MEDIATIJDLIJN AMSTERDAMSE TRAM 1885
door Cees Pot
e-mail:
ceespot@amsterdamsetrams.nl
1885
2-1-1885
Een eenvoudig, maar smaakvol boeketje op de borst van koetsiers en
conducteurs der tramwagens gaf het publiek heden kennis, dat de
Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij feest vierde. Dit geschiedde
overigens geheel huishoudelijk. Het personeel, dat er prijs op
stelde der directie een blijvende herinnering aan te bieden, had
hiertoe verschillende keuzen gedaan, die alle zonder onderscheid van
goeden smaak getuigden.
Voor de directie, ter plaatsing in hare vergaderzaal, werd door de
werklieden van de technische afdeling een zwart marmeren pendule
gekozen, waarop een fraai gedreven zilveren vrouwenbeeld staat,
welks uitgestrekte rechterhand een lauwerkrans gevat houdt, terwijl
de linker op een schild rust met het cijfer: 12 ½ . Aan de
rechterzijde bevindt zich een zilveren miniatiuur-tramwagen:
»Dam—Plantage—Linnaeusstraat« en het nummer 178, waardoor het aantal
der thans in gebruik zijnde wagens wordt aangewezen. Het voertuigje
is op 1/60 der ware grootte en tot in de kleinste bijzonderheden
zorgvuldig nagebootst. Het geheel is uit de fabriek van de
welbekende firma As. Bonebakker & Zoon, alhier. Het souvenir van het
bureaupersoneel der technische afdeling bestond in een monument van
Italiaans notenhout, op piëdestal, aan welks vier zijden, in
palmhout gesneden, men de volgende voorstellingen vindt: de
voorgevel van het oude gebouw aan de Achtergracht, de nieuwe gevel,
welke aan de Nieuwe Lijnbaansgracht toegang geeft tot de
verschillende lokalen, en, aan de derde en vierde zijde een omnibus
en een tramwagen. Aan beide stukken was een album met de namen van
de gevers toegevoegd.
Modellen van artistiek schoonschrift en keurige pentekening werden
aan elk der leden van de directie der Maatschappij door hare
hoofdambtenaren, de Heren J. F. A. Bondix, G. J. van Leeuwen en H.
Ellis, en aan de directeur K. H. Schadd door het personeel van de
dagelijkse exploitatie aangeboden. De eersten ontvingen een oorkonde
op perkament, waarop in een sierlijke omlijsting, met toepasselijke
zinnebeelden, het feit geconstateerd werd van het 12 ½ jarig bestaan
der Mij., ter gelegenheid waarvan dit stuk »uit hoogachting en
erkentelijkheid» de directie werd geschonken. Het stuk lag in een
rood marocco band, waarop de naam der Maatschappij en de datums der
oprichting en van heden in gulden letteren prijken. De Heer Schadd
viel de eer ten deel van een afzonderlijk souvenir te ontvangen in
een smaakvol album, dat op zijn perkamenten bladen de namen der
contribuanten bevat en met een rijk in goud en kleuren getekende
opdracht geopend wordt. De blauw pluche band draagt het naamcijfer
der Maatschappij, terwijl het geheel op een ornament van cuivre poli
rust. In tegenwoordigheid van de controleur, de hoofdconducteur, de
koetsier, de conducteur, de stalbaas en de stalknecht, die de Mij.
het langst dienden, werd het de Heer Schadd hedenmorgen, met een
hartelijke toespraak namens 423 beambten, door de Heer van Leeuwen
overhandigd. Natuurlijk gaat, in weerwil van de feestdag, liet
tramverkeer ongestoord de gewonen gang. Voor één vertegenwoordigster
van »het viervoetig personeel der afdeling Tractie» is het heden
feestdag: door een opschrift in het aan haar stal opgehangen gareel,
wordt aan de »oude Jans» hulde gebracht, dat zij heden haar koperen
leest met de Maatschappij viert. Met de Tram werden gedurende het
afgelopen kwartaal vervoerd 2,367,249 passagiers, tegen 2,749,318 in
hetzelfde tijdvak van 1883, en gedurende het gehele jaar 10,606,607,
tegen 12,107,333 in het vorig jaar, dat der Tentoonstelling.
15-1-1885
Door de Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij is aanbesteed: het bouwen
van een stalgebouw voor 100 paarden, 2 ziekenstallen, remise voor
tramwagens, wagenmakerij, smederij en woning, op een terrein,
gelegen aan de Linnaeus- en de 3de Parkstraat, alhier, met de
leverantie van alle materialen en arbeidslonen. De laagste
inschrijving was van den Heer T. Hilarius Wzn. te Leeuwarden, vooï
de som van f 77.317.
22-1-1885
Sedert een paar dagen is het telefonische afrij-signaal voor de
tramwagens op de lijn Dam—Sarphatistraat in werking. Aan het einde
der lijn in de Sarphatistraat is een paal in lantaarnvorm geplaatst,
met het opschrift! «telefoon”. Dit is, menen wij, de tweede, die
gebruikt wordt; intussen worden binnenkort alle lijnen van dit
signaalsysteem voorzien, teneinde in het tramverkeer de meeste
regelmatigheid te bereiken.
26-1-1885
Als vervolg op de in 1881 verschenen brochure “Stoomtram- enz.”, is
door de ingenieur T. Sanders thans in het licht gegeven: “Een nieuw
Tramwegnet voor Amsterdam en omstreken”. In dit vlugschrift, waarvan
het gronddenkbeeld eveneens is: de innige verbinding van stad en
omstreken door tramwegen, is aan de beschouwingen meer uitbreiding
gegeven dan vroeger, terwijl het net zelf enkele wijzigingen heeft
ondergaan. Het bevat: het adres bij B. en W., door de schrijver, met
de heren Jhr. Jb. Hartsen en Js. Reijnvaan, d.d. 27 Nov. 1884
ingezonden, de Memorie van toelichting daarbij, met beschrijving der
Amsterdamse lijnen, kaart van de stad en plaat van de nieuwe
Raadhuisstraat, een korte beschrijving van de buitenlijnen met
kaart, een uiteenzetting van de economische voordelen van het
ontworpen net, financiële beschouwingen enz.

27-1-1885
Tramplannen.
Onder dezen titel kondigden wij, in ons N°. van 4 December jl.,
reeds aan, dat door de heren T. Sanders, Jhr. Jb. Hartsen en Js.
Reijnvaan opnieuw concessie was gevraagd voor de aanleg en de
exploitatie der reeds vroeger gevraagde vergunning voor tramlijnen,
met het doel daardoor een innige verbinding van stad en omstreken
tot stand te brengen. De aangevraagde lijnen zouden bestaan uit een
gedeeltelijke ceintuurbaan langs de buitenomtrek der stad, met twee
zijtakken die naar verschillende stadsgedeelten voeren en op het
Centraal-Stationseiland de ceintuurbaan weder ontmoeten, en drie
zijlijnen naar in de nabijheid gelegen gemeenten Amstelveen,
Uithoorn, Aalsmeer, Haarlemmermeer en Sloten. De richting dezer
lijnen en de economische voordelen zo voor Amsterdam als de genoemde
gemeenten aan de exploitatie er van verbonden werden toen door ons,
aan de hand van het ingediende adres, uitvoerig uiteengezet, zodat
wij thans volstaan kunnen met daarnaar te verwijzen, De Heer Sanders
is thans in een brochure, (bij de uitgever J. H. de Bussy
verschenen) nader op de zaak teruggekomen. Hij zet daarin nog eens
uitvoerig — door plans en kaarten toegelicht en verduidelijkt — zijn
inderdaad merkwaardig plan uiteen. Hij doet daarbij vooral uitkomen,
dat al de economische voordelen, aan het gehele net verbonden, voor
het grootste deel vervallen, zodra de stadslijnen aan het net worden
ontnomen. Wordt daarentegen het gehele net aangenomen, dan zal
misschien, in de tegenwoordige tijd van verslapten
ondernemingsgeest, een kleine prikkel nodig zijn om binnen enkele
jaren het tot stand komen der minder gunstige buitenlijnen te
verzekeren, maar zeker zullen zij dan door een krachtige
maatschappij binnen zeer korte tijd met voordeel worden
geëxploiteerd, zonder bezwaar voor de financiën van Rijk, provincie
of gemeenten. Voor trams is het doordringen in de steden nog
dringender eis dan voor de spoorwegen, en daartegen kan in casu geen
bezwaar bestaan, daar de aanvragers geheel aan het Gemeentebestuur
de keuze der beweegkracht overlaten. Ook de rijtuigen kunnen
dezelfde zijn als die van de A. O. M., het enige zakelijke punt van
verschil dus tussen de hier reeds bestaande tramwegen, en die welke
zijn voorgesteld beslaat, in het goederenvervoer. Met klem worden de
bezwaren, die daartegen zouden kunnen worden aangevoerd, weerlegd en
de voordelen er van in het brede uiteengezet en eindelijk betoogd,
dat vereniging van stads- en buitenlijnen tot één onafscheidbaar
geheel niet slechts onmisbaar is voor een goede exploitatie, maar
bovendien geheel past in het kader van de richting, het leven en
streven van onze tijd. Verder worden nog een paar bezwaren
aangevoerd en ontzenuwd, die tegen het plan zouden kunnen bestaan,
en wel:
1. de nieuwe Raadhuisstraat. Over de noodzakelijkheid dier straat
bestaat schier geen verschil. De moeilijkheid betreft alleen de
financiële kwestie. Spr. meent echter dat de baten, die het nieuwe
tramnet voor de gemeente zal opleveren, hoogst aanzienlijk zijn, en
zo niet alle kosten, toch de grootste helft er van kunnen dekken. En
mocht de Gemeenteraad desniettemin op het ogenblik bezwaar hebben
tegen een dergelijke uitgaaf, dan hebben de aanvragers een plan in
bewerking dat vasthoudt aan dat der doorbreking, in Dec. 1880 bij de
eerste concessieaanvraag gevoegd. Dat plan is verbreding der
Huiszittenstegen en doorbreken tussen Heeren- en Keizersgracht De
nieuwe weg wordt dan niet als straat, maar als overdekte passage
behandeld, met een weg voor de tram van 4.5 m breed en twee
trottoirs ieder van 2 m, dus een totale breedte van 8.5 m voor de
passage. Alleen het rijtuigverkeer wordt er niet mede gebaat. Maar
de aanvragers wensen dan ook aan de passage slechts een tijdelijk
karakter te geven, zodat de uitvoering der Raadhuisstraat bevorderd
wordt:
1. door de onteigening der percelen die voor de aan te leggen
tramweg moeten wijken, en
2. door de aanzienlijke directe baten, die het nieuwe tramwegnet
reeds dadelijk voor de gemeente zal opleveren.
Het andere bezwaar, waarop straks werd gedoeld is, zeker niet het
minst gewichtige, n.l. de verhouding der gemeente tot de
Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij. (Zie verder 2e blad.)
Tramplannen. (Vervolg van het Tweede Blad.)
Bij velen bestaat de vrees, dat de gemeenteraad, door aanneming der
besproken lijnen, in strijd zou komen met de eenmaal verkregen
rechten der A.O.M., en dat die lijnen aan die der A. O. M.
concurrentie zouden kunnen aandoen. De vrees voor beide acht spr.
ongewettigd, en tracht dit uit den loop der zaak aan te tonen.
Binnenkort zal het nieuwe tramplan, behoorlijk voorbereid, aan de
Gemeenteraad ter beoordeling worden voorgelegd, en daar de
aangevraagde lijnen steeds als een geheel zijn beschouwd, zal de
Raad in de eerste plaats te beslissen hebben of zij verbinding met
de omliggende gemeenten in principe wenselijk acht, en daarna of de
in Amsterdam ontworpen lijnen voor uitvoering geschikt zijn.
Toestemmende beantwoording acht de schr. niet twijfelachtig. Daarna
heeft de vaststelling der voorwaarden plaats, en eerst wanneer die
geheel zijn vastgesteld, komt het recht van voorkeur der A.O.M. aan
de orde, en moeten die lijnen, of gedeelten van lijnen, welke binnen
de Singelgracht of hare verlengden vallen, aan de A. O. M. worden
aangeboden.
Daar door de aanvragers dan echter zal worden verklaard, dat zij de
overblijvende delen niet wensen te exploiteren, zal de Raad aan de
A. O. M. het gehele Amsterdamse net, onder de daarvoor gestekte
voorwaarden, moeten aanbieden, met bepaling: van de aansluiting van
de drie buitenlijnen, en, daar de exploitatie van al deze nieuwe
lijnen door één Maatschappij behoort te geschieden, zijn de
aanvragers, teneinde aan te tonen, dat persoonlijk voordeel nooit
bij hen op den voorgrond is getreden, bereid, de verkregen
vergunningen en aangelegde lijnen op billijke voorwaarden aan de A.
O. M. over te doen, want hoewel het hunne overtuiging is, dat in,
dit geval het optreden ener tweede Maatschappij wenselijker ware —
omdat haar werkkring zich in veel van die van de A. O. M. zou
onderscheiden — zo willen zij die overtuiging gaarne prijs geven,
wanneer men algemeen meent, dat éen Maatschappij die taak beter zal
kunnen volbrengen.
In nauw verband hiermede staat de vraag: of er bij de nieuwe lijnen
zijn die als concurrerende met die der A. O. M. zijn te beschouwen.
Uitvoerig wordt, met een vergelijking der lijnen onderling, het
tegendeel aangetoond, en als bewijs te meer aangegeven dat het
nieuwe net niet concurrerend is met het bestaande, dat, terwijl
beide netten ruim 20 km lang zijn, men, op die veertig kilometer
slechts zeven kruispunten en drie of vier ontmoetingspunten heeft.
Wanneer de schr. dus bewezen heeft dat de lijnen niet concurreren,
is daarmede niet gezegd dat zij elkaar niet op sommige kruis- en
ontmoetingspunten enkele reizigers zullen onttrekken, maar die
verliezen zullen ruimschoots gedekt worden door de onmiskenbaar
grote voeding die zij elkander wederkerig aanbrengen, en als de
overstapkaartjes van de ene Maatschappij geldig worden verklaard op
de lijnen der andere, zal dit nog meer het geval zijn, en zal het
publiek daarbij evenzeer profiteren.
De aandeelhouders der A. O. M. behoeven dus, volgens schr., op
generlei wijze vrees te hebben voor het tot stand komen der nieuwe
onderneming, integendeel brengt hun belang mee juist de jongere
zuster te helpen, want de positie der A. O. M. kan door haar slechts
versterkt worden.
Aan het slot zijner brochure behandelt de schr. de vermoedelijke
financiële resultaten, hij neemt die op het ongunstigst, door iedere
lijn op zich zelf te beschouwen, waardoor dus geen rekening wordt
gehouden niet de zeer vele voordelen, die het net in zijn geheel
aanbiedt. De drie soorten zijn te onderscheiden, nl: de Amsterdamse
lijnen, de buitenlijnen 1e en de buitenlijnen 2e kring.
Deze laatsten (die van de 2e kring) zijn: de lijnen Edam—Kwadijk,
Sloten—Hoofddorp, Amstelveen—Ouderkerk, Amstelveen—Uithoorn en
Uithoorn—Heemstede. Dit zijn geen vette lijnen, maar middelmatige of
magere, die op zich zelf beschouwd zonder grote toelage van
provincie of gemeente onbestaanbaar zouden zijn, maar, daar zij
werkelijk voedingslijnen voor de andere zijn, door een grote
krachtige Mij. op den duur met voordeel zullen kunnen geëxploiteerd
worden. Zij worden dan ook niet door de schr. in zijn berekeningen
opgenomen, waarvan het eindresultaat is, dat bij een totale
opbrengst van ƒ669,780, tegen een bedrag aan exploitatiekosten van f
402.300 er een bruto winst van f 267.480, of verminderd met 2 ½ pCt.
voor afschrijving over het totale aanlegkapitaal van f 2.500,000.
dus netto ruim ƒ 200,000 of 8 pCt. van het kapitaal zou overblijven.
Nadat eindelijk de motieven voor deze rentabiliteit nog in het brede
werden in een gezet, waarbij zowel op het verschijnsel wordt gewezen
dat juist door de z. g. “smalle gemeente” door welker buurten de
ontworpen lijnen lopen, het drukst van de tram wordt gebruik
gemaakt, en in vergelijking bv. met Berlijn dat gebruik nog voor
grote toeneming vatbaar is—komt de schr. tot de conclusie: dat beide
ondernemingen dus een goede toekomst tegemoet gaan, en de A. O. M. —
dank zij de aansluiting van het nieuwe net — voortaan, in plaats van
10 a 12 pCt., 15 a 20 pCt. aan hare aandeelhouders zal kunnen
uitkeren. Naast de A. O. M. is er dus nog plaats voor een jongere
zuster : de Amsterdamsche Tramweg-Maatschappij.
16-2-1885
De heren Sanders. Hartsen en Reijnvaan hebben, in vervolg op hun
bekende tramwegontwerpen, aan het Dagelijks Bestuur der hoofdstad
overgelegd:
1°. Een ontwerp ener tijdelijke passage voor voetgangers en
tramwagens, tussen Dam en Westermarkt gelijk die beschreven is in de
onlangs uitgegeven brochure.
2°. De eindresultaten ener schatting der kosten, nodig voor de
uitvoering van het ontwerp der nieuwe Raadhuisstraat, in zover zij
betrekking hebben op de onteigening of aankoop der percelen, en
tevens in verband met de directe baten, die het nieuwe tramwegnet
voor de gemeente zal afwerpen. Deze schatting is gedaan door drie
beëdigde makelaars.
19-2-1885
Officiële Kennisgeving
Parade. Op 19 Febr. e.k., des middags te 12 uren, zal een parade
worden gehouden in de Plantage—Middenlaan, waarbij het afzetten der
Middenlaan zich zal uitstrekken van de Hortusbrug tot aan de
Lijnbaansgracht ; zo nodig zullen voor het defileeren der troepen
worden afgezet de Park-, Fransche-, Bad- en Kerklanen en de
Muidergracht; gedurende de parade zal het verkeer voor rij- en
voertuigen op bovengenoemde plaatsen gestremd zijn en deze rij- en
voertuigen zullen de weg moeten volgen langs de Nieuwe Heerengracht
en de Doklaan; en de standplaatsen voor tramwagens zullen tijdelijk
zijn als volgt: a. lijn Linnaeusstraat—Dam, bij het Hortusplantsoen
en bij de Muiderpoort; b. lijn Plantage—Leidscheplein. bij het
Werkhuis.
De Amsterdamsche Omnibus Maatschappij heeft blijkens de in de
nieuwsbladen geplaatste annonce een wijziging gebracht in de
regeling der overstapkaartjes op de lijnen Sarphatistraat—Dam (of
Rijnspoor—Dam). Die kaartjes zullen voortaan alleen geldig zijn op
eerstgenoemde lijn voor het traject Sarphatistraat-Sophiaplein
(onleesbaar) op de lijn voor het traject Amsteldijk Vijzelstraat.
Met andere woorden — want de bedoeling is de meesten niet duidelijk
— men zal nog altijd een overstapkaartje kunnen nemen van de
Sarphatistraat naar de Amsteldijk, en omgekeerd, maar mag dan op de
eerste lijn niet verder rijden dan tot het Sophiaplein en op de
andere niet verder dan tot de Vijzelstraat. De afstand tussen deze
twee punten moet men te voet afleggen. »De gelegenheid tot het
verkrijgen van overstapkaarten tusschen de Sarphatistraat en de
Amsteldijk langs het kruispunt op de Weteringschans der lijnen
Plantage—Leidscheplein en Dam— Amsteldijk blijft bestaan«, vermeldt
de annonce verder.
3-3-1885
Gisteren is in de Czaar Peterstraat, terwijl de paarden van de tram
verwisseld werden, een van deze plotseling dood gebleven. Men
bevond, dat een ader gesprongen was.
16-3-1885
Een zeer droevig ongeval had gisteren op de tramlijn Dam—Amsteldijk
plaats. Vlak bij het eindpunt Amsteldijk kwam een achtjarig: knaapje
onverhoeds achter een tram wagen te voorschijn en liep daarbij tegen
het paard van een andere naderende wagen aan. Hij viel, en hoewel de
koetsier onmiddellijk remde, was het te laat. Toen men de armen
jongen opnam, bleek, dat hij door de veiligheidstoestel, die voor
het wiel aangebracht is, was doodgedrukt.
Gisterenavond is een paard van de tramlijn Dam—Prins Hendrikkade,
dat naar stal gebracht werd, aan de Schippersgracht te water
geraakt. Het werd door Sinck's toestel aan de wal gebracht.
21-3-1885
Blijkens aankondiging in dit nummer is weder eene gelegenheid tol
het nemen van een overstapkaartje op tramlijnen opgeheven. 't Geldt
een overstapkaart, welke nagenoeg het karakter van retourkaart had,
nl. voor de lijnen Dam—Plantage en Kadijksplein—Czaar-Peterstraat.

27-3-1885
Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij.
Uit het in de algemene vergadering van heden uitgebracht verslag
blijkt het navolgende:
Het vervoer in het jaar 1884 was minder dan in het voorafgaande
jaar. In 1884 bedroeg het aantal passagiers 10,606,609, tegen
12,107,333 in het vorige jaar. Rekent men bij het vervoerde aantal
de ingenomen overstapkaarten, dan klimt het vervoer over 1884 tot
15,026,194 personen. In het geheel werden afgelegd 3,449,726
kilometer; gemiddeld is door elk paard per dag afgelegd 215
kilometer.
Er waren gemiddeld aanwezig 553 paarden, welke aan voeding en
ligging gekost hebben ƒ1,04 per dag en per paard. Het verbruikte per
dag bestond in: 6 kilo haver, 2 kilo maïs, 6 kilo hooi, 5 kilo stro.
De aankoopprijs der paarden bedroeg in 1884 gemiddeld per paard ƒ
475,89.
Het vaste personeel bestond op 31 December 1884 uit 630 personen,
behalve ongeveer 100 man in lossen dienst. De lengte der tramlijnen
bedroeg op de zelfde datum:
15.841,69 Meter dubbel spoor,
8.295,80 m enkel spoor,
911,00 m verbindingsspoor,
2.870,00 » wissels en tussenwissels,
zodat in het geheel (het dubbel spoor dubbel gerekend) 43.761 Meter
enkel spoor op de openbaren weg ligt. Er waren aanwezig 178
tramwagens.
De gezamenlijke oppervlakte der gebouwen en erven bedraagt 2
Hectaren, 11 Aren en 4 Centiaren. Het dividend over 1884 beloopt 10
%.
Aan de Gemeente Amsterdam wordt voor haar aandeel in de opbrengst
van het vervoer uitgekeerd ƒ 74.231,53, terwijl voor het onderhoud
der bestrating tussen de rails aan de gemeente uitgekeerd werd ƒ
13.911.
Tot leden tot het nazien der balans over 1885, werden benoemd de
heren S. B. Gaastra, J. A. Langerhuizen en C. E. Wwiss, en tot
plaatsvervangende leden de heren .. W. Cramerus, F. Bastiaans en B.
J. M. de Bont.
Hoever is 3.449.726 kilometer, volgens het Verslag omtrent de
Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij (zie 1e Blad) in het afgelopen
jaar door de tramwagens afgelegd? De omtrek van onzen aardbol
bedraagt 40,000 km. De tram zou dus in dat tijvak 86 maal den toer
om de aarde hebben kunnen maken, en wanneer de Maatschappij niet op
zulke hechte grondslagen was gevestigd, had ze, de afstand van de
aarde tot de maan op 388,537 kilometer bepalende, in het afgelopen
jaar al ruim negen malen “naar de maan” kunnen zijn.
31-3-1885
Op initiatief van de Heer P. J. Raaijmakers, te Nieuwer-Amstel, als
belanghebbende bij het tramwegnet door en naar de hoofdstad,
waarvoor door de hh. Sanders, Hartsen en Reijnvaan concessie is
aangevraagd, vergaderden hedenmiddag te 12 uren in Café Krasnapolsky
enige daartoe uitgenodigde mede-belanghebbenden.
Tegenwoordig waren ter vergadering een twintigtal ingezetenen van
Monnikendam, Broek in Waterland, Uithoorn, Ouderkerk,
Haarlemmermeer, Aalsmeer, Amstelveen, Sloten en Bovenkerk.
De vergadering, die ook door de hh. Sanders, Hartsen en Reijnvaan
werd bijgewoond, werd geleid door de Heer Raaijmakers, die het doel
dezer bijeenkomst nader uiteen zette, en voorlas een verslag ener
voorlopige vergadering te zijnen huize, met de burgemeesters van
Nieuwer-Amstel en Amstelveen gehouden, waaruit bleek, dat het plan
was een commissie te benoemen uit de ingezetenen van bovengenoemde
gemeenten, ten einde bij de Gemeentebesturen en het Heemraadschap
van Nieuwer-Amstel de plannen van de hh. Sanders c. s. te steunen.
Na deze mededeling las de Voorzitter een adres voor aan het
Heemraadschap van Nieuwer-Amstel waarbij, met het oog op de
ontworpen tramverbinding, wordt verzocht om de voorwaarden voor de
hh. aanvragers zoo vrijgevig mogelijk te maken.
Het adres werd daarop door de aanwezigen getekend. Hierna werd
goedgekeurd een voorstel des Voorzitters, om de Dagelijkse Besturen
der betrokken gemeenten en het Polderbestuur uit te nodigen tot het
houden ener nadere bijeenkomst, om de zaak verder te bespreken en
zich van de steun en de medewerking dier besturen te verzekeren. Wat
de samenstelling ener permanente commissie betrof, stelde de Heer
Bultman uit Haarlemmermeer voor die samen te stellen uit het thans
bestaande voorlopige bureau, met de bevoegdheid om zich twee leden
uit gemeenten boven het IJ te assumeren. De Voorzitter meende
echter, dat het beter ware de commissie samen te stellen uit een
ingezeten van ieder der op deze bijeenkomst vertegenwoordigde
gemeenten. In dien geest werd na enige discussie door de vergadering
besloten. Daar enkelen van de aanwezigen bezwaar maakten om deel
dier Commissie uit te maken, werd aan het voorl. bestuur overgelaten
die verder aan te vullen. Bereid hadden zich reeds verklaard de hh.
P. Ledeboer te Aalsmeer, Kinderman te Ouderkerk, Raaymaker te
Nieuwer-Amstel, Fremery Kalff te Uithoorn, Slicher te Monnikendam,
Van Dalen te Edam, Talma te Haarlemmermeer, Dr. Demmert te Sloten,
en P. Clercq te Broek in Waterland. Omtrent de uitvoering van het
Tramplan deed de Heer Sanders, op verzoek van de Heer Slicher, de
mededeling, dat men van de steun der Polderbesturen reeds verzekerd
was; dat die van de zes in het plan betrokken steden de plannen ter
inzage hadden gevraagd en vermoedelijk zouden goedkeuren ;
vervolgens de goedkeuring van Gedep. Staten moest worden gevraagd en
tevens de financiële aangelegenheden nader geregeld. Wat Amsterdam
betrof stond de zaak niet slecht. Ditzelfde gold ook voor Sloten en
Amstelveen. Hierna werd de vergadering gesloten.
2-4-1885
Door de Heer Sanders is aan het Gemeentebestuur van Sloten (N.-H.)
toestemming gevraagd tot het aanleggen van een tramweg langs de
Sloterstraatweg van Overtoom tot Haarlemmermeer.
3-4-1885.
In de Czaarpeterstraat is gisteren namiddag een tweejarig kind door
de tram overreden; het werd met belangrijke verwondingen naar het
gasthuis vervoerd.
8-4-1885
Zondagmiddag is op de Utrechtschestraat een jongen van omstreeks
negen jaar die achter een rijtuig liep en eensklaps uitweek toen
juist een tramwagen voorbijging, door deze overreden. De koetsier
van den tram kon hem niet hebben zien aankomen en kon dus ook niet
remmen. De ongelukkige kleine werd naar het gasthuis vervoerd, maar
was bij aankomst aldaar reeds overleden.
9-4-1885
De beide Paasdagen moest de politie van tijd tot tijd tussenbeide
komen om te beletten, dat het tramverkeer op de Weesperzijde door
enige min of meer opgewonden personen uit de handwerksstand werd
belemmerd. Aanleiding hiertoe was dat in de late avond van Zaterdag
jl. een beschonken werkman uit de tram verwijderd moest worden en na
die tijd in de waan verkeert, dat zijn horloge met ketting hem bij
die gelegenheid is ontvallen en door de conducteur opgeraapt, een
bewering waarvoor hoegenaamd geen grond is. In plaats van zich nu
tot de politie te wenden, kwam de belanghebbende, vergezeld van
enige kameraden, verhaal zoeken. De orde bleef ten slotte
gehandhaafd.
23-4-1885
Het Heemraadschap van Amstel en Nieuwer-Amstel heeft opnieuw de
concessie voor de tram langs de Amstelveenscheweg verleend, zodat nu
alle nodige vergunningen verkregen zijn en binnen enkele dagen de
tekeningen aan Gedeputeerde Staten ter goedkeuring kunnen worden
opgezonden.
19-5-1885
Tramplannen.
Op uitnodiging van de Permanente Commissie tot ondersteuning van de
plannen der hh. Sanders c. s., om de buitengemeenten met de
hoofdstad door tramwegen te verbinden, waren hedenmiddag te 12 uren
in een der lokalen van »Krasnapolsky,« een aantal belangstellenden,
vooral uit de omliggende gemeenten, samengekomen.
Door de Voorzitter, den Heer P. Ledeboer, van Aalsmeer, werd de
vergadering geopend met een woord van dank aan de secretaris, de
Heer P. J. Raaijmakers te Nieuwer-Amstel, die de eerste stoot tot
deze beweging had gegeven. Daarna deed bij in het vervolg zijner
toespraak uitkomen dat, evenals een groot lichaam afhankelijk is van
de kleine, ook de kleine behoefte hebben aan de grote. Dit was ook
het geval met de verhouding van de hoofdstad tot de haar omringende
plattelandsgemeenten; zij hebben elkander nodig, zij kunnen elkander
niet ontberen. Amsterdam toch is de consumente van de producten der
omliggende gemeenten, en wederkerig zijn die gemeenten als
producenten onmisbaar voor Amsterdam. Amsterdam is voorts de
verzendingsplaats dier producten naar het buitenland, en een
gelegenheid als het ontwerp Sanders c. s. aanbiedt, om de producten
direct naar het station of bootaanlegplaats te kunnen vervoeren, zal
een belangrijke invloed uitoefenen op de transportkosten, en de
concurrentie met het buitenland vergemakkelijken. Deze eenvoudige
waarheden bewijzen het nuttige en noodzakelijke van een betere en
snellere verbinding van de gemeenten om Amsterdam, met Amsterdam. De
commissie vroeg daarom aan de Hoofdstad hare steun en voorspraak, en
om de concessie aan de hh. Sanders te verlenen.
Door op de concessie Sanders gunstig te beschikken, zal Amsterdam
bewijzen, dat zij een open oog heeft voor een werkelijk algemeen
belang. De verg. betuigde door toejuichingen hare instemming. Daarna
werd voorgelezen een missive van de Commissaris des Konings in
Noord-Holland die, verhinderd deze verg. bij te wonen, desniettemin
zijn instemming met het plan betuigde en zijn ondersteuning
toezegde.
Daarentegen deelde de Burgemeester van Sloten mede, dat in de
jongste raadsvergadering dier gemeente met eenparige stemmen
besloten was in geen geval concessie tot het leggen van rails voor
de tram te verlenen, indien voor de beweging stoom werd aangewend;
er zou echter misschien wel een andere weg te vinden zijn om in de
Haarlemmermeer te komen. Dit laatste denkbeeld zou de Heer Sanders
doen onderzoeken. Op de vraag van de Heer Bultman, van
Haarlemmermeer, aan de burgemeester van Sloten, welke de
beweeggronden waren der weigering, antwoordde deze, dat het
schrikken der paarden voor een stoomtram, in verband met de smalte
van den weg, in het bijzonder voor Sloten, de hoofd beweeggrond was
geweest. Geen vrees voor mededinging met andere gemeenten, want als
er een paardentram werd aangevraagd, zou er geen bezwaar tegen de
concessie bestaan. Namens de gemeente Broek in Waterland werd nog
verzekerd, dat ook de Raad dier gemeente voor het plan was. De
beraadslagingen gesloten zijnde, werd door de permanente commissie
voorgesteld de volgemde motie: De vergadering, van mening, dat de
verbinding per tram der gemeenten, genoemd in het ontwerp van de
Heren Sanders c. s. — onderling en met de hoofdstad — hoogst nodig,
voor vele gemeenten zelfs een levenskwestie is; — overwegende, dat
ook voor Amsterdam een betere communicatie met de omliggende
gemeenten een zaak van groot gewicht en belangrijk voordeel is; —
spreekt de wenselijkheid uit, dat de gemeente- en polderbesturen,
waterschappen en ingezetenen bij het gemeentebestuur der hoofdstad
aandringen op een spoedige en gunstige beschikking op de
concessieaanvraag van de Heren Sanders c. s.
De vergadering machtigt de permanente commissie, die zich gevormd
heeft tot ondersteuning der plannen voor tramwegen naar en door de
hoofdstad, deze motie ter kennis te brengen van de gemeenteraad van
Amsterdam. De Heer Bultman wenste de zinsnede omtrent de steun van
Amsterdam in zoverre te wijzigen, dat Amsterdam niet afzonderlijk
werd genoemd. Amsterdam zou zelf zijn belang in deze wel inzien.
Veeleer zou hij dan daarvoor in de plaats stellen Sloten, omdat die
gemeente verklaard had er tegen te zijn. De Voorzitter antwoordde,
dat de verschillende Polderbesturen zich bereids voor het plan
hadden verklaard, maar de commissie vond geen bezwaar indien de
verg. wenste de motie in dien zin te wijzigen.
De Heer Coenen juichte het beginsel van het plan toe, maar
ontwikkelde zijne bezwaren tegen stoomtrammen in het algemeen, die
de Heer Raaijmakers trachtte te ontzenuwen, en waarbij door de
burgemeester van Heemstede en Bennebroek, die ruim vier jaren een
stoomtram door zijn gemeente ziet lopen, nog tot geruststelling der
tegenstanders werd gevoegd, dut er in al dien tijd in zijn gemeente
geen enkel ongeval is voorgekomen. De Heer Coenen was daardoor nog
niet overtuigd,— hoewel zijne ingenomenheid in beginsel handhavende,
— dat de gevaren voor stoomtrams zo gemakkelijk zouden zijn weg te
nemen. Dit laatste werd door de Heer Sanders weersproken en
toegelicht; daar waar stoomtrams werden aangelegd werden in de regel
de wegen verbreed. Door den Heer Raaijmakers werd de oorspronkelijke
motie verdedigd. De Heer Bultman zag er in, als zij zo bleef, een
belediging voor Amsterdam en wenst splitsing der motie. Met zitten
en opstaan werden nu de beide eerste alinea's aangenomen en daarna
eveneens de derde alinea, waartegen 14 stemmen zich verklaarden. De
vierde alinea werd daarna in die zin gewijzigd, dat daarbij zouden
worden gevoegd de verschillende water- en polderbesturen, en daarna
ook goedgekeurd. Nog werd door een der leden van de permanente
commissie medegedeeld, dat de hh. Sanders c. s. hem hadden te kennen
gegeven, dat daar waar nog geen telegrafische gemeenschap met
Amsterdam bestond, een telefonische gemeenschap in het leven zou
worden geroepen in die gemeenten, die in het ontworpen tramnet waren
opgenomen. De Verg., die door de meeste burgemeesters der omliggende
gemeenten, en ook door den Burgemeester van Amsterdam met de
Wethouder van P. W. werd bijgewoond, werd daarna gesloten.
1-6-1885
Een onzer lezers drukt de wens uit, dat bij den aanvang van bet
badseizoen vroege trams mochten lopen, zij het dan om het half uur.
Wij weten niet of de dienstregeling een belangrijke vervroeging
mogelijk maakt, doch ook afgescheiden daarvan dunkt het ons, dat men
niet moet voorbijzien welk een belangrijke rol de ochtendwandeling
in het geregelde baden speelt. Het baden met een flinke doch kalme
wandeling heen en terug is stellig heilzamer dan zonder een. Ook
zou, wanneer een tram klaar stond, menigeen er gebruik van maken,
die het om de kosten eigenlijk liever laten moest. Het baden zou dan
duur heten, terwijl het nu zeer goedkoop is.
8-6-1885
Met den aanleg van de tramlijn Grensslraat—Schulpbrug is men thans
zoover gevorderd, dat de opening van de volledige lijn Tulpplein—
Schulpbrug in de volgende week verwacht kan worden..
9-6-1885
Een knaapje, dat, naar de gewoonte van vele kinderen, vooral op de
lijn Leidscheplein—Marnixstraat, daar een tramwagen naliep,
struikelde en werd door een voorbijkomende handkar aangereden. Een
beenwonde was het gevolg van de onvoorzichtigheid.
10-6-1885
Ingezonden.
Mijnheer de Redacteur! Het zal u ongetwijfeld bekend zijn hoe
gunstig de Amsterdamse trams afsteken bij die van het buitenland.
Ofschoon van deze laatste weinig goeds valt te vermelden, geloof ik
toch, dat een eigenschap, welke ik dezer dagen in België opmerkte,
wel verdient onder de aandacht der bevoegde autoriteit gebracht te
worden, daar de toepassing daarvan zeer geriefelijk voor het publiek
zou zijn. Deze is namelijk dat bijv. in Gent elk tramrijtuig een
brievenbus heeft, waarin iedereen zijn brieven, zowel als
telegrammen kan steken, welke dan, voorzien van de nodige zegeltjes,
aan het post- of telegraafkantoor bezorgd worden, wanneer de tram
daar passeert. Het was mijne bedoeling door middel van uw veel
gelezen blad, bovenstaande onder de aandacht te brengen der
verschillende tramwegondernemingen, welke de toepassing daarvan,
hier te lande wellicht in overweging zullen willen nemen. Achtend,
UEd. Dn., P. Hasselmam.
17-6-1885
Een vlaggentrofee, met de wapens van Amsterdam en Nieuwer-Amstel er
onder, prijkte heden aan den voorgevel van het café Maas, aan de
Weesperzijde, ter gelegenheid van de opening der tramlijn:
Tulpplein—Schulpbrug. De weg heeft geheel dubbelspoor en wordt
aanvankelijk met vier wagens bereden, die om de vier of vijf minuten
van beide eindpunten afrijden. Men kan nu met een abonnementskaartje
van de Dam naar de Ringdijk en voor twaalf en een halve cent b. v.
van het eind van de Czaar Peterstraat naar de Ringdijk komen. Als
het aanstaanden Zondag mooi weer is, zal het, in 't bijzonder van
twaalf tot drie uur, aan de Amsteldijk en de Weesperzijde druk met
wandelaars zijn.
23-6-1885
Een rijtuigje, met één paard bespannen, kwam Zaterdagavond op het
Tulpplein met een tramwagen in botsing, op een plaats waar nevens de
tram nog wel voor een paar rijtuigen ruimte was. Het arme dier deed
een lelijke val, doch kon na enige tijd, ofschoon met een bloedende
wond aan een der voorbenen, zijn weg voortzetten. Groter was de
schade, aan de tramwagen en het rijtuigje toegebracht. De naam van
de jeugdigen voerman, die geen letsel bekomen had, werd door de
politie opgetekend.
26-6-1885
Op het Damrak bezijden de Beurs zijn gisterenavond twee tramwagens
tegen elkaar ingereden. Een Heer, die voorop éen der wagens stond,
sprong er bijtijds af, zodat het ongeval met enige schade aan het
materieel afliep. Vermoedelijk was een verkeerde wisselstand de
oorzaak.
28-7-1885
Gisterenmorgen te ruim elf uren werd de brandweer opgeroepen voor
een vrij hevige binnenbrand, waarschijnlijk des nachts door een
onbekende oorzaak in de Nederlandse metaalwarenfabriek van de Heer
J. T. Scholten, Plantage Middellaan, ontstaan. (…..)Te ruim twaalf
uur was men den brand meester en te éen uur konden de spuiten
aftrekken. Een talrijke menigte had zich in de nabijheid verzameld;
doch de orde liet niets te wensen over.
Het tramverkeer Dam-Linnaeusstraat moest natuurlijk tijdens de brand
gestaakt worden.
30-7-1885
Door het Dagelijks Bestuur van Edam is het volgende adres aan de
Gemeenteraad van Amsterdam verzonden:
“Geeft met verschuldigde eerbied te kennen het Dagelijksch Bestuur
van Edam, dat het met belangstelling beeft kennis genomen van het
tram-ontwerp der heeren Sanders c. s., waardoor, indien het werd
uitgevoerd, zij het ook wat de Amsterdamsche lijnen betreft
gedeeltelijk, verscheidene om Amsterdam liggende gemeenten met de
hoofdstad door tramwegen zouden verbonden worden; dat het de door de
daartoe gevormde permanente commissie ten gunste van genoemd ontwerp
op touw gezette beweging met waardeering heeft gevolgd; dat het
doordrongen is van het groote gewicht dier verbinding èn voor de
gemeenten in de eerste plaats èn voor Amsterdam, en daarom met
bescheidenheid en met vertrouwen aandringt bij UEd. Achtb. College
op eene spoedige behandeling der concessie-aanvrage van de heeren
Sanders c. s., met beleefd verzoek de voorwaarden zoodanig te
stellen, dat de concessie de gewenschte communicatie
deibuitengemeenten met Amsterdam verzekert.”
Het gedeelte der Hobbemastraat, tussen de P. C. Hooftstraat en de
Stadhouderskade, mag tot nadere aankondiging, slechts met tramwagens
worden bereden.
3-8-1885
Parade.
Bij de op 4 Augustus e. k., te 12 uren des middags, te houden parade
in de Plantage Middenlaan, zal: liet afzetten der Middenlaan zich,
zoo nodig, uitstrekken van de Hortusbrug tot aan de Lijnbaansgracht;—
zo nodig zullen voor het defileren der troepen worden afgezet de
Park-, Fransche-, Bad- en Kerklanen en de Muidergracht; — gedurende
de parade zal het verkeer voor rij- en voertuigen op bovengenoemde
plaatsen gestremd zijn en deze rij- en voertuigen de weg moeten
volgen langs de Nieuwe Heerengracht en de Doklaan; — en de
standplaatsen voor tramwagens zullen tijdelijk zijn als volgt: a,
lijn Dam—Linnaeusstraat, bij het Hortusplantsoen en bij de
Muiderpoort ; b. de lijn Plantage—Leidscheplein, bij het Armenhuis.
Dat de morgen te houden parade weer in de Plantage zal plaats hebben
en bijgevolg niets dan ongerief en geen enkel genot voor de
ingezetenen zal opleveren, geeft weer aanleiding tot onderscheidene
klachten. Een onzer lezers vraagt waarom het terrein achter het
Rijksmuseum niet gebruikt wordt, natuurlijk met vrije toegang voor
het publiek. Een afdoend antwoord kunnen wij er niet op geven;
misschien is het terrein nog minder geschikt dan de Plantage.
4-8-1885
Het groen en blauw gekleurde water in de moddersloten achter
Vondels- en Willemspark geeft zulk een verpestende stank, dat hij in
de daartegenover liggende huizen doordringt. Het koperwerk aan de
tramwagens slaat, pas gepoetst, weder onmiddellijk aan, tot zelfs
het koperwerk binnen de huizen. Het is onverantwoordelijk dat niet
de sloten flink uitgebaggerd worden en voor verversing van het water
wordt gezorgd.
17-8-1885
Ter Secretarie zijn ter lezing geleed de volgende stukken:
………………………………….
No. 403 Rapport van B. en W.: op het adres van W. A. Huijgens c. s.,
die beogen den bouw van een brug over de Schippersgracht in het
verlengde der Prins Hendrikkade, met het doel de tramlijn
Kadijksplein-Czaar Peterstraat in aansluiting te brengen met de lijn
Dam-Prins Hendrikkade.
De bouw van deze brug, die eenmaal reeds bestaan heeft, zou volgens
B. en W. belemmering geven aan de scheepvaart. De scheepvaart toch
in de richting naar de Nieuwe Vaart wordt rechthoekig gekruist door
die in de richting naar de Nieuwe Heerengracht; opeenhoping van
schepen of éen lang schip, wachtende voor de doorvaart van de
beoogde brug, zoude dus stremming veroorzaken in het verkeer,
hetwelk in de richting van de Nieuwe Vaart plaats heeft. Bovendien
zou de Schippersgracht, welke thans tussen de kademuren 40 M. wijd
is, tot 10 M. — de dagwijdte van het beweegbare gedeelte der
overbrugging — bij het punt van invaart teruggebracht worden. Deze
brug — waarvan de kosten belangrijk zouden zijn en waarvan de bouw
geenszins voor de A. O. M. een verplichting, voortvloeiende uit de
concessie, is — zou echter het tramwegverkeer niet alleen weinig ten
goede komen, maar zelfs schaden. Gelijktijdige waarnemingen aan de
Rapenburgersluisbrug en Kattenburgerbrug hebben doen zien, dat de
eerste 3 tot 16 malen of gemiddeld 10 maal gedurende 4 ½ min. (2—8
min.), de laatste 5 tot 8 malen of gemiddeld 6 maal gedurende 10 1/3
min. (7—15 minuten) per werkdag geopend wordt voor het doorlaten van
schepen.
— Werd dus aan het verzoek van adressanten voldaan en de tramlijn
Dam—Prins Hendrikkade over de nieuw te bouwen brug in verbinding
gebracht met de lijn Kadijksplein—Czaar Peterstraat, dan zou het
verkeer gemiddeld per dag 10 maal voor de geopende nieuwe brug en 6
maal voor de Kattenburgerbrug belemmering ondervinden, waardoor —
blijkens de waarnemingen — onder de ongunstigste omstandigheden 23
minuten en onder de gunstigste 9 minuten oponthoud zou plaats
hebben. Niet alleen zouden daarvan op de lijn Kadijksplein—Czaar
Peterstraat — uit enkel spoor bestaande — vele storingen het gevolg
zijn, maar het geregeld verkeer op de doorgaande lijn Dam-Czaar
Peterstraat en daarmede op het gedeelte Dam-Prins Hendrikkade, zou
er onder lijden.
Zowel in het belang der scheepvaart als ook van het verkeer te land,
geven B. en W. dus in overweging het verzoek van de hand te wijzen.
3-9-1885
Gemeenteraad.
Zitting van Dinsdag 1 September 1885 ('s nam. 1 u.) (Vervolg van
gisteren).
……………………………………….
403. Rapport van B. en W. tot afwijzende beschikking op een adres
van W. A. Huygens c. s., tot het leggen van een brug over de
Schippersgracht in het verlengde der P. H. Kade tot verbinding der
tramlijn Kadijksplein—Czaar Peterstraat met de lijn Dam— Prins
Hendrikkade. De motieven van het rapport zijn dat de brug, die
eenmaal reeds bestaan heeft, belemmerend zou zijn voor de
scheepvaart, en zij niet slechts het tramwegverkeer weinig ten goede
zou komen maar zelfs schaden, daar, door het ontsluiten der brug
voor de scheepvaart, het verkeer gemiddeld per dag 10 maal daar en 6
maal voor de Kattenburgerbrug belemmering zou ondervinden, waardoor
onder de ongunstigste omstandigheden 23, en onder de gunstigste 9
minuten oponthoud zou plaats hebben.
De Heer Hovy speet het zeer dat er geen middel op was kunnen
gevonden worden om aan het verlangen der vele adressanten te kunnen
voldoen. Wat de kosten betrof, men zag er wel niet tegen op om
bruggen nodeloos te verlagen, en dus dat argument kon hier niet
gelden. Spr. vroeg of wel behoorlijk de zaak is onderzocht dat hier
een brug niet wel mogelijk is. Door den Heer Heijnsius werd
geantwoord, dat reeds in 1875 deze zaak in behandeling is geweest,
en de zaak toen ernstig is onderzocht. Er is toen gebleken, dat het
niet in het belang der scheepvaart was een brug daar ter plaatse te
maken. Nadat de Voorzitter er nog op gewezen had dat het tramverkeer
er niet door zou worden gebaat, werd de voordracht goedgekeurd.
5-9-1885
Een heer, die gisterenavond voor op een tramwagen van de lijn Dam—Linnaeusstraat
stond, stapte, zonder te vragen of de koetsier even wilde ophouden,
af om op het achterbalkon plaats te nemen. Ongelukkig struikelde hij
hierbij, en kwam toen met het linkerbeen onder een der wielen,
waardoor hij belangrijk verwond werd. Op zijn verzoek bracht men hem
naar de R. K. ziekenverpleging.
8-9-1885
In de Marnixstraat liep gisteren een jongen, die zijn vlieger wilde
oplaten, met enige spoed achteruit en tegen een tramwagen aan, die
juist voorbijreed. Gelukkig kwam hij met een schram aan het been
vrij. Vooral in deze buurt is voorzichtigheid bij het vliegerspel
zeer aan te bevelen.
9-9-1885
Op de tramlijn Leidscheplein—Haarlemmerplein was gisteren, ongeveer
te half twaalf, een vrij lang oponthoud, door een met balen rijst
beladen kar, waarvan een wiel gebroken was en die nabij de Raampoort
op de rails lag. De weg was er geheel door versperd. De bestuurder
van de wagen was door de hevige schok van de bok gevallen en had het
been gekneusd. Eerst na twintig minuten was, door de vereende
krachten van velen, de baan weder vrij. Ook valt van tijd tot tijd
wel eens een topzware hooiwagen op de tramrails om, hetgeen dan een
onaangenaam oponthoud geeft.
10-10-1885
Hedenmiddag viel op het Rokin, tussen de tramsporen, een gat van een
halve meter diepte in de straat, juist toen een tramwagen
voorbijging. Het paard bezeerde zich slechts licht.
12-10-1885
Tramplannen.
Onder dit opschrift (zie onze Nrs. van 27 Januari, 31 Maart en 19
Mei) deelden wij reeds vroeger uitvoerig mede de bij het
Gemeentebestuur ingekomen aanvragen tot concessie voor nieuwe
tramlijnen, ten einde het westelijk deel der stad meer met de Dam te
verbinden, door de hh. A. J. Bos c. s. 21 October 1881, en later op
27 November 1881 door de hh. T. Sanders, Jhr. J. Hartsen en Js.
Reijnvaan.
De eerste geldt eene concessieaanvraag voor de aanleg en de
exploitatie (gedurende een tijdvak van 29 jaren) van een tramlijn:
Franschelaan — Nieuwmarkt — Centraal-Station — N. Z. Voorburgwal —
Westermarkt — Nassaukade, en vangt aan in de Plantage Kerklaan (bij
Natura Artis Magistra), richt zich door de Franschelaan, de Parklaan,
langs den Hortus Botanicus, over de Hortus-brug, door de Muider-,
Joden- en St. Aritonie Breestraten, over de Nieuwmarkt, langs de
Geldersche kade (Oostzijde), langs de te verbreden Prins
Hendrikkade, over de Oostelijke toegangsbrug tot het
Middenstationseiland, langs het Centraal-Station, over de Westelijke
toegangsbrug tot het Middenstationseiland, langs de Martelaarsgracht
en de N. Z. Voorburgwal, door de te verbreden Huiszittenstegen, over
de te wijzigen brug over de Singel, over de te overdekken
Warmoesgracht, langs de oostzijde der Heerengracht, over de te
wijzigen brug over de Heerengracht tegenover de Gasthuismolensteeg,
door de Hartenstraat, over de te wijzigen brug over de
Keizersgracht, langs de W. Z. der Keizersgracht, over de Westermarkt,
over de te wijzigen brug over de Prinsengracht, langs de te dempen
Rozengracht, over de te overbruggen Baan- en Singelgrachten; en
eindigt op de Nassaukade bij de voormalige Raampoort.
Het denkbeeld van de hh. Sanders, Hartsen en Reijnvaan (de tweede
concessieaanvrage) is : een ceintuurbaan nagenoeg langs de
buitenomtrek der stad aan te leggen, met twee verbindingsbanen naar
de binnenstad, en drie naar naburige gemeenten.
Die ceintuurbaan vangt aan in de Rietlanden op de toegangsweg langs
de noordzijde van Abattoir en Veemarkt. Zij richt zich over de
Cruquiusweg, de Krayenhoff en Blankenstraten, de bruggen over de
Nieuwe Vaart en Singelgracht, de Mauritskade, de Dapper- en van
Swindenstraten, de zuidzijde der Oosterbegraafplaats en door het
ontworpen park in de Over-Amstelsche polder, kruist de Nederlandse
Rhijnspoorweg en bereikt de Amsteldijk, na overbrugging van de
Amstel. Van daar volgt de tramweg de bij het uitbreidingsplan
vastgestelde ceintuurbaan, de Sweelinck- en Jacob van Campenstraten,
de Hobbema-, Paulus Potter-, Stadhouders- en Naussaukaden, de brug
bij de Willemspoort, de Plancius- en Barendtszstraten, de westelijke
afsluitdijk, de Westerdoksluizen, de De Ruyterkade en de
Oosterdoksluizen, om te eindigen op het oostelijk einde der
Handelskade.
- De oostelijke zijtak naar de binnenstad vangt aan bij de brug over
de Singelgracht bij de kazerne Oranje Nassau, volgt de Hoogte Kadijk,
het Rapenburgerplein, de Nieuwe Heerengraclit, het Jonas Daniël
Meijerplein, de Joden- en St. Anthonie Breestraten, de Nieuwmarkt,
de Geldersche Kade (oostzijde) en de Prins Hendrikkade
(Kamperhoofd), om zich op het Middenstationseiland met de
ceintuurbaan te vereenden.
- De westelijke zijtak naar de binnenstad verlaat de ceintuurbaan
bij de Lange Bleekerssloot, passeert de Singelgracht, de te dempen
Rozengracht en de Westermarkt, en bereikt, na doorbreking van de
bebouwing tussen Keizers- en Heerengrachten, de Warmoesgracht. Van
daar volgt deze lijn de te overwelven Warmoesgracht, en de te
verbreden Huiszittenstegen, de N. Z. Voorburgwal en de
Martelaarsgracht, om eveneens op het Middenstationseiland
aansluiting te vinden met de ceintuurbaan.
De drie zijtakken naar naburige gemeenten zijn: 1°. naar Amstelveen
enz., aanvangende in de Museumstraat bij de Hobbemakade; — 2°. naar
Sloterdijk enz. aanvangende bij de Willemspoort; en 3°. naar
Monnikendam enz., aanvangende op de De Ruyterkade, om met de
bestaande kettingboot de overzijde van het IJ te bereiken.
Thans is door B. en W. onder No. 505 van de lijst der stukken een
voordracht bij de Raad ingediend waarbij zij omtrent die beide
plannen hun technische en financiële bezwaren in het midden brengen.
Omtrent het eerste, dat van de hh. Bos c.s., brengen zij het
volgende onder de aandacht van de Raad.
In de Muider-, Joden- en St. Anthonie Breestraten die een breedte
hebben van 10 tot 11 M., kan slechts enkel spoor worden geduld. Het
kruisen van de tramweg met de baan der Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij op de Prins Hendrikkade (Kamperhoofd) zal, bij
bet drukke verkeer aldaar, hinderlijk zijn en zonder verbreding der
kade in geen geval kunnen worden toegestaan. De oostelijke
toegangsbrug naar het Middenstationseiland heeft een breedte op de
rijvoering van 4.50 M waarvan voor het tramverkeer wordt ingenomen
2.20 M., zodat voor het rijtuigverkeer een breedte beschikbaar
blijft van slechts 2.30 M. Wordt de tram over die brug geleid, dan
zal een verbreding noodzakelijk zijn.
De tramaanleg op het niet zeer ruime plein voor het Centraal-station
zal, om het gewone verkeer aldaar niet te belemmeren, zonder daaraan
een vergroting aan de zuidzijde te verbinden, niet kunnen worden
toegestaan.
De Huiszittensteeg, verbreed tot 13 a 14 M., en de korte
Huiszittensteeg, verbreed tot 12 a 13 M., gedogen de aanleg van
enkel tramspoor, doch dit kan niet worden verklaard van de
Hartenstraat, die ongeveer 1 M smaller is dan de Vijzelstraat, en
voorwaar geen minder verkeer heeft. De tramaanleg eindelijk op de
Heerengracht (oostwal), die een breedte heeft van 8 à 10 M., en op
de Keizersgracht (westwal), die nagenoeg 11.5 M. breed is, zal het
opruimen der beplanting aldaar ten gevolge moeten hebben. Van die
bedenkingen weegt die der onvoldoende breedte van de Hartenstraat
het zwaarst. De adressant heeft getracht dat bezwaar te ondervangen,
door zich te verbinden de trambaan uit die straat te verwijderen en
naar de eventueel te openen verkeersweg tussen de Heeren- en
Keizersgrachten over te brengen; — alvorens echter de zekerheid
verkregen is, dat die nieuwe verkeersweg binnen een niet te lang
tijdsverloop zal worden aangelegd, kan in geen geval het leggen van
een trambaan door de Hartenstraat worden toegestaan.
Behalve deze technische, bestaan bij hen nog de volgende bezwaren:
Zij geven volmondig toe, dat er van de Dam naar het westen der stad
te eniger tijd een grote verkeersweg moet worden gemaakt. In het
Stadsgedeelte, gelegen tussen de Haarlemmerdijk en de Leidschestraat
bestaat geen verbinding, die aan de eisen van een ruime »artère«
voldoet. Sinds jaren reeds is daarop de aandacht gevestigd. De
demping der Rozengracht, waarvan de noodzakelijkheid meermalen werd
betoogd, is in die richting een eerste stap. Hetgeen de heren Bos c.
s. aanbieden, werkt dat plan wel enigszins in de hand, doch niet op
zodanige wijze, als zij menen dat het behoort te geschieden. Wordt
de Huiszittensteeg alleen aan de noordzijde en de Korte
Huiszittensteeg alleen aan de zuidzijde verbreed, dan wordt tussen
de N. Z. Voorburgwal en de Singel een straat verkregen, bestaande
uit twee delen, die niet in elkanders verlengde gelegen zijn,
terwijl de as niet gericht is op het midden van de westelijke gevel
van het Paleis.
Wordt tot het maken van een grote verkeersweg besloten, dan moet aan
de Huiszittenstegen een aanmerkelijk meerdere breedte worden gegeven
en tevens een meer voldoende aansluiting onderling verkregen worden;
ook zal het wenselijk zijn, dat de as der straat loodrecht gelegen
is op het midden van de westelijke gevel van het Paleis, het streven
moet dus in die richting zijn, en mag door een uitvoering van het
plan Bos c. s., niet worden geprejudicieerd.
De adressanten bieden aan de Warmoesgracht voor hun rekening te
zullen overbruggen. De andere werken (behalve het leggen der
tramsporen) zijn dus, volgens hunne bedoeling, ten laste der
Gemeente. Daaronder behoren o. m. het verbreden der Prins
Hendrikkade (Kamperhoofd), het wijzigen der oostelijke toegangsbrug
naar het Midden-Stationseiland, het vergroten van het Stationsplein,
het wijzigen der bruggen over de Singel en de Prinsengracht, het
dempen der Rozengracht en het bouwen van bruggen over de Lijnbaans-
en Singelgrachten. De geldelijke bijdrage van de Gemeente zou dus
belangrijk moeten wezen.
Ook achten B. en W. het niet zo geheel zeker, dat de uitkering over
de bruto ontvangsten in behoorlijke verhouding zou zijn met het
geldelijk offer, dat de Gemeente zich zou opleggen. Zij achten het
bovenstaande voldoende, tot staving hunner mening, dat de aanvrage
Bos c. s. niet voldoet aan de eisen, die er aan behoren gesteld te
worden.
Omtrent het tweede plan menen B. en W. dat, van een algemeen
standpunt het ontworpen tramnet beoordelende, de uitvoering er van
niet noodzakelijk wordt geacht.
Het denkbeeld van een ceintuurbaan langs de buitenomtrek der stad,
met zijtakken naar de binnenstad en naar naburige gemeenten, dat de
grondslag uitmaakt van het ontworpen net, wordt even goed
weergevonden in het thans bestaande net van de Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij. Dat net toch heeft tot ceintuurbaan de lijnen:
Haarlemmerplein—Marnixstraat—Weteringschans—Sarphatistraat; en
Haarlemmerplein—Haarlemmerdijk—Prins Hendrikkade—Kadijksplein—Kattenburg—
Oostenburg-Wittenburg-Czaar Peterstraat.
Op 5 punten van die ceintuurbaan zijn zijtakken naar de binnenstad
aanwezig, terwijl het verkeer met de naburige gemeenten wordt
bevorderd door: de stoomtram naar Sloterdijk, de tramlijn naar de
Amstelveenscheweg, de (geconcedeerden) stoomtram naar Amstelveen, de
tramlijnen langs de Amsteldijk, langs de Weesperzijde en in de
Linnaeusstraat, en eindelijk de Gooische stoomtram. Behoudens enkele
leemten, en wel in de eerste en voorname plaats, het niet aanwezig
zijn ener tramverbinding tussen den Dam en de Nassaukade, ongeveer
in het midden van den sector tussen Haarlemmerdijk en Leidschestraat
— achten zij dan ook het thans bestaande net in overeenstemming met
de eisen, die daaraan in verband met de tegenwoordige behoeften van
het verkeer moeten gesteld worden.
Wat de twee ontworpen zijlijnen naar de binnenstad betreft, zou de
lijn Rozengracht—Dam—N. Z. Voorburgwal—Centraal-station, in een
bestaande leemte voorzien. De andere zijlijn: Centraal-station—
Geldersche kade—Jonas Daniël Meijerplein—Nieuwe Heerengracht—Hoogte
Kadijk, hoewel niet zoo noodzakelijk als de vorige, kan onder zekere
omstandigheden in aanmerking komen.
Van de drie zijlijnen naar naburige gemeenten zijn de twee eerste
feitelijk reeds aanwezig of geconcedeerd, terwijl tegen het verlenen
van vergunning tot het aanleggen van de derde lijn, aan de overzijde
van het IJ, geen bezwaar bestaat. Daartoe kan de Gemeente hare
medewerking verlenen. De vergunning voor een dergelijke lijn, de 7de
November 1883 aan C. Jupsien verleend, is vervallen. Na deze
algemene opmerkingen, menen zij 's Raads aandacht te moeten vestigen
op de volgende bedenkingen van meer technische strekking. Het komt
hun voor, dat de tramlijn niet aan de noordzijde van het abattoir en
de veemarkt moet gelegen zijn. Aldaar moet de verbinding van die
inrichtingen met de spoorweg worden verkregen. Is die voltooid en in
exploitatie, dan kan eerst met grond worden beoordeeld, of er ook
voor een tramweg plaats aanwezig is. Neemt men echter in aanmerking,
dat de overgang van de tram over de sporen van de H. IJ. S. M. bij
de brug aan de Dageraad dikwerf, ja bijna onophoudelijk belemmering
zal ondervinden, dan schijnt het hun toe, dat van de aanleg ener
tramlijn ten noorden der genoemde inrichtingen geen sprake kan zijn.
Is die tramverbinding nodig, hetgeen zij met het oog op de bestaande
lijn in de Czaar Peterstraat in twijfel trekken, dan zal zij langs
de Muider Zeedijk moeten worden aangelegd.
Het gedeelte der ceintuurbaan tussen de Linnaeusstraat en de Ned.
Rhijnspoorweg kan vooreerst nog niet worden gemaakt, tenzij de
ondernemers de daartoe nodige gronden aankopen. De brug over de
Amstel zal, volgens de aanvrage, ongeveer even hoog moeten gelegen
zijn als de verlaagde Hoogesluis-brug. De nieuwe brug zal dus ter
hoogte van Weesperzijde en Amsteldijk, die op 0.70 M. - A. P.
gelegen zijn, een peil verkrijgen van 3 M. + A. P., zijnde 2.30 M.
hoger dan de genoemde wegen. De bebouwing in de omtrek komt dan
geheel in de diepte achter die hoge weg te liggen. De wegen (Weesperzijde
en Amsteldijk) zullen ter weerszijden door opritten hellende 1 : 50
met de brug moeten worden verenigd, welke opritten derhalve een
lengte zullen verkrijgen van ± 115 M.
De bruggen in de Nassaukade: over de Overtoomsche vaart, de
Pestsloot, de Kwakerspoel, de Lange Bleekerssloot en de
Vinkebuurtsloot zijn voor tramverkeer onbruikbaar. Zij moeten door
nieuwe bruggen (in verband met de normalisering der Singelgracht)
worden vervangen, tenzij men door de bouw van hulpbruggen een
tijdelijke toestand in het leven wil roepen.
In de Nassaukade, tussen de Overtoomsche vaart en de
Haarlemmerpoort, zijn verschillende gedeelten, die onvermijdelijk
moeten worden verbreed, om voor tramaanleg geschikt te zijn. De
Planciusstraat, trottoirs van 5 M. en een rijweg van 10 M. breedte,
kan voor aanleg van dubbel spoor, dat een breedte eischt van 4.7 M.,
in aanmerking komen, indien de trottoirs tot een breedte van 4 M.
worden teruggebracht.
De brug over de Zoutkeetsgracht moet worden vervangen door een
draaibrug, geschikt voor tramverkeer.
De Westerdoksdijk moet voor een gedeelte worden verbreed en
verhoogd. Langs de De Ruyterkade is tramaanleg mogelijk, doch naar
hun mening hinderlijk voor de handelsbeweging aldaar, en dus niet
aan te bevelen. De in het tracé ontworpen bochten bij de Wester- en
Oosterdokssluizen zullen, zonder belangrijke wijziging, in verband
met de aldaar aanwezige hellingen, moeilijk uitvoerbaar zijn. Op de
Handelskade achten B. en W. tramaanleg niet gewenst. Die kade moet
voor het verkeer van spoor» en vrachtwagens en voor het overladen
van goederen uit de pakhuizen naar de binnenhaven beschikbaar
blijven. De tram moet aldaar, als ongetwijfeld hinderlijk voor de
handelsbeweging, worden geweerd.
De aanleg van de zijtak: Nassaukade—Rozengracht— Westermarkt—Warmoesgracht—Huiszittenstegen—N.
Z. Voorburgwal—Prins Hendrikkade, is in vele opzichten aan te
bevelen. De adressanten zien echter de moeilijkheden in, die aan het
maken van dit werk zijn verbonden. Zij geven althans in overweging,
zolang de doorbraak tussen Keizers- en Heerengrachten en de
verbreding der Huiszittenstegen niet hebben plaats gehad, de
verbinding tussen de Dam en de Westermarkt met behulp van een
omnibusdienst te doen geschieden. Met dat voorstel kunnen zij (B. en
W.) zich niet verenigen. De omnibussen zijn uit de stad verdwenen,
en moeten, zonder hoge noodzakelijkheid, niet weder worden
toegelaten. In die mening schijnt ook door adressanten te worden
gedeeld, althans bij adres van 13 Februari 1885 is door hen een plan
overgelegd ener tijdelijke passage tussen Dam en Westermarkt,
ingericht voor voetgangers en tramwagens, welke passage beschreven
is op bladz. 34 der brochure van de Heer Sanders: “Een nieuw
tramwegnet voor Amsterdam en Omstreken” (en welke destijds ook in
ons blad werd medegedeeld). Volgens het vermelde in die brochure,
zal die passage voor rekening der adressanten worden gemaakt, na
onteigening van de daarvoor nodige percelen. Wordt dan later tot het
maken van een ruimeren verkeersweg naar het Westen der stad
besloten, dan zal de passage in eigendom aan de Gemeente worden
overgedragen.
Afgezien daarvan, dat die passage slechts voor een klein gedeelte in
de behoeften van het verkeer zal voorzien, menen B. en W., dat de
voorwaarden aan die overdracht te verbinden, niet anders dan nadelig
voor de gemeentefinanciën zullen zijn. Men vergete niet, dat de
Gemeente later, bij de overname, niet alleen de ondergrond van de
passage en van de winkels zal moeten betalen, doch ook de gehele
bovenbouw. En die bovenbouw zal weder onmiddellijk voor afbraak
moeten worden verkocht, om het doel te kunnen bereiken dat de
Gemeente bij de overname beoogt, namelijk, het maken van een nieuwen
verkeersweg. Zij kunnen daarom met het passageplan geen vrede
hebben. Werd tot het verlenen der concessie aan de adressanten
overgegaan, dan moet naar hun mening althans worden besloten tot het
maken van de weg, zoals die in het algemeen belang der Gemeente
wordt nodig geacht, en dat is een weg, niet alleen geschikt voor het
verkeer van tramwagens en voetgangers, doch ook voor voertuigen.
De aanleg van de tweede zijtak, Stationseiland— Nieuwmarkt—J. D.
Meijerplein—Nieuwe Heerengracht-Hoogte Kadijk ontmoet bij B. en W.
de volgende bedenkingen. Omtrent het deel er van tusschen het
Centraalstation en het Markenplein, geldt hetgeen daarover bij de
behandeling der aanvrage Bos c. s. is medegedeeld. De richting van
het deel van die zijtak; tusschen de Marken- en Rapenburgerpleinen
kan naar hun mening niet worden goedgekeurd. Op de Nieuwe
Heerengracht kan geen trambaan worden aangelegd, tenzij de aldaar
aanwezige bomen worden opgeruimd, of de wal ten koste van tiet
vaarwater wordt verbreed. De richting door de Rapenburgerstraat zou
voor dit deel der lijn dan nog minder bedenkelijk voorkomen.
Van de drie lijnen naar naburige gemeenten bestaat die naar
Sloterd'ijk, aanvangende bij de Willemspoort, en is die naar
Amstelveen, aanvangende in de Houbrakenstraat, geconcedeerd. Werd de
door de adressanten aangevraagde concessie verleend, dan zou daar
wel geen bezwaar tegen zijn, het aanvangspunt van laatstbedoelde
lijn naar de noordelijke Hobbemakada te verplaatsen. Tegen het
verlenen ener concessie voor de aanleg van de derde dezer lijnen,
namelijk die aan de overzijde van het IJ, zijn geen bezwaren. De
besturen van de gemeenten Edam, Broek in Waterland, Uithoorn,
Aalsmeer, Heemstede, Monnikendam, Nieuwer-Amstel en Haarlemmermeer
hebben zich tot de Raad gewend met het verzoek, de voorwaarden ener
aan de heeren Sanders c. s. te verlenen concessie zodanig te
stellen, dat de door die gemeenten zo gewenste nauwere verbinding
met Amsterdam wordt verzekerd. Het behoeft wel geen nader betoog,
dat een verbinding van Amsterdam met de omliggende gemeenten
voordelen aanbiedt, en dat het belang van Amsterdam dus medebrengt,
het tot stand komen daarvan te bevorderen. B. en W. zien echter niet
in, dat daarvoor als eis moet worden gesteld een uitvoering van het
gehele in de gemeente Amsterdam door de adressanten ontworpen net.
Daartegen hebben zij vooralsnog bedenking.
Aangaande de financiële zijde der zaak wordt in de memorie van
toelichting, behorende bij het adres d.d. 27 November 1881 van de
adressanten, vermeld: “Door de gelijktijdige uitvoering van een
belangrijk tramwegnet wordt echter de mogelijkheid aangeboden, dit
werk tot stand te brengen zonder de gemeentelijke financiën met een
te grooten last te bezwaren. Want al kan eene tramwegmaatschappij
slechts een betrekkelijk klein deel dragen van de kosten, vereischt
voor een zoo omvangrijk werk, de 5 pCt. der bruto ontvangsten, die
aan de stad ten goede komen, zullen verder den rentelast van het te
leenen kapitaal voor een groot deel vergoeden”.
De tramwegmaatschappij kan dus slechts een betrekkelijk klein deel
dragen van de kosten, terwijl al het overige — en dat zal niet
gering wezen — ten laste zal komen van de Gemeente. De financiële
zijde geeft dus aan het vraagstuk in het geheel geen bevredigende
oplossing.
B. en W. vertrouwen dat de bedenkingen, tegen de aanvrage Sanders c.
s. te berde gebracht, op voldoende wijze hunne mening staven, dat er
vooreerst nog geen sprake van kan zijn, om die aanvrage, zoals zij
gedaan is, bij de Raad in gunstige overweging te geven.
Zij zijn intussen het gevoelen toegedaan, dat de aanleg van een
tramlijn in den geest der aanvrage Bos c. s. (welke lijn tevens een
deel uitmaakt van bet door Sanders c. s. aangevraagde net),
behoudens de nodige wijzigingen, de medewerking en de financiële
steun der Gemeente verdient, en wel omdat daarmede kan gepaard gaan
de sinds jaren als wenselijk — ja, als noodzakelijk — geachte
verbetering van het verkeer tussen het midden der stad (de Dam) en
de Nassaukade (tegenover de Rozengracht). Bij een ruime weg in die
richting, voor gewoon en tramverkeer, heeft de gemeente belang. Een
blik op bet plan van Amsterdam, waaruit blijkt, dat er een
dergelijke verbinding in het stadsdeel tussen Haarlemmerdijk en
Leidschestraat niet bestaat, toont zulks duidelijk aan. Zij achten
dat belang groot genoeg, om de Raad eventueel in overweging te
geven, concessie te verlenen voor de aanleg en de exploitatie van
een tramweg, niet alleen in die nieuwe straat, doch tevens langs de
Spuistraat of de N. Z. Voorburgwal, het Centraalstation, de
Gelderschekade, de Nieuwmarkt, de Joden- en St. Anthoniebreestraten,
de Park- en Franschelanen tot bij Artis Natura Magistra, zodra zij
voor het verkrijgen van de concessie aanbiedingen ontvangen, die een
zódanige geldelijke bijdrage verzekeren, dat de Gemeente, naar hun
gevoelen, tot de aanleg der nieuwe straat kan overgaan.
Het tracé dier straat moet dan als volgt worden vastgesteld:
De Huiszittenstegen worden verbreed tot 25 M., met de as nagenoeg
loodrecht gelegen op het midden van de westelijke gevel van het
Paleis.
Over de Singel wordt een brug gebouwd, breed 15 M.
De Warmoesgracht wordt overdekt, waardoor een straat wordt
verkregen, breed ± 25 M.
Over de Heerengracht wordt een brug gebouwd, breed 15 M.
De doorbraak der bebouwing tussen Heeren- en Keizersgrachten heeft
plaats volgens een gebogen lijn, zoodanig, dat een straat wordt
verkregen breed, 20 M., uitkomende tegenover het deel der
Westermarkt, gelegen ten zuiden der Westerkerk.
De brug over de Prinsengracht tegenover de Rozengracht wordt
vervangen door een brug, breed 15 M.
De Rozengracht wordt door demping in een straat veranderd van 27 M.
breedte, terwijl over de Lijnbaans- en Singelgrachten bruggen worden
gebouwd, achtereenvolgens breed 15 en 20 m.
Voor de verbreding der Huiszittenstegen moeten 14 gehele en 9
gedeelten van percelen, en voor de doorbraak tussen Heeren- en
Keizersgrachten 4 gehele en 14 gedeelten van percelen worden
onteigend.
De kosten der onteigening, die der werken voor de aanleg van de weg,
met inbegrip van de vijf bruggen over Singel, Heeren-, Keizers-,
Prinsen-, Lijnbaans- en Singelgrachten, voor de overdekking der
Warmoesgracht en de demping der Rozengracht, en voor de nodige
riolering en bestrating, zijn door B. en W. begroot op f 1.450.000.
Indien tot de aanleg besloten wordt, en tegelijk tot het verlenen
ener tramconcessie in die nieuwe weg, en verder langs de Spuistraat
of de N. Z. Voorburgwal, over het Centraal-Station en de Nieuwmarkt
naar Artis, dan moet voor de verbreding der Prins Hendrikkade
(Kamperhoofd), voor de wijziging der oostelijke toegangsbrug naar
het Middenstationseiland en voor een vergroting van het plein vóór
het Centraal-Station, bij de bovenstaande som een bedrag worden
gevoegd van ƒ 100,000.
De uitgaven voor het verkrijgen van een ruimen westelijke
verkeersweg en tot het voor tramaanleg geschikt maken van de route
Centraal-Station—Nieuwmarkt worden dus globaal geraamd op ƒ
1,550,000.
Hoewel de noodzakelijkheid erkennende, een oplossing van het
vraagstuk der verbetering van het verkeer naar het westelijk deel
der stad te verkrijgen moeten B. en W. tevens wijzen op de
belangrijke uitgaven, welke de Gemeente voor hare rekening zou
moeten nemen. Wel is sedert door een der adressanten een ruime
bijdrage in uitzicht gesteld, waardoor de ten laste der Gemeente
vallende kosten belangrijk zouden verminderen, maar toch achten zij
die aanbieding, in verband met den tegenwoordige toestand der
Gemeentefinanciën, niet voldoende, om op dit ogenblik een voorstel
in dezen zin te mogen doen.
Op deze gronden geven zij de Raad in overweging hun te machtigen,
aan de adressanten te antwoorden dat hun aanvragen met de belangen
der Gemeente niet in die mate rekening houden, dat daarop een
gunstige beschikking kan worden genomen.
17-10-1885
Het adres van de h.h. A. J. Bos c. s. aan den Gemeenteraad, waarvan
wij reeds gisteren met een enkel woord melding maakten, komt in
hoofdzaak hierop neer:
Adressant heeft met genoegen uit het preadvies van B. en W., d.d. 8
October (ook in ons blad medegedeeld), ontwaard, dat zij zijn plan,
verbetering van den toegang naar het midden der stad van af de
Nassaukade (Rozengracht naar de Dam), van voldoende belang achten,
om de Raad eventueel in overweging te geven concessie te verlenen
voor de aanleg en de exploitatie van een tramweg, zoals door hem is
aangevraagd, wanneer voldoende geldelijke bijdragen daarvoor de
gemeente worden aangeboden.
Adressant verklaart zich bereid voor de door hem aangevraagde
tramlijn te betalen:
1°. Als bijdrage in de te maken kunstwerken, te voldoen bij de
opening der lijn, ƒ300,000;
2°. Aan de Gemeente in vrije eigendom kosteloos over te dragen de
erven van de percelen N. Z. Voorburgwal hoek Huiszittensteeg No.
202, en de Huisziltensteeg 2 en 4, aan de Spuistraat hoek
Huiszittensteeg 149, geschat op een waarde van ƒ60,000;
3°. Een jaarlijkse uitkering van de bruto ontvangsten van ƒ 25,000,
en
4°. Een waarborgsom van ƒ 100,000 te storten in 4 pCts. stedelijke
obligaties als zekerheid voor de nakoming der verbintenissen,
waarvan de jaarlijkse renten door de gemeente zullen worden
gekapitaliseerd, welke cautie met de gekweekte rente bij het
eindigen der concessie aan de vennootschap zal worden uitgekeerd;
adressant handhaaft ten opzichte van de technische bezwaren, door B.
en W. in hun preadvies ontwikkeld, zijne overtuiging, dat een
tijdelijk tramverkeer in de Hartenstraat en Gasthuismolensteeg — in
afwachting der vorming van een nieuwe verkeersweg — nu de hoge
opritten der bruggen verdwenen zijn, geen gevaar oplevert, vooral
bij de beperking in de Hartenstraat, evenals thans in de
Gasthuismolensteeg, van verkeer voor rij- en voerluigen, behalve
tramwagens, tot één richting;
de Huiszittensteeg biedt, na de verbreding, voldoende ruimte aan
voor een enkel tramspoor ; de Bakkerstraat is slechts 3.10 a 3.50 M.
breed ; terwijl de bomenrij op de Keizersgracht kan behouden
blijven, evenals op de Prins Hendrikkade ; beiden hebben gelijke
breedte.
Het Stationseiland heeft op het smalste punt, voor de Koninklijken
toegang, een breedte van 24 Meter, waarvan door twee tramsporen
slechts 4.70 M. wordt ingenomen, terwijl daar geen stationerend
rijtuig nodig is. (De Middenlaan is 28 M., de Sarphatistraat is 30
M. breed). Hij blijft deze ruimte voldoende achten, terwijl de
oostelijke toegangsbrug, ter breedte op de rijvoering van 4.50 M.,
volkomen dezelfde afmetingen heeft als de brug over de Prinsengracht
in de Weesperstraten, waarop onder beheer van de tegenwoordige
directeur voor publieke werken, zelfs een tweede tramspoor is
gelegd; onder overlegging ener raming van kunstwerken op de thans
aangevraagde route, vermeent adressant dat uit de door hem gedane
aanbieding kunnen bekostigd worden: het normaliseren van den
Buitensingel; — een brug ter breedte van 15 M. over de
Buitensingelgracht; id. Lijnbaansgracht; id. Prinsengracht; — het
dempen en rioleren van de Rozengracht; — het aanleggen van trottoirs
in de Hartenstraat en de Gasthuismolensteeg; het vernieuwen der
bestrating en aanleggen van trottoirs: in de St Anthoniebreestraat;
in de Jodenbreestraat; in de Muiderstr.; en de verbreding van de
Prins Hendrikkade( Kamperhoofd); terwijl dan nog disponibel blijft
een bedrag van p.m. ƒ 125.100 aan contanten en de door een cautie
gedekte jaarlijkse uitkering van ƒ25,000, vertegenwoordigende tegen
4 pCt. rente een kapitaal van ƒ625.000, zodat als bijdrage in den
gewenste, ja als noodzakelijk geachte, nieuwen verkeersweg
beschikbaar is een kapitaal van ƒ750,000. Hij verzoekt voorts: dat
de Raad, de hierbij gedane offerte moge beschouwen als een voldoende
geldelijke bijdrage om, zij het niet onmiddellijk, over te gaan tot
de aanleg van de nieuwe straat achter het Koninklijk Paleis, ook
omdat door de aanvaarding der aangeboden percelen, de aanleg daarvan
in genen dele wordt geprejudicieerd, en te besluiten B. en W. te
machtigen hem de gevraagde concessie, met tijdelijke gebruikmaking
van de route door de Hartenstraat en Gasthuismolensleeg, te
verlenen, zodra de Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij zal gevraagd
zijn, volgens haar contract, of zij van haar recht van voorkeur op
deze lijn zal gebruik maken en daarop geen bevestigend antwoord is
ontvangen.
22-10-1885
Zitting van Woensdag 21 October 1885 ('s nam. 1 u). Voorzitter Mr.
G. van Tienhoven. Tegenwoordig bij de aanvang der zitting 31 leden.
Ingekomen stukken:
Adres van (………………………………………);
Id. van A. J. Bos c. s., om concessie voor de door hen aangevraagde
tramlijn Raambarrière—Centraal Station—Plantage Kerklaan. Te
behandelen bij het desbetreffende punt.
Id. van de Permanente comm., tot ondersteuning der plannen voor
tramwegen naar en door de hoofdstad, verzoekende om met de hh.
Sanders c. s. te overleggen, in hoeverre de mogelijkheid bestaat, de
ook door B. En W. gewenste gemeenschap van de Dam met het westelijk
gedeelte der stad tot stand te brengen, en tevens de
gemeenschapswegen naar buiten te verzekeren. Te. behandelen bij de
tram-concessie.
Id. van T. Sanders c. s., betrekkelijk de voordracht van B. en W.
omtrent de Tramaanvraag. Te behandelen bij de voordracht.
De hh. T. Sanders, Jhr. Jb. Hartsen en Js. Reijnvaan hebben zich,
naar aanleiding van het preadvies van B. en W. op hun aanvrage om
concessie voor het bekende tramwegnet, opnieuw met een adres tot de
Gemeenteraad gewend, waarin zij de daartegen door B. en W. gemaakte
bedenkingen weerleggen.
Door B. en W. is het nieuwe net te veel gedacht als een completering
van het net der A. O. M., zonder daarbij in het oog te houden de
noodzakelijkheid van aansluiting der buitenlijnen onderling en met
de centra van verkeer te Amsterdam. Zij vergeten daarbij, dat al
mogen bij dusdanige regeling enkele lijnen voor uitvoeringgeschikt
zijn, het grootste gedeelte van het meer dan 100 kilometer
omvattende net, zonder belangrijke subsidies, onmogelijk wordt,
gelijk in de brochure: »Een nieuw Tramwegnet enz.« uitvoeriger is
uiteengezet.
De noodzakelijkheid en het nut van vele hunner voorgestelde lijnen,
moeten dus worden beoordeeld vooral in verband met de buitenlijnen.
Zij lossen voorts, stuk voor stuk, de technische bezwaren op door B.
en W. tegen hun plannen geopperd, en bespreken ten slotte de
financiële zijde hunner aanvraag. De beschouwing van B. en W., dat
het tramwegnet zelf grotendeels ten (laste) der gemeente zou komen,
berust op een vergissing, daar adressanten steeds verklaard hebben
alle werken nodig voor hun tramaanleg geheel te willen bekostigen,
terwijl zij zich bovendien bereid verklaarden, naar evenredigheid
bij te dragen in de werken), als: Raadhuisstraat en Amstelbrug,
wanneer tot de uitvoering daarvan besloten mocht worden, ter
gelijktijdige voldoening der behoeften van het gewone verkeer.
Adressanten verklaren zich bereid in de kosten voor de nieuwen
verbindingsweg bij te dragen ƒ 300,000 in eens, terwijl zij, als
jaarlijkse bijdrage, de keus geven tussen een vaste bijdrage van f
25,000 of een percentage van de bruto-opbrengst aan die der A. O. M.
Ten slotte geven zij den Raad in overweging te besluiten tot de
aanleg van een proeflijn, in verband met een of twee buitenlijnen.
Wordt deze lijn zodanig gekozen dat de gemeente daarvoor generlei
uitgaaf behoeft te doen, maar veeleer een uitkeering kan plaats
hebben, en de verdere tramaanleg er niet door geprejudicieerd wordt,
dan menen adressanten dat een dergelijke proef mogelijk ware, en
herinneren, dat op dezelfde wijze en op dezelfde voorwaarden
indertijd bij de eerste tramconcessie van de A. O. M. is te werk
gegaan voor de lijn Plantage—Leidscheplein.
Ook de permanente commissie tot ondersteuning van de plannen voor
tramwegen naar en door de hoofdstad heeft zich tot de Raad gewend
met de mededeling, dat zij met genoegen uit de voordracht van B. en
W. heeft gezien, dat deze met haar van mening zijn, dat een
tramverbinding der omliggende gemeenten met de hoofdstad hoogst
wenselijk is, ook voor Amsterdam; maar verder met bevreemding vernam
dat het D. B. het verband tussen de concessieaanvragen voor binnen
en die voor buiten de stad niet begreep, en daarna als haar gevoelen
te kennen geeft, dat bij exploitatie van de buitenlijnen alleen, de
opbrengsten vermoedelijk de rentabiliteit der onderneming niet
zullen waarborgen, terwijl de exploitatie der lijnen binnen de stad,
die van het gehele net verzekeren.
Zij richt zich daarom tot de Raad met de vraag aan het D. B. te
verzoeken alsnog met de hh. Sanders c.s. te overleggen, in hoeverre
de mogelijkheid bestaat, de ook door B. en W. gewenste gemeenschap
van de Dam met het westelijk gedeelte der stad tot stand te brengen
en tevens de gemeenschapswegen naar buiten te verzekeren.
2-11-1885
Avondzitting van Vrijdag 30 Oct. 1885 ('s av. 8 u.) Voorzitter Mr.
G. van Tienhoven. Tegenwoordig 29 leden.
Begroting 1886.
De post No. 70 Telefoon-, Tramway en andere maatschappijen, deed den
Heer Metelerkamp de opmerking maken, dat de Omnibus-Maatschappij in
de laatste tijd wijziging had gebracht in de overstapkaarten. Zij
had daar zeker gegronde redenen voor, die spr. nu niet kan
beoordelen, maar wat hij wèl beoordelen kon, was, dat de Mij. nu in
sommige opzichten onredelijk was. Zoo kon men b.v. nu wel gaan:
Plantage-Leidscheplein over de Dam, maar omgekeerd niet, en men
betaalde nu 12 ½ cent op de lijn Dam—Station, evenzeer als voor het
veel grotere traject Plantage--Dam—P. H. Kade. Hij zou dus wel voor
het sectie-systeem zijn, en wenste dat B. en W. hieromtrent bij de
Mij. de nodige stappen zou doen. De Voorzitter antwoordde dat dit
reeds vroeger was gedaan. Dit was intussen reeds lang geleden, en
misschien dacht de Mij. er nu anders over dan toen.
De heer S. Jitta schreef de mindere opbrengst der trams voor een
deel aan de ongunstige tijden toe, maar ook wellicht aan de
overstapkaartjes. Hij wachtte van het sectiesysteem geen heil. In
andere plaatsen waar men het had ingevoerd waren de inkomsten niet
toegenomen.
De Heer Tromp was evenmin ingenomen met de door de Heer Metelerkamp
gewenste invoering van het sectiesysteem; die men er mede
bevoordelen wilde, zouden z. i. er het minst aan hebben. De Heer Van
Nierop, hoewel de nauwkeurigheid roemende waarmede over het algemeen
de begroting was samengesteld, kon dit echter van deze post niet
zeggen want het heette daar: vergoeding van de Telefoon-, Tramway-
en andere maatschappijen, en de andere maatschappijen waren n.b. de
grootste: de Duinwatermaalschappij en de Imperial. Hij zou daarom
wel als amendement willen voorstellen, de opbrengsten en ramingen
dezer verschillende maatschappijen gespecificeerd in de begroting op
te nemen, dan konden de leden een volgend jaar beter een
vergelijking maken dan thans, nu alles onder éen som was gebracht.
Het denkbeeld vond, antwoordde de Voorzitter en met hem de Heer
Roëll, bij het D. B. geen overwegend bezwaar, hoewel men meende, dat
hetgeen de Heer Van Nierop wenschte, reeds in de Memorie van
Toelichting werd aangetroffen. Na repliek van de Heer Metelerkamp
aan de heren Jitta en Tromp, die hem geenszins hadden overtuigd
herhaalde deze zijn verzoek aan B. en W., om aan de Mij. te
verzoeken of er geen systeem ware in te voeren, waardoor er meer
regelmatige verdeling der transportkosten werd verkregen Dit werd
door de Voorzitter toegezegd.
4-11-1885
Zoals in een de 26e Oct. jl. gehouden vergadering van Besturen van
verschillende vakverenigingen was besloten, dat men zich met een
verzoekschrift zou wenden tot het hoofd der gemeente om tot het doen
ophouden der werkeloosheid mede te werken, is dit gisteren geschied.
Een Commissie uit haar midden, bestaande uit de hh. J. J. Koning, J.
G. Brouwer en J. G. Siebenlist, begaf zich te een uur naar het
Stadhuis, om persoonlijk een adres van die strekking aan de
Burgemeester te overhandigen. Tot bereiking van het bovengenoemde
doel, worden daarin (………) in overweging gegeven: (…) om met de
nieuwe tram concessieaanvrage van de hh. Bos en Co. terstond een
begin te maken en de werkzaamheden daaraan oyerwijld voort te
zetten.
14-11-1885
Gisteren reed, door onvoldoend toezicht van de bestuurder, op de Dam
een rijtuig met het lemoen door de glasruiten van een tramwagen.
18-11-1885
Onder de in de Gemeenteraadszitting van 16 november ingekomen
stukken, behoorde een adres van bewoners van percelen in de
Hartenstraat, verzoekende om, noch aan de hh. A. J. Bos c. s., noch
aan enige andere Maatschappij, concessie voor een tramlijn door die
straat te verlenen; er werd besloten dit te behandelen als de
concessieaanvrage aan de orde komt;
23-11-1885
In de Marnixstraat geraakte gistermiddag een wagen met verhuisgoed
in de tramsporen bekneld en men kon hem slechts met moeite
verwijderen. Van over drieën tot over half vier was hierdoor het
tramverkeer gestremd.
24-11-1885
Het Gerechtshof alhier wees dezer dagen — blijkens bet A. Hbld. —
een arrest in een voor de gemeente Amsterdam en hare ingezetenen
niet onbelangrijke zaak.
leder Amsterdammer kent de Hobbemastraat, de korte verbindingsweg
tussen de Stadhouderskade en de P. C. Hooftstraat, waar sedert een
paar jaren de lijn Dam—P. C. Hooftstraat der Amst. Omnibus-
Maatschappij doorheen loopt. Die straat is ten dele aangelegd op
grond, die vroeger deel uitmaakte van het Schapenburgerpad (tussen
de P. C. Hooftstraat en de Vossiusstraat), en nu beweerde een der
eigenaars van aan dat pad liggende gronden, de Heer F. H. Wente, te
Amsterdam, dat de tramlijn juist op een deel van het
Schapenburgerpad was aangelegd, en dat daar dit pad het
gemeenschappelijk eigendom was van al de eigenaars der aanliggende
erven, die handeling der A. O. M. (zelve ook mede-eigenaresse)
onrechtmatig was tegenover hem, Wente, en de overige mede-eigenaars.
Hij dagvaardde alzo de A. O. M. voor de Rechtbank, ten einde te
worden veroordeeld om de aangebrachte ophoging en de daarop gelegde
tramlijn, voor zoverre die op het Schapenburgerpad zich bevonden,
weg te nemen, en de overige 21 eigenaars van aangrenzende gronden om
die wegneming te geheugen en te gedogen. Deze laatsten verzetten
zich niet tegen de vordering, maar de A. O. M. bestreed haar, en bij
vonnis der rechtbank van 5 Juni 1883 werd den Heer Wente zijn eis
ontzegd, op grond dat het bewijs van mede-eigendom van het pad niet
geleverd was.
Van dit vonnis hoger beroep, waarop dezer dagen door het Hof
uitspraak gedaan werd. Het Hof verenigde zich niet met het vonnis
der rechtbank, maar nam integendeel aan, dat door de door apellant
Wente overgelegde bescheiden volledig bewezen was:
1. dat het Schapenburgerpad in gemeenschappelijk eigendom
toebehoorde aan de gezamenlijke eigenaars der daaraanliggende tuinen
of erven:
2. dat de appellant eigenaar is van een dier erven, en dus
mede-eigenaar van het pad.
Nu bleef alleen nog de vraag over, of inderdaad de tramlijn ten dele
op het Schapenburgerpad is aangelegd. Te dien aanzien overwoog het
Hof, dat dit feit door de A. O. M. wel niet bepaaldelijk was
ontkend, doch dat, bij de door haar aangenomen enigszins wisselende
houding in het proces, op dit punt toch nog door deskundigen
duidelijkheid diende te worden verschaft omtrent de volgende vragen:
1°. of de werken der A. O. M. een deel van het pad innemen?
2°. dan wel, of die. werken uitsluitend zijn gelegd op een thans
gedempte sloot langs het Schapenburgerpad en op een sloot, die
vroeger dat pad van de Stadhouderskade scheidde?
3°. speciaal of de rails der A. O. M. dwars over het pad heenloopen?
Tot deskundigen werden benoemd de heren W. A. J. Elzevier Dom,
notaris, J. G. Niftrik, ingenieur, en J. L. B. E. Burgers, landmeter
bij het kadaster. Voor de Heer Wente was gepleit door de heren Mrs.
A. F. K. lHartogh en S. Katz, en voor de Amsterdamsche
Omnibusmaatschappij door den Heer Mr. J. A. Molster.
30-11-1885
De Nederlandsche Vereeniging voor Locaal Spoorwegen en Tramwegen
hield heden morgen in een der zalen van het Genootschap “Natura
Artis Magistra” hare 13e algemene vergadering.
Door de heer K. H. Schadd was in de zaal een zelfwerkende
electrische trembleur tentoongesteld, bestemd om bet personeel op de
verschillende standplaatsen va de vertrektijden te onderrichten. Dit
toestel zal bij de Amsterdamsche Omnibus-maatschappij ingevoerd
worden,.
De lieer Schadd deed nu enige mededelingen betreffende de
verschillende proeven door hem genomen om in de behoefte aan een
juiste vertrektijd bij het steeds groter wordend aantal dubbele
sporen te voorzien. Deze bever, (een gewone klok), welke men op 4 of
5 minuten stellen kan, is zoo ingericht, dat de minuutwijzer op het
minutental, dat men verkiest, met koperen stiftjes contact maakt,
waardoor dan een stroom van een galvanisch element wordt gesloten en
de klok achttien seconden achtereen schelt.
1-12-1885
Zaterdagavond reed op de Binnenamstel een brandweerwagen tegen een
tramwagen aan, welke de Bakkerstraat uitkwam. Beide voertuigen
werden zwaar beschadigd, de glazen van de tram braken en de
passagiers namen in verwarring de vlucht. Gelukkig werd niemand
gekwetst. Volgens getuigen is de schuld van het ongeval niet aan de
tramkoetsier te wijten. De paarden van de brandweer werden gewond.
Het tramverkeer was een kwartier lang gestremd.
28-12-1885
Onder de voor den raad ter gemeente-secretarie ter visie gelegde
stukken, komt onder No. 668 voor, een voordracht van B. en W.
omtrent de nadere adressen dienaangaande van A. J. Bos c. s., en T.
Sanders c. s., alsmede van P. Ledeboer, namens de permanente
commissie tot ondersteuning der tramplannen voor tramwegen voor en
door de hoofdstad, tot ondersteuning der concessieaanvrage Sanders
c. s.; van Van Heteren c.s., bewoners der Hartenstraat, verzoekende
om noch aan Bos c.s., noch aan anderen concessie te verlenen tot het
aanleggen van een tramlijn in de Hartenstraat, en eindelijk enige
adressen van besturen van aangrenzende gemeenten, tot ondersteuning
van het plan Sanders c. s.
In hoofdzaak komt de inhoud der beide eerste adressen hierop neder:
A. J. Bos c. s. verklaren, bij het verlenen ener concessie voor de
lijn Nassaukade—Plantage, voor de tijd van 29 jaren, bereid te zijn
: 1°. als bijdrage in de te maken werken te voldoen een som van
ƒ300,000;
2°. aan de gemeente in vrije eigendom, kosteloos over te dragen de
erven van 4 percelen (Huiszittensteeg), door hen geschat op een
waarde van ƒ60,000;
3°. van de bruto ontvangsten op die tramlijn een jaarlijkse
uitkering te doen van ƒ25,000;
4°. een waarborgsom te storten van ƒ 100.000 in 4 pCt. sted.
obligaties, als zekerheid voor de nakoming der verbintenissen van de
op te richten naaml. vennootschap, waarvan de jaarlijkse renten door
de gemeente, ten behoeve der vennootschap, zullen worden
gekapitaliseerd, terwijl bij het eindigen der concessie deze cautie,
met de gekweekte rente, aan de vennootschap zal worden teruggegeven.
Verder wordt tloor adressanten nog aangeboden :
a. dat in de concessievoorwaarden voor de op te richten Naaml.
Vennootschap kan worden bedongen, dat bij niet nakomen der
verplichtingen, «de Gemeente zich zonder eenige rechterlijke
formaliteit in het bezit zal kunnen stellen van de aangelegde
trambaan op Gemeentegrond, alsmede van het rollend materieel en de
trekkracht,» wordende deze beide posten door adressanten geraamd als
volgt: - de trambaan, meest dubbel spoor, in aanleg kostende
ƒ120,000; - het materieel enz. geraamd op 28 tram wagens, 100
paarden en divers materieel, ter gezamenlijke inkoopwaarde van
ƒ120,000; —
b. bij uitkeering van een dividend, hoger dan 8 pCt., eene extra
uitkeering aan de Gemeente te doen, als: voor elk percent meer, ½
pCt. der bruto ontvangsten, evenals dit in de concessie der A. O. M.
is bepaald.
Wordt door de Raad tot de aanleg van de nieuwe verkeersweg besloten
en is de zekerheid verkregen, dat die nieuwe weg binnen een niet al
te lang tijdsverloop zal worden aangelegd, dan bestaat er volgens B
en W., zoals reeds in hun voordracht van 8 Oct. jl. is te kennen
gegeven, geen overwegend bezwaar, om bij het verlenen ener
tram-concessie over die weg, een tijdelijk tramverkeer toe te staan
langs de Gasthuismolensteeg en de Hartenstraat, mits de kosten van
alle daarvoor nodige werken, o.a. de aanleg van verhoogde voetpaden
in die straten, door de concessionaris worden gedragen en deze zich
verplicht zodra de werken voor de nieuwen verkeersweg zullen zijn
voltooid, die tijdelijke lijnen op de eerste aanvrage daarheen te
verleggen.
Wat de financiële aanbiedingen van Bos c. s. betreft, kunnen deze
als volgt worden samengesteld : De jaarlijkse uitkering van ƒ 25,000
vertegenwoordigt à 4 42/100 pCt. rente en aflossing (aangenomen een
termijn van 60 jaren, als bij de laatst door de Gemeente
vastgestelde lening) een kapitaal van ƒ 565,000, contant wordt door
hen aangeboden ƒ300,000 waarde van 4 huizen, aangegeven op ƒ 60,000,
tezamen ƒ 925,000. Daarbij is aangenomen, dat na afloop der
concessie aan de dan volgende concessionaris de verdere betaling der
jaarlijkse uitkering kan worden opgelegd. Wil men voor de aflossing
echter alleen rekening houden met de termijn dezer concessie, zijnde
29 jaren, dan moet op 5 88/100 pCt. rente en aflossing worden
gerekend, zodat deze jaarlijkse uitkering van ƒ25,000 alsdan
vertegenwoordigt een kapitaal van ƒ 425,000.
T. Sanders c. s. beweren in hun adres, dat het door hen aangevraagde
nieuwe net door B. en W. als eene completering van het net der A. O.
M. is beschouwd, zonder daarbij in het oog te houden de
noodzakelijkheid van aansluiting der buitenlijnen onderling en met
de centra van verkeer te Amsterdam, — en menen, dat, al mogen bij
dusdanige regeling enkele lijnen voor uitvoering geschikt zijn, het
grootste gedeelte van het meer dan honderd kilometer omvattende net
zonder belangrijke subsidies onmogelijk wordt.
B. en W. moeten daarop antwoorden, dat bij de beoordeling der beide
concessieaanvragen in de eerste plaats bij hen op de voorgrond heeft
gestaan het grote belang hetwelk de Gemeente heeft, om tot een meer
en meer noodzakelijk geworden verbetering van het verkeer in het
algemeen naar het westen der stad te geraken. Gaat daarmede gepaard
een tramverkeer langs die nieuwe verkeerweg, dan is dit ook als een
direct Gemeentebelang te beschouwen. Geheel daarvan afgescheiden,
achten zij echter het belang om aansluiting te verkrijgen met de
verschillende gemeenten buiten Amsterdam. Dat ook daartoe zoveel
mogelijk de medewerking der Gemeente moet worden verleend, kunnen
zij slechts herhalen. De door adressanten als noodzakelijk geachte
aansluiting met de centra van verkeer bestaat reeds door de
verschillende lijnen der Amsterdamsche Omnibusmaatschappij, welke
het centrum der Stad in verbinding brengen met de buitenwijken. De
nieuwe lijn Nassaukade—Plantage (aan welken concessionaris dan ook
toe te wijzen) vormt hiervan slechts een onderdeel.
Kan het grootste gedeelte van het door Sanders c. s. aangevraagde,
meer dan honderd kilometer omvattende net der buitenlijnen zonder
belangrijke subsidies niet tot stand komen, dan zal door de Raad
overwogen kunnen worden of en op welke wijze onze gemeente in dat
belang zal moeten bijdragen. Minder wenselijk echter achten B. en W.
het, voor die, volgens de mening van adressanten, slechtere kansen
der verbindingen met de buitengemeenten een equivalent te zoeken in
de exploitatie onder billijke voorwaarden der lijn Nassaukade—Plantage,
welke een zelfstandig gemeente-belang vormt.
B. en W. hebben het wenselijk geacht, nog enige vragen aan
adressanten te stellen, ter verduidelijking der in hun laatste adres
neergelegde beschouwingen. Als resultaat daarvan is gebleken: dat
1e . dat zij van de aangevraagde lijnen alleen wensen prijs te geven
de lijn Handelskade en er in toestemmen voor de aansluiting aan het
abattoir de weg langs den Muider-zeedijk en, in plaats van de Nieuwe
Heerengracht, de richting door de Rapenburgerstraat te kiezen ; —
2e . dat zij overigens de aangevraagde lijnen binnen en buiten de
stad als één onafscheidelijk geheel beschouwen; —
3e . dat zij goederenvervoer onmisbaar achten ; —
4e . dat zij geen bezwaar hebben tegen de verplichte uitvoering van
alle aangevraagde lijnen, binnen een vast te stellen termijn, mits
die bepaling in verband gebracht worde met de gelijktijdige
uitvoering der lijnen naar de andere Gemeenten ; —
5e . dat zij het tarief wensen bepaald te zien, zoals vastgesteld
voor de concessie der Amsterdamsche Omnibus-maatschappij, zijnde
hoogstens 5 cents per kilometer.
De mening van B. en W. omtrent de verschillende lijnen, door Sanders
c. s. aangevraagd, is neergelegd in hun voordracht van 8 Oct. jl.
(indertijd in ons blad medegedeeld). Zij hebben daaraan niets toe te
voegen noch daarin iets te wijzigen. Enkele lijnen blijven zij
bepaald ongewenst achten. Het door adressanten onmisbaar geachte
goederenvervoer kunnen zij in hoofdzaak alleen denkbaar achten
gedurende de nachtelijke uren. Is echter de bedoeling van
adressanten, dat een groot deel der door hen aangevraagde lijnen,
welke parallel lopen met die der A. O. Maatsch., om die reden voor
het personenverkeer van minder belang zullen blijken te zijn en dat
die lijnen dan door goederenverkeer productief moeten worden
gemaakt, dan zal dit voor elk onderdeel zelfstandig moeten worden
beoordeeld. Naar de mening van B. en W. zal het dan echter blijken,
dat goederenvervoer overdag, zonder nadeel toe te brengen aan een
regelmatig personenvervoer, in het algemeen ondenkbaar is.
In geen geval echter zal dit op de lijn Nassaukade-Plantage kunnen
worden toegestaan. Blijkt het een wezenlijke behoefte te zijn, de
goederen, die op de lijnen der buitengemeenten naar Amsterdam worden
aangevoerd, per rail naar de centra der stad te vervoeren, dan rijst
onwillekeurig de vraag op, of daarin niet op veel eenvoudiger en
goedkopere wijze kan worden voorzien. In plaats toch van de grote
sommen, welke de verschillende gedeeltelijk kostbare werken, zoowel
als de aanleg en het onderhoud der sporen, ten behoeve van de
exploitatie der vele door adressanten aangevraagde lijnen rondom de
stad, zullen eisen, zou het overweging verdienen te onderzoeken, in
hoeverre door een overeenkomst met de A. O. M. het gebruik van hare
rails, die toch reeds alle hoofdpunten der stad met elkander
verbinden, voor dit goederenvervoer bij nacht dienstbaar te maken
zijn. De buitengemeenten zouden daarbij misschien meer winnen, dan
bij een beperkt verkeer over de ene, door adressanten zo onmisbaar
geachte lijn Nassaukade-Plantage. Wat de voorwaarde betreft, die
adressanten wensen te verbinden aan een verplichte exploitatie van
alle lijnen, binnen een zekeren termijn, zou, zodra van het verlenen
ener concessie sprake ware, omgekeerd het verlangen moeten gesteld
worden, dat, alvorens de gemeente zich verbindt, een termijn gesteld
wordt, binnen welke de concessies, in de buitengemeenten
aangevraagd, moeten uitgevoerd zijn.
Wat de financiële zijde betreft, hebben B. en W. eveneens gemeend
een opheldering te moeten vragen. Het antwoord der heren Sanders c.
s. is gebleken volkomen in overeenstemming te zijn met hun vroegere
opvatting. Met uitzondering van de werken voor de lijn
Nassaukade-Plantage, willen adressanten voor de overige lijnen de
nodige werken — doch slechts van tijdelijke aard — voor hun rekening
uitvoeren. Adressanten hebben echter nog te kennen gegeven dat zij,
behalve de bijdrage van ƒ 300,000 voor de lijn Nassaukade—Plantage,
ook de tot die lijn behorende verbreding der Prins Hendrikkade
(geraamd op ƒ 50,000) voor hunne rekening nemen. Verder wordt een
jaarlijkse bijdrage aangeboden van ƒ 25.000 of 5 pCt. der bruto
ontvangsten, over alle lijnen gezamenlijk.
De lengte der door Sanders c. s. aangevraagde lijnen is ongeveer 20
kilometer. Aangenomen dus, dat van het aangeboden bedrag ongeveer
een derde of ƒ 8.000 als jaarlijkse bijdrage op de lijn Nassaukade—Plantage
mag worden gerekend, dan vertegenwoordigt dit (berekend als bij Bos
c. s. tegen 4 42/100 pCt.) een kapitaal van ƒ180,000 ; Contant wordt
aangeboden ƒ300,000; Bijdrage in de werken Prins Hendrikkade
ƒ50,000, te zamen ƒ530,000.
Nog wijzen B. en W. er op, dat, volgens de bestaande overeenkomst
met de A. O. Maatschappij, aan andere ondernemers of maatschappijen
het aanleggen en exploiteren van tramlijnen binnen het gedeelte der
Gemeente, begrensd door het IJ, de Buitensingelgracht en hare
verlengden, niet kan worden verleend, tenzij de A. O. M. mocht
weigeren die aanleg en die exploitatie op zich te nemen.
In verband daarmede rijst dan voor de aanvrage-Sanders c. s. de
vraag, of zonder splitsing der aangevraagde lijnen, waartegen
adressanten echter uitdrukkelijk zijn opgekomen, op die aanvraag,
zoals zij daar is liggende, ook om die reden wel gunstig kan worden
beschikt. B. en W. menen echter de vraag, welke aanbieding aan de A.
O. M. zou moeten worden gedaan, alvorens een der aangevraagde
concessies kan worden verleend, thans buiten beschouwing te kunnen
laten, omdat zij in het boven aangevoerde geen aanleiding gevonden
heeft, het standpunt te wijzigen, waarop hunne voordracht van 8 Oct.
1885 berust. Slechts ten opzichte der aanvrage Bos c. s. zou hun
advies gunstiger luiden, indien, hetzij door uitkering in kapitaal,
hetzij door verhoging der waarborgsom, volkomen zekerheid had kunnen
verkregen worden omtrent de bijdrage van ƒ25,000 per jaar, welke
thans voor het groolste deel afhankelijk is van het welslagen der
onderneming.
Verantwoording en disclaimer:
Cees Pot heeft voor de totstandkoming van
deze tijdlijn de database van de website "Historische
kranten in beeld" geraadpleegd. Deze website is een initiatief van
de Koninklijke Bibliotheek. Deze instantie heeft ons toestemming verleend voor
publicatie op deze wijze.
*
Soms komen er in de artikelen fouten en onjuistheden voor. Om
wille van de authenticiteit is besloten deze ongewijzigd te laten.
laat een berichtje achter
 |