MEDIATIJDLIJN AMSTERDAMSE TRAM 1891
door Cees Pot
e-mail:
ceespot@amsterdamsetrams.nl
1891
5-1-1891
Een met twee paarden bespannen wagen, beladen met zakken cokes,
kantelde deze morgen op de Sarphatistraat om, door het breken van
een der wielen. De inhoud, die zich op de rails van de tram
verspreidde, veroorzaakte enigen tijd vertraging in het tramvervoer.
10-1-1891
Het aantal vervoerde passagiers door de Amsterd. Tram
Omnibus-Maatschappij gedurende de maand Dec. 1890 bedroeg 129,139,
met inbegrig van abonnementen en vrijkaarten.
13-1-1891
De dagelijkse dienst der Omnibus Amsterdam—Hoofddorp begint niet —
zoals dezer dagen werd medegedeeld — op 1 Februari, maar op 1 Maart
a. s.
15-1-1891
GEMEENTERAAD
(Zitting van Woensdag 14 Jan. 's nam. 1 uur.) Voorzitter : de
Burgemeester Mr. G. van Tienhoven. Tegenwoordig bij den aanvang der
zitting 24 leden. Na het uitspreken van het gebed en voorlezing der
notulen van het behandelde ter vorige vergadering, doet de
Voorzitter mededeeling, dat behalve de ter visie gelegde nog zijn
ingekomen de volgende aan den Raad gerichte stukken :
Adres van K. Luyten, waarbij hij, als bouwer van huizen aan de
nieuwe Ceintuurbaan bij de Weteringschans, aandringt op de spoedige
totstandkoming van de door de Amsterdamsche Tram-omnibusmaatschappij
aangevraagde lijn Haarlemmerweg—Amsteldijk. In handen van B. en W.
ter behandeling bij het preadvies hieromtrent uit te brengen.
17-1-1891
Sneeuw
Het tramverkeer ging vooral in de vroege morgen — zo het al ging —
zeer ongeregeld. Bij de aanvang van de dienst werden 600 lieden, die
gaandeweg tot 1000 aangroeiden, over de verschillende lijnen
verdeeld om met „schuifels" en bezems de weg en de rails schoon te
maken. Was dit voor verschillende gedeelten met enigszins
bevredigende uitslag volbracht, dan reden er de pekelwagens over en
begonnen successievelijk op een lijn de wagens te rijden. Bij
sommige, bijv. de lijn Leidscheplein—Plantage gelukte dit niet en
moest halverwege worden teruggekeerd. Alle wagens reden met twee
paarden en dan ging het meest stapvoets, met horten en stooten en
een duwtje soms van de daartoe uitgestapte passagiers, zo goed
mogelijk voorwaarts. Alleen de lijnen Haarlemmerdijk en Prins
Hendrikkade zijn op de gewonen tijd (8 uren) gaan rijden; de andere
eerst veel later. Om half een vertrokken van de Dam de eerste wagens
van de lijnen Rijnspoor en Amsteldijk, om half twee ging er voor het
eerst een naar de Linnaeusstraat. Het zal wel avond zijn eer de
dienst weer op de gewone geregelde wijze gaat.
27-1-1891
De Amsterdamsche Tram-Omnibusmaatschappij heeft heden de dienst op
de lijn Dam—Plantage gestaakt.
16-2-1891
Nieuwe tramlijnen.
Ter Secretarie is nedergelegd een voordracht tot aanleg van
tramverbinding in de buitenwijken, met aansluiting aan de bestaande
lijnen. B. en W. stellen voor aan te leggen:
a. Een lijn Haarlemmerplein—Nassaukade-Potgieterstraat—Bilderdijkstraat—Constantijn
Huygensstraat; later van een gedeelte Nassaukade te verleggen naar
de Frederik Hendrik Straat. De lengte van die lijn is p.m. 3100
Meter. Daarvoor moeten bruggen worden gebouwd over de Overtoomsche
Vaart, indien althans tot de demping daarvan niet wordt besloten, en
over de Jacob van Lennepvaart. Voor het tot stand komen van die lijn
wordt gevorderd de medewerking van de Maatschappij „Nassaukade" door
het reeds dadelijk beschikbaar stellen van de grond aan de
noordzijde der Overtoomsche Vaart, nodig tot aanleg van een deel der
Bilderdijkstraat. Aangezien hare onderneming door de aanleg van deze
lijn zeer wordt gebaat, kan, naar mag aangenomen worden, op die
medewerking gerekend worden. Er is iets voor te zeggen, om het
eindpunt, in stede van in de Constantijn Huygensstraat, te kiezen op
het Leidscheplein ; in dat geval zou echter over het gedeelte
Vondelstraat het tramspoor van de Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij
gebruikt moeten worden, hetgeen, zoolang aldaar geen dubbel spoor
bestaat, bezwaren oplevert.
b. Een lijn Leidscheplein—Stadhouderskade — Ferdinand Bolstraat—Jan
Steenstraat—Amsteldijk, tot de grens der gemeente. De lengte van die
lijn is ruim 2600 Meter. Voor deze lijn behoeven geen werken van
enig belang gemaakt te worden. B. en W. wensen er aan te verbinden
een stoompont-exploitatie tussen de aan de gemeente toebehoorende
steigers aan Utrechtsche- en Weesperzijde.
c. Een lijn, aanvangende noordwaarts van de spoorwegovergang (Oosterspoor)
bij het noordelijk einde der Czaar Peterstraat, langs de
Handelskade, de De Ruijterkade, naar het plein voor het
Centraalstation. De lengte van die lijn, welke geheel uitvoerbaar is
en waarvoor geen kunstwerken behoeven gemaakt te worden, is p. m.
2600 meter.
d. Een lijn Stationsplein—De Ruijterkade—Westerdoksdijk-Barentszstraat-Planciusstraat-Haarlemmerplein.
De lengte van deze lijn is p.m.2250 Meter. Nieuw te maken
kunstwerken komen daarin niet voor.
Uit bovenstaande blijkt voldoende, dat de aanleg van
tramverbindingen in de buitenwijken, waarmede aan zeer ruim gestelde
eisen voldaan wordt en die ook op doeltreffende wijze kunnen
aangesloten worden aan het bestaande net, zeer wel mogelijk is. Het
komt B. en W. voor, dat met aanleg van deze lijnen het
gemeentebelang gebaat zal zijn, en dat althans de gemeente door het
doen inschrijven op een cahier des charges, omvattende het ganse
complex der te maken verbindingen, zich zou kunnen vergewissen of op
grondslagen, die haar billijk en nodig voorkomen, gegadigden voor de
aanleg en de exploitatie zijn te vinden. Het volgen van die weg,
waarbij de gemeente zich hare volledige vrijheid moet voorbehouden,
voor het geval de gedane inschrijvingen haar niet aanstaan, behoort
dan o. i. mede te brengen, dat de aanvragen van de Amsterdamsche
Omnibus Maatschappij en van de Amsterdamsche Tram
Omnibus-Maatschappij, om vergunning tot het leggen en exploiteren
alleen van enkele gedeelten der gedachte nieuwe lijnen, van de hand
worden gewezen, ofschoon dit niet behoeft te beletten, dat het
doortrekken van de lijnen Dam-Vondelstraat en Dam—P.C. Hooftstraat,
onderscheidelijk door de verlengde Vondelstraat en de van
Baerlestraat, reeds thans aan de Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij
wordt toegestaan. Het is dan ook hun voornemen, om, wanneer door
deze maatschappij aan enkele formaliteiten zal zijn voldaan, die uit
de haar vorig jaar verleende concessie voortvloeien, een voorstel,
strekkende tot het verlenen van die vergunning, te doen. Naar
aanleiding van het bovenstaande stellen B. en W. de raad voor te
nemen het volgende besluit: af te wijzen de adressen van J. Scheuer
en E. Rittner Bos, namens de Amsterdamsche Tram-
Omnibus-Maatschappij, en der Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij, en
te verklaren, dat het ge- meentebelang meebrengt het tot stand komen
der onder a—d vermelde tram- en stoompont-verbindingen in de
buitenwijken te bevorderen, en B. En W. uit te nodigen zo spoedig
mogelijk een cahier des charges nopens de aanleg en de exploitatie
van die verbindingen, in verband ook met latere aanleg der verdere
in de voordracht genoemde lijnen, aan zijn goedkeuring te
onderwerpen.
23-2-1891
Door de grote spanning der draden (ten gevolge van een dikke laag
ijzel) zijn op verschillende plaatsen grote (telefoon)palen
omgetrokken. Zo is op het Damrak bij de Nieuwebrug een zware ijzeren
paal geheel afgebroken en zinu een paar andere omgebogen, waardoor
de tramdienst hedenmorgen een ogenblik werd gestremd.
27-2-1891
Dinsdagmiddag is in de Plantage Middenlaan een heer van de tram
gevallen op het ogenblik, dat hij er op wilde springen. Hij bleef
bewusteloos liggen en werd door de voorbijgangers eerst een eind
weggedragen en op het trottoir neergelegd, totdat hij door
bemiddeling van een brigadier van politie in een rijtuig kon worden
vervoerd. Het ongeval deed een grote menigte mensen te zamen
stromen.
11-3-1891
De verenigingen „Algemeen Belang Buurt YY" en “Jacob van Lennep"
hebben een adres gericht aan de Gemeenteraad, waarin zij, met
waardering van de nieuwe voordracht in zake de tramaanleg in de
buitenwijken, in overweging geven om als eindpunt der geprojecteerde
lijn Nassaukade— Bilderdijkstraat—Constantijn Huygensstraat de
plaats te bestemmen aan het voormalige Leidsche Bosch, waar onlangs
nog de centraal-omnibussen waren gestationneerd. Wanneer dit niet
geschiedt en de Constantijn Huygensstraat als eindpunt wordt
aangenomen, dan — zo menen adressanten — zal een directe aansluiting
met de geprojecteerde lijn Leidscheplein—Ferdinand Bolstraat—Amsteldrjk
worden gemist en het beoogde doel dus niet worden bereikt.
13-3-1891
GEMEENTERAAD.
Zitting van Woensdag 11 Maart (1 u.)
In de aanvang der zitting was door de Voorzitter medegedeeld, dat op
de voordracht omtrent nieuwe tramaanleg een amendement was ingekomen
van den Heer Vas Visser, om de sub A voorgestelde tramlijn te
bepalen als volgt: Haarlemmerplein—Nassaukade—Potgieterstraat—Bilderdijkstraat—Constantijn
Huygensstraat — Vondelstraat—Tesselschadestraat—Stadhouderskade—voormalig
Leidschebosch.
21-3-1891
Voor de betrekking van lid van het bestuur der Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij, zullen in de plaats van wijlen Dr. Westerman
in de op 31 dezer te houden buitengewone vergadering van
aandeelhouders worden aanbevolen : de h.h. H. T. Westerman en P. E.
Tegelberg.
27-3-1891
In de gisteren gehouden raadszitting werd de voordracht tot aanleg
van tramwegen in de buitenwijken met een kleine wijziging :
doortrekking van de lijn Haarlemmerplein—Constantijn Huygenstraat
naar het voormalige Leidschebosch, aangenomen, nadat een voorstel
van de heren Gerritsen—Dijkmans om een proef te nemen met aanleg en
exploitatie van Gemeentewege met een tramlijn Amsteldijk—Leidschebosch—VanLennepkwartier
naar het eindpunt van de Westerlijn der A. O. M. met 18 tegen 16
stemmen verworpen was.
(Zitting van Woensdag 25 Maart 's nam. 1 uur). (Vervolg).
Aan de orde was:
88. Voordr. betreffende de aanleg van nieuwe tramwegen in deze
gemeente; — waarbij voorgesteld wordt de verzoeken van de „Amst.
Tram-Omnib. Mij. (aanleg tramverbinding van den Amsteldijk met den
Haarlemmerweg) en van de „Amst. Omnib. Mij." (aanleg van een
tramlijn van de Ceintuurbaan, nabij de Amsteldijk, door de
Swelinckstraat, Jan Steen- en Ferdinand Bolstraat naar het verlengde
van de Vijzelgracht af te wijzen en over te gaan tot de aanleg van
de volgende nieuwe tramlijnen:
a. Een lijn Haarlemmerplein—Nassaukade—Potgieterstraat—Bilderdijkstraat—Constantijn
Huygensstraat, later van een gedeelte Nassaukade te verleggen naar
de Frederik Hendrikstraat.
b. Een lijn Leidscheplein—Stadhouderskade—Ferdinand Bolstraat—Jan
Steenstraat—Amsteldijk, tot de grens der Gemeente (met stoompont
tussen de Utrechtsche- en Weesperzijden).
c. Een lijn, aanvangende noordwaarts van den Spoorwegovergang (Oosterspoor;
bij het noordelijk einde der Czaar Peterstraat, langs de
Handelskade, de De Ruyterkade, naar het Centraal-Station.
d. Een lijn Stationsplein—De Ruyterkade—Westerdoksdijk—Barentszstraat—Planciusstraat—Haarlemmerplein.
B. en. W. stellen voor, door het doen inschrijven, op een cahier des
charges, te onderzoeken of gegadigden voor de aanleg en de
exploitatie dezer lijnen te vinden zijn.
Op deze voordracht zijn ingekomen: een amendement van de Heer Vas
Visser: om de sub a voorgestelde tramlijn te bepalen als volgt:
Haarlemmerplein—Nassaukade—Potgieterstraat—Bilderdijkstraat—Contantijn
Huygensstraat—Vondelstraat—Tesselschadestraat—Stadhouderskade—voor
Leidschebosch, en een amendement van de Heer Gerritsen, om de onder
a-d genoemde tram- en stoompontverbindingen door aanleg van
gemeentewege tot stand te doen komen en B. en W. uit te nodigen, zo
spoedig mogelijk voorstellen nopens de aanleg en de exploitatie van
die verbindingen bij de raad in te dienen.
Het amendement—Vas Visser, dat de voorsteller kortelijk toelichtte,
werd ondersteund.
De Heer Gerritsen zei, in de toelichting tot zijn amendement, dat
voornamelijk de lijnen C en D moesten aangelegd van gemeentewege,
omdat deze niet rendabel zijn en er dus geen concessie voor zal
gevraagd worden door particulieren. Spr. bepaalt zich voorlopig tot
de aanleg van gemeentewege, omdat dit het voordeliger zal maken als
men later de exploitatie niet van gemeentewege wil laten geschieden.
Sprekers amendement zal tevens bevorderlijk zijn aan het tot stand
komen van de thans ook door B. en W. nodig geachte ceintuurbaan, die
anders misschien niet, of bij stukjes en brokjes tot stand zou
komen.
De Heer Serrurier zegt, dat het niet de bedoeling is van B. en W. om
de 4 lijnen te splitsen, maar om ze in haar geheel voor inschrijving
op een cahier de charges open te stellen.
De Heer Dijkmans meent, dat de gemeente, evenals indertijd de A. O.
M. deed, in het klein moet be- ginnen en dat men niet reeds nu moet
decreteren een complex van lijnen, als de voorgestelde. Spr. acht
het wenselijk, dat op bescheiden wijze een proef worde genomen met
eigen exploitatie en dat men daarvoor een keuze doet uit de lijnen a
en b.
De Heer v. Nierop vreest, dat aanneming van deze voordracht een
nieuwe tram-kwestie in het leven roept. Waarom geen volledig
voorstel aan de Raad voorgelegd voor de aanleg van tramlijnen in de
buitenwijken? Dan kan men dit aannemen of verwerpen. B. en W.
koppelen lijnen (rendabel en niet rendabel) aan elkaar vast en
bepalen de richting, zonder dat nog iets hieromtrent vaststaat, uit
de wensen van eventuele concessionarissen. Waarom heeft men niet
eerst onderzocht ondershands of er gegadigden zijn en b. v. niet
eens gesproken met de A. O. M. en de A. T. O. M. ? Spr. is geen
voorstander van concessie verlenen voor lijnen in de buitenwijken en
gaat ten dele mede met de Heer Gerritsen. Spr. herinnert, dat
sommige raadsleden de lijn Amsteldijk—Leidscheplein willen zien
geëxploiteerd door de gemeente zelf. In ieder geval acht spr. een
proef met eigen exploitatie wenselijk. Bij eigen aanleg, en wellicht
ook bij eigen exploitatie, is de gemeente veel vrijer in het geven
van de gewenste en de uit de behoeften nodig gebleken richting der
lijnen. Is dit zo duur en, vooral in verband met de concurrentie van
de A. O. M., ondoenlijk ? Maar de gemeente kan beter concurreren met
de A. O. M. dan welke maatschappij of particulier ook. Spr. vraagt
of onderzocht is of het voor de gemeente doenlijk en voordelig is
over te gaan tot eigen aanleg, en wellicht ook eigen exploitatie van
de voorgestelde of een deel van de voorgestelde lijnen, en welke de
kosten zullen zijn?
De Heer Sillem zegt, dat er contradictie is in de woorden van den
Heer Van Nierop : hij acht te veel gepreciseerd in de voordracht en
had toch gewild dat B. en W. nog meer gepreciseerd hadden, n.l.
onderhandeld met de A. O. M. en de A. T. O. M. Spr. gelooft, dat
deze voordracht de sympathie heeft van het publiek. Indien de
gemeente niet besluit tot eigen exploitatie, acht spr. eigen aanleg
zeker verkeerd, omdat de concessionaris bij een gebrekkige
exploitatie deze op rekening zou schuiven van een opgedrongen
aanleg. Daarom is spr. tegen het amendement-Gerritsen.
De Heer D. Jitta vraagt enige inlichtingen omtrent de voordracht en
spreekt zich uit vóór het amendement-Vas Visser, omdat hierdoor de
ceintuurlijn wordt verbonden met het Leidscheplein. Wat betreft de
aansluiting over de Handelskade vraagt spr.: Zijn de bezwaren, welke
B. en W. hiertegen vroeger hadden, overwonnen, zodat zij nu langs de
kade een tramlijn willen leggen ? Wat de verbinding der beide
Amsteloevers aangaat, vraagt spr. of de voorgestelde stoompont een
voorlopige maatregel is en of later (wat wenselijk is) die pont
wordt vervangen door een brug ? Spr. stelt voor dat in het cahier
des charges het maken van deze brug verplichtend wordt gesteld.
De hh. Gerritsen en Dijkmans dienen een motie in om B. en W. uit te
nodigen voorstellen te doen om aan te leggen en te exploiteren : een
tramlijn Amsteldijk—Leidschebosch, door het Van Lennepkwartier naar
het eindpunt van de Westerlijn der A.O.M.
De Heer Serrurier herinnert, dat deze voordracht een uitvloeisel is
van een opdracht, door de raad aan B. en W. gedaan, en stelt in het
licht, dat men een algemeen denkbeeld heeft willen geven van het
net, dat in de toekomst nodig zal zijn, en daarin juist niet al te
veel gepreciseerd heeft, opdat de raad vrijheid zou hebben het
voorgestelde naar gebleken behoefte te wijzigen. Spr. gelooft, wat
de Ceintuurbaan betreft, dat de aanvragen van de bewoners der
buitenwijken juist bedoelen te verkrijgen een verbinding met de
binnenstad. Zo denken ook de A. O. M. en de A. T. O. M. er over,
weshalve zij in de aanleg van dergelijke verbindingslijnen voordeel
zien. Een tramlijn langs de Handelskade acht spreker mogelijk. In
het maken van een brug over de Amstel ziet spr. op dit ogenblik nog
zoveel bezwaar, dat hieromtrent nog niets kan worden voorgeschreven.
Ook spr. zou bij verplaatsing van het Rijnspoorwegstation een brug
over de Amstel zeer wenselijk vinden en verwacht, dat de gemeente,
als het zover is, hiertoe wel zal willen medewerken. Het denkbeeld
van gemeente-exploitatie lacht spr. niet toe, al verklaart spr. er
zich niet tegen, dat hiernaar een onderzoek zal worden ingesteld.
De Heer Heineken kan niet toegeven, dat behoefte in de toekomst een
complex van lijnen nodig maakt, waarvan de Weth. v. P. W. zelf
erkent, dat het moeilijk is een cahier des charges te maken. Spr.
gelooft dat deze voordracht zal uitlopen hierop : dat de beste der
voorgestelde lijnen weer zullen vallen in handen van de A. O. M. En
nu moet toch eindelijk de raad zich eens verklaren voor het besluit
om het net der A. O. M. niet verder uit te breiden. Spr. gelooft
niet dat het meer nodig is om een onderzoek in te stellen naar de
voordelen van gemeente-exploitatie. Uit de praktijk moet blijken,
dat deze exploitatie werkelijk voordelig is voor de gemeente. Hij
gelooft, dat gemeente-exploitatie wel zal slagen als men haar
opdraagt aan de directeur van P. W., bijgestaan door een speciale
raadscommissie. De Heer Van Nierop voelt in beginsel veel voor
gemeente-aanleg en misschien ook voor gemeente-exploitatie en had
gedacht dat B. en W. zouden onderzocht hebben de kosten van aanleg
van tramlijnen in de buitenwijken. Nu zeggen sommige leden: dat
onderzoek is overbodig en ondoenlijk, maar spr. meent, dat dit
onderzoek juist nodig is, omdat, als blijkt, dat de kosten niet
groot zijn, men veel spoediger zal overgaan tot het nemen van een
proef. En cijfers zijn zeker te verkrijgen hieromtrent. Ware de zaak
onderzocht, dan zou de raad thans kunnen oordelen over de gevolgen
van het voorstel der h.h. Gerritsen en Dijkmans. En nu tast men
daarover in het duister.
De Heer Sassen beveelt de motie Gerritsen—Dijkmans aan. Er is
gezegd, dat de eigen exploitatie geen aanbeveling verdient, omdat
zij moet geschieden door ambtenaren en deze niet die prikkel hebben
om de onderneming te doen bloeien als particulieren. Welnu, was er
een proef genomen, dan zou men nu hierover kunnen oordelen. Spr.
gelooft, dat dit oordeel gunstig zou zijn geweest.
De Heer Korthals Altes verheugt zich over deze voordracht, omdat er
in rekening wordt gehouden met de behoefte aan tramverbinding met de
verwijderde handelsinrichtingen. Spr. is tegen de motie— Dijkmans—Gerritsen,
omdat van de daarbij voorgestelde gemeente-exploitatie het grote
publiek geen voordeel zal hebben.
De Heer v. Nierop ontkent, dat hij — als de Heer Sassen hem verweten
had — in beginsel vóór, maar in werkelijkheid tegen
gemeente-exploitatie is. Spr. wil alleen een onderzoek, omdat in
deze werkelijk nog niets onderzocht is, niet om de zaak op de lange
baan te schuiven. De Heer Dijkmans verdedigt zijn motie op grond dat
de aanleg van de daarin voorgestelde lijn geen werken van
buitengewone aard nodig maakt, en zegt, dat bij aanneming der
voordracht van B. en W. geen der voorgestelde lijnen zal tot stand
komen dan die, welke de A. O. M. gaarne hebben wil. Wie werkelijk
voor gemeente-exploitatie is, meent spr., moet van deze gezindheid
doen blijken thans, nu men in de gelegenheid zal zijn een proef te
nemen.
De Heer Gerritsen zegt, dat de Heer Van Nierop voor
gemeente-exploitatie schijnt te zijn als deze financieel voordelig
voor de gemeente zal zijn. Dit is niet het standpunt van spr., die
gemeente-exploitatie wil in het belang van bevordering van verkeer.
Spr. meent, dat de voorgestelde proefneming als gelukt moet
beschouwd worden, wanneer gebleken zal zijn, dat de
exploitatiekosten niet hoger zijn, dan die van een particuliere
maatschappij .
De Heer Pijnappel vraagt, of de werkzaamheden op de Handelskade geen
nadeel zullen ondervinden van het rijden van een tram langs de
Handelskade?
De Heer S. W. Jitta acht gemeente-exploitatie het gaan op een
gevaarlijken weg; spr. begrijpt niet hoe men in beginsel kan zijn
voor die exploitatie of zij winst geeft of niet. Spr. is tegen de
motie.
De Heer Hovy vraagt: hoe gaat het met de lijnen die B. en W.
erkennen dat nodig zijn, maar die zij vooralsnog niet wensen te doen
aanleggen? Zullen deze niet geheel achterwege blijven, als de
gemeente de thans reeds nodig geachte niet zelve aanlegt? Spr. is
daar zeer bevreesd voor.
De Heer Ankersmit gelooft wel, dat ambtenaren van de gemeente een
tram goed zullen kunnen exploiteren, maar vreest, dat onder de
aandrang van het publiek de tarieven zo laag zullen moeten gesteld
worden, dat de zaak werkelijk zal blijken financieel nadelig te
wezen voor de gemeente.
De Heer Heineken zegt, dat de gemeente aan een onrechtmatigen
aandrang niet zal behoeven toe te geven.
De Heer J. C. de Vries acht trammen een zaak van weelde. Nu mag men
niet zeggen, als de voorstanders van gemeente-exploitatie: laat zij,
die dat willen doen, hun hart er maar aan ophalen, ten koste van de
belastingschuldigen, ook van hen die van de tram geen gebruik kunnen
maken.
De Heer Sassen ontkent, dat de tram een luxeartikel is. Ook
arbeiders, die bij de hoge huren, welke in Amsterdam gevraagd
worden, in buitenwijken wonen, maken er gebruik van, als zij
vermoeid van hun werk huiswaarts keren.
De Heer Heemskerk stelt in 't licht, dat bij aanneming van de motie
reeds nu wordt uitgemaakt, dat later ook alle voorgestelde lijnen
door de gemeente geëxploiteerd zullen worden, want pikt men, als de
motie doet, de beste er uit, dan willen particulieren de
overblijvende lijnen niet aanvaarden en zal dus de gemeente die wel
moeten aanleggen en exploiteren. De motie-Dijkmans-Gerritsen heeft
dus dezelfde strekking als het (door deze ingetrokken) aanvankelijk
door de Heer Gerritsen ingediende amendement.
De Heer Muysken herinnert, dat deze voordracht bedoelt de raad zich
te doen uitspreken over het door B. en W. opgemaakte project voor
tramlijnen en meent dat het plan als zodanig wel aanvaard kan
worden. Over de uitvoering van dit plan kan men nog verschillen,
maar niets verhindert om op de wijze als de motie-Dijkmans-Gerritsen
voorstelt een proef te nemen op kleine schaal met
gemeenteexploitatie. De Voorzitter gaat niet mee met voorstellen in
deze geest en gelooft, dat het meer in het gemeentebelang is om al
de voorgestelde lijnen te doen aanleggen en dan zulke bepalingen te
maken, dat naasting door de gemeente te allen tijde mogelijk zal
zijn.
De Weth. v. P. W. antwoordt de heren Pijnappel en Hovy, dat het
vertier op de Handelskade geen schade zal hebben van de tram en dat
de uitgestelde lijnen bezwaarlijk kunnen voorgeschreven worden in
het cahier de charges.
De debatten werden gesloten en tot stemmen overgegaan. Eerst wordt
gestemd over de motie: Dijkmans-Gerritsen (eigen aanleg en
exploitatie van de lijn Amsteldijk—Leidsche Bosch—v. Lennepkwartier
naar het eindpunt der Westerlijn van de A. O. M.).
Deze motie werd verworpen met 18 tegen 16 stemmen. Vóór stemden de
hh.: Becker, Ten Brummeler, Daniëls, Dijkmans, Gerritsen, Van Hall,
Heineken, Hovy, Moltzer, Muysken, Sassen, Den Tex, Vas Visser, De
Vries van Buuren, v. Waterschoot, v. d. Gracht en Wüste. Vervolgens
werd gestemd over het ingetrokken, maar door hem weder ingediende
oorspronkelijk amendement van de Heer Gerritsen. Het werd eveneens
verworpen met 20 tegen 14 stemmen. De voordracht van B. en W.
(waarin het amend.- Vas Visser, om de sub a voorgestelde lijn door
te trekken naar bet voormalig Leidschebosch, door B. en W. is
overgenomen), werd daarna zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
30-3-1891
De A. O. M. voor de Enquête.
Op Dinsdag 6 en Woensdag 7 Januari jl. verschenen te 's Gravenhage
verschillende hogere en lagere beambten der Amsterd. Omn.-Maatsch.
voor de Staatscommissie, belast met de enquête op de openbare
middelen van vervoer.
Aan het stenografisch verslag der verhoren is het volgende ontleend.
De koetsier A. W. H. J. Knijper, gedurende acht jaar bij de
Maatschappij, deelde mede dat hij van 's morgens half acht, met een
schafttijd van tachtig minuten, tot 's avonds 12 uur dienst had,
behalve elke vierde dag, de „vrije" dag ; dan was de diensttijd
slechts van 12 uur 's morgens tot ongeveer 5 uur, mits men niet
moest inspringen voor een kameraad. In de laatste tijd kwam dat
echter minder voor door uitbreiding van personeel. Een vrije Zondag
wordt niet gegeven; wel heeft het personeel op Zondagsrust
aangedrongen bij de directie en werd daarbij door de pers gesteund,
waardoor om de 12 of 13 dagen een vrije dag werd verleend. Thans is
dat echter weer vervallen, zodat de getuige reeds in vijf weken geen
vrije dag had gehad. Op Zon- en feestdagen was het nog drukker dan
anders, volgens het spreekwoord : „een anders pleizier is ons
verdriet". De getuige verklaarde dat volgens het algemeen gevoelen
de dienst ook op gewone dagen zeer lang was. Ik ben er 8 jaar bij en
gezond en sterk, maar wij weten allen dat wij vroeg versleten zullen
zijn en binnen 10 jaar reumatisch. En het is geen wonder; wij staan
altijd zonder beschutting in weer en wind; zelfs mogen wij niet in
de wagen koffie drinken. Nog dezen zomer is een edict uitgevaardigd,
dat de koetsier voorop en de conducteur altijd achter op de tram
moet staan. Als wij een ogenblikje stil staan, mogen wij onze leden
niet eens op een bankje uitstrekken. Er staat 50 cent boete op, als
wij met 3 wagens aankomen, komen wij met 2 wagens aan, dan moeten
wij het paard omspannen om naar de wissel terug rijden om op een
ander spoor te komen, hetgeen alles oponthoud veroorzaakt, zodat er
geen rusttijd op overschiet. De getuige heeft 2 kinderen, die hij
maar eens in de 4 dagen ziet. Het loon van de koetsiers bedraagt het
eerste jaar ƒ 12, het tweede ƒ 14. Hij, die een dag verzuimt, ook
door ziekte, verbeurt volle loon, en de plaatsvervanger ontvangt dan
het halve loon. Boeten worden geheven wanneer zij kameraden laten
meerijden, wanneer zij de koffie in de wagen opdrinken, wanneer zij
hun nummerplaat niet dragen, voor het te laat komen en het verkeerd
leggen van een wissel. Voor ziekte bestaat geen fonds (bij) de
Maatschappij, de eerste dag wordt het loon niet betaald, in de
volgende dagen echter 2/3, zoals ook bij ongevallen in en door den
dienst wordt uitgekeerd.
De getuige erkende, dat de conducteurs en koetsiers in naam van de
17 dagen een vrijen dag hadden, maar inderdaad nooit geheel vrij
waren, omdat zij zich op de vrije dag toch altijd moesten aanmelden
voor het geval dat er zieken zijn. Van een pensioenfonds der
Maatschappij had de getuige nooit gehoord „als de Maatschappij het
zegt (nl. dat het bestaat) zal het wel zo zijn, maar wij weten het
niet."
V. „Zijn er onder uw kameraden ook, die sedert de oprichting er al
bij zijn ?" A. „Zeer weinigen."
V. „Trachten de meesten, wanneer zij kunnen, een andere betrekking
te krijgen? A. „Zoo gauw zij maar eenigszins kunnen."
V. „Er wordt dus in het algemeen geen prijs op gesteld om bij de
Maatschappij te blijven?" A. „Neen, wij hebben niets aan ons leven."
De getuige L. van Bommel, conducteur, heeft mede dienst van half
acht 's morgens tot 's avonds 12 uur, met een rusttijd van 1 uur en
20 minuten, een halve vrije dag om de vier dagen van 12 tot 4 1/2,
en een geheel vrije dag om de 17, 18 of 21 dagen. Op andere lijnen
duurt het soms wel 5 weken. Het loon bedraagt ƒ 13 en Nieuwjaar
dubbel Weekgeld. De getuige klaagt over het vermoeiende van de
dienst, hij voelt 's avonds vermoeidheid in de benen van het lange
staan, pijn in de borst en ook reumatiek, wat echter onder het
personeel niet zo heel veel voorkomt. Zijn diensttijd op gewone
dagen is, wat de drukte aangaat, nagenoeg gelijk aan de Zon- en
feestdagen. Omtrent onverdiende boete deelt hij het geval mede, hem
zelf overkomen, dat hij een dag straf kreeg, dus ƒ 1.86, omdat hij
een passagier, een dame, niet had zien aankomen. De straf werd
opgelegd door de Heer Van Leeuwen, de hoofdinspecteur, op aanklacht
van de dame. Het hielp niet toen hij om minder boete verzocht.
Waarom hij dan niet aan de directie had geschreven? „Neen, als men
dat doet, raakt men soms nog zijn betrekking kwijt ook. Hoe minder
men zegt, hoe beter."
V. „In dergelijke gevallen legt men zich dan maar bij het onrecht
neer uit vrees voor erger?" A. „Ja." V. „Dat is zoo de toestand in
het algemeen niet waar?" A, „Ja, in alle dingen gaat het zoo. Als
men een couponboekje verliest, heeft men f 12.50 boete. Van een
conducteur waren er 2 gestolen, en hij kreeg ƒ25 boete."
V. „Werd die boete ook opgelegd door de Heer Van Leeuwen ?" A. „Dat
weet ik niet, maar die bepaling staat vast. Niemand heeft echter wat
aan zo’n boekje. Jongens hadden het zeker, om er mede te spelen, uit
de wagen gehaald."
Een anderen getuige, den conducteur H.J.A. Krooneman, reeds 17 jaar
in dienst der Maatschappij, wordt gevraagd: „Wanneer een passagier
zich beklaagt, dat op zijn roepen niet gestopt is, dan wordt gij
beboet, niet waar ?" A. „Het komt voor, maar toch niet veel. In de
laatsten tijd wordt niet zoveel acht op al die flauwe briefjes
geslagen; er wordt nu nog wel eens een nader onderzoek ingesteld."
V. „Maar wij hebben toch van een conducteur gehoord, die een boete
bad gekregen van ƒ1.86, omdat hij iemand op straat niet had zien
aankomen?" A. „Dat zal dan een bepaalde dame geweest zijn, zeker de
vrouw van iemand van de directie."
De getuige W. Koenders, hoofdconducteur, geeft als zijne bezigheden
op, te zorgen dat alles behoorlijk zijn gang gaat, dat de wagens 's
morgens op tijd weggaan en dat bij sneeuw de dienst niet wordt
gestoord. Verder des avonds de afrekening en de controle op de
dienst, waarbij toezicht op de koetsiers en conducteurs.
V. „Gij hebt zeker ondervonden, dat het beter is om de mensen, als
er een kleinigheid mankeert, op een verstandige wijze daarover te
onderhouden, dan hun dadelijk een boete op te leggen?' A. „Zeker; ik
heb o. a. ook onder mij gehad, als conducteur, Ekker, die later
doodgeschoten is door een conducteur. Hij had bij mij wel kunnen
leren hoe men de mensen behandelen moet, maar hoofdconducteur
geworden zijnde, trok hij het koordje te sterk aan en werd toen
doodgeschoten."
V. „Hoe lang is dit geleden ?" A. „Een goede twee jaar. De
conducteur heeft zich zelf ook in de keel geschoten, doch hij is
hersteld en tot 10 jaar gevangenisstraf veroordeeld."
V. „En is het werkelijk geschied wegens te strenge behandeling ?" A.
„Bepaald. De meeste der tegenwoordige hoofdconducteurs zijn eerst
conducteur onder mij geweest; zij weten dat ik de mensen altijd met
zachtheid behandel. Ik leg niet gaarne boete op voor een kwartiertje
te laat komen, omdat ik weet dat de dag lang is, en de directie — ik
ben nu 17 jaren bij de Maatscbappij en 13 jaren hcofdconducteur —
heeft nooit gezegd: “Koenders, gij legt te weinig boete op”; de
directie schijnt het dus goed te vinden, maar ik zorg altijd dat de
boel in orde is."
V. „Wij hebben hier koetsiers gehad, die te klagen hadden over
onrechtmatige grieven, ingebracht bij de directie door passagiers.
Komt dat in Amsterdam veel voor ?" A. „Dikwijls zijn er ongegronde
klachten, vooral dat conducteurs en koetsiers 's avonds niet goed
uitkijken."
V. „Als iemand minder geschikt blijkt te zijn, wordt hij dan niet
enige tijd vooraf gewaarschuwd ?" A. „Ja, een dag of 14 of een maand
tijd wordt hem dan gegeven en dan gaat zijn salaris ook door."
V. „Dus alleen ingeval dat iemand iets misdreven heeft, wordt hij zo
dadelijk weggezonden ?" A. „Ja, als iemand in dienst beschonken is
geweest b.v. krijgt hij onmiddellijk zijn ontslag; daar helpt niets
aan, dat staat ook in de instructie."
Getuige C. J. van Leeuwen, hoofd-inspecteur, is in rang de hoogste
bij de Maatschappij, na de directie, en belast met de dagelijkse
exploitatie en dienstregeling. Hij erkende dat de diensttijd lang
is, maar toch niet te lang, wanneer men de gezondheidstoestand van
het personeel nagaat. Wanneer hij de mensen spreekt bleek het hem
dat zij tevreden zijn, al lopen er ook enige ontevredenen onder, in
de regel juist de minst goeden in dienst. Ook „het geschrijf" in de
couranten over de lange diensttijd komt van de enkele ontevredenen
die er zijn. Omtrent het onderzoek naar de gegrondheid der klachten
en het opleggen van boeten deelt de getuige mede, dat er dagelijks
brieven met klachten inkomen; de beklaagde wordt door de getuige in
verhoor genomen en kan zich altijd vervoegen aan het kantoor of bij
de directie, waar hij „natuurlijk" steeds een gewillig gehoor vindt.
Getuige herinnert zich niet dat het ooit is voorgekomen, dat een
boete of straf, door hem opgelegd, door de directie niet werd
goedgekeurd, hetgeen zijn positie onhoudbaar zou maken.
V. „Het komt dus feitelijk hierop neder, dat de beslissingen alle
van u uitgaan, en eigenlijk slechts pro forma door de directie
worden goedgekeurd?" A. „Neen, want het bestuur beslist ten slotte;
ik gaf alleen de boete of straf op. Een brief met klacht van een
ongenoemde wordt „altijd en dadelijk" ter zijde gelegd. De beklaagde
wordt altijd met de klacht in kennis gesteld, bij een ernstig feit
wordt hem de brief voorgelezen, en de naam van den aangever heel
dikwijls genoemd, maar dat hangt er van af. Omtrent het geval van de
koetsier Kerner — die de vorigen dag zelf voor de enquête verscheen,
en beweerde ontslagen te zijn op de ongegronde klacht van een dame,
als zou hij abnormaal ziju geweest en een paard mishandeld hebbeu,
deelde getuige (volgens de ontslagen koetsier een „barsch mensch")
mede, dat volgens grondig onderzoek de man inderdaad dronken was
geweest en toen op last van de Heer Schadd werd ontslagen, ook omdat
hij menigmaal op het strafregister voorkwam. Er bestaat ook een
instructie met de bepaling dat dronkenschap onmiddellijk door
ontslag wordt gestraft."
V. „Hoeft hij erkend dat hij dronken was geweest ?" A. „Ja, hij zei
dat het niet zo erg was geweest en vroeg om het door de vingers te
zien."
V. „Tot ons leedwezen is het al meermalen voorgekomen dat
verschillende verklaringen niet overeenstemden. Ook in dit geval is
dit zo. Wij hebben gehoord dat deze man heel zelden drank gebruikte
en zijn paard nooit mishandelde. Wij kunnen dit punt niet verder
onderzoeken. Wij zijn niet belast met een instructie, maar met een
enquête. Wij wensen dus slechts te wijzen op het grote openbare
belang dat iemand niet blootgesteld mag zijn met vrouw en een aantal
— hier acht — kinderen plotseling brodeloos te zijn, zonder
voldoende waarborg dat zijn zaak wordt onderzocht." A. „Er wordt bij
ons geen straf of ontslag gegeven wanneer niet duidelijk is gebleken
in alle opzichten dat de feiten zo zijn."
V. „Natuurlijk zijt gij stellig overtuigd van de feiten als gij een
ontslag voordraagt, maar de een is spoediger gereed met een
dergelijke beslissing dan de ander, en voor een Maatschappij, die
weet dat zij altijd ruimschoots keuze heeft om haar personeel aan te
vullen, kan dit allicht het geval zijn."
In de laatste plaats verscheen de Heer K. H. Schadd, directeur der
Maatschappij, voor de enquêtecommissie. Hem is de dagelijksche
leiding opgedragen, terwijl hij tegenover het personeel de gehele
directie vertegenwoordigt. In zaken van gewicht alleen worden de
vier andere directeuren geraadpleegd. Omtrent de klachtenkwestie zei
de getuige, dat er altijd beroep op hem was en dat b.v. door de Heer
Van Leeuwen geen ontslag wordt verleend of hij brengt zelf de man
voor, om zich te kunnen verantwoorden. Direct beklag bij hem,
getuige, is overigens alleen mogelijk als het klachten over de Heer
Van Leeuwen zijn, van klachten over hoofdconducteurs zou ik wel in
hoogste instantie kennis nemen, maar zij bereiken mij nimmer,
doordat steeds met de beslissing van de hoofdconducteur genoegen
wordt genomen.
Mijns inziens is het publiek te Amsterdam ook tegenover het
personeel der trams wel wat al te familiair; de intimiteit wordt
soms zo groot; ook beschaafde mensen weten zich niet altijd op de
juiste afstand te houden, zodat ik de man naar een andere lijn
overplaats. Er wordt nu in deze koude dagen een kop koffie
geschonken, goed, maar nu worden de mensen ook in huis geroepen, en
men laat ze hun tijd mankeren door ze te tracteren. Dat gaat niet
aan, en dat is een der redenen waarom van tijd tot tijd een
conducteur of koetsier naar een andere lijn verplaatst wordt.
Die straf — zo meende de voorzitter — zou toch niet veel indruk
maken, maar de Heer Schadd gaf daarvan de volgende verklaring : „Op
de ene lijn is meer verval dan op de andere, vooral op de lijnen in
de gegoede buurten is veel verval. Zij doen geen rit, of er is
verval. Het is natuurlijk niet onder cijfers te brengen; maar ik
houd het er voor, dat het voor een handige, beleefde conducteur een
aanzienlijke vermeerdering van inkomsten is. Ik ben te weten
gekomen, dat er enige tijd geleden een conducteur van Arnhem naar
Amsterdam wilde overgaan, omdat hij daar, volgens de verklaring vau
zijn broeder, ƒ 3 à ƒ 4 per week extra had. Dat cijfer heb ik meer
gehoord." Het oordeel van de Heer Schadd over de koetsiers luidt
zeer gunstig.
Op de vraag of er onder hen niet de indruk bestaat dat zij op de
duur dat leven niet kunnen volhouden, en vóor hun tijd versleten
zijn, antwoordde hij: „Ik geloof het tegendeel. Wanneer zij tien
jaren in dienst zijn, krijgen zij een gratificatie en dan heb ik de
gewoonte nog eens met hen te praten. En dan geven zij mij zonder
uitzondering de indruk van tevredenheid niet alleen, maar van
voldaanheid. Het is een bij uitstek gezond en kernachtig personeel."
Maar veel minder goed was het oordeel over de conducteurs: „Er zijn
altijd veel meer aanmerkingen en klachten over conducteurs dan over
koetsiers. En dit ligt eigenaardig aan het gehalte van dat
personeel. Een koetsier heeft een vak, is er voor opgeleid, was
vroeger boerenknecht, herenkoetsier.... Maar de conducteurs zijn een
samenraapsel van in andere betrekking mislukten. ... Het zijn
gewezen matrozen, die aan wal willen blijven, omdat zij gaan trouwen
; letterzetters die een aanbeveling van de dokter krijgen, omdat zij
niet tegen hun beroep kunnen.... Gewezen onderofficieren willen wij
in de regel als conducteurs niet hebben.;.. Sergeants hebben geleerd
bevel te voeren, dat komt bij ons niet voor, wèl gehoorzamen....
Kellners zün minder geschikte lui, die hebben nog al veel drukte.
Maar mensen van buiten, die een eigen zaakje hebben gehad, dat
mislukt is, die genieten de voorkeur.
De sollicitantenlijst is mijn vervelendste afdeling, altijd te woord
staan heren en dames, die een conducteursbaantje voor iemand komen
vragen, is vervelend."
2-4-1891
Gedurende het Ie kwartaal 1891 zijn door de Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij vervoerd (overstap- en retourkaarten ook voor
de 2e rit berekend): 3,584,376 passagiers, tegen 3,473,772 in
betzelfde tijdvak van 1890.
Een hoofdonderwijzer uit Leiden, die op de Paasdagen een bezoek
bracht aan de hoofdstad, sprong op het Rokin van een tramwagen,
zonder te letten op een wagen die van de tegengestelde kant kwam.
Hij viel, geraakte daardoor onder de aankomende wagen en brak de
rechterarm. Hij werd naar het Binnengasthuis vervoerd.
3-4-1891
De Amsterdamsche Tram-Omnibus- Maatschappij heeft gedurende de
maanden Januari 83,569, Februari 105,760, en Maart 136,549 personen
vervoerd, behalve de abonnementen en vrijkaarten.
8-4-1891
Het springen van eenrijdende tram veroorzaakte vanmorgen op de
Stadhouderskade een ongeluk aan een enigszins gezet passagier. Hij
viel, verwondde zich aan de knieën en moest per rijtuig naar zijn
woning vervoerd worden.
9-4-1891
In de Czaar Peterstraat werd een tweejarig knaapje door een
tramwagen aangereden en vrij ernstig gekwetst. Een vrouw, die in de
nabijheid was, droeg het naar zijn moeder, die niet wilde dat men
het naar het gasthuis vervoerde, maar zelf een dokter wilde halen.
20-4-1891
Mijnheer de Redacteur!
In het onlangs genomen Raadsbesluit is aan B. en W. opgedragen een
cahier des charges op te maken voor den aanleg van nieuwe
tramlijnen. Op de jongste vergadering echter van de A. T. O. M. is
duidelijk gebleken, dat de financiële positie van die maatschappij
verre van schitterend is te noemen en dus de nieuwe aan te leggen
lijnen waarschijnlijk wel zullen komen onder het beheer van de A. O.
M. Naar aanleiding hiervan rijst de vraag: zou het niet billijk zijn
in de concessie te vermelden, dat de zogenaamde overstapkaartjes
(die recht geven op een aangewezen 2e rit of zelfs retour) zonder
onderscheid kunnen gebruikt worden op welken tram men wil, zodat dit
kaartje gedurende de dag van afgifte overal geldig is, evenals de
gewone abonnementskaartjes, en verder, dat die overstapkaartjes den
prijs van 10 cents niet mogen te boven gaan. Zooals de prijs nu is,
slechts ½ cent verschil uitmakende met 2 gewone tramkaartjes, is die
geheel buiten verhouding, vooral omdat die overstapjes slechts éen
dag geldig zijn.
De billijkheid van bovenstaande wordt onder meer bevestigd in het
proefschrift over spoorweg-tarieven van Mr. Vissering, waar o. a.
gezegd wordt: „Zoodra iemand zich heeft verbonden om tweemaal over
dezelfde lijn te reizen is het aan de maatschappij onverschillig
wanneer hij het doet, indien hij het geld voor beide reizen reeds
gestort heeft; doch wanneer hij zijn recht verliest door het
verloopen van de retour-termijn, dan steekt zij (de maatsch.) een
geheel onverdiende winst op."
Is het te veel gevergd, Mijnheer de Redacteur, dit in het algemeen
belang in uw geacht blad op te nemen?
Bij voorbaat U mijn dank betuigende,
Uw Dienaar K.
2-5-1891
Hedenmiddag is op de Haarlemmerdijk een verhuiswagen van een firma
op de Hoogte Kadijk, midden op straat omslagen, waardoor het
tramverkeer enige vertraging ondervond.
9-5-1891
De wedlopen der Amsterdamsche Sportclub (op de renbaan achter
het Rijksmuseum).
Het verrukkelijke weer had gistermiddag een grote menigte naar de
Museumterreinen gelokt, zodat er een ware volksverhuizing ontstond
in die richting. De trams naar de P.C. Hooftstraat werden tegen twee
uur bestormd, terwijl allerlei voertuigen voortdurend nieuwe
bezoekers aanvoerden. Het uitgestrekte middenterrein bevatte
wellicht enige duizenden toeschouwers, die telkens met kracht van
longen de voorste rijders toejuichten, de achterblijvers met snaakse
kreten aanmoedigden en voortdurend in beweging waren om de beste
plaatsen te bemachtigen langs de rand van de wielerbaan. De tribune
was vrij goed bezet. Men zag er de bekende sportvrienden van hier en
elders in groten getale verenigd. De fraaie zomertoiletten der
dames, de uniformen der officieren en de bonte pakken der jockeys
verlevendigden het zonnige tafereel, dat door vele fotografen
voortdurend werd beschoten ten behoeve van blijvende indrukken aan
deze heerlijke eerste zomerdag.
12-5-1891
Naar het Binnengasthuis werden vervoerd een man, die op de
Stadhouderskade op een tram sprong, maar uitgleed, onder de wagen
kwam en daarbij het rechterbeen brak, (……..)
18-5-1891
In de gistermiddag in Odeon gehouden algemene vergadering der
Amsterdamsche Tram-Omnibus-Maatschappij werd het voorzitterschap
waargenomen door Dr. L. Mulder, in plaats van de Heer Rittner Bos,
die een schrijven had gezonden, met mededeling, dat hij verhinderd
was de vergadering bij te wonen.
Aan de orde van beraadslaging was het voorstel van het bestuur, om
over te gaan tot liquidatie van de Maatschappij. Dit voorstel werd
met algemene stemmen aangenomen. De voorzitter deelde mede, dat het
personeel reeds vroeger in kennis was gesteld met het houden van
deze vergadering en het aanhangige voorstel, terwijl de beambten was
aangeraden zich van een andere betrekking te voorzien.
Als datum der ontbinding werd vastgesteld Woensdag 20 Mei. De
liquidatie kon volgens de statuten geschieden door het bestuur,
tenzij de algemene vergadering besliste daarvoor een commissie te
benoemen. Met 133 tegen 4 stemmen werd de voorkeur gegeven aan een
commissie, waarvoor ook de leden van het bestuur stemden. Als leden
der commissie werden gekozen de heeren J. G. Bebelaar, J. Scheuer en
Dr. L. Mulder, na herstemming met den Heer Posthuma. De vergadering
werd hierna onder dankbetuiging aan de aanwezigen gesloten.
Voor een gehele reeks oppassende mensen breekt een droevig
Pinksterfeest aan. D» koetsiers en conducteurs van de Tram-Omnibus-
Maatschappij doen dan hun laatste ritten. Wij zouden ons zeer moeten
vergissen als de gewone passagiers hun ditmaal niet eens extra
bedachten, want een andere betrekking zal ook voor hen wel niet voor
het grijpen liggen.
23-5-1891
Op de Haarlemmerdijk werd een jongetje van twee jaar door een
tramwagen aangereden en vrij ernstig gewond, zodat men zelfs voor
zijn leven vreesde.
1-6-1891
De Gemeenteraad zal Woensdag 3 Juni a. s., des nam. 1 uur, een
openbare vergadering houden, ter behandeling van : No. 289.
Voordracht van B. en W. om gunstig te beschikken op een verzoek van
de directie der „Tram Amsterdam—Sloterdijk", om de tramlijn, die
thans haar eindpunt heeft op het Nassauplein in het verlengde van de
Haarlemmerweg, te mogen doortrekken tot op het Haarlemmerplein en
aldaar met hare tramwogens te stationneren, ter plaatse als door B.
en W. zal worden aangewezen.
Ingezonden.
A. T. O. M.
Amsterdam, Mei 1891. Mijnheer de Redacteur! .
Velen met mij zult u zeker verplichten met het plaatsen dezer
regelen. Gepasseerde Woensdag ging ons ontslag in bij de Amst. Tram.
Omn. Mij., wegens de liquidatie, hetwelk op zichzelf niet veel
bijzonders opleverde, daar het alleen betrof inleveren van goed en
uitbetalen der laatste week salaris. Maar wat velen teleurstelde,
was de minder nette behandeling, om de procentengelden der gestorte
waarborg à ƒ 100 niet uit te keren. Voor mij zelf is dit een
schadepostje van ca. ƒ 5.90 en voor de anderen naar gelang van
diensttijd. Er zijn conducteurs, welke 5 % moesten uitkeren aan
degenen welke hun de f 100 hadden voorgeschoten; was het dus niet
onverantwoordelijk om ons geld zo renteloos in de kas te laten ? De
spaarbank had dan toch een vergoeding van 3 % uitgekeerd en de Mij.
had geen risico geleden. Had 't bestuur een voorbeeld genomen aan de
A. O. M., welke 5 % uitkeert, maar tevens aan de Centraal Tram.-Omn.,
welks bestuur, ondanks het korte bestaan dier Mij., haar cond. nog
4% ter hand stelde (ƒ 2 rente van de gestorte ƒ 50). Ik herinner mij
nog zeer goed, toen wij in Sept. 1889 met ons achten conducteurs ten
kantore Leidschekade 83 voor de Heer Scheuer kwamen, welke ons de
reglementen voorlas, waarin o. a. ook voorkwam dat ons 3% rente van
de ƒ 100 zou uitgekeerd worden, deze heer dit nog eens nader
bevestigde en ons nog wel een boekje liet tekenen, ten bewijze dat
wij hiermede content waren.
Ontvangt, Mijnheer de Redacteur, ons aller dank voor de plaatsing,
en teeken ik achtend,
UWelEd. Dw. dienaar, G. A. Spruijt, ex-chef-cond.
4-6-1891
Gemeenteraad
Verzoek van de Vereniging: „Jacob van Lennep" om aan de
Amsterdamsche Omnibus Maatschappij order te geven tot het
gedeeltelijk leggen der lijn Bilderdijkstraat—Dam, waarvan het
gevolg is, dat de gemeente onmiddellijk overgaat tot de bouw der
brug over de Singelgracht en het verlengde der Rozengracht, of
anders de lijn tijdelijk te doen aanleggen langs de Marnixstraat
over de Kinkerbrug naar de Bilderdijkstraat. Voorstel: Aan B. en W.
tot preadvies.
Het bestuur der vereniging: „Jacob van Lennep" heeft een adres
gericht aan de Gemeenteraad, waarin er op wordt gewezen, dat de
bewoners van het van Lennep-kwartier sedert de opheffing van den
dienst der tramomnibussen weder ten eenen male verstoken zijn van
direct tramverkeer met den Dam.
De aanleg der lijn Dam-Bilderdijkstraat, waarvoor reeds oon3essie
werd verleend, zal daarin kunnen voorzien, maar de uitvoering
daarvan zal nog wellicht jaren op zich laten wachten. Hieraan zou
kunnen worden tegemoet gekomen door den aanleg eener tramlijn van
het einde der Bilderdijkstraat naar de Westermarkt, waarvoor de bouw
van een brug over de Singelgracht bg den molen : „de Victor" noodig
zou zjjn. Mocht dit niet kunnen, dan zou de richting kunnen genomen
worden over de Kinkerbrug, langs de bestaande Marnixstraatlijn,
aansluitende op de Rozengracht. De vereeniging verzoekt, dat de Raad
moge besluiten opdracht te geven aan de Amsterd. Omn.- Maatsch. tot
de uitvoering over te gaan.
8-6-1891
Ter Secretarie zijn ter lezing gelegd:
No. 316. Voordracht om aan Mr. C. F. Vreede, te Hilversum, voor
zoveel deze Gemeente betreft, vergunning te verlenen tot de aanleg
en de exploitatie van een stoomtramweg van Amsterdam naar IJmuiden.
De ontworpen tram (spoorwijdte 1 M.) vangt aan op het zuidelijk
einde der Spaarndammerstraat bij de Houtmankade, volgt die straat en
verder het Spaarndammerplein, de Spaarndammerdijk, den grintweg
tussen die dijk en de kade van de Amsterdammerpolder, en eindelijk
de Hemweg, om het gebied onzer Gemeente te verlaten bij het snijpunt
van laatstgenoemde weg met de molentocht van de Amsterdammer-polder.
Voorbij de grens der gemeente volgt de tram de Hemweg en de
zuidelijke dijk van het Noordzee-kanaal tot IJmuiden. De tramweg
langs de Spaarndammerdijk mag niet gelegd worden op de kruin, doch
langs de Noordelijken berm van de dijk.
10-6-1891
Bij de deze dagen gehouden veiling van de paarden, rijtuigen en
stalbehoeften der „Amsterdamsche Tram-Omnibusmaatschappij" is op de
opbrengst (ƒ34,886) beslag gelegd door Gebr. Spijker, alhier, op
grond dat de maatschappij hare verplichtingen jegens deze firma niet
is nagekomen De commissie van liquidatie heeft in deze als adviseur
mr. J. C. de Vries genomen. ‘t Is overigens met deze veiling zeer
slecht gegaan de paarden, ten getale van 159, hebben door elkaar
slechts ƒ200 opgebracht; terwijl van de 41 rijtuigen (39 omnibussen
en 2 fouragewagena) slechts één (een omnibus) verkocht werd. Dit
rijtuig, dat ƒ 2000 gekost heeft, ging voor ... ƒ 250. Op de andere
werd zelfs geen bod gedaan.
18-6-1891
No. 327. Voorstel tot intrekking der concessie, verleend aan de
Amst. Tram-Omnibus-Maatsch.
In een bijgaand schrijven verzoekt de Raad van Bestuur der
Maatschappij teruggave van de gestorte waarborgsom, terwijl later
door een commissie van liquidatie verzocht is bedoeld schrijven als
niet gedaan te beschouwen, zodat het B. en W. vooralsnog onbekend is
aan wie de waarborgsom moet worden uitgekeerd. Zij stellen alzo
voor, hun tevens te machtigen tot de teruggave van de waarborgsom,
door genoemde maatschappij gestort, tot zekerheid van de nakoming
der haar, bij die vergunningen opgelegde verplichtingen, zodra een
daartoe strekkende aanvrage van bevoegde zijde bij hen zal zijn
ingekomen.
19-6-1891
In het Binnengasthuis werd eene oude vrouw opgenomen, die in de
Haarlemmerstraat, uit een tram stappende, was gevallen en daarbij
was gewond.
30-6-1891
Bezoek Keizer Wilhelm II (30-6 t/m 3-7)
Van de 30ste Juni des namiddags 8 ure tot na het vertrek van H.H.
M.M., mogen op de Dam geen tramwagens rijden of stationneren; deze
zijn naar de Paleisstraat voor café Palais Royal, of naar het Damrak
voor de schilderijloods verbannen. Zij hebben het er niet minder
goed om, want ongeloofelijk is het vervoer.
3-7-1891
Door de Amsterdamsche Omnibus- Maatschappij zn'n gedurende het
2e kwartaal van 1891 vervoerd (overstap- en retourkaarten ook voor
de 2e rit berekend): 4,507,362 passagiers, tegen (overstap- en
retourkaarten ook voor de 2e rit berekend) 4,200,769 in hetzelfde
tijdvak van 1890. Totaal van 1 Januari af (overstap- en
retourkaarten ook voor de 2e rit berekend): 8,011,738 passagiers,
tegen (overstap- en retourkaarten ook voor de 2e rit berekend)
7,674,541 in het vorige jaar.
4-7-1891
Openbare Kennisgevingen. RAADSVERGADERING.
Do Raad zal een zitting houden op Woensdag 8 dezer, des namiddags 1
uur, ter behandeling van: 327. Intrekking der vergunning aan de
Tram-Omnibusmaatschappij.
316. Vergunning aan mr. C. F. Vreede te Hilversum, voor zoveel de
gemeente Amsterdam betreft, tot het aanleggen van een stoomtramweg
van Amsterdam naar IJmuiden.
Na het vertrek der laatste koetsen van het gevolg (van keizer
Wilhelm II) rukte de politiebezetting in. Weinige minuten later
werden de hulpwissels van de tram weggenomen. Om 10.15 was het
Damplein weer ons oude tramplein. Alleen de versiering van het
monument, die nog enige dagen blijft staan, herinnerde aan de
Amsterdamsche keizersdagen.
5-7-1891
Tramweg Amsterdam—Amstelveen.
Aangezien de concessionarissen voor de aanleg en de exploitatie van
een tramweg van Amsterdam naar Amstelveen geen gebruik hebben
gemaakt van de onteigeningswet voor die weg, is, krachtens Hr. Ms.
machtiging, die concessie (6 Sept. 1886 verleend) ingetrokken bij
beschikking van 1 April 1891. Als gevolg daarvan is aan de Tweede
Kamer door de Regering voorgesteld de betrekkelijke onteigeningswet
in te trekken, gelijk reeds bij de jongste begrootingsdiscussies is
aangekondigd.
6-7-1891
Heden werd in het café Panorama, Plantage, alhier, in het
openbaar door de directie der Amsterdamsche Omnibus Maatschappij
aanbesteed : Het maken van een houten fundatie voor een stalgebouw,
remise, ziekenstal, smederij en woning op een terrein aan de
Weesperzijde bij Schulpenbrug te Nieuwer-Amstel. Ingekomen 14
biljetten ; de minste inschrijving was die van de Heer J. Koster
voor f 13,784.
10-7-1891
GEMEENTERAAD.
Zitting van Woensdag 8 Juli (1 u.) (Vervolg.)
327. Voordr. tot intrekking van de aan de Amsterdamsche
Tram-Omnibusmaatschappij verleende vergunningen voor een geregelde
dienst, tot vervoer van personen, en tot teruggave van de door haar
gestorte waarborgsom aan de tot ontvangst bevoegde. Goedgekeurd.
14-7-1891
In de Leidschestraat heeft men reeds een aanvang gemaakt met de
werkzaamheden, welke de asfalteering moeten voorbereiden. Evenals
vroeger in de Reguliersbreestraat geschiedde, wordt voor de tram een
hulpspoor aangelegd, waarna de andere helft der straat met asfalt
wordt bevloerd. De asfaltering geschiedt dus in twee gedeelten.
18-7-1891
Sedert enige dagen is men bezig met het veranderen van het
profiel in het gedeelte Sarphatistraat, ten Oosten van het
Weesperplein. ln verband daarmede worden de tramsporen, die thans in
het midden der straat liggen, langs de bomenrij verlegd. De
nieuwgelegde sporen wijken in zover van het thans gebruikte stelsel
af, dat men geen afzonderlijke rails meer heeft, waar rails en
lengteliggers uit één stuk bestaan; dit stelsel werd reeds voor
jaren in den Haag ingevoerd, en verleden jaar ook veor de
Reguliersbreestraat gebruikt. Daar dit werk reeds onderhanden was
genomen, toen de A. O. M. last kreeg haar sporen in de
Leidschestraat te verleggen, schieten de werkzaamheden niet zo snel
op als wel gewenst werd door de bewoners, die veel last van stof en
zand hebben. Zou de Veohtwaterleiding, zoolang die zandhopen in de
Sarphatistraat liggen, aan die straat niet een extra-beurt kunnen
geven?
21-7-1891
Loon en arbeidsduur bij Gemeentewerken.
Ter Secretarie is ter lezing nedergelegd een voorstel van de
Raadsleden C. V. Gerritsen en Mr. M. W. F. Treub, om in de bestekken
van bouwwerken en in de voordrachten tot het verlenen van
concessies, in het belang van het betrokken arbeiderspersoneel, voor
zover zulks door bijzondere omstandigheden niet ondoenlijk is,
bepalingen omtrent loon en arbeidsduur op te nemen.
(……….)
2. Volgens art. 21 der concessie van 29 Mei 1890 is de Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij verplicht, in overleg met Burgemeester en
Wethouders, een voorziening te treffen in geval van invaliditeit,
ongelukken en overlijden van haar personeel. De voorstellers
vertrouwen, dat de Raad er met hen prijs op zal stellen te vernemen,
op welke wijze deze aangelegenheid is geregeld.
Zij achten het tevens nodig, dat het personeel der maatschappij
zowel van deze regeling als van de bestemming, welke aan de
opgelegde boeten worden gegeven, kennis draagt.
3. Wijzen zij op het gebruik bij en de bepalingen in de reglementen
van de Amsterdamsche Omnibus- Maatschappij :
a. dat geen getuigschrift wordt uitgereikt, wanneer iemand van het
personeel de dienst verlaat; een maatregel, die te onredelijker is,
omdat de maatschappij wel een getuigschrift vordert bij de
indiensttreding ;
b. dat een conducteur of koetsier, die buiten dienst is, niet op de
tram mag mederijden.
De reden, daarvoor genoemd voor de Enquêtecommissie, komt hun weinig
afdoende voor. Bedenkt men, dat voor schafttijd niet meer dan 80
minuten wordt gegeven, en dat de woning van de beambte dikwijls op
vrij grote afstand is gelegen van het eindpunt der lijn, dan gevoelt
men, hoe weinig humaan het is te vergen, dat die afstand door het
personeel te voet wordt afgelegd, ook wanneer in de wagens, die in
dezelfde richting rijden, nog plaatsen genoeg onbezet zjjn.
4 . Spreken zij de wens uit, dat B. en W. in de verzamelde gegevens
tevens aanleiding zullen vinden, zo spoedig mogelijk voorstellen te
doen, om door buitengewone maatregelen het lot van het personeel van
de gasfabrieken en van de Amsterdamsche Omnibus -Maatschappij te
verbeteren, en in het bijzonder om, wat het bij de gasfabricatie
betrokken personeel aanbelangt, afdoende voorziening te treffen voor
verzekering ingeval van invaliditeit, ongevallen, ziekte en
ouderdom.
De belangrijke baten, die uit beide ondernemingen jaarlijks in de
gemeentekas vloeien, en de wijze waarop de concessionarissen hunne
zedelijke plichten jegens hun personeel opvatten, billijken het
ingrijpen van het gemeentebestuur ten volle.
26-7-1891
De werkzaamheden tot asfalteering van de Leidschestraat vorderen
goed. Hedenmorgen is het middengedeelte van den rijweg tussen Heeren-
en Keizersgracht door de trams weer in gebruik genomen. Half
Augustus hoopt men met het gehele werk gereed te zijn.
29-7-1891
Een jongen, die op het Rokin van een tram viel en daarbij zijn
linkervoet verwondde, en een man die op het Rembrandtsplein op een
voorrijdende tramwagen wilde springen, maar daarbij viel en het
rechterbeen brak, werden in het Gasthuis opgenomen
2-8-1891
Brand op de Singel.
Gisteravond te 9.40 ontstond brand in het des nachts onbewoonde
fotografisch atelier van den heer Henrichs, Singel 470 bij het
Koningsplein. (………….) De brandweer was ogenblikkelijk ter plaatse en
tastte de vlammen eerst van voren aan, maar moest, daar het vuur
zich naar achter uitbreidde, zoowel over de belendende perceelen als
over eenige huizen aan het Koningsplein slangen aanbrengen, die
gevoed werden door 2 stoombrandspuiten en eenige Vechtkranen. Ben
derde rijdende stoomspuit en de Jan van der Heyden waren ter
plaatse, maar behoefden niet in het werk te worden gesteld. In drie
kwartier was men in zover het vuur meester, dat een der stoomspuiten
kon inrukken; de tweede werkte nog tot over elven. De omstandigheid,
dat de brand uitbrak op een ogenblik waarop de nabijgelegen
Kalverstraat overvol was met wandelaars, was natuurlijk oorzaak dat
de nieuwsgierigen niet te tellen waren. De tramdienst ondervond door
een en ander veel vertraging.
4-8-1891
Nieuweramstelsche Tramconcessie.
Tusschen de gemeente Nieuwer-Amstel en de A. O. M. is thans
overeenstemming verkregen over de voorwaarden voor een geheel nieuwe
tramconcessie, waaraan de Gemeenteraad Vrijdag jl. zijn goedkeuring
heeft gehecht. Deze concessie is verleend onder
buitenwerkingstelling van de tot dusver verleende vergunningen. Bij
het vaststellen der voorwaarden is zooveel mogelijk gestreefd naar
overeenstemming der voorwaarden in de concessies van beide
gemeenten.
Zo is de duur der concessie onbepaald. Zij omvat het uitsluitend
recht tot het aanleggen en exploiteren van tramlijnen in het nader
omschreven stedelijk gedeelte der gemeente Nieuwer-Amstel.
Voorbehouden is de bevoegdheid tot het verlenen van concessie aan
derden, voor het geval de A. O. M. een door het gemeentebestuur
verlangde lijn niet wenst aan te leggen. Het uitsluitend recht der
A. O. M. vormt verder geen beletsel tegen de aanleg van tramlijnen,
die het gebied der A. O. M. met andere plaatsen verbinden, zodat
aansluiting van eventuele buurtlijnen aan het grote tramnet
verzekerd is. De A. O. M. zal volgens de bepalingen der concessie
exploiteren gedeelten tramweg van Weesperzijde, Amsteldijk, Parkweg,
Verlengde Vondelstraat en Overtoom; alle verlengingen van bestaande
tramlijnen. De concessie mag zonder toestemming van de Gemeenteraad
niet aan anderen, hetzij een andere maatschappij, hetzij bijzondere
personen, worden overgedragen. Alleen in het geval van naasting naar
de artt. 17 en 18 der Amsterdamse concessie door Amsterdam aan deze
gemeente.
Tegenover deze bepaling heeft de Gemeenteraad de eisch gesteld, dat
aan de gemeente Nieuwer-Amstel een evenredig deel zal worden
uitgekeerd van de retributie door de A. O. M. aan de gemeente
Amsterdam verschuldigd, en wel naar den maatstaf van de op het
gebied van Nieuwer-Amstel afgelegde tramkilometers.
Verder bevat da concessie do volgende belangrijke bepalingen
betreffende het tarief:
„In geval de gemeente Amsterdam de onderneming naast en op haar de
rechten en verplichtingen dezer concessie overgaan, en de gemeente
Amsterdam brengt de verlenging van bestaande lijnen of geheel nieuwe
lijnen tot stand en exploiteert die, zal ten aanzien van het tarief
een nadere regeling moeten vastgesteld tussen deze gemeente (N.-A.)
en de gemeente Amsterdam als concessionaris.
Wordt in het geval van naasting verandering gebracht in het tarief,
waarnaar nu volgens art. 8 der Amsterdamse concessie personen en
goederen moeten worden vervoerd, dan moet hierbij in het oog worden
gehouden de omstandigheid, dat de in de gemeente Nieuwer-Amstel in
exploitatie gebrachte of eventueel te brengen lijnen behoren tot het
algemene net van de Amsterdamse tramweg, en als zodanig gelijkelijk
delen, zo in het genot ener verlaging van het tarief, als in de last
ener verhoging.
Aan de Maatschappij kan door de Gemeenteraad, zooveel nodig onder
goedkeuring van B. en W. van Amsterdam, indien het gebied dier
gemeente wordt bereden, de verplichting worden opgelegd, tot
uitgifte van overstapkaartjes op andere lijnen, niet aan de Mij. in
eigendom behorende, maar aan de hare onmiddellijk aansluitende,
alsmede tot het in ontvangst nemen van zodanige kaarten op die
lijnen uitgegeven en zulks op de voorwaarden en volgens een
tariefsverrekening als voor elk geval in het bijzonder, bij gebrek
aan overeenstemming door scheidslieden te benoemen en oordelende als
in art. 13 is bepaald, zullen worden vastgesteld."
Dc totstandkoming van de verlenging der lijnen Dam-Vondelstraat en
Dam-P. C. Hooftstraat is dus, wat Nieuwer-Amstel betreft, verzekerd.
Voor de verlenging dezer lijnen tot de gemeentegrens is door de
Amsterdamse Gemeenteraad nog geen toestemming verleend. B. en W.
toch oordeelden het, met het oog op het naastingsrecht der gemeente,
noodzakelijk, de Nieuweramstelse concessievoorwaarden te kennen,
alvorens de A. O. M. in staat te stellen haar werkkring op het
gebied van Nieuwer-Amstel verder uit te breiden.
De nu door Nieuwer-Amstel aangenomen concessie bevat verschillende
bepalingen, die de gemeente Amsterdam, als mogelijke opvolgster van
de A.O.M., rechten en verplichtingen ten aanzien van de gemeente
Nieuwer- Amstel geven. Een dezer bepalingen, en wel die betreffende
de deling van het aandeel dat gemeente Amsterdam in de bruto
ontvangsten der A. O. M. geniet, zou reeds dadelijk in werking
treden. Zeer waarschijnlijk zal de Nieuweramstelse concessie dus de
goedkeuring van onze Gemeenteraad behoeven. In hoever B. en W. van
Amsterdam in de onderhandelingen tussen de Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij en de gemeente Nieuwer-Amstel betrokken zijn
geweest, is ons onbekend, zodat wij niet weten of spoedig een
voordracht tot goedkeuring der overeenkomst en verlenging der beide
lijnen te verwachten zijn. Voor de bewoners der betrokken straten en
voor de bezoekers van het Concertgebouw, die reeds lang reikhalzend
naar die verlenging uitzien, is het te hopen dat alle spoed betracht
zal wordon.
6-8-1891
Gistermiddag is een 2-jarig knaapje in de Reguliersdwarsstraat
door een tramwagen aangereden en aan hoofd en benen licht gewond.
9-8-1891
Het asfalteren van de tramweg in de Leidschestraat is thans
afgelopen. Hedenmorgen is de gewone dienst hervat. Het weer der
laatste dagen was voor het werk bijzonder ongunstig.
13-8-1891
Gistermiddag reed een koetsier met zijn vrachtwagen op de rails
van de tram langs de Weesperzijde, iets wat daar ter plaatse geheel
overbodig is, daar de weg ruim genoeg is om voertuigen gelegenheid
te geven elkaar te passeren. De man werd het slachtoffer van zijn
onvoorzichtigheid: toen de tram aankwam kon hij niet spoedig genoeg
uitwijken. De beide voertuigen kwamen in botsing, de koetsier werd
door de schok van de bok geslagen en kwam onder de wielen van zijn
kar terecht, die hem over beide benen gingen. Na eerst in de
Bierbrouwerij te zijn binnengedragen, werd hij later naar het
Gasthuis vervoerd en daar ter verpleging opgenomen.
14-6-1891
Een 15 jarige jongen die in de Pl. Middenlaan op een in beweging
zijnde tramwagen wilde springen, is gevallen, waarbij hij een der
wielen over beide benen kreeg. Hij is naar het Gasrhuis vervoerd.
15-8-1891
In het Gasthuis zijn opgenomen (………………) en een knaap, die in de
Plantage op een tramwagen wilde springen en daar afgevallen was, met
het gevolg, dat een wiel hem over het been ging.
18-8-1891
Stremming van het verkeer.
B. en W. brengen ter kennis, dat in den nacht van Woensdag 19 op
Donderdag 20 Augustus e. k., van middernacht tot des ochtends 7 uur,
het verkeer voor rij- en voertuigen op de overweg van de Plantage
Middenlaan naar de Sarphatistraat voor de Muiderpoort, tengevolge te
verrichten werkzaamheden aan de daar aanwezige tramrails, zal zijn
gestremd.
24-8-1891
GEMEENTERAAD.
Zitting van Vrijdag 21 Augustus, 's namiddags 2 ½ uur. (Verdaagde
verg. van Donderdag 20 Aug.) ,
Adres van de Amsterdamsche Omnibus-Maatsch., ten geleide aan een
afschrift van een nieuwe concessie voor de aanleg en de exploitatie
van tramlijnen, door de Gemeenteraad van Nieuwer-Amstel aan genoemde
maatschappij verleend, met verzoek verlof te verlenen, deze
concessie te aanvaarden. In handen van B. en W. tot preadvies.
27-8-1891
Openbare Kennisgevingen.
VOORDRACHTEN.
Aan de secretarie liggen ter lezing : No. 474. Voordracht van Burg.
en Weth., luidende als volgt: Bij besluit van uw vergadering van 25
Maart jl., werden wij uitgenodigd, zo spoedig mogelijk aan uw
goedkeuring te onderwerpen een Cahier des Charges, nopens de aanleg
en de exploitatie der in onze voordracht van 12 Februari t. v.
omschreven tram- en stoompontverbindingen in deze gemeente.
Ter voldoening aan die uitnodiging hebben wij de eer het hieronder
volgende concept-besluit te dezer zake aan U ter bekrachtiging voor
te leggen, onder mededeling, dat de Commissie van Bijstand in het
beheer der publieke werken zich met de inhoud daarvan heeft
vereenigd. Eene uitvoerige toelichting van de verschillende
artikelen, welke het Cahier des Charges omvat, achten wij overbodig.
Voor zoveel betreft de voorschriften omtrent aanleg en onderhoud van
de werken, het toezicht op materieel en exploitatie, het medegebruik
van lijnen, de uitgifte van overstapkaarten, de regeling van
geschillen enz., hebben wij nagenoeg geheel vastgehouden aan de
bepalingen der concessie, ten vorigen jare aan de Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij verleend.
De aan te leggen verbindingen bepalen zich tot die, welke in het
besluit van 25 Maart jl. zijn genoemd, terwijl de ondernemer
voorkeur wordt gegeven voor de aanleg en de exploitatie van de
verbindingslijn Stoompont—Weesperzijde—Linnaeusstraat— Dageraadsbrug—Noordelijk
einde der Czaar Peterstraat, en de bevoegdheid om, wanneer de
wegbanen door de gemeente zijn aangelegd, het gedeelte Nassaukade—
Potgieterstraat, van de lijn Haarlemmerplein—Leidschebosch, te
vervangen door een verbinding Nassaukade - Frederik Hendrikstraat—Bildcrdijkstraat,
tot de aanleg waarvan hij bij genoegzame bebouwing in die richting
ook door de gemeente kan verplicht worden. Op nevensgevoegd plan
zijn de nu en eventueel later aan te leggen lijnon voorgesteld.
Wat het financiële gedeelte aangaat — met name de uitkering aan de
gemeente — hebben wij ons op het standpunt geplaatst, dat, waar het
complex van lijnen ook richtingen aanwijst, die voor exploitatie
minder gunstig zijn, maar waarvan het tot stand komen door het
openbaar belang wordt gevorderd, het zaak is, de onderneming zo min
mogelijk met vaste lasten te bezwaren, en eerst dan een vergoeding
voor de gemeente te bedingen, wanneer de onderneming zelve een
behoorlijke winst zal hebben genoten.
Daarom stellen wij voor, af te zien van een aandeel voor de gemeente
in de bruto ontvangsten, doch aanspraak voor haar te maken op de
helft van de netto winst, in enig jaar behaald, na aftrek voor dat
jaar van 6 pCt. over het gestorte kapitaal der vennootschap en van
hetgeen in voorafgaande jaren minder dan 6 pCt. over dat kapitaal
zal zijn verkregen.
Het tarief, waarnaar het personenvervoer zal geschieden, komt ons
voor het meest geschikte punt te zijn ter vergelijking van de te
vragen inschrijvingen. Aan de ondernemer zouden wij vrijheid willen
laten in de keuze van het voor het vervoer te volgen stelsel, hetzij
daarbij het voorbeeld van de Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij
wordt gevolgd, hetzij de voorkeur wordt gegeven aan een sectie
stelsel, zoals dit te 's Gravenhage, Rotterdam en elders wordt
toegepast. Als basis, waarop de inschrijving zal plaats nebben, is
door ons de maximum-kilometerprijs aangenomen. (Art. 11 sub a).
De concessie wordt overigens luidens ons voorstel voor onbepaalde
tijd verleend, onder bevoegdheid van de gemeente om haar in te
trekken, indien de concessionaris zich aan wanprestatie schuldig
maakt, of indien de gemeente de onderneming wenst te naasten; het
laatste zal intusschen eerst kunnen geschieden na een tijdperk van
10 jaren. De wijze van overneming hangt daarmede samen. Bij het te
kort schieten van de concessionaris in de vervulling van zijn
verplichtingen, is de overneming facultatief en geschiedt — zonder
premie — op de grondslag van een schatting door deskundigen naar de
bestemmingswaarde van datgene, waarvan de gemeente het bezit wenst
te verkrijgen. In geval van naasting daarentegen is de gemeente tot
overneming op voormelden grondslag, doch thans van alle bezittingen,
gehouden, terwijl daarenboven, geschiedt de naasting vóór 1910, een
premie wordt uitgekeerd naar gelang van de rentabiliteit der zaak,
lopende tot 1910. Na gemeld jaar is van enigerlei premie geen sprake
meer.
28-8-1891 (Vervolg van vorig artikel)
B. Bijzondere bepalingen. De aan te leggen verbindingen bepalen
zich tot die van het besluit van 25 Maart jl. en zijn omschreven in
Art. 1. De concessionaris belast zich met de aanleg, het onderhoud
en de exploitatie, voor zijne rekening, van:
1° een tramlijn Haarlemmerplein—Nassaukade— Potgieterstraat—Bilderdijkstraat—Constantijn
Huygensstraat—Vondelstraat —Tesselschadestraat (desgevorderd —Leidschebosch);
2° een tramlijn Leidschebosch-Stadhouderskade—Ferdinand
Bolstraat—Jan Steenstraat—Amsteldijk, aansluitend aan de hierna te
noemen stoompontverbinding met de Weesperzijde;
3° een tramlijn Handelskade (aanvangende noordwaarts van de overgang
van het Oosterspoor)—De Ruyterkade—Stationsplein;
4° een tramlijn Stationsplein—De Ruyterkade— Westerdoksdijk —
Barentszstraat — Planciusstraat — Haarlemmerplein;
5" een stoompont, ingericht voor personen- en handkarrentransport,
verbindende de beide Amsteloevers, op nader door Burgemeester on
Wethouders te bepalen punten, nabij de standplaats der sub 2
genoemde tramlijn.
Daarenboven geniet de concessionaris de voorkeur voor de aanleg, het
onderhoud en de exploitatie volgens de bepalingen dezer concessie
van de verbingsdingslijn Stoompont — Weesperzijde — Linnaeusstraat —Dageraadsbrug—Noordelijk
einde der Czaar Peterstraat, waaromtrent hij zich binnen drie
maanden na aanbieding door de Gemeenteraad zonder enig voorbehoud
zal hebben te verklaren. De concessionaris is voorts bevoegd om,
wanneer de wegbanen door de gemeente zijn aangelegd, het gedeelte
Nassaukade—Potgieterstraat van de hiervoren sub 1° bedoelde lijn te
vervangen door een verbinding Nassaukade—Frederik Hendrikstraat—
Bilderdijkstraat. Wanneer de bebouwing langs laatstbedoeld tracé
voor ten minste éen vierde gedeelte voltooid is, heeft de
Gemeenteraad het recht, om op de voorwaarden dezer concessie de
aanleg en de exploitatie van die verbinding binnen een door hem te
stellen termijn van den concessionaris te vorderen en is de
concessionaris gehouden aan dat verlangen te voldoen, doch staat het
hem vrij om het gedeelte Nassaukade—Potgieterstraat tevens in
exploitatie te behouden.
De overige artikelen bevatten o. a. de navolgende bepalingen:
Art. 2. Bij de aanleg der tramlijnen moet op eene spoorwijdte worden
gerekend, als thans bij de Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij in
gebruik is.
De stoompont moet worden ingericht voor een gelijktijdig vervoer van
ten minste vijftig personen en vier handkarren. Het ontwerp van de
pont wordt vóór de uitvoering aan Burgemeester en Wethouders ter
goedkeuring voorgelegd.
Art. 4. De exploitatie van de in art. 1 bedoelde verkeersmiddelen
vangt aan:
voor de tramlijnen, sub 2°—4°, binnen éen jaar na de datum van het
Raadsbesluit, waarbij de concessie is verleend, tenzij op een met
redenen omkleed verzoek van de concessionaris die termijn door de
Gemeenteraad wordt verlengd;
voor de tramlijn, sub 1°, binnen zes maanden nadat de van
Gemeentewege te maken baan, met inbegrip der kunstwerken, zover naar
het oordeel van Burgemeester en Wethouders zal gereed zijn, dat door
de concessionaris de tramsporen kunnen gelegd worden en nadat de, zo
noodig, door derden te verlenen vergunningen verkregen zijn;
voor de stoompont, verbindende de Amstel-oevers, binnen zes maanden
na de datum van het Raadsbesluit, waarbij de concessie is verleend.
Art. 6. Voor het onderhoud van Gemeentewege der bestrating tussen en
wederzijds van de rails wordt door de concessionaris per jaar aan de
Gemeente een bedrag betaald, naar reden van veertig cents per
strekkencten Meter enkel spoor. Dit tarief kan door de Gemeenteraad
om de tien jaren worden herzien.
Art. 7. De in art. 1 bedoelde tramlijnen worden aangelegd met dubbel
spoor, tenzij het maken van enkel spoor op sommige plaatsen, of op
een gehele lijn, door B. en W. wordt voorgeschreven.
Art. 13. De concessionaris betaalt jaarlijks aan de Gemeente als
vergoeding voor het gebruik van de openbaren Gemeentegrond en het
openbaar Gemeentewater: Vijftig procent van hetgeen in enig jaar van
de netto winst overschiet, na aftrek voor dat jaar van zes pCt. over
het gestorte kapitaal der volgens art. 22 dezer concessie te
stichten vennootschap, en voor alle voorafgaande jaren van hetgeen
minder zal zijn behaald dan zes pCt. over dat kapitaal. Netto winst
in de zin van dit artikel wordt gerekend te zijn al hetgeen
overblijft, wanneer van de bruto-ontvangsten, uit welken hoofde ook
gesproten, worden afgetrokken:
1°. de exploitatiekosten;
2°. verschuldigde renten van geldleningen ;
3°. de afschrijvingen op de bezittingen van de concessionaris
volgens door Burgemeester en Wethouders goed te keuren grondslagen;
4°. de bijdragen, door de concessionaris gekweten ingevolge art. 21
dezer concessie.
Art. 15. De concessie kan door de Gemeenteraad worden ingetrokken:
a. wegens het niet nakomen der in deze concessie aan de
concessionaris opgelegde verplichtingen of wegens onvoldoende
exploitatie, wanneer een uitspraak in die zin van de Gemeenteraad
wordt bevestigd door die van drie scheidslieden, te benoemen en
oordelende als in art. 26 is bepaald;
b. wanneer de vennootschap liquideert of in staat van faillissement
verkeert;
c. wanneer de Gemeente de onderneming naast, waartoe de Gemeente te
allen tijde bevoegd is, wanneer de concessie, na de datum van het
Raadsbesluit, waarbij zij is verleend, tien jaren heeft gelopen.
Art. 21. De concessionaris verzekert ten genoegen van Burgemeester
en Wethouders zijn personeel tegen ongelukken, welke het in en door
den dienst bij de concessionaris overkomen. De concessionaris stelt,
volgens door Burgemeester en Wethouders goedgekeurde regelen, ziju
personeel door geldelijke hulp in staat deel te nemen aan
verzekeringsfondsen tegen ziekte en voor pensioenen. Arr. 22. Als
concessionaris kan alleen optreden een naamlooze vennootschap. Die
Vennootschap moet haar zetel te Amsterdam hebben. Haar kapitaal moet
ten minste ƒ 500,000 bedragen en volgestort zijn. Wijziging van het
aandelenkapitaal der vennootschap kan slechts geschieden met
goedkeuring van de Raad en onder de door hem te stellen voorwaarden.
De voorwaarden van uitgifte en conversie van leningen vereisen de
goedkeuring van Burgemeester en Wethouders. Hare statuten en de
daarin later te maken veranderingen behoeven de goedkeuring van
Burgemeester en Wethouders. Het is aan de vennootschap verboden,
buiten verlof van de Gemeenteraad zich te belasten met, dan wel
middellijk of onmiddellijk deel te nemen in andere ondernemingen,
vallende buiten deze concessie. Art. 23. Deze concessie mag, zonder
vergunning van de Gemeenteraad, noch geheel, noch gedeeltelijk aan
anderen worden overgedragen.
Art. 24. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om, wanneer de
concessionaris een of meer der bepalingen van deze concessie, ook na
uitdrukkelijke aanmaning door hen of van hunnentwege, niet nakomt,
hem boeten op te leggen van f 100 tot ƒ 500 per dag.
De concessionaris heeft binnen acht dagen na elke beboeting beroep
op de Gemeenteraad, aan wiens beslissing hij zich in het hoogste
ressort onderwerpt.
Art. 25. Tot zekerheid en pand voor de naleving van de voorwaarden
dezer concessie wordt door de concessionaris, binnen éen maand na de
datum van het Raadsbesluit, waarbij zij is verleend, een waarborg in
handen van Burgemeester en Wethouders gesteld, ten bedrage van
ƒ25,000.
29-8-1891
Maatregelen van orde bij gelegenheid van het vuurwerk op den
Amstel op Maandag 31 Augustus e. k. B. en W. brengen ter kennis, dat
op Maandag 31 Augustus e. k. des avonds te 9.30 uren een vuurwerk op
de Amstel zal worden ontstoken, waarbij de volgende maatregelen
worden bevolen: (……..)
e. De standplaats der tramwagens lijn Dam— Amsteldijk is van 9 uur
des avonds tot een kwartier na afloop van het vuurwerk) bij de
Hemonystraat. ƒ. Op de lijn Amstel-Hôtel—Schulpbrug zal het
tramverkeer geschorst zijn van 9 uur des avonds tot een kwartier na
afloop van het vuurwerk.
(………)
30-8-1891
Gisteren is op de HoogeSluis een bespannen wagen tussen twee
tramwagens bekneld geraakt, waardoor aan een der tramwagens en aan
eerstgenoemd voertuig schade werd aangericht.
2-9-1891
Een 69-jarige man, verpleegde in het Armenhuis, is in de
Marnixstraat van een in beweging zijnde tramwagen gevalen en
daardoor aan het hoofd verwond geraakt. Hij is naar het
Binnengasthuis en van daar, na verbonden te zijn, naar eerstgenoemde
inrichting vervoerd.
4-9-1891
Van morgen, Vrijdag af zullen de tramwagens van de lijn
Leidscheplein—Plantage niet rijden langs het Weesperplein, de
Weesperstraat en door de Kerkstraat, maar door de Sarphatistraten en
de Roeterstraat naar de Plantage.
9-9-1891
Aan G., de lezer, die er zich over beklaagt dat de tram op elk
gegeven ogenblik bereid bevonden wordt passagiers in of uit te
laten, zij bericht dat bij de dienstregeling voor de paarden wel
degelijk rekening gehouden wordt met de van hen gevorderde
inspanning, zodat er geen grond is om te spreken van „paardenmoorderij."
25-9-1891
Gisteravond is een bejaard heer, die ep het Damrak van een in
beweging zijnde tram wilde springen, onder de wielen geraakt.
Ernstig gekwetst werd hij per raderbaar naar het Binnen-Gasthuis 1
vervoerd.
8-10-1891
Ingezonden.
De voordracht van B. en W. met het conceptbesluit omtrent de aanleg
en de exploitatie der tramlijnen om Amsterdam is verschenen.
B. en W. willen de onderneming zo min mogelijk bezwaren, erkennende,
dat er lijnen zijn geprojecteerd, die voor de exploitatie minder
gunstig zullen wezen.
Desniettegenstaande zal een nieuwe maatschappij, die de concessie
aandurft (ik laat hier buiten beschouwing of men niet reeds dadelijk
heeft gehoopt dat de A. O. M. de lijnen zal nemen), op zeer zware
lasten gezet en tot grote uitgaven gedwongen worden.
1°. Omdat het onderling verband tussen de ceintuurtramlijnen
onvoldoende is en daardoor de exploitatiekosten te hoog worden. De
verbinding tussen de lijnen Haarlemmerplein—Vondelstraat en
Stadhouderskade—Amsteldijk mag in geen geval ontbreken.
Deze is naast de bestaande lijn der A. O. M. niet alleen zeer goed
mogelijk met smal spoor, doch ook gebiedend noodzakelijk, om zo
dicht mogelijk nabij het grote knooppunt „Leidscheplein" te kunnen
komen.
Een verbinding Amsteldijk—Handelskade is geheel buiten beschouwing
gelaten, ofschoon daarvoor evenveel grond als voor de overige lijnen
is.
2°. Het volgen van de spoorwijdte der A.O.M., alzoo breed spoor van
1.42 meter, is niet alleen onnodig, doch bepaald onwenselijk.
De aanleg- en onderhoudskosten zullen daardoor enorm verhoogd
worden.
De spoorwijdte van b. v. 1.067 M. is daarvoor meer dan voldoende.
Het is niet te voorzien, ook al zal de A. O. M. de lijnen in handen
krijgen, dat er doorgaande rijtuigen zullen loopen van de
binnenlijnen naar die van de ceintuurbanen.
Op de grote knooppunten zal dus altijd overgestapt moeten worden.
Het publiek kan het dus niets schelen of het overstapt in een
rijtuig, dat op breed spoor, dan wel op smal spoor loopt.
Die weet hoe het breed spoor, dat voor lokaal verkeer in steden geen
raison heeft, in de wereld gekomen is en de tegenwoordige vorm van
de beste railtypen kent, zal niet kunnen blijven beweren, dat breed
spoor alleen nodig is voor grote, brede rijtuigen met dubbele
bespanning.
De ondervinding levert elders het bewijs, dat smal spoor en smal
materieel uitmuntend voldoet.
Het verkeer op de geprojecteerde ceintuurbanen zal nimmer van dien
aard zijn, om aanleg en uitrusting als van de A. O. M. te vorderen.
Te New York heeft men zulks, geleerd door de ondervinding, ook
begrepen. Het smal spoor ligt naast en tussen breed spoor. Op lijnen
met dubbel spoor ziet men het ene ogenblik een klein rijtuig en het
ander ogenblik een groot rijtuig passeren, schijnbaar op dezelfde
rails, doch feitelijk ieder op zijn eigen baan.
Het spreekt vanzelf, dat men zo gehandeld heeft door het leggen van
smal spoor tusschen breed spoor, om het groot aantal sporen naast
elkander te vermijden.
3°. Het aanleggen van de ceintuurbanen met dubbel spoor (Art. 7), is
wel zeer mooi, doch in de aanvang onnodig, omdat wissels van
behoorlijke lengte een even regelmatige dienstregeling toelaten en
dubbel spoor alleen gewettigd is op trajecten met reusachtig verkeer
of in de nabijheid van beweegbare bruggen en overwegen. Gaandeweg
zal de behoefte aan dubbel spoor wel blijken, en gaat het verkeer
naar wens, dan is er ook geen bezwaar het te leggen en de wissels
onderling te gaan verbinden. Doch om nu reeds tot die belangrijke
uitgaaf over te gaan, is minstens gevaarlijk en verslindt kapitaal.
Zuinigheid en economische aanleg moeten op de voorgrond staan en
alle luxe moet vermeden worden. Ook al zou de A. O. M. de enige
zijn, die de concessie aandurft (ook hier laat ik buiten beschouwing
of het algemeen belang niet zou kunnen wettigen, dat op de
vorengemelde wijze de gemeente de aanleg en de exploitatie op zich
nam en zelve de „Stadsceintuurbaan" in beheer uitvoerde), dan nog
zal het in haar belang zijn de lijnen met smal spoor zonder dubbel
spoor aan te leggen en met klein materieel te exploiteren. Grote
besparing zal daarvan het gevolg zijn, zonder enigermate aan het
verkeer afbreuk te doen. Zij, die plan zouden hebben hun geld te
geven voor een op te richten maatsch.ippij, die de concessie volgens
de concept-voorwaarden aanvaarden en uitvoeren wil, mogen zich nog
wel eens rijpelijk bedenken.
7-9-91. Junius.
9-10-1891
De bestaande kwestie tusschen de in liquidatie verkerende
Amsterdamsche Tram-Omnibus-Maatschappij en de firma Spijker, te
Amsterdam, die enige tram-omnibussen leverde, is door de commissie
van liquidatie en haar raadsman Mr. De Vries in der minne geschikt.
Ean groot gedeelte der terreinen aan de Marnixstraat, die, volgens
de in April gesloten overeenkomst, door de Amstel suikerraffinaderij
ter beschikking van de gemeente werden gesteld, zijn thans ontruimd.
De weg is daardoor op volle breedte gebracht, zodat de tram dubbel
spoor kan leggen. Met dit werk is men thans bijna gereed, zoodat het
laatste gedeelte enkel spoor op de lijn
Leidscheplein-Haarlemmerplein verdwijnt. Men is verder bezig met het
afbreken van de ringmuur der oude gasfabriek. Het bestek voor de
groentemarkt en de brug in de Marnixstraat over de te verlengen
Lauriergracht is gereed, zodat dit werk spoedig wordt aanbesteed.
10-10-1891
Da verbreding van de Prins Hendrikkade tusschen de Waal en de
brug naar het Centraal-Station vordert goed.
De nieuwe kaaimuur, grotendeels van basalt gebouwd, met groote beren
van bergsteen aan de kolken der waterkeringen, belooft van het
Oostelijk viaduct gezien een flinke indruk te maken. Het voornemen
bestaat er een fraai hek met grote monumentale lantaarns op te
plaatsen.
Indien met denzelfden spoed wordt gewerkt als thans, zal het werk
wellicht een paar maanden voor de bestemde tijd (Mei 1892) kunnen
worden opgeleverd. Dit zou vooral daarom van belang zijn, omdat de
opening van de tramlijn Centraal Station—Schollenbrug afhankelijk is
van de voltooiing van dit werk.
Het plan bestaat de Weesperstraten en da St. Anthonie- en Joden
Breestraten in het voorjaar te asfalteren, teneinde dit werk met het
leggen der rails te doen samenvallen.
13-10-1891
Door het breken van een vergane telefoonpaal, die met toebehoren
dwars over de tramsporen viel, zijn sedert gisterennamiddag de
aangeslotenen aan de telefoon hun verbinding kwijt. Ook is daardoor
de Rijkstelegraafdraad vernield, welke de bijkantoren in de Van der
Helststraat en aan de Amsteldijk met het hoofdkantoor verbindt.
17-10-1891
Gistermorgen is op het Frederiksplein een voor een wagen met
steenkolen gespannen paard schichtig geworden en op hol geslagen; in
zijn blinde vaart liep het dier met de kop door een ruit van een
tramwagen, die daar juist voorbijreed en verwondde zich zoo hevig
aan de hals, dat het bijna onmiddellijk dood neerviel.
Uit de Memorie van Beantwoording van het Alge meen Verslag der
Afdelingen van de Gemeenteraad over de Gemeentebegroting voor het
jaar 1892.
Het is aan B. en W. niet bekend, dat elders langs de tramrails in
asfaltwegen houtblokken worden gelegd. Mocht zulks toch het geval
wezen, dan verdient dat voorbeeld geen navolging. Hout toch is
spoediger aan afslijtijg onderhevig dan asfalt en ijzer. Tussen
asfalt en ijzer zou daardoor spoedig een sleuf ontstaan, omdat de
gewone voertuigen in de regel de richting der rails volgen. Evenals
te Berlijn en in andere steden is in een deel der Leidschestraat, in
navolging van de proef in het vorige jaar in de Reguliersbreestraat
genomen, een rij vlakke keien naast de tramrails gelegd. In het
gedeelte der Leidschestraat tussen Prinsengracht en Leidscheplein is
de asfaltdekking tegen de rails aangesloten. Blijkt zulks te voldoen
en ontstaan er geen openingen tussen de rails en de asfalt, zoals
elders het geval is geweest, dan kunnen de keien in de andere delen
dier straat weggenomen en door asfalt vervangen worden.
Ingezonden.
Mijnheer de Redacteur!
Als bewoner der P. C. Hooftstraat wens ik de bevoegde autoriteiten
nog eens opmerkzaam te maken op de onhoudbare toestand van de zg.
Hobbemastraat. Sedert enige maanden heeft men weer het voorrecht van
deze verkeersweg (sic) gebruik te maken, d. w. z. men kan zich door
een nauwe opening in de schutting wringen — voor corpulente mensen
een stout stuk — waarna men bij vochtig weder in een modderpoel
terecht komt. Het merendeel der P. C. Hooftstraatbewoners getroost
zich dan ook liever de moeite de trambaan te volgen en de
Stadhouderskade om te lopen, wat echter, vooral met het oog op
aanstaand ruw winterweer, verre van aangenaam is. Vele bewoners
zullen er zioh daarom in verheugen, indien de Hobbemastraat weer
spoedig tot verkeersweg verheven wordt. Met de plaatsing dezer
regelen, M. de R., zult u zeer verplichten: Een bewoner der P. C.
Hooftstraat. (Bij onderzoek is ons gebleken, dat de zaak van het
Schapenburgerpad in handen is van de stadsadvocaat. Aan deze is het
thans om de belanghebbenden (eigenaars) een bod te doen. Zijn wij
wel ingelicht, dan zal 't met het merendeel hunner hieromtrent wel
tot overeenstemming komen. Mocht men echter bij enkele stuiten op
moeilijkheden, dan kunnen processen niet uitblijven en zal de zaak
enige vertraging ondervinden. Red.)
19-10-1891
De rijjool van de studenten is niet zonder ongelukken afgelopen.
De feestelijk versierde omnibus, met zes paarden bespannen en door
jockeys gereden, die deel uitmaakte van de stoet, is op de
Haarlemmersluis, met een der wielen in de tramrails geraakt, met dit
gevolg dat het wiel bij de naaf afbrak en de hoge wagen met zijn
talrijke passagiers omsloeg. Ofschoon degenen die bovenop zaten een
geweldigen smak deden, werd toch geen hunner ernstig gewond. Het
tramverkeer was ten gevolge van dit ongeluk een tijdlang gestremd.
27-10-1891
Het is te verwachten, dat de ontworpen nieuwe verkeersweg en de
directe tramverbinding van de Dam over de Rozengracht naar de
Nassaukade binnenkort tot stand zal komen.
1-11-1891
De Gemeentebegroting.
De heer Van Nierop hoeft velen verplicht door weer eens aan te
dringen op spoed bij de behandeling van de hangende tramplannen door
de Van Baerlestraat en Verlengde Vondelstraat. De wethouder van
publieke werken zei, dat er weldra een voordracht te wachten was. De
zaak was vertraagd doordien de Amsteriamsche Omnibusmaatschappg de
lijn wilde verlengen door de Parkweg. Zowel hier als in de Verlengde
Vondelstraat komt zij dus op het gebied van Nieuwer-Amstel, waardoor
natuurlijk allerlei bezwaren ontstaan, die eerst uit de weg geruimd
moesten worden. Het bureaucratisch remtoestel werkt hier dus aan
twee kanten: Op het stadhuis te Amsterdam on op dat te
Nieuwer-Amstel. Laat ons hopen, dat de wethouder er de gang zal
weten in te houden. Met het oog op de reeds aankloppende winter is
dit zeer gewenst.
In de Sarphatiatraat is men bezig met het vernieuwen der tramsporen
en het maken van de zijsporen in verband met de aanleg der tramlijn
Weesperzijde—Centraalstation.
De stallen en koetshuizen voor deze lijn, op een terrein bij
Schollenbrug vorderen goed. Onderwijl is men in de werkplaatsen der
A. O. M. bezig met het maken van nieuwe wagens, in verband met de
aanstaande uitbreiding van het tramnet. Een der nieuwe wagens is
reeds op een andere lijn in dienst gesteld. Het aantal trams is hier
ter stede thans tot over de 200 gestegen.
2-11-1891
Begroting 1892
De behandeling hiervan werd gisteren beëindigd. Tot de onderwerpen,
waarvan B. en W. de toezegging deden ze in ernstige overweging) te
zullen nemen, behoorde ook het uitblijven van doortrekken der
tramlijn P. C. Hooftstraat naar de grens der gemeente.
19-11-1891
Gemeenteraad.
Zitting van Woensdag 18 November. (Vervolg).
Met het oog op het vergevorderd uur zal de tramvoordracht worden
aangehouden tot een volgende vergadering
26-11-1891
In de Raadszitting van heden komt o. m. in behandeling de
voordracht no. 474 tot aanleg en exploitatie van nieuwe Tramlijnen.
Deze voordracht is het gevolg van de aan B. en W. gegeven opdracht,
om, in aanmerking nemende, dat het gemeentebelang eist het
verkrijgen van tramlijnen buiten het rayon van voorkeur van de A. O.
M. en met het net van die Mij. aansluitende, te onderzoeken hoever
die behoefte zich uitstrekt en op welke wijze er in zou kunnen
worden voorzien. B. en W. voldeden aan die opdracht en dienden een
cahier de charges in voor de aanleg en de exploitatie der reeds
vroeger wenselijk verklaarde lijnen: 1°. een tramlijn
Haarlemmerplein—Nassaukade— Potgieterstraat—Bildordijkstraat—Constantijn
Huygensstraat—Vondelstraat—Tesselsohadestraat (desgevorclerd —Leidschebosch);
2°. een tramlijn Leidschebosch—Stadhouderskade — Ferdinand
Bolstraat—Jan Steenstraat—Amsteldijk, aansluitende aan de hierna te
noemen stoompontverbinding met de Weesperzijde ; 3°. een tramlijn
Handelskade (aanvangende noordwaarts van de overgang van het
Oosterspoor)—De Ruyterkade—Stationsplein ; 4°. eene tramlijn
Stationsplein—De Ruyterkade— Westerdoksdijk — Barentszstraat —
Planciusstraat — Haarlemmerplein ; 5°. een stoompont, ingericht voor
personen- en handkarrentransport, verbindende de beide Amsteloevers,
op nader door B. en W. te bepalen punten, nabij de standplaats der
sub 2 genoemde tramlijn.
Daarenboven geniet de concessionaris de voorkeur voor de aanleg, het
onderhoud en de exploitatie, volgens de bepalingen der concessie,
van de verbindingslijn Stoompont—Weesperzijde—Linnaeusstraat—
Dageraadsbrug—Noordelijk einde der Czaar Peterstraat, waaromtrent
hij zich binnen drie maanden, na aanbieding door de Gemeenteraad,
zonder enig voorbehoud zal hebben te verklaren. De concessionaris is
voorts bevoegd om, wanneer de wegbanen door de gemeente zijn
aangelegd, het gedeelte Nassaukade—Potgieterstraat van de hiervoor
sub 1° bedoelde lijn te vervangen door een verbinding Nassaukade—Frederik
Hendrikstraat— Bilderdijkstraat. Wanneer de bebouwing langs
laatstbedoeld tracé voor ten minste éen vierde gedeelte voltooid is,
heeft de Gemeenteraad het recht, om, op de voorwaarden der
concessie, de aanleg en de exploitatie van die verbinding binnen een
door hem te stellen termijn van de concessionaris te vorderen en is
de concessionaris gehouden aan dat verlangen te voldoen, doch staat
het hem vrij, om het gedeelte Nassaukade—Potgieterstraat tevens in
exploitatie te behouden. Wat het financiële gedeelte aangaat, n.l.
de uitkering aan de Gemeente, wordt in art. 13 van de concessie
bepaald, dat de concessionaris jaarlijks aan de gemeente, als
vergoeding voor het gebruik van de openbare gemeentegrond en
gemeentewater, zal hebben te betalen: Vijftig pCt. van hetgeen in
enig jaar van de netto winst overschiet, na aftrek voor dat jaar van
zes pCt. over het gestorte kapitaal der volgens art. 22 der
concessie te stichten vennootschap en voor alle voorafgaande jaren
van hetgeen minder zal zijn behaald dan zes pCt. over dat kapitaal.
De concessie kan door de Gemeenteraad worden ingetrokken a. wegens
het niet nakomen der afgelegde verplichtingen of wegens onvoldoende
exploitatie; b. wanneer de vennootschap liquideert of in staat van
faillissement verkeert; c. wanneer de gemeente de onderneming naast,
waartoe de gemeente te allen tijde bevoegd is, wanneer de concessie,
na de datum van het Raadsbesluit, waarbij zij is verleend, tien
jaren heeft gelopen. Geschiedt de naasting voor 1910, dan zal een
premie worden uiigekeerd, naar gelang van de rentabiliteit der zaak,
lopende tot 1910. Na dit jaar is van enigerlei premie geen sprake
meer.
Het tarief, waarnaar het personenvervoer zal geschieden, kwam B. en
W. voor het meest geschikte punt te zijn ter vergelijking van de te
vragen inschrijvingen. Aan den ondernemer wensen zij vrijheid te
laten in de keuze van het voor het vervoer te volgen stelsel, hetzij
daarbij het voorbeeld van de A. O. M. wordt gevolgd, hetzij de
voorkeur wordt gegeven aan een sectie-stelsel, zoals dat te ‘s
Gravenhage, Rotterdam en elders wordt toegepast.
Als basis, waarop de inschrijving zal plaats hebben, is de maximum
kilometerprijs aangenomen. Verdere bepalingen in de concessie zijn:
dat voor het personenvervoer per stoompont door de concessionaris
abonnementskaarten verkrijgbaar zullen gesteld worden, geldig voor
het gehele jaar, tegen ten hoogste f 3 per persoon, terwijl per
enkele vaart niet meer mag gerekend worden dan 1 cent per persoon en
5 cents per handkar of kruiwagen met éen begeleider (art. 11).
De concessionaris moet, ten genoege van B. en W. zijn personeel
verzekeren tegen ongelukken, welke het in en door de dienst
overkomen. Hij stelt, volgens door B. en W. goedgekeurde regelen,
zijn personeel door geldelijke hulp in staat, deel te nemen aan
verzekeringsfondsen tegen ziekte en voor pensioen (art. 21).
Als concessionaris kan alleen optreden een naamloze vennootschap,
wier kapitaal ten minste ƒ 500,000 bedragen en volgestort zijn moet.
B. en W. zijn bevoegd bij niet-nakomen der verplichtingen de
concessionaris boete op te leggen van ƒ 100 tot ƒ 500 per dag. Tot
zekerheid en pand voor de naleving van de voorwaarden der concessie
moet de concessionaris een waarborg storten van ƒ 25,000.
Door de Raadsleden Treub, Gerritsen, Noltlng en Muller zg'u op de
voordracht de volgende amendementen ingediend:
1°. Toe te voegen aan art. 10 (betreffende de dienstregeling) een
nieuwe alinea van de volgende inhoud: „Des morgens van af een door
B. en W. te bepalen uur tot het, overeenkomstig de voorafgaande
alinea vast te stellen, uur van aanvang van de gewone dienst, worden
de door B. en W. aan te wijzen lijnen, op de in overleg met hen te
bepalen wijze, tegen de helft van het vast te stellen tarief
geëxploiteerd."
2°. In art. 13 (uitkering aan de Gemeente), in plaats van het daar
voorkomende, te lezen : „Vijftig pCt. van hetgeen in eenig jaar van
de netto-winst overschiet, na aftrek voor dat jaar van vier pCt.
over het gestorte kapitaal der volgens art. 22 dezer concessie te
stichten vennootschap, en voor alle voorafgaande jaren van hetgeen
minder zal zijn behaald dan vier pCt. van dat kapitaal, totdat het
aandeel van den concessionaris in de netto-winst van dat jaar, na
aftrek van hetgeen voor alle voorafgaande jaren minder dan vier pCt.
per jaar van het gestorte kapitaal zal zijn behaald, zeven pCt. van
dat kapitaal bereikt; en vijf-en-zeventig pCt. van het meerdere."
3°. In de plaats van de tweede alinea van art. 21 (omtrent de
verzekering tegen ziekte en voor pensioen) te lezen : „De
concessionaris zorgt voor de verzekering van zijn personeel tegen
ziekte en voor pensioen, en draagt in de daarvoor te betalen premiën,
volgens, door B. en W. goed te keuren regelen, bij." En
4°. in te voegen een nieuw artikel: „Art. 21. De concessionaris
stelt ten genoege van B. en W. regelen vast, betreffende het bedrag
en den termijn van uitbetaling van het loon, den arbeidsduur en de
rusttijden per etmaal en de vrije dagen van zijn personeel. Deze
regelen zullen niet anders dan met goedkeuring van B. en W.
gewijzigd mogen worden. Indien de concessionaris iemand van zijn
personeel beboet, schorst of anders dan op verzoek ontslaat, zal hij
verplicht zijn de reden daarvan aan den betrokken persoon op te
geven. De betrokkene kan over de hem opgelegde straf zijn beklag
indienen bij B. en W. „Deze hebben, indien zij oordeelen, dat geen
voldoende redenen voor de straf aanwezig zijn, het recht ten laste
van den concessionaris de boete geheel of ten deele kwijt te
schelden, den geschorste over den tijd van schorsing een deel of het
geheel van zijn loon te doen uitbetalen of den ontslagene een
schadevergoeding toe te kennen tot een bedrap van ten hoogste 2/3
van zijn weekloon gedurende niet langer dan éen jaar. „De
concessionaris zal zich aan de uitspraak van B. en W. hebben te
onderwerpen."
De Raadsleden Hovy, Heemskerk, Fabius en v. Waterschoot v. d. Gracht
dienden de volgende amendementen in: „Aan art. 10 betreffende de
dienstregeling toe te voegen: „De dienstregeling voor het vervoer op
Zondag zal zoodanig zijn, dat op dien dag slechts het halve aantal
ritten zal gemaakt worden van de andere dagen der week." In art. 11
ad b. (het bepaalde omtrent abonnementskaarten en de enkele vaart
per stoompont) te lezen, in plaats van „ten hoogste ƒ3 per persoon",
„ƒ1.50 per persoon", en van „5 cents per handkar of kruiwagen met
éen begeleider", „2½ cents per handkar of kruiwagen met éen
begeleider." In art. 13 2e al. (nitkering aan de gemeente) te lezen
: „Voor het prelevement over het gestorte kapitaal vijf percent, in
plaats van zes percent”.
27-11-1891
In de gisteren gehouden zitting van den Gemeenteraad (kwam) de
voordracht tot het aanleggen van nieuwe tramlijnen ….. niet in
behandeling. Men heeft reden om te geloven, dat over haar in de
besloten vergadering van gedachten gewisseld is.
29-11-1891
Een Amsterdams-Nieuweramstels Tramgeschil.
Op hetzelfde ogenblik, dat de grensregeling met Nieuwer-Amstel voor
de zoveelste maal onderzocht wordt, doet een eigenaardig geschil het
volle licht vallen op het onhoudbare van de tegenwoordigen toestand.
Reeds voor twee jaar werd door de bewoners van de Verlengde
Vondelstraat bij de A. O. M. aangedrongen op verlenging der lijn
Dam—Vondelstraat tot het einde dier straat. Dit verzoek viel in
goede aarde. Op oudejaarsdag van 1889 ontvingen de bewoners dier
straat het verblijdende antwoord, dat de directie bereid was aan het
verzoek der bewoners te voldoen.
Ook van de bewoners van de Parkweg en bezoekers van het
Concertgebouw ging een soortgelijke aandrang uit, met betrekking tot
de lijn Dam—P. C. Hooftstraat en wel met even gunstig gevolg. Ook
tot deze verlenging, en wel tot hot tweede rondpoint, was de A. O.
M. bereid, natuurlijk zo van de beide betrokken gemeentebesturen
verlof werd verkregen tot het leggen der rails.
De A. O. M. wendde zich het eerst, en wel in de aanvang van dit
jaar, tot Nieuwer- Amstel. Op 10 Februari verklaarde de Gemeenteraad
zich in beginsel bereid de verlangde concessie te verlenen, waarop
tusschen B. en W. en de A. O. M. de onderhandelingen aanvingen. Deze
waren van lange duur, omdat verschillende omstandigheden een geheel
nieuwe concessie wenselijk maakten. Amsterdam toch heeft het recht
het tramnet en de bezittingen der A. O. M. te naasten, en zo is het
mogelijk, dat onze gemeente op zekere dag in het bezit komt van de
gedeelten tramweg, die in Nieuwer-Amstel liggen, en van de over de
grens gelegen stallen en wagenhuizen. Aan dit duur te betalen bezit
heeft Amsterdam echter niets, als Nieuwer-Amstel het recht heeft, de
overschrijving der concessie te weigeren.
Daar alle buiten Amsterdam werkende concessies der A. O. M. aan de
goedkeuring van de Amsterdamse gemeenteraad onderworpen zijn, was
het duidelijk, dat Amsterdam niet zou goedkeuren, dat de A. O. M.
met zo weinig waarborgen haar bezit buiten Amsterdam ging
uitbreiden. Daarom was de A. O. M. verplicht te zorgen, dat
Nieuwer-Amstel een naasting niet in de weg zou staan. Bij de
gevoerde onderhandelingen werd dit niet uit het oog verloren, en zo
werd in art. 8 der Nieuweramstelse concessie bepaald: „Deze
concessie mag zonder toestemming van den Gemeenteraad niet aan
anderen, hetzij een andere maatscliappij, hetzij bijzondere
personen, worden overgedragen; alleen in het geval van naasting naar
de artt. 11 en 18 der Amsterdamsche concessie door Amsterdam aan die
gemeente."
Dan 27sten Juli jl. kwam de concessie, waarin deze bepaling was
opgenomen, bij de Gemeenteraad van Nieuwer-Amstel in, en 4 dagen
later werd zij door die raad goedgekeurd.
Nieuwer-Amstel had van de sterke positie, die het in deze zaak
heeft, echter gebruik gemaakt, om tegenover deze toestemming iets
anders te bedingen, namelijk een jaarlijkse uitkering.
Daarom werd in de 1e alinea van art. 9 bepaald: “Als vergoeding
betaalt de Maatschappij aan de gemeente Amsterdam jaarlijks 5 pCt.
van alle bruto-ontvangsten van het vervoer op alle door haar
geëxploiteerde tram- en omnibuslijnen, naar art. 14 der
Amsterdamsche concessie. De Maatschappij zorgt, dat van deze 5 p Ct.
aan de gemeente Nieuwer-Amstel, gerekend van 1 Januari 1892,
jaarlijks gedurende den ganschen tijd der vergunning, een evenredig
deel ten goede komt.”
Op zichzelf is dit billijk. Evenals aan Amsterdam, komt aan
Nieuwer-Amstel een vergoeding toe voor het bijzonder recht, dat der
tramwegonderneming op openbaren gemeentegrond wordt toegekend. De
grote vraag is echter, welke maatstaf van verdeling wordt
aangenomen, en in dit opzicht is Nieuwer-Amstel zeer veeleisend
geweest.
Het tweede lid van bedoeld art. 9 zegt nl.:” Ter berekening van de
aldus uit te keeren som wordt tot grondslag genomen het ten dienste
der exploitatie liggend aantal kilometers, bereden in Nieuwer-Amstel,
in verhouding tot het aantal in Amsterdam bereden.”
Deze maatstaf nu heeft, naar wij menen te weten, bij ons
gemeentebestuur zoveel bezwaar ontmoet, dat B. en W. nog niet hebben
kunnen besluiten, de Raad voor te stellen deze concessie te
bekrachtigen.
Ook ons komt deze eis voor, veel te hoog te zijn. De uitkering der
A. O. M. aan Amsterdam heeft tot grondslag het vervoer, zodat een
evenredige uitkering aan Nieuwer- Amstel dezelfde grondslag behoorde
te hebben. Nu is het zeker moeilijk met juistheid te bepalen,
hoeveel passagiers in Nieuwer- Amstel vervoerd worden en onmogelijk
is het te bepalen hoe grote afstand door de passagiers in beide
gemeenten wordt afgelegd. Maar nu maakt Nieuwer-Amstel er zich to
gemakkelijk af, door aan te nemen alsof het vervoer over de
Nieuwer-Amstelse kilometers even groot is als over de Amsterdamse.
Ean ieder weet, dat op alle tramlijnen de wagens het dichtst bezet
zijn, naar mate men het midden der stad nadert. Een wagen op de lijn
Dam—Amsteldijk, die vol van de Dam vertrekt, loopt grotendeels leeg
op de Stadhouderskade; als de gemeentegrens bereikt is, vindt men
zelden meer dan twee of drie passagiers in zulk een wagen, dikwerf
zelfs geen enkele, omgekeerd loopt een wagen die zo goed als leeg
van de Amsteldijk vertrekt, doorgaans vol tussen de Amsteldijk en de
Weteringschans. Op de andere lijnen (behalve die langs de Overtoom)
is het al niet anders. Dat Nieuwer-Amstel nu delen wil in het
aandeel van de vracht, dat Amsterdam krijgt voor passagiers die den
tram alleen gebruiken om van het ene deel van Amsterdam naar het
andere deel te komen, is niet billijk. Voor zaken die buiten die
gemeente omgaan, komt haar geen uitkering toe.
't Is ondertussen niet voldoende de door Nieuwer-Amstel gevraagde
wijze van verdeling af te keuren; er moet een betere worden
gevonden, en dit schijnt, zo als wij zagen, moeilijk. Met juistheid
toch is niet vast te stellen, hoeveel passagiers de tram als middel
van vervoer tussen beide gemeenten gebruiken, 't Eenvoudigste zou
wezen, daarvoor een bepaalde verhouding aan te nemen, b.v. die van
een op tien. Dat dit een groot verschil oplevert is duidelijk. Voor
elke volle tramwagen gewoon model ontvangt Amsterdam als vast recht
iets meer dan negen centen. Het verschil loopt dus over tamelijk
aanzienlijke bedragen.
Alleen dient opgemerkt, dat Nieuwer-Amstel zich bepaalt tot het vast
recht van 5 pCt., en de verhoging der uitkering wegens stijging van
het dividend, buiten rekening laat. Verdar is ook artikel 2 der
concessie een struikelblok. Daarin is bepaald: Binnen het
[stedelijk] gedeelte der gemeente, zoveel dit van haar afhangt, zal
de gemeente van het recht tot het aanleggen en exploiteren van
tramlijnen of het verlengen van bestaande lijnen geen gebruik maken.
Daarmede is, ongeveer op dezelfde voorwaarden als voor de oude stad
gelden, aan de A. O. M. een recht van voorkeur gegeven. De gehele
beperking van het recht van voorkeur tot de oude stad is daardoor
doelloos geworden, want in de smalle strook tussen de Singelgracht
en de tegenwoordige gemeentegrens, waar de mededinging blijft
toegelaten, zal het wel onmogelijk blijven goed renderende
tramlijnen te ontwerpen.
Hoe weinig heil wij ook in concurrentie zien als die niet langs
dezelfde wegen kan plaats hebben, in de eenmaal aangenomen beperking
van het rayon van voorkeur hebben B. en W. te zorgen, dat do
gemeente niet voor later gebonden wordt. Voor het tegenwoordige is
het gemeentebelang niet betrokken bij de rechten, die de A. O. M. in
Nieuwer-Amstel krijgt, en is het zelfs niet kwaad, dat Amsterdam
door naasting het voorrecht van voorkeur in Nieuwer-Amstel kan
verwerven.
Men heeft echter op de toekomst te letten, en doze zal
waarschijnlijk wel een grensregeling medebrengen. En als de grens
veranderd werd, zou het niet goed zijn, als de A. O. M. in het bij
Amsterdam te voegen deel van Nieuwer-Amstel meer rechten had in de
nieuwe wijken. Het stedelijk deel van Nieuwer-Amstel is met de
nieuwe stad een onverbreekbaar geheel. Juist daarom is grensregeling
nodig. Het bezwaar komt ons echter voor, wel voor oplossing vatbaar
te zijn. In de toestemming tot aanvaarding dezer concessie door de
A. O. M., kan bepaald worden, dat art. 2 geen betrekking heeft op
eventueel met Amsterdam te verenigen delen van Nieuwer-Amstel. Of
het eerste verschilpunt zal worden opgelost, hangt echter meer van
Nieuwer-Amstel's gemeentebestuur af. Vooral …. (moet) dat bestuur
niet (vergeten), dat de verlenging der tramlijnen meer een
Nieuweramstels dan Amsterdams belang is. Door vast te houden aan te
hoge eisen, worden de eigen ingezetenen het meest getroffen. Van
gemeentewege is tot dusver over dit verschil betreffende de
concessie niets bekend gemaakt. Dit nu komt ons minder goed voor.
Men verlangt naar de nieuwe tram; men weet, dat Nieuwer-Amstel reeds
voor vier maanden de daarvoor nodige concessie verleende; men weet,
dat de A. O. M. bij schrijven van 26 Sept. jl. nr. 87, de concessie
heeft aangenomen, doch hierop nog de goedkeuring van de Raad der
gemeente Amsterdam wachtende is.
Voor het oog der wereld ligt bij het gemeentestuur van Amsterdam de
oorzaak der vertraging. Men had gehoopt nog vóór de winter de tram
verlengd te zien en voelt zich teleurgesteld. Men klaagt over de
slakkengang op het Prinsenhof. Zijn onze inlichtingen juist, dan
ligt de oorzaak elders, zoals boven is uiteengezet. Zou het daarom
niet beter zijn, dat de toedracht aan de Raad werd meegedeeld en de
voorwaarden onaannemelijk werden verklaard? Dan verneemt ieder waar
de schoen wringt, en moet men te Nieuwer-Amstel weten, of het in het
belang dier gemeente is, de bewoners van de Verlengde Vondelstraat
en van de Parkweg de gewenste tramlijnen nog langer te onthouden.
1-12-1891
Tramlijn Schollenbrug—Centraal- Station.
Sedert enige tijd is men aangevangen met het leggen van de tramlijn
Schollenbrug—Centraal Station. 't Is echter voor het tegenwoordige
onmogelijk dit werk krachtig aan te pakken, daar het jaargetijde
niet toelaat de betonwerken uit te voeren, ten behoeve van de
asfaltering der Weesperstraat en van de St. Anthonies- en
Jodenbreestraten. Dientengevolge kunnen de rails in deze straten nog
niet gelegd worden. Men bepaalt zich daarom voor het ogenblik tot
die delen van de lijn waar geen asfalt komt. Het gedeelte
Tulpplein—Achtergracht is thans voltooid. Het gedeelte van de brug
over de Heerengracht (Weesperstraat) tot op het Jonas Daniël
Meijerpiein is onder handen. Indien de betonwerken in Maart kunnen
aanvangen, hetgeen in gewone omstandigheden mogelijk is, dan zou de
lijn tegen Juli geopend kunnen worden. De lijn krijgt, behalve in de
genoemde ter asfaltering aangewezen straten, overal dubbel spoor. Op
de St. Anthoniesbreestraat komt één wissel, evenals op de bruggen
van de Weesperstraat. Verder zal de Jodenbreestraat alleen gebruikt
worden door wagens die naar het station rijden. De andere wager.s
zullen van de St. Anthoniesluis over het Waterlooplein don weg naar
het Jonas Daniëi-Meijerplein nemen. Het plan bestaat de dienst
voorlopig met klein materieel aan te vangen.
Op het Jonas Daniël Me.erplein is men dezer dagen aangevangen met
het leggen van de tramrails voor de nieuw te openen lijn
Weesperzijde — Weesperstraat — St. Anthonies-Breestraat—
Gelderschekade-Centraalstation. Daar echter tegelijk met deze aanleg
tot asfaltering van enige daarbij betrokken straten zal worden
overgegaan, zal met de voltooing daarvan wel tot het volgend
voorjaar moeten worden gewacht. Ook op het Weesperplein zijn de
rails van de tramlijn Leidscheplein— Kerklaan (die thans door de
Kerkstraat rijdt) naar het midden verlegd.
3-12-1891
Tramweg Amsterdam—Amstelveen.
In zijn memorie van antwoord omtrent het ontwerp tot intrekking der
wet tot onteigening ten behoeve van die tramweg, deelt de Minister
van Waterstaat mede, dat door de concessionarissen geen pogingen
eijn aangewend om de beschikking van 1 April 1891 te doen intrekken.
De Minister voegt er bij, dat in de mem. v. toelichting niet is
gezegd, dat de concessie is ingetrokken, omdat uit het door de
concessionarissen gegeven anhooord was gebleken, dat door hen niet
was voldaan aan art. 6 der concessie-voorwaarden. Dit feit bleek uit
zichzelf en leverde voldoenden grond op om de concessie te kunnen
intrekken. De mededeling van concessionarissen (dat in afschrift
voor de leden was ter griffie gelegd) gaf echter aanleiding om op
die grond, in het belang van de betrokken eigenaren van gronden, tot
de intrekking der concessie te besluiten.
5-12-1891
Gemeenteraad van Nieuwer-Amstel.
Hedenochtend te 11 uur vergaderde de Gemeenteraad van Nieuwer-Amstel.
(…………)
Een voorstel van de heer J. van Dam: f. 500 voor de omnibusdienst
Dubbele Buurt—Amstelveen, ontmoette bezwaar bij de heer Versloot,
omdat de ondernemer ook op Zondag moet werken. De heer Van Blaaderen
wenste hem te verplichten op Zondag een rit een kwartier te
vervroegen in het belang van de kerkgangers. Overgenomen werd een
voorstel van de heer Koenen om op de plaats van afrit een bord met
de dienstregeling te plaatsen. Op voorstel van de heer Alberdingk
Thym werd de ondernemer nog verplicht tegen betaling der kosten een
gedrukte dinnstregeling verkrijgbaar te stellen. (……………)
5-12-1891
Bij ce politie is gisteren aangifte gedaan van diefstal van een
pakje tramkaartjes uit een winkel in de Egelantierstraat.
Door de raadsleden de heeren J. N. van Hall, E. J. Everwijn Lange,
J. Becker on C. N. J. Moltzer J.Ezn., is voorgesteld in art. 21 der
tram-concessie (voordracht van B. en W. No. 474) de volgende alinea
te voegen:
-De concessionaris draagt zorg zoveel personeel in dienst te hebben,
dat het om de andere week in het genot van een vrije Zondag kan
worden gesteld.-
Door een dergelijke bepaling, zeggen de voorstellers, wordt
hetzelfde doel bereikt (als) de heren Hovy c.s. beoogen, maar blijft
voor het publiek — waarvan een groot gedeelte alleen op Zondag, bij
wijze van onschuldige ontspanning, in de tram rijdt — de
gelegenheid, om van de tram gebruik te maken, ongestoord.
7-12-1891
Ter Secretarie zijn ter lezing nedergelegd:
(o.a¬.) Onder nr. 732 het hierboven genoemde voorstel Van Hall c.s.
8-12-1891
De Westelijke Tramlijn
De bewoners van het Jacob van Lennepkwartier beginnen ongeduldig te
worden, en geen wonder. Hun ontbreekt nog steeds een reehtstreekse
tramverbinding met de Dam. Reeds voor een half jaar konden zij de
Gemeenteraad mededelen dat de Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij
bereid was een hulproute Kinkerstraat, Kinkerbrug, Marnixstraat,
Gedempte Rozengracht, Westermarkt aan te leggen en te exploiteren.
Maar sedert die tijd heeft men niets van de zaak gehoord. Het adres
werd door de Raad in handen van B. en W. gesteld om advies, maar
daarbij bleef het. Thans zendt men ons een afdruk van een nieuw
adres aan den Raad; daarin wordt verzocht aan de billijke wensen der
adressanten zoveel mogelijk tegemoet te komen, en het door hen
bewoonde stadskwartier te doen delen in die voorrechten, welke
andere buitenwijken reeds lang genieten.
Het verzoek betreffende bovengenoemde tramlijn ondersteunen wij
gaarne. De inwilliging ervan schaadt geen enkel gemeentebelang,
omdat het slechts een tijdelijke lijn is. Men loopt zodoende niet
vooruit op de beslissing over de vraag, of do tramverbinding met het
Van Lennepkwartier al dan niet moet plaats hebben in de richting van
de verkeersweg verkregen door demping der Elandsgracht.
Daarentegen achten wij het een nadeel voor de gemeentekas, dat zij
geheel onnodig de bate mist die haar uit het tramverkeer toekomt.
De bewoners van de nieuwe wijken aan de Nassaukade, die reeds jaren
smachten naar een behoorlijke verbinding met het centrum der stad,
hebben opnieuw zich tot de Raad der gemeente gewend en nu, onder
verwijzing naar het adres der Vereniging: „Jacob van Lennep",
verzocht de aanleg der geconcessioneerde tramlijn
Dani-Bilderdijkstraat ten spoedigste te doen geschieden en deze te
exploiteren over de thans bereikbare route.
Zij wijzen er verder op, dat tot heden het westelijk deel der stad
volkomen verstoken is van direct verkeer naar de Dam, en achten 't
van algemene bekendheid, dat, ook bij de meesten spoed, nog zéér
lange tijd zal moeten verlopen voor en aleer de lijn Dam—Bilderdijkstraat
volgens oorspronkelijke plannen aangelegd zal kunnen worden, getuige
de nog te onteigenen gronden, de demping der Bleekerssloot, en niet
het minst de vertraagde oplossing der Raadhuisstraatkwestie.
Bebouwing van het Haarlemmerplein.
(………………….)
Een tweede omstandigheid, die op het plan van bebouwing invloed
oefent, is de plaatsing van een remise door de Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij ter vervanging van de loods bij het Droogbak,
vóór het gebouw der Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij.
Aanvankelijk viel het oog der Maatschappij op een deel van het
ontworpen bouwblok ten zuiden der Willemspoort. Met die keuze konden
B en W. zich niet verenigen, omdat, naar hun gevoelen, in dat zeer
gunstig gelegen blok een bebouwing met woonhuizen en winkels te
verwachten is, zodat het geen aanbeveling verdient een zeer groot
deel er van te bestemmen voor een bergplaats van tram-materieel. B.
en W. gaven aan de Maatschappij in overweging een ander terrein te
kiezen, dat, hoewel meer zogenaamd achteraf gelegen, voor het
beoogde doel volkomen bruikbaar te achten is.
B. en W. hadden gewenst het emplacement voor remisebouw nog meer
noordwaarts te brengen en wel aansluitende tegen de Staatsspoorweg;
doch een vergunning, om binnen 20 M. afstand van de spoorweg te
bouwen, is niet verkregen kunnen worden dan onder de voorwaarde, dat
de Staat zich het recht voorbehoudt, zodra de spoorwegbelangen het
eisen, het gebouwde te doen opruimen. Onder een dergelijke
voorwaarde kan de Maatschappij tot het stichten van een gebouw niet
overgaan. De gemeentegrond tussen de te bouwen remise en de
spoorweg, breed 20 M., is dus voor permanente bebouwing minder
geschikt, doch kan, na afgesloten te zijn van de Planciusstraat,
door verhuur rentegevend gemaakt worden. De Maatschappij heeft zich
bereid verklaard het terrein van de gemeente te kopen.
Burg. en Weth. vestigen er de aandacht op, dat tegen een
vastgestelde uitkering het recht bedongen is, om het tramspoor der
Maatschappij, toegang gevende tot de te bouwen remise, in
medegebruik te geven aan de eventueelen ondernemer van een tramlijn
Nassaukade—Haarlemmerplein—Planciusstraat, enz. Ten zuiden van en
aansluitende tegen het terrein, voorgedragen voor de bouw der
hierboven bedoelde remise, blijft een strook gemeentegrond
beschikbaar, welke strook later voor bouwterrein kan worden bestemd,
na vaststelling en uitvoering van het plan tot stichting van een
gebouw voor algemene dienst.
Nu de bouw van de kademuur tusschen de Willemsbrug en de brug in de
Marnixstraat over de verlengde Brouwersgracht zijne voltooiing
nadert, geven B. en W. ten slotte in overweging goed te keuren het
plan van bebouwing van een deel van het Haarlemmerplein en hen
tevens te machtigen dat bouwblok te verkopen.
B en W. stellen de raad daarom voor:
1. vast te stellen het plan van bebouwing der omgeving van do
Willemspoort, en deze terreinen, voor zooveel noodig, te onttrekken
aan den openbaren dienst;
2. B. en W. te machtigen aan de A. O. M. te verkopen den voor de
remisebouw aangewezen grond, ter grootte van voetstoots 990
centiare, voor den prijs van ƒ 25,000, onder de volgende voorwaarden
en bepalingen:
a. dat op de westelijke grens van het terrein langs de Singelgracht
voor rekening der A. O. M. een kademuur wordt gebouwd, volgens
plannen in alle opzichten door B. en W. goed te keuren, en die muur,
door en voor rekening van die Maatschappij, ten genoegen van B. en
W. wordt onderhouden;
b. dat het terrein binnen twee jaren na de overdracht bebouwd zij
met een remise voor tramwagens en hetgeen daarbij behoort, waarbij
uitdrukkelijk wordt bepaald, dat in de zuidwestelijken muur geen
deur- of lichtopeningen mogen zijn; welke bouw moet plaats hebben
volgens plannen in elk opzicht door B. en W. goed te keuren; terwijl
door de Maatschappij, indien aan een of meer der in deze gestelde
bepalingen niet wordt voldaan, een boete zal zijn verbeurd van f
10,000 ten bate der gemeentekas en te betalen binnen 14 dagen, na
daartoe strekkende aanmaning van B. en W.;
c. dat aan de A. O. M. vergund wordt een hulpspoor te leggen tot
verbinding van de sub b bedoelde remise met het tramnet op het
Haarlemmerplein, mits door de Maatschappij worde toegestaan , dat
bedoeld hulpspoor, ter lengte door B. en W. te bepalen, in
medegebruik worde gegeven aan de aannemer van een tramlijn
Nassaukade—Haarlemmerplein—Planciusstraat, enz , en dat de daarvoor
vereiste werken worden gemaakt; een en ander zodra B. en W. zulks
verlangen, waartegen aan de Maatschappij eene vergoeding zal worden
betaald van ƒ 2,60 per jaar en per meter in medegebruik genomen
tramspoor;
(…………)
9-12-1891
Onder nr 735 wordt ter lezing op de gemeentesecretarie
neergelegd een voorstel van B. en W. inzake de bebouwing van het
Haarlemmerplein, gelijk hierboven genoemd.
17-12-1891
Gemeenteraad 16-12, ingekomen stukken
Verzoek van Henri Fernantzen c. s., bewoners van- en belanghebbenden
bij het Jacob van Lennepkwartier, om de aanleg der geconcessioneerde
tramlijn Dam—Bilderdijkstraat ten spoedigste te doen geschieden, en
deze te exploiteren over de thans bereikbare route. Als boven. ( In
handen van B&W tot preadvies)
18-12-1891
Het vroeger vermelde adres aan de Gemeenteraad van de bewoners
van het Van Lennep-kwartier, ter verkrijging van de meermalen
besproken grote verkeersweg en de aanleg van tramlijnen langs de
Nassaukade, van Haarlemmerpoort via Rozengracht—Westermarkt naar de
Dam, ligt ter tekening aan het adres van de volgende heren: A. de
Reus, Nassaukade 70, koffiehuishouder; L. de Bruin, Marnixstraat
339, id. ; Van Rossen, id. 269, boekhandelaar, P. Westra,
Rozengracht 23, id, en O. Kniestedt, id. 143, sigarenhandelaar.
31-12-1891
Zitting van Woensdag 30 December (1 uur). Voorzitter: de
Burgemeester, Mr. S. A. Vening Meinesz. Tegenwoordig 33 leden. de
Voorzitter deelt mede, dat, behalve de ter visie gelegde, nog zijn
ingekomen de navolgende aan den Raad gerichte stukken : Verzoek van
A. Paans c. s., bewoners van hetl westelijk gedeelte der stad, dat
de tramverbinding over de Rozengracht via Westermarkt naar den Dam
spoedig tot stand wordt gebracht. . In handen van B. en W. tot
preadvies.
Verantwoording en disclaimer:
Cees Pot heeft voor de totstandkoming van
deze tijdlijn de database van de website "Historische
kranten in beeld" geraadpleegd. Deze website is een initiatief van
de Koninklijke Bibliotheek. Deze instantie heeft ons toestemming verleend voor
publicatie op deze wijze.
*
Soms komen er in de artikelen fouten en onjuistheden voor. Om
wille van de authenticiteit is besloten deze ongewijzigd te laten.
laat een berichtje achter
|