Tramcolumn
131
BEUGELS, BUIZEN EN BUSSEN
(171011)
door en met foto's (tenzij anders vermeld)van Tom Mulder -
tommulder@amsterdamsetrams.nl
Nog nooit heb ik
al die jaren er tramkenners over horen praten. En dit tramwonder vond
destijds in de 60's toch gewoon plaats. Zonder dat we het ogenschijnlijk
door hadden of daarvoor zelfs werden geïnformeerd of geraadpleegd. Als
je naar de zwart-witfoto’s uit de 60s kijkt, zie je duidelijk dat de
beugels op sommige blauwe wagens plotseling een stuk korter oogden.

Unionwagen
27 op de lijn Dam - Bilderdijkstraat - 1e Constantijn Huygensstraat. De
begintijd van lijn 3. De foto is uit 1903.
Foto: familiealbum Guido Schouten
Die kortere beugels
vielen me pas op toen ik vaker naar de foto’s keek vanwege het schrijven
van deze stukjes. Je ziet bijvoorbeeld de lijncijfers daardoor op een
andere plaats in de beugels zitten. Ze zitten dus hoger. Als je op nog
oudere foto’s uit de jaren ’40 en ’50 kijkt, zie je dat de beugels heel
veel langer waren. Iedere twee-asser had in zijn beugel een ijzeren
kruis ter versteviging van de beugel. Voor de 50-er jaren hing in
Amsterdam de bovenleiding ook veel hoger.

Daarom waren de beugels heel
veel langer en vandaar dus de eerdere versteviging van de langere
beugels met twee kruisen. Toen de bovenleiding veel lager, soms wel 25
cm, kwam te hangen verviel een van de beide verstevigingskruisen in de
stroomafnemers. Toen voor de tweede wereldoorlog de bovenleiding dus
veel hoger hing, stonden de beugels vaak bijna rechtovereind. In de
60-er jaren werden de beugels weer korter waarschijnlijk omdat de
bovenleiding weer lager kwam te hangen. De stroomafnemers van de gelede
wagens waren een stuk korter/kleiner. Als je deze stukjes leest, merk je
dat er bij het GVB altijd heel veel te doen is geweest en dat geldt nog
steeds. Maar niet altijd in die gebieden waarin de hobbyisten waren
geïnteresseerd. Het opmerkelijke in de 60s waren ook de rubberen
slangen, die rond 1962 om de achterste eenpotige stangen van de
stroomafnemers van de 635-ers werden bevestigd.

Bij de opening van de
nieuwe sneltramlijn 17 naar Osdorp kwamen de nieuwste grijze gelede
wagens op deze lijn te rijden. Gelede wagen 643 op de Cornelis
Lelylaan bij de halte Johan Huizingalaan op de openingsdag; 9
september 1962.
Foto: Tj.E. Swierstra.
Dat was om kortsluiting
te voorkomen als zo’n stroomafnemer eventueel zou sneuvelen en het dak
zou raken. Het zijn van die details waar hobbyisten niet onmiddellijk
aan denken en ook interessant vinden. Iets anders, wat me ook altijd
heeft geboeid, waren de wagennummers van de eerste serie kleine gelede
trams, die eerst op de achterzijde in het midden van de trams waren
geplakt. Een leuke plek. Ze werden naar links verplaatst omdat in het
midden afwateringgootjes werden aangebracht. De koplampen van de eerste
gelede trams waren eerst groter van formaat. Toen de tweede serie
enkelgelede trams kwam (576-587), hadden die oorspronkelijk kleinere
lampen, waarna ook de lampen van de eerste serie werden aangepast. De
achterzijde van de enkelgelede wagens hadden (plus later ook nog de dubbelgelede wagens en de bijwagens) nog een
grappige decoratie en dat waren de rode en uiterst gemakkelijke
PTT-brievenbussen van de stationslijnen die op het CS werden geleegd.
Een handige toenmalige PTT-service, die vanaf 1922 de Amsterdamse trams
sierde en in 1971 kwam te vervallen.

Lijn 2 met bijwagen 888, op 27 augustus 1937 begonnen aan de volgende
rit naar de Koninginneweg.
Fotograaf onbekend
Ik heb hard hollend achter een
rijdende enkelgelede wel eens een brief proberen te posten (maar dat is
me nooit gelukt!....) Een vraag, die me al meer dan 40 jaar bezighoudt
is of ik als eenvoudige passagier mee mocht rijden met trams die naar de
remise gingen? En moest ik de tram dan verplicht verlaten op de laatste
halte voor de remises? Dus de eigenlijke vraag is of er ook een GVB-passagiersreglement bestaat waarin dit alles staat beschreven?
Eventuele fouten voorbehouden
(red.)
 laat een berichtje achter |