Tramcolumn
165
TRAMWETENSCHAP (020712)
Foto's van Tom Mulder
tenzij anders vermeld
tommulder@amsterdamsetrams.nl
Mijn zeer actieve
jaren als tramhobbyist was een ongeevenaarde en een echt fantastische
tijd, die ik echt nooit meer zal vergeten. Ik leefde een aantal jaren
bijna alleen voor de tram. Zoals ik al eerder schreef, viel ik bijna om
van verbazing toen ik merkte, dat vele anderen zich ook ‘schuldig
maakten’ aan de ‘tramwetenschap’. Bij elke aktiviteit, die je onderneemt
blijf je toch altijd met dat soort vragen zitten.

Alle hobbyisten
waren toen razend enthousiast over het wel en wee van de tweeassers.
Toen deze tramseries het tijdelijke met het eeuwige hadden geruild,
bleven eerst de drieassers en uiteraard de nieuwere, gelede series over.
En geleidelijk zag je het aantal hobbyisten afnemen. Ze waren nauwelijks
of niet in de nieuwe series geďnteresseerd. Toen de ‘nieuwe’ trams uit
de 60s vaak nog ouder waren dan de tweeassers ooit werden, bleef de
interesse mager. Dus hier is de vraag voor vandaag: waarom? Wat maakte
de tweeassers zo aantrekkelijk voor tramwetenschappers?

Was het omdat de tweeassers automatisch een link hadden met de nog oudere, grote
basisseries uit het begin van de vorige eeuw? En waren de (dubbel)gelede
trams eeuwig te nieuw? Hoorden zij bij een nieuwe, andere tramgeneratie?
Was het omdat de gelede wagens geen tweeassers waren of geen open
balkons hadden? Waren de tweeassers, misschien onbewust, gevaarlijke
trams, die in een onschuldige, vooroorlogse tijd, werden gefabriceerd?
Waren de tweeassers altijd oude trams en de gelede wagens onbewust
altijd nieuwe trams? Ik heb ook bijna nooit een hobbyist enthousiast
horen doen over een bepaald wagennummer van een gelede serie. De 725-ers
zijn mogelijk de enige uitzondering. Had het te maken met een voortijdig
einde van die leuke, maar zeer kwetsbare serie trams. Als je als
bestuurder met een 725-er op stap ging bleek het een erg aangename
tramserie, waar het prettig mee rijden was.

Maar mogelijk lag dat aan
mijn eigen vooringenomenheid. Als ik dit zo schrijf, moet ik automatisch
terugdenken aan de laatste dag van lijn 5 naar het Amstelstation of aan
die uitzonderlijke tweeassige wachtwagens naar Osdorp of aan de hoge
blauwen op lijn 2 of aan de eerste dag van lijn 27. Of het verdwijnen
van de blauwen van de lijnen 3 en 10. Niet alleen ik hang naar dat
verleden. De meesten van mijn tramcollega’s uit de 50s en 60s hadden
hetzelfde. Sterker nog, ze bleven al die tientallen jaren enthousiast en
erg actieve, eeuwige hobbyisten. Sommigen schreven over de
tramwetenschap zelfs prachtige boeken. Zodat ook anderen van deze
gevoelens kunnen meegenieten. Van deze fantastische 60s bestaan
duizenden foto’s, zodat deze belangrijke fotojaren voor de eeuwigheid
zijn bewaard. Vanzelfsprekend heb ik dezelfde tramgevoelens als alle
tweeassergeneraties, hoewel ik ook bij de afgevoerde gelede series ook
enige emotie heb. Er zijn ook tramboekjes verschenen met foto’s van de
gelede wagens op het terrein van een sloopbedrijf, waar ik nauwelijks
naar kan kijken. Laat staan genieten. Trams horen fier en altijd op
Amsterdamse rails en niet met vernielde ramen op hun kant bij een
sloopbedrijf.
Lang leve de
Amsterdamse tram!
Eventuele fouten voorbehouden
(red.)
 laat een berichtje achter |