MEDIATIJDLIJN AMSTERDAMSE TRAM 1876
door Cees Pot
e-mail:
ceespot@amsterdamsetrams.nl
1876
9-3-1876
Hedenmiddag is op de Weesperstraat een bejaarde vrouw door een wagen
van de paardenspoorweg overreden. Door hare doofheid had zij de
waarschuwingen van de koetsier niet gehoord. De vrouw is met
gebroken been naar het Gasthuis vervoerd.
10-3-1876
Hedennamiddag ten 3 ure werd in het lokaal “het Vosje” de jaarlijkse
algemene vergadering gehouden van aandeelhouders in de «Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij«. Uit het jaarlijks verslag bleek, dat gedaan
zijn 207,855 ritten, en vervoerd 2,457,413 passagiers, dus gemiddeld
per rit bijna 12.
Daarvan betaalden 460,789 personen in geld, de anderen in
abonnementskaartjes. Onder dit getal zijn begrepen het aantal gedane
ritten door het paardenspoor, bedragende 24,159, en de daarmede
vervoerde passagiers, ten getale van 349,120. Het dividend over 1875
uit te keren is vastgesteld op
ƒ 66 per aandeel van ƒ 1000. Besloten werd tot een aanzienlijke
kapitaalsvergroting, teneinde aan de steeds toenemende eisen van het
verkeer te kunnen voldoen.
14-4-1876
In het Gasthuis is hedenmorgen een persoon overleden die gisteren,
bij het springen uit een wagen van het paardenspoor, onder de wagen
is geraakt. Hij overleed na amputatie van een been.
25-4-1876
Vermoedelijk zal in de eerstvolgende zitting van de raad dezer
gemeente een voordracht inkomen, strekkende om aan de Amsterdamsche
Omnibusmaatschappij concessie te verlenen voor de aanleg van de
volgende paardenspoorlijnen:
1. Dam, Damrak, Haringpakkerij, Haarlemmerplein;
2. Dam-Vondelspark, met een zijtak naar de Pieter Corneliszoon
Hooftstraat, door de Spuistraat en Leidschestraat;
3. Dam, Frederiksplein, Sarphatistraat;
4. Dam, Buitenkant, Kattenburg.
In iedere richting zullen tramwagens ongeveer elke 7 minuten lopen,
evenals dit nu reeds het geval is op de lijn Leidscheplein—Plantage,
waar gedurende het grootste gedeelte van de dag van beide eindpunten
om de zeven minuten wagens vertrekken. Bij gunning, zullen
waarschijnlijk de meeste dier lijnen reeds vóór het einde van het
jaar in bedrijf komen.
8-5-1876
Ter secretarie zijn ter lezing neergelegd:
No. 180. Voordracht van B. en W., naar aanleiding van de aanvragen
om concessie voor de aanleg en de exploitatie van een of meer
paardenspoorbanen binnen deze gemeente. B. en W. hebben hun
voordracht uitvoerig toegelicht. De genomen proef met een
paardenspoor tussen de Leidschepoort en de Plantage heeft h. i. het
bewijs geleverd, dat het rijtuig van de paardenspoorweg in de meeste
gevallen met vrucht de omnibus kan vervangen, en dat die vervanging
zowel in het belang van het verkeer als der openbare veiligheid
wenselijk is. Amsterdam, zo zeggen zij verder, is voor concurrentie
op het gebied van paardenspoorwegen niet groot genoeg, en zij
achten, dat voor 't ogenblik tot het verlenen van concessie niemand
meer in aanmerking kan komen dan de Amsterdamsche
Omnibusmaatschappij, die de kwade kansen der eerste proef gewaagd
heeft, wier omnibussen de stad reeds in alle richtingen doorkruisen
en die getoond heeft, voor 't geen ze heeft ondernomen, alleszins
berekend te zijn. Zij stellen daarom den Raad o. a. het volgende
voor, waarover de Amsterdamsche Omnibusmaatschappij gehoord is en
daarmede genoegen heeft genomen: Aan de Amsterdamsche
omnibusmaatschappij tot wederopzegging vergunning te verlenen tot
het aanleggen en exploiteren van paardenspoorwegen in de navolgende
lijnen:
a. van het Leidscheplein, over de Weteringschans en het
Frederiksplein, door de Saphati-, Weesper en Kerkstraten tot aan de
zuidzijde van de Middenlaan in de Plantage;
b. van het Haarlemmerplein, over de Haarlemmerdijk, door de
Haarlemmerstraat, over de Haringpakkerij, het Damrak en de Dam, door
de Paleis- en Spuistraten, over de Singel en het Koningsplein, door
de Leidschestraat en over het Leidscheplein naar de Vondelstraat en
de Pieter Cornelisz. Hooftstraat;
c. van de Dam, over het Rokin en het Schapenplein, door de
Reguliersbreestraat, over de Botermarkt, door de Utrechtschestraat,
over het Frederiksplein, naar de Sarphatistraat;
d. van de Dam over het Damrak, de Nieuwebrug, de Oude Teertuinen,
het Kamperhoofd, de Kromme Waal, de Kraanswaterkering, den
Buitenkant en de IJgracht.
De Omnibus-maatschappij is daarentegen onder meer verplicht,
1e . Binnen vijf jaren na dagtekening van het genomen besluit,
waarbij de concessie is verleend, te zorgen, dat alle lijnen in
exploitatie zijn;
2e . binnen een jaar na dagtekening van het besluit de plannen der
werken, welke door haar zullen worden ondernomen, aan de goedkeuring
van B. en W. te onderwerpen;
3e . alle kosten van aanleg, onderhoud en exploitatie voor hare
rekening te nemen; mede voor hare rekening te nemen, het verplaatsen
van het hek bij de Oude Lutherse Kerk, het maken ener draaibrug over
de Eenhoornsluis, het verlagen van de bruggen bij de Munt en voor de
Doelenstraat, en het verbreden van de Oude Teertuinen en van de
Kromme Waal tussen het Kamperhoofd en de Kraanswaterkering. Deze
werken, die door of vanwege de gemeente worden uitgevoerd, zullen
door de Maatschappij worden betaald, achtereenvolgend binnen drie
maanden nadat zij zijn uitgevoerd en tot een gezamenlijk gedrag van
ten hoogste ƒ 70,000.
4e. Om aan de gemeentekas een jaarlijkse contributie te betalen van
ƒ40 voor elk rijtuig, dat tot het vervoeren van personen kan worden
gebruikt, terwijl B. en W. bevoegd zijn die som na vijf jaren te
verhogen telken jare met ƒ10 tot een maximum van ƒ 120.
5e. om, tot richtige nakoming van de bepalingen der vergunning
binnen zes maanden na dagtekening van het besluit, ten kantore van
de gemeenteontvanger te storten, en zo nodig aan te vullen, een
waarborgsom van zes duizend gulden effectief, en binnen 4 maanden na
dagtekening van dit besluit de vergunning schriftelijk en zonder
enig voorbehoud te aanvaarden.
10-5-1876
De uitbreiding, die Amsterdam tegenwoordig ondergaat, en de daarmede
gepaard gaande toenemende drukte in de stad maken het gebiedend
noodzakelijk naar middelen om te zien, ten einde het verkeer zo
gemakkelijk en snel mogelijk te maken. De resultaten van de
Omnibus-maatschappij tonen aan, hoe groot deze behoefte was. Er is
echter een bezwaar aan die grote omnibussen verbonden. Zij
vermeerderen het geraas niet alleen, maar nemen ook een bedenkelijk
gedeelte van de straat in. Met genoegen hebben wij daarom kennis
genomen van het voorstel, om aan de Omnibus-maatschappij vergunning
te verlenen voor den aanleg van (nog) een tramway. Deze wijze van
vervoer in de steden vereenvoudigt het verkeer zoodanig, dat in alle
grote steden het tramway-net wordt uitgebreid. De voorwaarden,
waarop die vergunning zal verleend worden, dienen echter ernstig
overwogen te worden, omdat tot zekere hoogte een monopolie voor
personenvervoer wordt verleend; dit kan niet anders, en als de
voorwaarden goed geregeld worden, kan dit ook geen kwaad.
Met het oog op dat monopolie, zouden wij gaarne een maximum van de
te stellen vracht en een minimum van het aantal ritten in de
voorwaarden zien vastgesteld. Wel komt onder deze de bepaling voor,
dat de dienstregelingen en tarieven door B. en W. moeten worden
goedgekeurd, maar deze bepaling is, geloven wij, te elastiek. Ook
bij de spoorwegen is een minimum van treinen vastgesteld, terwijl
bovendien de dienstregeling door de regering moet worden
goedgekeurd. Het belang van de maatschappij en dat van 't publiek
gaan niet altijd samen. Daarom zouden wij 't wenselijk achten, dat
b. v. minstens elke 10 minuten een rit moet plaats hebben, en dat de
wissels, althans op de drukste lijnen, zo gesteld worden, dat elke 5
minuten een wagen kan vertrekken.
Jammer, dat de lijn Dam—Plantage niet in de vergunning is begrepen.
Men schijnt daarbij op technische bezwaren te zijn gestuit.
11-5-1876
In de gemeenteraad wordt het voorstel van B&W behandeld om aan de
A.O.M. concessie te verlenen voor een viertal nieuwe tramlijnen (zie
25-4 en 8-5).
De onder de ingekomen stukken medegedeelde adressen, naar aanleiding
van de voordracht, kwamen tegelijkertijd in behandeling. (Aan) De
Heer Jitta bleek, zoals hij zei, uit de onvolledige memorie van
toelichting, dat het Gemeentebestuur niet genoeg doordrongen was van
het gewicht der zaak. Hij wees op verschillende plaatsen in 't
buitenland, Parijs, Brussel, Wenen enz., waar veel meer geld door de
concessionarissen betaald wordt. Geeft men de Amsterdamsche
Omnibusmaatschappij de exploitatie, dan geeft men ook jaarlijks een
grote subsidie. Niet alleen zal ƒ70.000, te betalen door de Amsterd.
Omnibusmaatschappij voor de uit te voeren werken door de gemeente,
te gering zijn, maar reeds nu zijn expresselijk voorde tramway twee
politieagenten op de Weesperstraat gestationeerd; komen er nu nog
meerdere lijnen, dan zal dat de gemeente jaarlijks voor toezicht een
aanzienlijke som kosten. Hij deed ten slotte het voorstel,
Burgemeester en Wethouders te verzoeken de voordracht terug te nemen
en de exploitatie van een paardenspoor in deze gemeente publiek aan
te besteden. Zijn voorstel werd dadelijk ondersteund. De Heer
Holtzman echter betoogde dat, indien men de exploitatie van een
paardenspoor in deze gemeente al aanbesteedt en daarvoor een hoge
jaarlijkse vergoeding kreeg, de burgerij ten slotte toch de
betalende persoon zou zijn, want de Maatschappij, die veel geld
geeft voor de concessie moet ook veel ontvangen. Hij juicht het
denkbeeld toe, slechts een blote vergunning en geen concessie aan de
Omnibusmaatschappij te geven en zou het betreuren indien men een
hogere jaarlijkse retributie bedong als thans is voorgesteld.
16-5-1876
Omtrent de aanleg van zoogenaamde tramways, is zeker tot veler
teleurstelling in de jongste zitting van den Gemeenteraad geen
beslissing gevallen. De Heer Jitta stelde een geheel nieuw beginsel
voor, dat lijnrecht staat tegenover de voordracht van het Dagelijks
Bestuur. De Heer Jitta is een voorstander van concessies. Hij beter
dan iemand kan anders weten, hoe nadelig soms een concessie voor de
openbare belangen kan werken. B. en W. willen geen concessie maar
vergunning, dat is: zij willen geen monopolie voor lange tijd in
handen van anderen overgeven; zij willen het heft in handen houden,
en in deze aangelegenheid, geloven wij, zeer terecht.
't Is niet dikwerf voorgekomen, dat een gemeente geen berouw
gevoelde over een monopolie, dat zij voor geruime tijd uit de handen
gaf, en maar zelden heeft men gezien, dat een concessie, van
gemeentewege verstrekt, na expiratie werd verlengd. Toen de
gasfabricatie in hare opkomst was, werden concessies gegeven, die
later bleken niet in 't voordeel der gemeente te zijn, ofschoon
tijdens het aangaan van 't contract ieder zich overtuigd hield, dat
de gemeente een goede koop had gesloten. Niemand kan voorzien welk
nieuw middel van vervoer de tramways zal verdringen, zoals deze het
de omnibussen doen. 't Is niet zeker, dat dit snel zal gebeuren,
maar dat het gebeuren zal, is zeer mogelijk, en dan moet de gemeente
vrijheid van handelen hebben. Er is echter meer. De straten in
Amsterdam zijn over 't algemeen nauw en druk. 't Zal dus moeten
blijken, of de bedenkingen tegen gevaar en andere bezwaren zo
ongegrond zijn, als de meerderheid meent. 't Is waar, de gemeente
zou voor 't ogenblik, schijnbaar althans, voordelig doen, indien zij
een concessie, waarover zij te beschikken heeft, onder de hamer
bracht, 't Spreekt van zelf, dat een concessie meer waard is dan een
vergunning. De eerste is een handelsartikel, hetwelk een soms
aanzienlijke waarde vertegenwoordigt; de laatste is onverhandelbaar.
Een vergunning aan een bepaald persoon verleend, vatbaar voor
intrekking, heeft slechts een betrekkelijke waarde, en zeker zou b.
v. de Omnibusmaatschappij bereid worden gevonden een vrij wat groter
som uit te keren, indien zij voor een aantal jaren een onopzegbare
concessie kon bekomen. Maar met het oog op de ondervinding en vooral
in aanmerking genomen, dat het nog blijken moet, dat tramways hier
ter stede, zonder overlast of gevaar te veroorzaken, kunnen bestaan,
zou het Gemeentebestuur onverantwoordelijk handelen, indien het de
toekomst prejudicieerde. De Omnibusmaatschappij heeft blijkbaar moed
en vertrouwen in de zaak, anders had zij de voorwaarden die haar
gesteld zijn niet aanvaard. Met het oog op de weinige rechten die de
gemeente uit handen geeft, kon zij moeilijk meer bezwarende
voorwaarden stellen. Een andere vraag is bovendien of de gemeente,
na eenmaal de zaak te hebben aangevangen door het geven van
vergunning, plotseling kan overgaan tot concessie, zolang niet is
gebleken, dat op enigerlei wijze verkeerd gebruik van die vergunning
is gemaakt? Integendeel, men is algemeen overtuigd, dat de zaak in
goede handen is, en dat is veel waard. Met het wetboek in de hand,
kan de gemeente zeker tot concessie en publieke aanbesteding
overgaan, maar moreel was de gemeente tot zekere hoogte gebonden van
het ogenblik af, dat zij toestemming gaf tot het nemen van de proef.
Toen was men vrij, en was de heer Jitta in die dagen met een
voorstel van aanbesteding voor de dag gekomen, dan was de zaak fair
geweest; nu zou het ons om het beginsel van recht en billijkheid
leed doen, indien men ongemotiveerd een andere weg insloeg. Wat wil
de Heer Jitta met de Omnibusmaatschappij aanvangen? Haar eenvoudig
zeggen: zie zo, gij hebt het bewijs geleverd, dat omnibussen en
tramwagens aan een bestaande behoefte voldoen, wij danken u, ga na
maar naar huis. Of wil hij de omnibussen tegen de tramwagens laten
concurreren, om de drukte op de straten nog gevaarlijker te maken?
Nog iets. 't Moet uit de lengte of uit de breedte komen, en ten
slotte zou een te hoge uitkering aan de gemeente op 't publiek
worden verhaald. De Heer Jitta gewaagt nu reeds van iemand, die hij
op 't oog heeft, die 10 cents per kilometer vracht voorstelt,
terwijl de O. M. op de nu in werking zijnde weg slechts zeven cents
vraagt; maar dit is 't enige niet, men kan 't het publiek op
velerlei wijze lastig maken, en bestaat er monopolie, dan is men
verplicht zich veel te laten welgevallen, echter bij vergunning
hangt de intrekking als een zwaard van Damocles boven ’t hoofd der
belanghebbenden, wier grote kracht gelegen is in de gunstige opinie
van 't publiek. Op een maximum tarief en een minimum getal ritten
blijven wij echter sterk aandringen. Dat B. en W. de vertrekuren
moeten goedkeuren, is een wassen neus. Men ziet dit bij de
spoorwegen.
17-5-1876
Door de bewoners van de Utrechtschestraat en de Reguliersbreestraat
wordt gerekwestreerd tegen den aanleg van een tramway door die
straten. Wij geloven, dat de bewoners zich ten onrechte verontrusten
en brengen hier in herinnering (Zie N. v. d. D. 19 Nov. 1873), dat
elders in veel nauwer straten tramways met het beste succes zijn
gelegd. In de Notre Dame Street, te Montreal, ligt een tramway,
niettegenstaande de weg slechts 20 voet (6.096 meter) tussen de
voetpaden is, over de volle lengte, welke met korte tussenpozen van
's morgens vroeg tot 's avonds laat, zonder enige stoornis in de
overige beweging te veroorzaken, wordt bereden. In Quebec is een
spoorbaan gelegd in een straat van 17 ½ voet (5.33 meter) wijdte,
zonder iemand te hinderen. De Ann Street in New-York heeft slechts
20 voet (6.096 m.) wijdte tussen de voetpaden en heeft haar tramway.
In de Fulton Street in Brooklyn liggen, niettegenstaande de grootste
beweging daar ter plaatse, 6 spoorbanen van de tramways, terwijl de
breedte tussen de trottoirs 36 voet (10.97 meter) bedraagt. In
Philadelphia wordt de gemiddelde breedte van 25 straten, waarin
tramways zijn aangelegd, op 26 voet (7.925) vermeld. Behalve dit,
werd o. a. te Brooklyn, zoals uit een officieel verslag van de Mayor
van die stad blijkt, aanvankelijk door de winkeliers gevreesd, dat
hun zaken schade zouden lijden, doordat alle passanten zodoende
voorbij hun deuren zouden worden gevoerd, terwijl de overige
rijtuigen van de straat verwijderd zouden blijven; de ondervinding
echter was juist tegenovergesteld: het algemeen bedrijf vermeerderde
en de huurprijzen van de winkels werden in sommige gevallen zelfs
verdubbeld. Dezelfde uitslag werd te Philadelphia waargenomen en
voornamelijk ook te San Francisco. Zoals de Heer Dr. A. H. Dixon,
een vroegere resident aldaar, in een brief mededeelt, moest men door
de sterke oppositie van winkeliers en eigenaars het aanvankelijk
gemaakte plan opgeven om de tramway te leggen in de Montgomery
Street, alwaar de fraaiste winkels en gebouwen werden aangetroffen,
en werd deze door de Company gelegd door de Sansome Street, die
daaraan evenwijdig loopt, doch van veel minder betekenis is. Het
resultaat, zegt Mr. Dixon, was, dat binnen 6 maanden na voltooiing
van de tramway, de winkeliers van de Montgomerystreet met een paniek
werden geslagen, daar de drukte in de Sansome Street merkbaar
vermeerderde en evenzo in hun winkelstraat verminderde. Onmiddellijk
werd een schikking met de Company getroffen, waarbij genoegzaam alle
winkeliers en eigenaars vergunning gaven tot de aanleg van een
tramway door hun straat, zoals eerst de bedoeling was geweest. De
bewoners van de Sansome Street kwamen daar evenwel ten sterkste
tegen op, en na veel onderhandelen werd een schikking getroffen, die
beide partijen bevredigde; er zou nl. ook een lijn gelegd worden
door de Montgomery Street en de wagens van de Company moesten
gedurende den halve dag heen gaan door de Sansome Street en
terugkeren door de Montgomery Street en omgekeerd gedurende de
andere helft van den dag. Nu zijn hier de straten, waarover de
kwestie loopt, breder, de Leidschestraat 11.20 meter,
Utrechtschestraat 11.25 m, Weesperstraat 11.30 m, Haarlemmerdijk
11.50 à 12 meter, het Rokin 11.70 à 1280 m, de Reguliersbreestraat
14 m, Amstelstraat 12.75 à 13.20 m, St. Anthoniesbreestraat 12.00 m.
Alzo als minimum 11.20m. Indien de Reguliersbreestraat van een
behoorlijk verhoogd voetpad wordt voorzien en de tramway in het
midden van de straat wordt aangelegd, dan blijft er aan weerszijden
nog plaats over voor passage van rijtuigen.
18-5-1876
In de hedennamiddag te een uur gehouden vergadering van de
gemeenteraad werd na lezing en goedkeuring van de notulen der vorige
vergadering, mededeling gedaan van de volgende ingekomen stukken:
adressen van J. B. Möllmann c. s., bewoners der Utrechtschestraat en
van J. A. Harm c. s., bewoners der Leidschestraat, die verzoeken,
dat in die straten geen tramway wordt aangelegd. Zal behandeld
worden bij de voordracht;
…………………………………….
een adres van Toelaer c. s., bewoners van de P. C. Hooftstraat,
om de voordracht voor paardenspoorwegen aan te nemen. Zal bij de
voordracht behandeld worden.
…………………………………….
De Burgemeester deelde daarna mede, dat de Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij zich nog tengevolge van een gehouden
conferentie bereid verklaard heeft, de kosten te dragen voor de
onteigening van het perceel op het Schapenplein, het meest naar de
Muntsluis gelegen en het daarnaast gelegen perceel, en heeft
goedgevonden, dat de jaarlijkse verhoging, na verloop van vijf
jaren, voor ieder rijtuig op ƒ25 in plaats van ƒ10 wordt gesteld.
Men ging daarna onmiddellijk over tot verdere behandeling der
voordracht van Burg. en Weth. ter zake van het geven van vergunning
tot het leggen en exploiteren van paardenspoorwegen binnen deze
gemeente, met de daarop door de Heer J. Gosschalk ingediende
amendementen. De Heer Tindal wenste eerst uitgemaakt te zien of de
aanleg van paardenspoorwegen door de stad wenselijk is. Hij stelde
daarom de volgende motie voor: »De Raad, erkennende, dat de Tramway,
gelegd tusschen de Leidschepoort en de Plantage geen aanleiding
heeft gegeven tot klachten, is toch van oordeel, dat een uitbreiding
van het tramway-net, zoals B. en W. die voorstellen, in de
binnenstad niet gewettigd is." De motie werd na breedvoerige
discussie in rondvraag gebracht en verworpen. Vóór stemden de hh.
Tindal, Luden, Lange en Mercier. De Heer Engels stelde voor, het
voorstel van de heer Jitta “publieke aanbesteding van de exploitatie
van een paardenspoor," zonder discussie in stemming te brengen. De
Heer Jitta bestreed dat voorstel. Z. i. hadden de leden nog geen
voldoende inlichtingen om in een zo hoogst belangrijke zaak een
ogenblikkelijke beslissing te nemen. De Voorzitter wees er op, dat
het voorstel van de Heer Jitta alleen dient om te beslissen, of men
de exploitatie van een paardenspoorweg zal gunnen of openbaar
aanbesteden. De motie van de heer Engels werd verworpen met 17 tegen
14 stemmen. De Heer Jitta verlangde daarop het woord om zijn
voorstel nogmaals nader breedvoerig toe te lichten. Na een
breedvoerig betoog, dat de voorwaarden waarop de gunning aan de
Omnibus Maatschappij volgens de voordracht zal worden gegund, niet
in 't belang van de gemeente zijn, verklaarde hij een bewijs van
confidentie te willen geven, door intrekking van zijn voorstel, voor
zover betreft de publieke aanbesteding van een exploitatie. Het
overige gedeelte van zijn voorstel, terugzending der voordracht aan
B. en W. ten einde daarin betere voorwaarden op te nemen en de
voorgestelde gunning door 't opnemen van een concessie voor een
bepaalde tijd, bleef hij handhaven. De heren Van Sonsbeeck en Laguna
wensten, evenals de Heer Jitta dat de voordracht aan B. en W. zou
worden teruggezonden. Laatstgenoemde eiste daarbij o. a. bepalingen
omtrent dienstregeling, tarieven, enkel en dubbelspoor, het aantal
personen, dat in ieder rijtuig kan worden vervoerd, het vrij gebruik
maken van de lijnen door ambtenaren van politie, de zorg voor het
aanstellen van een voldoend aantal wachters, het onderhoud van een
gedeelte van de weg buiten de rails, het recht van het
gemeentebestuur om een gedeelte der vergunning in te trekken, en het
recht van algehele overdracht der gunning, iets wat men in alle
andere concessies van paardensporen vindt opgenomen. De heren
Tetterode, Holzman, Kuyper en Fuld gaven de voorkeur aan het geven
van vergunning. De Heer Fuld wees er op, wat in 's Gravenhage reeds
met het paardenspoor gebeurd is. Reeds drie buitenlandse
maatschappijen zijn daar elkander opgevolgd. De Heer Schouten
leverde door cijfers aan te halen, het bewijs, dat de Amsterdamsche
Omnibus-maatschappij werkelijk niet veel minder betaalt als
concessionarissen in andere steden.
Het voorstel van de Heer Jitta, in rondvraag gebracht, werd
verworpen met 25 tegen 8 stemmen. Bij de beraadslaging over de
eigenlijke voordracht verklaarde de heer de Vries het nut der
paardensporen niet in verhouding tot het gevaar dat zij opleveren.
De heer Gosschalk betoogde, dat onze straten niet ongeschikt voor
paardensporen te achten zijn en staafde dit met voorbeelden uit het
buitenland. De heer Jitta had enige voorlopige opmerkingen; bij de
behandeling van de artikelen heeft hij, zoals hij zelf zei, een zee
van bezwaren te opperen. Thans kwam het hem niet meer dan billijk
voor, dat de concessionaris alle kosten zal dragen. Ook het
politietoezicht besprak hij, evenals in de vorige zitting. De
Voorzitter en de heren Heynsius en Schmitz verdedigden de
voordracht, waarna de algemene beschouwingen daarover werden
gesloten en de verdere behandeling daarvan verdaagd tot een volgende
vergadering.
23-5-1876
De Raad zal Woensdag te 1 uur vergaderen, en alsdan o.a. in
behandeling nemen de volgende nummers van de lijst der stukken: no.
180, voortzetting der voordracht over de Paardenspoorwegen in deze
gemeente, met de amendementen van de heer I. Gosschalk, en de
adressen vóór en tegen.
25-5-1876
In de hedennamiddag te een ure gehouden vergadering van de
Gemeenteraad, waren 30 leden tegenwoordig. Na lezing en goedkeuring
van de notulen der voorgaande vergadering, deed de Voorzitter
mededeling, dat de volgende stukken waren ingekomen: Adres van R.
Bartels c. s., bewoners der Reguliersbreestraat, nader hun bezwaren
mededelende omtrent het leggen van een tramway in die straat. Adres
van J. H. Esser c. s., stalhouders, hunne bezwaren mededelende tegen
het leggen van paardensporen. Die adressanten verklaren, dat hun
rijtuigen zullen worden beschadigd door de ijzeren rails; dat zij
hun paarden niet van een beslag zuilen kunnen voorzien als in 't
buitenland geschiedt met het oog op de paardenspoorwegen; dat de
straten te nauw zijn voor paardenspoorwegen, en dat zij, toch reeds
zwaar belast met patentbelasting als anderszins, nog daarenboven
veel van hun klanten zullen verliezen.
…………………………..
Overgaande tot de behandeling van het aan de orde gestelde, kwam in
de eerste plaats voor de derde maal in behandeling de voordracht van
B. en W. ter zake van het geven van vergunning tot het leggen en
exploiteren van paardenspoorwegen binnen deze gemeente, met de
daarop door de heer Gosschalk ingediende amendementen, alsmede de
adressen van de bewoners der Leidsche- en Utrechtsche straten, die
verzoeken daarin geen paardenspoor aan te leggen, en van de bewoners
van de P. C. Hooftstraat, die om de aanleg van paardenspoorwegen
verzoeken.
In de vorige vergadering waren de algemene beschouwingen ten einde
gebracht; thans ging men over tot de artikelsgewijze behandeling der
voordracht.
1. ('t Verlenen aan de Omnibusmaatschappij van een vergunning, tot
wederopzegging toe, tot hhet aanleggen en exploiteren van
paardenspoorwegen).
De Heer Jitta maakte bezwaar tegen de woorden “tot wederopzegging
toe”, en zou later een slotbepaling voorstellen, waarin bepaald
wordt, dat in 1886 de voorwaarden van gunning zullen worden herzien.
De lijn Leidscheplein—Plantage. De heer Gosschalk heeft voorgesteld
die lijn te doen lopen van het Haarlemmerplein langs de
Marnixstraten, de Schans, het Leidscheplein over enz. tot de
Plantage. B. en W. achten, zoals zij in hun preadvies zeggen, de
richting door de heer Gosschalk voorgesteld nog te weinig
voorbereid, om het maken dier lijn nu reeds als een verplichting op
te leggen. De Heer Tak deed het voorstel, om, in plaats van langs de
Schans, het paardenspoor te doen leggen langs de Stadhouderskade;
daardoor zouden z. i. de bewoners van de buitenwijken zeer gebaat
worden. Zijn voorstel werd echter niet voldoende ondersteund. De
Heer Gosschalk lichtte zijn voorstel breedvoerig toe. De heren
Schmitz en Heynsius verklaarden, dat de A. O. Maatsch. zeker gaarne
de door de Heer Gosschalk voorgestelde lijn zou exploiteren, zij kan
zeer productief zijn, maar dat de bezwaren, die thans nog bestaan,
de lijn voor 't ogenblik onmogelijk maken. Het voorstel van de Heer
Gosschalk, nader geamendeerd door de heer de Vries, met de bepaling
dat de O. M. zou verplicht zijn de lijn door de Heer Gosschalk
voorgesteld (Haarlemmerplein-Leidscheplein) aan te leggen binnen een
tijd door B. en W. te bepalen, werd verworpen met 17 tegen 14
stemmen, hoofdzakelijk omdat men het niet wenselijk achtte de O. M.
reeds nu die verplichting op te leggen. De lijn, zoals zij door B.
en W. is voorgesteld, werd aangenomen.
De lijn Haarlemmerplein—P. C. Hooftstraat. 't Voorstel van de Heer
Gosschalk strekt, die lijn de volgende richting te geven: “Tijdelijk
van het station van de Hollandsche Spoorweg en na opheffing daarvan
van het Haarlemmerplein over de Haarlemmerdijk, door de
Haarlemmerstraat, over de Haringpakkerij, het Damrak en de Dam,
hetzij over de gedempte Voorburgwal, hetzij over de Spuistraat naar
de Singel enz. tot aan de P. C. Hooftstraat”. B. en W. hebben in hun
preadvies tegen dit voorstel eveneens bezwaren geopperd. Zij achtten
het beter, dat in het bezwaar, om van de stations af te rijden,
wordt voorzien door het doen lopen, over zijtakken, van
afzonderlijke wagens van de stations naar de hoofdlijnen en die
wagens te doen wachten op en te doen volgen achter de gewone wagens.
Verder achtten zij het niet wenselijk, reeds nu te spreken over de
richting van een paardenspoorweg over de N. Z. Voorburgwal, alsof
deze reeds gedempt was, of wel, door het besluit omtrent die weg,
incidenteel de demping uit te maken. De Heer Schmitz verklaarde, dat
de Rhijnspoorwegmaatschappij reeds de wensen heeft te kennen
gegeven, een zijtakje naar haar station aan te leggen in de thans
reeds bestaande paardenspoorweg Leidscheplein—Plantage. Bij de
behandeling van het gedeelte van het voorstel van de Heer Gosschalk,
om de tramway tijdelijk te doen lopen van het station van de
Hollandsche spoorweg, ontstond een klein incident, doordien sommige
leden niet recht begrepen hadden waarvoor zij stemden. Ten slotte
werd besloten, als uitgangspunt van bovengenoemde lijn aldus te
lezen: “Tijdelijk van het station van de Hollandsche spoorweg, en na
opheffing daarvan van het Haarlemmerplein, Hoofdstation, en verder
als door B. en W. is voorgesteld. Het voorstel van de Heer Gosschalk,
om te lezen, heizij over de Spuistraat, hetzij over de gedempte
Voorburgwal, werd verworpen.
Lijn Dam—Sarphatistraat. 't Voorstel van de Heer Gosschalk daarop
luidt: “Van de Dam over het Rokin, achter de huizen van het
Schapenplein om, naar de Reguliersbreestraat enz. tot aan de
Sarphatistraat." . Het voorstel van den Heer Gosschalk werd niet
ondersteund .en de richting der lijn aangenomen, zoals door B. en W.
was voorgesteld.
Lijn Dam-IJgracht. Daarin is door genoemde heer voorgesteld te
lezen: “Van de Texelsche Kade langs de Nieuwebrug enz." Dit voorstel
ging dezelfden weg als ‘t vorige. De richting der lijn, door B. en
W. voorgesteld, werd goedgekeurd.
2. (Bepalingen, waarop de vergunning wordt verleend) Bij de volgende
onderdelen daarvan ontstond discussie.
1e . Tijd van uitvoering. De Heer Jitta stelde voor daarin te lezen
“dat er, enz. worden geëxploiteerd volgens dienstregelingen en
tarieven, ten minste eenmaal per jaar aan het oordeel van B. en W.
te onderwerpen”, enz. 't Voorstel werd door B. en W. aangenomen.
2e . en 3e . Bepalingen omtrent de inlevering der plannen. De heer
Tindal wenste aan de Raad te zien overgelaten, het verlenen van
vergunning, tot het invoeren van dubbele (=dubbelsporige) lijnen:
Voor die, welke nu op 't Damrak en de Spuistraat zullen komen,
verleende de raad vergunning. Ook de plannen van het materieel
zullen aan de goedkeuring van B. en W. moeten onderworpen worden.
1-6-1876
In de heden namiddag te een ure gehouden vergadering van de
Gemeenteraad werd de behandeling voortgezet van de voordracht van B.
en W. ter zake van het geven van vergunning tot het leggen en
exploiteren van paardenspoorwegen binnen deze gemeente, met de
amendementen op die voordracht door de heer J. Gosschalk ingediend.
In de vorige zitting was men gevorderd tot behandeling van bepaling
No.6. Verbeteringen aan kunstwerken in de openbaren weg.
De lieer Gosschalk heeft voorgesteld dat artikel dus te lezen: “Dat
van de kosten ter verbetering van kunstwerken in de openbaren weg en
van kaden en gebouwen langs die weg, die door of vanwege de gemeente
worden verricht, achtereenvolgens en binnen drie maanden nadat zij
zijn uitgevoerd, door de Maatschappij zal worden betaald de som van
ƒ 90.000. Deze werken zijn: liet verplaatsen van bet hek, enz., het
maken van een draaibrug, enz.; het verlagen van de brug vóór de
Doelenstraat; het maken van een brug alleen voor de tramway, naast
en achter de huizen op het Schapenpleintje, of het verlagen en
verbreden van de Muntsluis; het verbreden van de OudeTeertuinen enz.”
De Heer Gosschalk verdedigde zijn voorstel, waarna de heer Heijnsius
verklaarde, dat uit ƒ 70.000 de te verrichten werkzaamheden wel
zouden kunnen worden bekostigd; vereisen zij een hoger bedrag, dan
komt dit voor rekening der gemeente. De heer Tak vond het onbillijk
om, nu men toch door of voor de Omnibus-Maatschappij is gekomen tot
het verlagen van de bruggen, haar thans de verlaging van de bruggen
te doen betalen. Hij zou daarom tegen deze bepaling stemmen. De Heer
Jitta zou het artikel willen wijzigen, door daaruit de omschrijving
van de som, welke de werken, zullen kosten, weg te laten. Het
voorstel van den Heer Gosschalk werd niet ondersteund. Na enige
discussie of het verplaatsen van het hek voor de Oude Luthersche
Kerk geen bezwaar zou kunnen leveren met het. oog op de onteigening,
werd de bepaling, zoals zij door B. en W. was voorgesteld, met een
kleine wijziging, n. l. dat daarin zal gelezen worden “het wijzigen
van de brug voor de Eenhoornsluis”, aangenomen.
No. 8. Jaarlijkse retributie door de Maatschappij te betalen.
De Heer Van Nierop verklaarde op deze bepaling een amendement te
hebben willen voorstellen, tot verhoging der retributie door de
Maatschappij te betalen. Hij is daarvan teruggekomen door de
aanbiedingen, welke de Maatschappij in de laatste tijd heeft gedaan.
Hij zou 't nu wenselijk vinden, dat men deze bepaling om de 5 jaren
herziet. De Heer Jitta verlangde, dat men de Maatschappij jaarlijks
zou doen betalen een gedeelte van de bruto-ontvangst. De Heer van
Tienhoven vroeg of de Heer Jitta, die een specialiteit in zaken
schijnt te zijn en steeds als 't ware met mathematische zekerheid
betoogt, dat de Maatschappij schatten moet verdienen, zijn
medeburgers niet een groot genoegen zou willen doen, dit ter hunner
kennis te brengen, dan zouden zeker de aandelen der Maatschappij
goed geplaatst kunnen worden. Hij verdedigde voorts ten sterkste de
heffing van de retributie, zoals ze thans is voorgesteld. De Heer de
Vries was van oordeel, dat men de Omnibus-Maatschappij zo min
mogelijk lasten op moest leggen, daardoor zal z. i. die Maatschappij
de meeste vrees koesteren voor een eventuele intrekking van haar
concessie.
Nadat nog langdurige discussies over dit punt waren gevoerd, werd
een voorstel gedaan door de heer Jitta, om aan de voordracht een
slotbepaling toe te voegen, luidende: “Deze vergunning wordt in het
jaar 1886 herzien, behoudens het recht tot intrekking vroeger”.
De heer Jitta deed dit voorstel met het oog op nadere financiële
regeling. Het voorstel werd aangenomen. Een voorstel van de Heer
Kuyper, om de retributie te bepalen gedurende de vijf eerste jaren
op ƒ40 per jaar voor ieder rijtuig dat gebruikt wordt, en daarna met
verhoging van ƒ 20 per jaar voor ieder rijtuig tot een maximum van ƒ
140 per jaar, werd aangenomen.
27-6-1876
Er bestaat veel kans dat de vier huizen op het Schapenplein, bij de
Muntsluis zullen verdwijnen. Een is reeds door de
Omnibusmaatschappij aan de stad ten geschenke aangeboden, in verband
met de concessie voor de paardenspoorweg, en door deze aanvaard; een
ander biedt zij te koop aan, en de twee overige huizen zijn nu
eveneens aan de stad te koop aangeboden. Het A. Hdbld. zegt, dat men
eerstdaags een voordracht aan de Gemeenteraad mag tegemoet zien om
de drie huizen aan te kopen.
13-7-1876
Gisteren ontstond op 't Frederiksplein een klein conflict tussen het
2e bat. der schutterij en de bestuurder van een paardenspoorwagen.
Eerstgenoemden weigerden de rails te verlaten, laatstgenoemde wilde
de wagen niet doen stilstaan. De schutters brachten het paard tot
staan, door het de kolven van hun geweren voor te houden. In dit
kritieke geval naderde gelukkig een politieagent, die de voerman 't
stilhouden beval.
Een dergelijk geval komt wel eens meer voor. Het zou daarom niet
overbodig zijn de bestuurders van voertuigen tot inzicht te brengen,
dat het hun niet vrijstaat door afdelingen troepen heen te rijden,
maar dat zij verplicht zijn te wachten, totdat de gelederen zich
voor hun voertuig openen, hetgeen meestal spoedig gebeurt. Zeer veel
last kan hieruit niet voortvloeien, want schutterij en militie
kiezen nooit de drukst bezochte wegen voor hun marsen.
27-11-1876
Thans heeft de heer C. de Wit zich tot de Gemeenteraad gewend met
verzoek hem in huur af te staan een bij tekening aangewezen
oppervlakte water in het Oosterdok en in de Rapenburgergracht,
benevens de nodige ruimte voor een spoorwegverbinding in de tuin van
de openbare kosteloze school No. 10. Voorts vraagt hij vergunning om
de nodige spoorverbindingen over gemeentegrond te leggen.
(Hij verzoekt daarbij o.a.) dat de spoorbaan op de Buitenkant in
verbinding komt met een der tramway-lijnen van de Amsterdamsche
Omnibus-Maatschappij, zodat het mogelijk zal zijn wagens met
goederen bij nacht naar elk gedeelte van de stad te brengen, dewijl
die Maatschappij gaarne daaromtrent in overleg zal treden.
18-12-1876
Ter Secretarie is ter lezing gelegd :
No. 475: Voordracht van B. en W. op de aanvrage van de directie der
Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij, tot het aanleggen en exploiteren
van een paardenspoorbaan op de Vondelskade tussen de limietpaal en
de Constantijn Huygensstraat, in aansluiting met de lijn
Dam—Vondelstraat aan de ene zijde, en een paarden-spoorbaan door
haar te leggen langs de Overtoom in de gemeente Nieuwer-Amstel. B.
en W. hebben bezwaar tegen het dubbel spoor, aan te leggen in een
groot gedeelte der Vondelstraat, en achten daar enkel spoor
verkieslijk. Een wissel kan worden gelegd in de Constantijn
Huygensstraat, waar dan de lijn uit Nieuwer-Amstel aansluiten kan,
mits de lijn doorgetrokken wordt door het Leidsche Bosch tot aan de
lijn Dam—Vondelstraat.
Hedenmorgen is langs de paardenspoorweg van de Leidschepoort tot de
Spuistraat reeds een proefrit gemaakt.
De rit moet de deskundigen goed voldaan hebben.
28-12-1876
Gemeenteraad van Amsterdam (Zitting van Woensdag 27 December 1 uur.)
No. 475. Voordracht van B. en W., strekkende, dat de Raad zijn
besluit van 31 Mei 1876, tot het geven van vergunning tot het
aanleggen en exploiteren van paardenspoorwegen, toepasselijk
verklaart op een lijn, aan te leggen van en door het Leidschebosch,
over de Vondelkade, tot aan de limietpaal der gemeente, enz. Hierbij
werd ter sprake gebracht het gebruik van rails op de Spuistraat, die
een grote last voor andere rij- en voertuigen zouden kunnen
opleveren. De Voorzitter achtte het niet van belang ontbloot bij het
debat daarover even te verklaren, dat hij slechts twee aandelen in
de Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij heeft gehad en die reeds lang
heeft verkocht. Het grote publiek denkt steeds dat hij een der
grootste aandeelhouders in de A. O. M. is.
De spoedige bestrating van de Leidsche- en Spuistraten is volgens
enige leden de oorzaak geweest, dat zij zo slecht geschied is, en
daarover werd ernstig geklaagd. De Heer Tetterode betreurde het
zeer, dat er gesproken was over het al of niet hebben van aandelen
in de Amsterdamsche Omnibus Maatschappij, om praatjes die rondgaan,
zelfs onder het beschaafde publiek, te weerspreken. Het Amsterdamse
publiek moet zelf leren begrijpen van hoeveel gewicht in de
hoofdstad een paardenspoor is. Volgens de voorzitter, was de
spoedige bestrating geschied in belang van 't algemeen verkeer, doch
hij zelf had voor een dergelijke spoedige bestrating ernstig
gewaarschuwd. Zijn verklaring omtrent de aandelen in de A. O. M had
hij vermeend te moeten doen, omdat hem ook zelfs in de dagbladen het
bezit van zeer veel aandelen was aangewreven. De voordracht werd ten
slotte zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Verantwoording en disclaimer:
Cees Pot heeft voor de totstandkoming van
deze tijdlijn de database van de website "Historische
kranten in beeld" geraadpleegd. Deze website is een initiatief van
de Koninklijke Bibliotheek. Deze instantie heeft ons toestemming verleend voor
publicatie op deze wijze.
*
Soms komen er in de artikelen fouten en onjuistheden voor. Om
wille van de authenticiteit is besloten deze ongewijzigd te laten.
laat een berichtje achter
 |