Tramcolumn
170
AMSTERDAMSE UTRECHTENAREN (090912)
Foto's van Tom Mulder
tenzij anders vermeld
tommulder@amsterdamsetrams.nl
Het leek of de
Utrechtenaren stuk voor stuk tot het (toen nog niet bestaande) rijdend
museum behoorden, toen ze nog dagelijks met hun fluitende motoren hun
opwachting maakten (behalve de verbouwde 312) op de legendarische lijn
5. Als je destijds in de jaren 50 in een Utrechtenaar stapte, hoefde je
niet te kijken met welke lijn je zou worden vervoerd. Omdat het
materieel zo afwijkend was.

Dat grote wonder van
de twaalf immigranten uit Utrecht, die voor een schijntje, 1000 gulden
per stuk (doe ze maar alle twaalf....), eigendom werden van de
Gemeentetram Amsterdam vond plaats in 1939. Vlak nadat de
tramexploitatie van de Gemeente Utrecht was gestopt, zagen de
Utrechtenaren hun tramleven verlengd tot 1961. De Utrechtenaren waren
voor ons, de tramhobbyisten, een kruising tussen een blauwe en een
grootbordesser. De twaalf waren ook helemaal aangepast aan de
Amsterdamse tramgewoontes. Alles bij de twaalf zag er nu Amsterdams uit.

De kleuren, de inrichting, de balkons, de sleepbeugel en de apparatuur.
De Utrechtenaren waren nog meer bijzonder door de meegevoerde middeninstapbijwagens, die een lijn 5-rit tot een heus tramfeest
maakten. Als kind hipten wij van het voorste deel naar het achterste
deel van de middeninstappers via het lage instapgedeelte in het midden
en terug. De lijn 5-conducteurs van toen moeten toch heuse lenige
tramatleten zijn geweest door hun continu atletische verrichtingen in de
middeninstappers. Lijn 5 was ook bijzonder door het enorm ruime eindpunt
met drie opstelsporen. Dat bekend stond als het Amstel Station en dat
eigenlijk oorspronkelijk voor minimaal drie tramlijnen was gebouwd.
Eigenlijk waren de middeninstappers hun tijd ver vooruit met die
gemakkelijke lage instap. In Amsterdam heerste in de eerste helft van de
50-er jaren de hevige tramombouwkoorts. We zagen de goedkope resultaten
van deze Ir. Hofmanwoede, toen GVB-directeur, terug in een zestal
blauwen, 406, 411, 418, 421, 440 en 457 plus één Utrechtenaar, de (3)12.

De blauwen waren qua uiterlijk best geslaagd. Iets wat je toch van de 12
niet kon zeggen. Het leek net of hij te heet was gewassen! In 1954
werden de Utrechtenaren omgenummerd van 1-12 in de 301-312 vanwege de
aanschaf van nieuwe autobussen. Je kunt stellen, dat de ombouw van de
blauwen en de 12 was ingegeven door de drieassers. Alle blauwen hadden
een soort goedkope drieasserkopie moeten worden. Dus ook de
Utrechtenaren! Gelukkig ging dat feest niet door. Ik durf het eigenlijk
niet op te schrijven. Maar de Utrechtenaren waren in de Utrechtse
uitmonstering en kleur totaal andere trams dan in hun Amsterdamse
kostuums. De blauwe kleur, de koplantaarns en de Amsterdamse
sleepbeugel, plus de Amsterdamse tongval van het personeel, maakten toch
Amsterdamse trams van het geïmporteerde dozijn uit Utrecht. In de eerste
Amsterdamse jaren van hun bestaan reden de Utrechtenaren uiteraard op
andere lijnen dan lijn 5, zoals bijvoorbeeld 3,4,10 en zelfs 13.

Utrechter 12, die in de 50-er jaren als proef werd
verbouwd
Terwijl
de al verbouwde 12 ook te gast was op de lijnen 4,11 en 17. Toen lijn 5
het loodje legde op 16 september 1961, was dat eigenlijk ook het
definitieve einde voor de Utrechtenaren. Die laatste droevige lijn 5-dag
werd voor de laatste maal de hele dag de 301 opgetrommeld om onder meer
het ritje Amstel Station-Centraal Station v.v. uit te luiden. De andere
Utrechtenaren waren in het jaar daarvoor stuk voor stuk uit de dienst
verdwenen en vervangen door lage blauwen. De laatste waren de 307 en de
309. De middeninstappers waren aan het eind van de 50-er jaren reeds
uitgestapt. Het jaar 1961 zou nog veel verdrietiger verlopen door de
trieste sloop van de 302-312.
Eventuele fouten voorbehouden
(red.)
 laat een berichtje achter |