spr.
gelooft dat de toestand der gemeentefinanciën — waarop men zich
thans beroept om gemeentelijke exploitatie tegen te houden — veel
beter zou zijn als men reeds vroeger de monopolies had afgeschaft en
ondernemingen als tram-, gas- en waterleiding in gemeentebeheer had
genomen.
De Heer v. Nierop meent dat de Heer Dijkmans had moeten voorstellen
allereerst te onderzoeken of men al of niet elektriciteit zal
aanwenden. Eerst besluiten dat van gemeentewege geëxploiteerd zal
worden en daarna dan uit te maken hoe, noemt spr. „de paarden achter
de tram spannen". ... Een stem: Welnu, dat is hetzelfde als ervoor.
.. . De Heer v. Nierop gaat voort en zegt dat het de raad
onverschillig kan zijn hoe elders de tram beheerd wordt. De vraag is
hoe dit hier zal geschieden en nu gelooft de Heer Dijkmans zelf dat
de lijnen niet allen renderen. Welnu, dan gaat spr. niet mee met het
voorstel om die slechte lijnen in eigen beheer over te nemen. Spr.
gelooft dat in het algemeen een Maatschappij dergelijke zaken beter
beheert dan de gemeente. Men heeft het gezien aan de gemeente
veetransportwagens Daarmede zijn zeer onvoordelige resultaten
verkregen. Spr. had het kunnen begrijpen als voorgesteld werd de
gehele A. O. M. te naasten, maar het voorstel dat de Heer Dijkmans
doet, begrijpt spr. niet. Behalve het genoemde herinnert spr. er nog
aan, dat de voorgestelde lijnen geen verband houden met de
bestaande, wat de zaak financieel nog nadeliger maakt.
De Heer Gerritsen brengt in herinnering dat de raad de wenselijkheid
van het tot stand komen der voorgestelde lijnen reeds heeft
uitgesproken. Men hoort altijd de somberste voorspellingen als er
sprake is van gemeente-exploitatie. Zo zei men dat de
Petroleumhaven, door de gemeente geëxploiteerd, verlies zou
opleveren. Thans door een maatschappij beheerd, bracht die haven in
het eerste jaar 26 pCt. en in het tweede 58 pCt. op. Spr. is er
stellig voor om een proef te nemen met éen van de vier voorgestelde
lijnen, n.l. de lijn Amsteldijk—Leidscheplein.
De Heer Heemskerk zegt dat de vraag: gemeenteexploitatie of niet?
niet gesteld kan worden tenzij het zeker is dat er winst mee te
behalen is. Nu wil niemand die lijnen hebben, en op die grond zal nu
de Gemeente zelf exploiteren. Dat is ongehoord en zulk een sprong in
den blinde mag de Gemeente bij de tegenwoordige geldnood niet doen.
De Heer Heineken begrijpt niet, dat de Heer Van Nierop, die
voorstander is van exploitatie van de gasfabriek, door de gemeente
het wenselijk acht, om de tram in eigen beheer te nemen. Het beheer
van een gasfabriek komt spr. moeilijker voor dan van een tram. De
vijf oprichters van de A. O. M waren geen van allen „deskundigen" en
hoe bloeit de A. O. M. niet! Men zei van de eerste lijn door de A.
O. M. aangelegd — die langs de Weteringschans — die lijn kan niet
renderen en — zij rendeerde zoo dat er spoedig al andere lijnen
bijkwamen. Zooveel heeft men nu aan voorspellingen! Spr. vestigt er
de aandacht op dat de Heer Dijkmans slechts voorstelt een proef te
nemen De Heer Ankersmit vreest dat bij het voorstel-Dijkmans de vier
lijnen, waarvan de wenselijkheid door de Raad is uitgesproken, niet
zullen tot stand komen en spr. vraagt aan B. en W. of het waar is
dat de A. O. M. slechts één van de vier lijnen wil hebben, of met de
A. O. M. ernstig is onderhandeld? Zo niet dan zou spr. willen
voorstellen dat die onderhandelingen alsnog zullen geopend worden.
De Heer Hovy vindt een proef als de Heer Dijkmans wil niet zoo
gewaagd. Al zal de A. O. M. op de lijnen verliezen, dit bewijst niet
dat de gemeente het zal doen. Men vergete niet, dat de A. O. M.
uitkeringen te doen heeft aan de gemeente. Het verlies zal in ieder
geval niet zo groot zijn dat het niet zal opgewogen worden tegen het
voordeel dat de gemeente behaald als zij later alle lijnen in eigen
beheer zal nemen. Spr. is daarom voor het nemen van een proef.
De Heer Pijnappel bevreemdt het dat het voorstel-Dijkmans zo
tweeslachtig verdedigd wordt. Men zegt aan de ene kant dat de lijnen
geen winst zullen opleveren en aan de andere kant (zo dacht de Heer
Gerritsen) dat zaken die als de Petroleumhaven 28 pCt. en meer
opbrengen, door de gemeente moeten beheerd worden. Dus zaken die
geen en die veel winst opleveren, moeten door de gemeente
geëxploiteerd worden. Als de Raad nu een besluit neemt, dan weet
spr. niet op welke grond hij dit zal gedaan hebben. Wat nu betreft
de resultaten van ondernemingen door de gemeente beheerd, die geen
winst opleveren, noemt spr. de reinigingsdienst. Of dit nu zoo is,
omdat die tak van dienst door de gemeente geëxploiteerd wordt, is nu
niet zoo gemakkelijk uit te maken maar spreker gelooft niet dat het
nuttig is gezag niet te vermengen met industrie. Dit mag alleen
geschieden in de uiterste nood.
De Voorzitter deelt de Heer Ankersmit mede, dat onderhandelingen met
de A. O. M. niet gevoerd zijn. Spr. acht dit niet wenselijk omdat
hij meent dat de Raad een besluit moet nemen onafhankelijk van elke
maatschappij, welke deze ook zij. Spr. deelt verder mede, dat B. en
W. alleen daarom zoo kort zijn geweest in de beoordeling van het
voorstel-Dijkmans, omdat h. i. de zaak vroeger reeds rijpelijk
overwogen was in de Raad. De discussies werden hierna gesloten en
alleen nog het woord gegeven aan de Heer Dijkmans tot beantwoording
van de tegen zijn voorstel gemaakte tegenwerpingen.
Ten slotte werd het voorstel-Dijkmans om bij wijze van proef enkele
der voorgestelde tramlijnen van gemeentewege te exploiteren,
verworpen met 21 tegen 14 stemmen. De raad werd daarna gesloten.
Aan verdere behandeling van de tramvoorstellen is hij dus niet
toegekomen.
24-10-1892
De belangstelling in ons, over het geheel genomen, uitmuntend
korps tramconducteurs en koetsiers, uit zich op vele en velerlei
manieren, ook die niet altijd voor verhoor vatbaar zijn. Misschien
is dit wel het geval met den volgende wenk, ons door een geneesheer
toegezonden : Bij de naderende winter moge gedacht worden aan de
koetsiers (en conducteurs), die zoveel uren stilstaande op de
tramwagens moeten doorbrengen. IJzeren stoven, gevuld met verwarmend
water, in en onder het platform zullen weinig geld kosten. Voor de
verwisseling van het koud geworden water is gemakkelijk te zorgen,
voor het geval het aanbrengen van ijzeren stoven niet zoo
gemakkelijk of onkostbaar mocht blijken als 't lijkt, zouden, dunkt
ons, op de platforms — zowel in het belang van het personeel als van
de passagiers — zulke houten roosters kunnen gelegd worden, als men
nu binnen in de tramwagens vindt. Voor de passagiers vooral, die
geen schoeisel dragen, dat er op berekend is in het nat en straks in
het sneeuwwater te kunnen staan.
27-10-1892
GEMEENTERAAD. Zitting van Woensdag 26 Oct. Ingekomen:
Ongezegeld schrijven van W. Michel, houdende mededeling, dat door
hem is uitgedacht een klein model locomobile, passende in de
tramrails, in de vorm van den sneeuwploeg, ten einde in de
sneeuwtijd als ruimingstoestel dienst te doen. Voor kennisgeving
aangenomen.
16-11-1892
Op het Jonas Daniël Meijer plein was een 10-jarig knaapje
stilletjes achter op een tramwagen gesprongen om een eindje mee te
rijden. Op het zien van een politieagent sprong hij van de wagen af
en wilde hij hard weglopen. Ongelukkig kwam er juist van den anderen
kant een tram aan, de jongen viel en raakte onder het paard. Met een
lichte verwonding aan de zijde en aan de arm werd hij naar het
Israëlitisch Gasthuis gebracht.
In de vergadering van Burgerplicht gisteravond gehouden, werd een
schrijven van de Heer Dijkmans voorgelezen, waarin hij omtrent het
door hem genomen ontslag uit de Raad het volgende mededeelt:
„Door veelvuldige bezigheid van anderen aard was het mij dikwijls
moeilijk den tijd te vinden, noodig voor den arbeid, verbonden aan
het lidmaatschap van den Raad. Zoolang die moeite gepaard ging aan
de overtuiging, dat ik iets — al was het dan ook weinig — bijbracht
aan de bevordering van het gemeentebelang, heb ik mij haar gaarne
getroost.
„In den laatsten tijd echter begon de overtuiging sterk te wankelen.
Door het gebrek aan samenwerking tusschen de verschillende
bestuursorganen en door het gemis van een krachtige leiding van het
bestuur bij B. en W., viel het mij telkens zwaarder de
verantwoordelijkheid te dragen, aan het lidmaatschap van den Raad
verbonden en twijfelde ik telkens weer aan de vruchtbaarheid van den
arbeid, in die betrekking verricht.
„Ware het door mij ingediende tram-voorstel aangenomen, dan had ik
mogen verwachten, dat mij de gelegenheid zou zijn geschonken aan de
verwezenlijking van dit plan mede te werken, en dan zou ik het
natuurlijk mijne plicht hebben geacht dit te doen. Met het verwerpen
van dat voorstel is de reden vervallen, die mij tot blijven zou
hebben genoopt."
18-11-1892
Door verscheidene veehouders inde gemeente Nieuwer-Amstel is een
adres aan de Gemeenteraad aldaar gezonden, met verzoek de
doortrekking van de tramsporen tot de Anna-Vondelstraat niet toe te
staan. De Adressanten wijzen op het gevaar voor het rijden bij het
kruisen der tramlijnen en de weinige ruimte, indien door de Anna
Vondelstraat tramwagens staan.
21-11-1892
De Gemeenteraad zal Woensdag 23 dezer, des middags te 1½ uur,
een vergadering houden, ter behandeling o. a. van: nr. 474. Voordr.
omtrent nieuwe tramwegen en een stoompont over de Amstel.
25-11-1892
In de gisteren gehouden zitting van den Gemeenteraad (werd) ….
de verdere behandeling van de agenda — w. o. de tramvoorstellen en
de voordracht tot regeling der wedden van technische ambtenaren bij
de afdeling Publieke Werken — …… aangehouden.
26-11-1892
De grote marmeren groep van Teixeira de Mattos, welke in de
laatste dagen van September naar de driejaarlijkse tentoonstelling
verhuisde, heeft nu op gelijke manier de loods op de Pijpenmarkt
verlaten. Gisteren in de vooravond verscheen het reusachtige witte
beeld in de hoofdingang van de loods, hetgeen, te midden van den
nevel, paars getint door het naburige elektrisch licht, een
spookachtige vertoning maakte. Op een laag wagentje werd het
gevaarte over losse rails duim voor duim verplaatst en werd
eindelijk in de Paleisstraat in de tramrails neergelaten. Dit
gebeurde eerst na middernacht, want men had enige uren moeten
wachten, totdat de laatste trams waren verdwenen. Toen echter ging
het vervoer vrij snel. Er werden twee paarden voor gespannen en
achteraan werden stevige kabels vastgemaakt om bij de hellingen
onderweg te kunnen remmen. En zo trok dan het „verschleierte Bild",
fantastisch verlicht door vier lantaarns aan de voet en omgeven door
enige werklieden en een gevolg van nieuwsgierigen, door de
Spuistraat, de Leidschestraat naar de Weteringschans. Voor het
Museumplein werd het wagentje met zijn kolossale vracht van 7000 K.G.
weer uit de rails gelicht en op dezelfde wijze als op den
Voorburgwal vervoerd naar het Rijksmuseum, waar de groep voorlopig
in den grote middendoorgang wordt geplaatst, in afwachting van een
nadere bestemming. Het vervoer is, dank zij de goede zorgen van het
personeel der Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij, gelukkig geslaagd.
28-11-1892
De Gemeenteraad zal Woensdag 30 nov. vergaderen ter behandeling
van o.a. de tramvoorstellen.
2-12-1892
In de gisteren gehouden Gemeenteraadszitting werd de behandeling
van de tramvoorstellen opnieuw uitgesteld.
5-12-1892
Om een uur of éen werd een politieagent op het Koningsplein er
door het publiek opmerkzaam op gemaakt, dat de seinwachter van de
tram, die daar op de hoek van de Reguliersdwarsstraat geplaatst is,
in een verregaande staat van dronkenschap verkeerde. Hij zat maar
zowat aan zijn seintoestel te draaien, zodat er alle kans bestond,
dat de trams door een verkeerd sein van de weg gebracht, met elkaar
in botsing zouden komen. Ter wille van de veiligheid pakte do agent
de man op en bracht hem naar het bureau op den Singel. Zijn dienst
werd onmiddellijk door een andere beambte overgenomen.
7-12-1892
Op den Binnen-Amstel geraakten gisteren een rijtuig met een der
wielen in de tramrails bekneld. De koetsier viel van de bok en moest
met een hoofdwonde naar het Binnengasthuis worden vervoerd. Het
paard sloeg op hol, maar werd spoedig gegrepen.
9-12-1892
In de zitting van de gemeenteraad van 7 december werden de
tramvoorstellen wederom aangehouden.
15-12-1892
GEMEENTERAAD
Zitting van Woensdag 14 Dec. 's nam. 1 ¼ uur. Voorzitter: de
Burgemeester, Mr. S. A. Vening Meinesz. Tegenwoordig 30 leden.
Afwezig de heeren: Cuypers, Geertsema, Heemskerk, Mr. Josephus Jitta,
Josephus Jitta, Everwijn Lange, Moltzer en Vas Visser. Na_ het
uitspreken van het gebed en voorlezing der notulen van het
behandelde ter vorige zitting, deelde de Voorzitter mede, dat,
behalve de ter visie gelegde, nog zgn ingekomen de navolgende aan
den Raad gerichte stukken:
………..
474. Voordracht van B. en W. dd. 25 Aug. 1891, tot vaststelling der
bepalingen, volgens welke de gemeente concessie wenst te verlenen
tot het leggen, hebben en exploiteren van enige tramwegen op de
openbaren gemeentegrond (Amsteldijk—Ferdinand Bolstraat—Leidschebosch;
Leidschebosch—Bilderdijkstraat; Haarlemmerplein—Westerdoksdijk—Stationsplein
; Stationsplein—De Ruyterkade—Handelskade) en van een stoompont
Amsteldijk—Weesperzijde; met de hierop voorgestelde amendementen.
Hierbij worden tevens behandeld : Ingekomen adressen van bewoners
van buurt XX, aandringende op een tramlijn Vondelkade—Bilderdijkstraat—Kozengracht—Dam
(voorlopig tot de Westermarkt aan te leggen). Id. uit buurt YY,
aandringende op een tramlijn Amsteldijk—Sarphatipark—Ferd.
Bolstraat—Dam.
De algemene beschouwingen worden geopend. De Heer V. d. Wall Bake
meent, dat de voordr. niet voldoet aan de reeds voor 2 ½ jaar
uitgesproken mening van de raad, dat de buitenwijken behoefte hebben
aan tramwegen. Spr. gelooft bovendien dat er weinig liefhebbers voor
de lijnen zullen gevonden worden. Nu is afgeweken van het denkbeeld
van gemeente-exploitatie, meent spr. dat er slechts twee wegen
overschieten n.l. dat de gemeente voor hare risico door de A.O.M,
laat exploiteren of dat men (zoals B. en W. reeds laten
doorschemeren dat ook zij wenselijk achten) de A. O. M. vergunning
zal geven hare lijnen uit te breiden tot een verbinding met de
buurten XX en YY. Spr. zou B. en W. willen voorstellen over het
laatste denkbeeld met de A. O. M. in onderhandeling te treden. De
Heer Korthals Altes acht deze voordracht niet zoo verwerpelijk,
vooral omdat men een verbinding krijgt met de handelsinrichtingen.
De lijnen die nu weinig rendabel schijnen zullen blijken dat niet
zijn als men ze beschouwt in verband met het gehele tramplan van
voorgestelde lijnen. Een splitsing zou spr. betreuren; het verband
tussen de buitenwijken onderling moet behouden blijven. Toch heeft
spr. éen bezwaar tegen de voordracht, nl. dat als beweegkracht
uitsluitend paardenkracht is voorgeschreven. Spr. meent dat dit ter
beslissing van B. en W. moet gelaten worden.
De Voorzitter zegt dat de beweegkracht een onderdeel is, dat bij het
desbetreffende artikel kan ter sprake gebracht worden.
De Heer v. Nierop meent dat deze zaak juist is een punt voor de
algemene beschouwingen, omdat deze aangelegenheid het gehele
karakter van de voordracht verandert. De Voorzitter deelt deze
mening niet en handhaaft zijn mening, dat de beweegkracht thans nog
niet ter sprake mag komen. De Heer Gerritsen is het hiermede eens.
De algemene beschouwingen moeten zich bepalen tot bespreking van het
stelsel dat B. en W. voorstellen, z. o. de vraag of men al of niet
een cahier de charges moet ontwerpen. Spr. meent dat men dat niet
moet doen en acht ook de twee weeën, door den Heer Bake voorgesteld,
niet wenselijk. Hierbij zullen zich bezwaren voordoen, zowel van de
kant van de gemeente als van dion van B. en W. Spr. acht nog een
derde weg wenselijk, nl. dat de Gemeente de wegen zal aanleggen en
dan later de exploitatie zal uitbesteden. Op die wijze is men zeker
dat de lijnen zullen komen.
De Heer Ankersmit acht het niet wenselijk voor het publiek, dat er
twee tramondernemingen in de gemeente zullen zijn. Dit zal het
vervoer duurder en ongemakkelijker maken. Spr. is van mening, dat de
gemeente beginnen moet met onderhandelingen aan te knopen met de A.
O. M. Op een andere wijze meent spr. zal men tot geen resultaat
komen.
De Heer Alting Mees acht het verkeerd reeds nu vast te stellen, dat
sommige lijnen niet renderen zullen. Hierin kan men zich vergissen.
De A. O. M. bij voorbeeld dacht aanvankelijk dat de lijnen Dam—P. C.
Hooftstraat en Dam—Haarlemmerdijk niet rendabel zouden zijn. Het
tegendeel is gebleken. Elektriciteit in de binnenstad, waar men
ieder ogenblik stoppen moet, acht spr. verkeerd, maar op de
buitenlijnen zou men met deze beweegkracht best een proef kunnen
nemen.
De Heer Heineken wijst er op, dat de raad besloten heeft dit complex
van lijnen afgezonderd te houden van het net der A. O. M. Daarom mag
men niet thans met de A. O. M. gaan onderhandelen. Ook is besloten
dat een cahier de charges zou worden opgesteld. Op deze grond
bestrijdt spr. het voorstel van de Heer Gerritsen. Spr. meent dat
hangende de verschillende amendementen op deze voordracht, de
voordracht moet verzonden worden naar de commissie, benoemd voor het
opmaken van een arbeidscontract. Deze amendementen toch kunnen de
voorwaarden zo wijzigen, dat financieel de concessionaris in grote
onzekerheid zal komen.
De Heer v. Nierop meent, dat in dit stadium van de zaak de raad het
best zal doen om met B. en W. mede te gaan. Nu men eenmaal aan de A.
O. M. de betere lijnen heeft gegeven, gelooft spr. dat het weinig
succes zal hebben om met de Maatschappij te onderhandelen over de
slechtere. Het voorstel Gerritsen acht spr. een bedekt voorstel tot
gemeente-exploitatie. Spr. althans wil eerst zien of op de
voorgestelde voorwaarden niet een concessionaris is te vinden. Hij
verwacht, als man van de vooruitgang, meer van het particulier
initiatief dan van de gemeente. Wellicht geeft een particulier ons
elektrische beweegkracht, wat de gemeente vooreerst niet zal doen.
De Heer Pijnappel bestrijdt het voorstel-Heineken (verzenden naar de
Commissie). Hij acht hiervoor geen motieven aanwezig en bovendien
zal de zaak er door op de lange baan geschoven worden.
De Heer Gerritsen ontkent dat zijn voorstel bedoelt
Gemeente-exploitatie. Hij bedoelt dat de gemeente in dezelfde
toestand zal geraken als de Staat ten opzichte van de sporen.
Spreker geeft toe dat de gemeente, bij gebreke van een
concessionaris, zelf zal moeten exploiteren. Maar dit bezwaar geldt
juist van deze voorwaarden. Want komt thans geen concessionaris, dan
geschiedt er niets. Hij gelooft dat men juist veel gemakkelijker een
concessionaris zal krijgen wanneer de gemeente de wegen aanlegt en
dit zal ook blijken financieel beter voor de gemeente te zijn.
16-12-1892
GEMEENTERAAD.
Zitting van Woensdag 14 Dec. 's nam. 1 ¼ uur (Vervolg van gisteren.)
De Heer Gerritsen gelooft dat B. en W. eerder zulten overgaan tot.
gebruik van elektriciteit dan een of andere particulier. Welke
particulier toch zal dit zijn? De A. O. M. niet, die niet altijd met
haar tijd is mede gegaan en op al haar lijnen nog paardentrekkracht
heeft.
De Heer Heineken blijft het voorstel-Gerritsen — tot aanleg van
gemeentewege — bestrijden. Spr. blijft zijn voorstel (tot verzending
naar de Arbeidscommissie) handhaven.
De Hoer Hovy wenst mede het voorstel-Gerritsen te bestrijden. Aanleg
-en exploitatie moeten bij elkander blijven. Verzenden naar een
oommissie acht spr. mede niet wenselijk. Hij begrijpt niet welk
bezwaar het zal hebben, al wijken deze voorwaarden af van de
concessie der A. O. M. De concessionarissen toch zullen tegenover de
nieuwe ooncessie allen gelijk staan.
De Heer v. Nierop blijft beweren, dat het voorstel-Gerritsen voor de
gemeente zeer duur zal zijn. De Heer Gerritsen zegt, dat het er niet
toe doet, welke beweegkracht wordt gebezigd, maar spr. merkt toch
op, dat er bij de aanleg der wegen er wel degelijk rekening mede
moet gehouden worden of al of niet elektriciteit zal worden
aangewend.
De Heer Serrurier, Weth. van P. W. gelooft dat de tijd nog niet
gekomen is om te onderhandelen met de A. O. M. Ook met het oog op
hetgeen de Heer v. Nierop gezegd heeft, kunnen B. en W. niet meegaan
met het voorstel-Gerritsen. Bovendien heeft de raad vroeger reeds
uitgemaakt, dat men geen aanleg van gemeentewege wil. B. en W.
achten verzenden naar de commissie niet gewenst. Spr. stelde dus
voor, dat de voorwaarden in behandeling zullen komen. De Heer
Gerritsen deelde hierna mede, dat hij zijn voorstel, na alles wat er
tegen was aangeroerd, introk. De algemene beraadslagingen werden
hierna gesloten.
Men ging thans over tot liet behandelen van de artikelen der concept
voorwaarden. De heer Van Nierop wees er bij art. 5 opnieuw op, dat
men in verschillende artikelen bepalingen had die vervallen moesten
of althans wijziging moesten ondergaan, wilde men een andere
beweegkracht dan paarden niet uitsluiten. Hij stelde daarom voor de
behandeling van al die artikelen aan te houden, totdat het artikel
inzake de beweegkracht (art. 8) zou vastgesteld zijn. Toen dit art.
8 in behandeling kwam wees de Heer Van Nierop erop dat de
elektrische tramwegen allerwege toenamen. Hij wenste daarom de keuze
van de beweegkracht aan de concessionaris over te laten. Maar in
verband hiermede moeten er andere bepalingen gemaakt worden omtrent
de snelheid van vervoer, omtrent het al of niet toestaan van
bovengrondse geleidingen enz. Spr. meent dat deze aangelegenheid in
een aanhangsel, of op welke andere wijze dan B. en W. willen, moet
geregeld worden.
De Weth. Serrurier zei, dat elektrische beweegkracht niet is
uitgesloten (het artikel zegt: „paardekracht, voor zoover niet door
den gemeenteraad een andere beweegkracht is voorgeschreven"). Spr.
ziet echter niet in hoe men nu reeds, a priori, bepalingen zal
opnemen omtrent een van de vele elektrische systemen welke enige
concessionaris zal willen aanwenden. Spr. achtte het evenwel
wenselijk, dat de redactie der desbetreffende artikelen zo zou zijn,
dat een andere beweegkracht dan die door paarden niet uitgesloten
zou wezen. Ten slotte wordt in art. 8 de bepaling opgenomen: „Voor
toepassing van een ander middel ter beweging van tramwagens dan
paarden wordt de goedkeuring van den Gemeenteraad vereischt."
Bij art. 10 komt in behandeling het amendement van de heren Treub,
Gerritsen, Nolting en Müller om in dat art. (betreffende
dienstregeling) de bepaling op te nemen : „dat des morgens van af
een door B. en W. te bepalen uur tot het uur van aanvang van den
gewonen dienst, eenige door B. en W. aau te wijzen lijnen tegen de
helft van het vast te stellen tarief geëxploiteerd zullen worden."
De heeren Hovy, Heemskerk, Fabius en v. Waterschoot v. d. Gracht
stellen voor aan het art. toe te voegen: „De dienstregeling voor het
vervoer op Zondag zal zoodanig zijn, dat op dien dag slechts het
halve aantal ritten gemaakt worden van de andere dagen der week." Na
enige discussie werd het amendement-Treub c. s. (werkliedentram) in
stemming gebracht en aangenomen met 17 tegen 16 stemmen. Het
amendement-Hovy (de helft van het aantal trams op Zondag) werd
verworpen met 22 tegen 11 stemmen.
Bij art. 11 wordt bepaald, dat voor het personenvervoer per
stoompont abonnementkaarten verkrijgbaar moeten gesteld worden,
geldig voor het gehele jaar tegen ten hoogste f 3 per persoon;
terwijl per enkele vaart niet meer mag gerekend worden dan 1 cent
per persoon en 5 cent per handkar of kruiwagen met éen begeleider.
De heren Hovy, Heemskerk, Fabins en v. Waterschoot v. d. Gracht
stellen voor te lezen in plaats van „ten hoogste ƒ 3 per persoon",
„ƒ 1.50 per persoon" en van „5 cents per handkar of kruiwagen met
ren begeleider," 2½ cent per handkar of kruiwagen met éen
begeleider." De Heer Hovy verdedigde dit amendement op grond, dat,
indien er over de Amstel een brug was, waarschijnlijk voor den
overgang niets zou gerekend worden. Hij achtte voor de kleine man in
ieder geval de voorgestelde cijfers te hoog. Het amendement werd
daarna in stemming gebracht en aangenomen met 19 tegen 14 Stemmen.
Art. 13 bepaalt, dat de concessionaris jaarlijks aan de gemeente zal
hebben te betalen: Vijftig pCt. van hetgeen in enig jaar van de
netto winst overschiet na aftrek voor dat jaar van zes pCt. over het
gestorte kapitaal der volgens de concessie te stichten vennootschap
en voor alle voorafgaande jaren van hetgeen minder zal zijn behaald
dan zes pCt. over dat kapitaal.
Door de heren Treub, Gerritsen, Nolting en Muller wordt voorgesteld
hiervoor te lezen : „Vijftig pCt. van hetgeen in enig jaar van de
nettowinst overschiet na aftrek voor dat jaar van vier pCt. over het
gestorte kapitaal, en voor alle voorafgaande jaren van hetgeen
minder zal zijn betaald dan vier pCt., totdat het aandeel van den
concessionaris in de netto winst van dat jaar, na aftrek van hetgeen
voor alle voorafgaande jaren minder dan vier pCt. per jaar van het
gestorte kapitaal zal zijn betaald, zeven pCt. van dat kapitaal
bereikt; en vijf-en-zeventig pCt. van het meerdere."
Door de heeren Hovy, Heemskerk, Fabius en v. Waterschoot v. d.
Gracht wordt voorgesteld in art. 13 te lezen: vijf pCt. in plaats
van zes pCt.
De verdere behandeling der discussie werd hierna, met het oog op het
vergevorderd uur, geschorst tot de volgende vergadering.
(……………………)
17-12-1892
Ter Secretarie zijn ter lezing neergelegd:
……………………………………
No. 770. Voorstel van de raadsleden Treub, Gerritsen, Nolting en
Muller, om in de bepalingen, volgens welk de Gemeente concessie
wenscht te verleenen voor nieuwe tramwegen, een artikel 21* in te
voegen, luidende als volgt: De concessionaris stelt, wanneer de
Gemeente regelen ten aanzien van de rechten en verplichtingen harer
werklieden zal hebben vastgesteld, ten genoegen van B. en W.,
overeenkomstige en daarmede, wat de rechten der werklieden betreft,
ten minste gelijkstaande regelen ten aanzien zijner werklieden vast.
Wanneer de Gemeente in de ten aanzien harer werklieden vastgestelde
regelen wijziging brengt, zal de concessionaris verplicht zijn, ten
genoegen van B. en W., overeenkomstige, de rechten der werklieden
ten minste evenzeer waarborgende, wijzigingen in de door hem
vastgestelde regelen te brengen.
19-12-1892
De Gemeenteraad zal a. s. Woensdagte 1¼ uur vergaderen, ter
voortzetting der behandeling van de voordracht betreffende de nieuwe
tramlijnen.
23-12-1892
GEMEENTERAAD.
Zitting van woensdag 21 Dec. 's nam. 1¼ uur.
In art. 21 wordt voorgeschreven, dat de concessionaris ten genoegen
van B. en W. zijn personeel moet verzekeren tegen ongelukken, welke
het in en door den dienst overkomt. Hij moet verder volgens door B.
en W. goed te keuren regelen zijn personeel door geldelijke hulp in
staat stellen deel te nemen aan verzekeringsfondsen tegen ziekte en
voor pensioen.
De heren Treub, Gerritsen, Nolting en Muller stellen voor hiervoor
te lezen: „De concessionaris zorgt voor de verzekering van zijn
personeel tegen ziekte en voor pensioen, en draagt in de daarvoor te
betalen premiën volgens door B. en W. goed te keuren regelen bij."
Voorts stellen zij voor in te voegen een nieuw artikel: „De
Concessionaris stelt, wanneer de Gemeente regelen ten aanzien van de
rechten en verplichtingen harer werklieden zal hebben vastgesteld,
ten genoegen van B. en W. overeenkomstige en daarmede, wat de
rechten der werklieden betreft, ten minste gelijkstaande regelen ten
aanzien zijner werklieden vast. Wanneer de Gemeente in de ten
aanzien harer werklieden vastgestelde regelen wijziging brengt, zal
de Concessionaris verplicht zijn ten genoegen van B. en W.
overeenkomstige, de rechten der werklieden ten minste evenzeer
waarborgende, wijzigingen in de door hem vastgestelde regelen te
brengen."
De Heer Daniëls zei dat niet te berekenen was hoeveel de verzekering
zou kosten. Men deed hier dus een sprong in het duister. Spr.
vreesde dat de maatregel de concessie nog bezwaarlijker zou maken
dan zij reeds is.
De Heer Korthals Altes achtte de bepaling ook bezwaarlijk, terwijl
de Heer Pijnappel er nog op wees dat het gelijkstellen van het
trampersoneel met de werklieden der gemeente de moeilijkheden nog
verhoogde, daar men hier vooruitloopt op een zaak, waarvan de
regeling bij de gemeente nog aanhangig is. Op deze gronden
verklaarde zich ook de Heer Heineken tegen deze bepaling.
De Heer Nolting gelooft dat de commissie, die zich met het opstellen
van een arbeidscontract enz. bezig houdt, welhaast met baar arbeid
gereed zal zijn, en daarom gelooft hij dat dit amendement alle
aanbeveling verdient.
De Heer Gerritsen herinnert, dat het beginsel om regelen te stellen,
als voorgesteld worden, reeds is uitgemaakt. Het komt er thans
alleen op aan hoe deze zullen luiden in deze bepaalde concessie.
Welnu het amendement, door spr. voorgesteld, doet een redactie aan
de hand, welke alleszins aannemelijk is. Neemt men thans een
dergelijke bepaling niet op, dan zullen spreker en zijn
medeondertekenaars tegen deze concessie moeten stemmen.
De Heer Hovy meent dat dit amendement te onbestemd is en had liever
gezien, dat de voorstellers hun oorspronkelijke lezing gehandhaafd
hadden.
De Heer Pijnappel blijft volhouden, dat niet reeds is uitgemaakt dat
de directe en de indirecte werklieden der gemeente op gelijke voet
zullen behandeld worden. Het is mogelijk dat er rijkswetten komen om
te voorzien in de belangen der werklieden van concessionarissen.
Maar nu dit nog niet zo is moet men noch in de ene, noch in de
andere zin op een regeling vooruitlopen.
De Heer De Vries van Buuren zegt, dat ook hij de arbeiders een goed
hart toedraagt, maar toch vreest hij dat al deze bepalingen de
concessie zo bezwaarlijk zullen maken, dat niemand haar hebben wil.
De Heer Nolting meent, dat het goede hart van den Heer De Vries hem
juist moest bewegen om vóór de maatregel te zijn.
De Heer Heemskerk acht evenals de Heer Hovy het eerste (verleden
week meegedeelde) amendement van de hh. Treub c. s. verkieslijk
boven het thans ingediende. Hij neemt daarom dit amendement over,
met dien verstande, dat de woorden: „en de vrije dagen" zullen
wegvallen.
De Heer Hovy wil nog van dit (eerste) amendement de laatste drie
zinsneden doen wegvallen, zodat dus dit amendement Heemskerk—Hovy
luiden zou : „De concessionaris stelt ten genoegen van B. en W.
regelen vast betreffende het bedrag en den termijn van uitbetaling
van het loon, den arbeidsduur en de rusttijden per etmaal van zijn
personeel. „Deze regelen zullen niet anders dan met goedkeuring van
B. en W. gewijzigd mogen worden."
De Heer Gerritsen stelde in het licht, dat de bepaling in het eerste
amendement, dat de concessionaris zijn personeel niet ontslaan mag,
schorsen of beboeten, dan met opgaaf van de redenen, en dat de
betrokken arbeider bij B en W. in hoger beroep kan komen, moest
gehandhaafd worden. Spr. meent, dat dit kan voorkomen, dat arbeiders
om politieke redenen ontslagen worden. In het buitenland is deze
zaak ook aldus geregeld.
De Heer Heineken ontkent dit laatste; althans dat de zaak óók daar
geregeld is gelijk het behoort. Spreker meent dat het college van B.
en W. in geschillen, als hier bedoeld worden, niet tussenbeide kan
komen. Op dezen grond wenst ook hij de bepaling wel te handhaven.
Hij acht het zeker verkeerd — dat is nog onlangs in Frankrijk
gebleken — dat de overheid zich bemoeien ging met geschillen tussen
een concessionaris en zijn werklieden. Dit kon niet anders dan
aanleiding geven tot ondank en tot grote moeilijkheden, welke zelfs
in de raad zouden kunnen gebracht worden.
Na nog enige discussie werd tot stemming overgegaan. Het laatstelijk
ingediende amendement-Treub c. s. werd verworpen met 27 tegen 4
stemmen. Het amendement-Heemskerk-Hovy werd aangenomen met 18 tegen
13 stommen. Een amendement-Becker om te bepalen, dat de
concessionaris bij ontslag, schorsing of boete aan den betrokkene
schriftelijk de redenen moet opgeven, werd verworpen met 22 tegen 9
stemmen. Een amendement-Van Hall c. s., luidende : „De
concessionaris draagt zorg zooveel personeel in dienst te hebben dat
bet om de andere week in het genot van een vrijen Zondag kan worden
gesteld", werd aangenomen met 30 tegen 1 stem (die van deu Heer S.
W. Jitta).
De verdere artikelen gaven geen aanleiding tot bijzondere
bespreking. De eindstemming over het concessieontwerp werd, in
verband met enige nog niet volbrachte redactiewijzigingen,
aangehouden.
In de Gemeenteraadszitting van gisteren is men gereed gekomen met
het in hoofdzaak vaststellen van de bepalingen, volgens welke de
gemeente concessie zal verlenen tot het aanleggen en exploiteren van
de volgende nieuwe tramlijnen : 1. Een lijn Amsteldijk—Ferdinand
Bolstraat— Leidsche Bosch; 2. Een lijn Leidse Bosch—Bilderdijkstraat—
Haarlemmerplein: 3. Een lijn Stationsplein—Westerdoksdijk—
Haarlemmerplein ; 4°. Een lijn Stationsplein- De Ruyterkade—
Handelskade; en van een stoompont Amsteldijk—Weesperzijde. De
voornaamste bepalingen, waaraan de gegadigde, die zich voor de
aanleg en de exploitatie van deze lijnen zal aanbieden — het moet
een vennootschap zijn met een kapitaal van ten minste ƒ500,000 — zal
hebben te voldoen zijn de volgende :
Jaarlijks zal aan de gemeente moeten worden uitgekeerd: Vijftig
percent van hetgeen in enig jaar van de netto winst overschiet na
aftrek van: 1°. voor dat jaar 5 pCt. over het gestorte kapitaal; 2°.
het bedrag, hetwelk in vorige jaren minder dan 5 pCt. over het
destijds gestorte kapitaal mocht zijn behaald, voor zoverre dat
bedrag niet reeds uit genoten winst van volgende jaren mocht zijn
aangezuiverd.
De concessionaris moet ten genoegen van B. en W. regelen vaststellen
betreffende het bedrag en de termijn van uitbetaling van het loon,
de arbeidsduur en de rusttijden per etmaal van zijn personeel.
Verder moet hij zijn personeel verzekeren tegen ongelukken, welke
het in en door de dienst overkomt en het volgens door B. en W. goed
te keuren regelen door geldelijke hulp in staat stellen deel te
nemen aan verzekeringsfondsen tegen ziekte en voor pensioen. Er moet
zoveel personeel zijn, dat het om de andere week een vrije Zondag
heeft.
Des morgens voor de aanvang van de dienst moeten (tegen half tarief)
werkliedentrams rijden.
De beweegkracht is vrijgelaten : het kunnen dus zowel paarden- als
stoom- of elektrische trammen zijn, welke de Maatschappij in dienst
zal stellen.
26-12-1892
Ter Secretarie zijn ter lezing gelegd:
No. 782. Amendementen van het Raadslid J. P. Korthals Altes, om in
art. 13 van de voordracht No. 474 (tramvoorstellen) op de eerste
twee regels te laten volgen: „50 pCt. van hetgeen in eenig jaar vau
de netto winst overschiet na aftrek van: 1°. voor dat jaar 6 pCt.
over hot gestorte kapitaal der volgens art. 22 dezer concessie te
stichten Vennootschap; 2°. het bedrag, hetwelk in vorige jaren
minder dan 6 pCt. over het destijds gestorte kapitaal mocht zijn
behaald, voor zooverre dat bedrag niet reeds uit genoten winst van
volgende jaren mocht zijn aangezuiverd." Verder stelt de Heer Altes
voor aan art. 13 toe te voegen een alinea van de volgende inhoud :
„Indien in eenig jaar de concessionaris volgens de eerste alinea van
dit artikel tot geene uitkeering aan de Gemeente verplicht is en de
exploitatie van lijnen op de wijze, bedoeld bij alinea 2 van art.
10, niet heeft gedekt de kosten van tractie en bediening, wordt dit
verlies door de Gemeente aan den concessionaris vergoed; echter tot
geen hooger bedrag dan noodig is om de netto-winst aan te zuiveren
tot zes percent over het gestorte kapitaal."
29-12-1892
Maandagmiddag trachtte op de Dam een zakkenroller zijn slag te
slaan. Hij wist heel handig een juffrouw, die op een tram stond te
wachten, haar portemonnee te ontfutselen. Zeer behendig volvoerde
hij deze kunstgreep, maar toch niet zo goed of het werd door een
paar voorbijgangers gezien. Ze volgden de man en waarschuwden een
agent, die op de Nieuwendijk de zakkenroller arresteerde en hem
onder toevloed van talrijke nieuwsgierigen naar het bureau in de St.
Pietershal bracht. Onderweg trachtte de arrestant de portemonnee nog
weg te gooien, welke toeleg hem evenwel niet gelukte.
Verantwoording en disclaimer:
Cees Pot heeft voor de totstandkoming van
deze tijdlijn de database van de website "Historische
kranten in beeld" geraadpleegd. Deze website is een initiatief van
de Koninklijke Bibliotheek. Deze instantie heeft ons toestemming verleend voor
publicatie op deze wijze.
*
Soms komen er in de artikelen fouten en onjuistheden voor. Om
wille van de authenticiteit is besloten deze ongewijzigd te laten.
laat een berichtje achter
|