Vorderingtrams 1944
door: Cor Fijma
In het najaar van 1944
vond de bezettende macht het tijd worden het door bom- en andere
oorlogsschade uitgedunde Duitse tramwagenpark aan te vullen met trams
uit Nederlandse steden. Ook Amsterdam had in de vordering van trams
een werkzaam aandeel.
In principe diende het bedrijf 20 % van iedere serie tramwagens te
leveren. De wagens werden overigens keurig betaald. Na afloop van de
Duitse bezetting zou dit gegeven nog de nodige problemen opleveren met
de repatriëring van het materieel.
Het wagenpark bestond in 1944 uit 384 motor- en 282 bijwagens. De
vordering van 20 % kwam dus neer op 77 motor- en 56 bijwagens.
De volgende tabel maakt duidelijk hoe de bovengenoemde aantallen te
vorderen wagens over de series tramwagens waren verdeeld en welke
wagens het betrof.
Unions
15-179 |
18 |
23, 28,
32, 33, 34, 45, 49, 59, 66, 107, 154, 155, 156, 167, 168, 169,
170, 174 |
Grootbordeswagens 236-300 |
14 |
247, 268,
274, 281, 283, 284, 285, 286, 291, 294, 295, 296, 297, 298 |
Stoeltjeswagens 301-320 |
4 |
316, 317,
318, 320 |
Grootbordeswagens 321-390 |
18 |
344, 346,
349, 350, 351, 352, 354, 355, 356, 359, 361, 362, 363, 365, 378,
382, 385, 386 |
Blauwe
wagens 396-475 |
19 |
398, 399,
401, 412, 414, 415, 416, 418, 427, 436, 440,
446, 451, 452, 454, 461,
462, 463, 464 |
Omgebouwde bijwagens 476-490 |
4
|
487, 488,
489, 490 |
Totaal |
77 |
|
Open
bijwagens 589-600 |
2 |
599, 600 |
Open
bijwagens 601-618 |
3 |
601, 602, 603 |
Typewagens 619-700 (niet verlengd) |
10 |
647, 655,
660, 672, 676, 677, 678, 679, 680, 688 |
Boldakkers 716-880 |
33 |
722, 723,
736, 738, 740, 744, 745, 746, 753, 755, 764, 768, 774, 779, 791,
810, 826, 831, 834, 843, 846, 851, 852, 853, 857, 859, 860, 861,
866, 867, 872, 876, 877 |
Kleine
middeninstapwagens 881-900 |
4 |
896, 897,
898, 900 |
Grote
middeninstapwagens 931-950 |
4 |
931, 932,
933, 934 |
Totaal |
56 |
|
Van de in 1944 nog 117
aanwezige Unions dienden 23 stuks ter beschikking te worden gesteld.
Geleverd werden 10 wagens met 38-pk-motoren, 3 eenmanwagens en 5
wagens met 19,3-pk-motoren, totaal 18 wagens. Daarmee konden de 50
wagens met versterkte motoren (46 pk) behouden blijven. Aangezien 5
Unions te weinig werden geleverd zijn als compensatie van de 135
standaardmotorwagens van de serie 236-300/321-390 32 stuks in plaats
van 27 wagens op transport gesteld.
Ook de kleine serie Bergmann-wagens 391-395 werd ontzien, ten koste
van de serie 476-490 die vier in plaats van drie wagens oostwaarts zag
vertrekken.

Repatrianten 317 en 318 uit Duitsland - Station Haarlemmermeer - 11
mei 1946
foto P.H.
Kiers †
De nog maar kort bij de Gemeentetram in gebruik zijnde wagens uit
Utrecht (de serie 1-12) bleef ook gespaard voor vordering. Dit
betekende dat van de serie blauwe wagens 396-475 geen 16 maar 19
rijtuigen op transport gingen.

Terugkeer van
geroofde trams uit Duitsland, Cruquiusweg, 2 oktober
1946
Foto Ben van Meerendonk / AHF, collectie IISG,
Amsterdam
Het gevorderde materieel is grotendeels per spoor naar Duitsland
vervoerd. Daartoe was op de Plantage Muidergracht een hulpspoor gelegd
vanwaar de wagens op het toenmalige emplacement Plantage Doklaan op
spoorwagens werden geplaatst. Een deel van de gevorderde wagens zou
per schip vertrekken vanaf de De Ruijterkade.

Bijwagen 599 uit Düsseldorf - Station Haarlemmermeer - 23 jan. 1947
foto P.H.
Kiers †
Vrijwel al het gevorderde materieel is na de oorlog teruggekeerd in
Amsterdam in meer of minder beschadigde toestand. De meeste Unions
werden geen herstel meer waard bevonden en zijn na terugkeer direct
doorgevoerd naar de sloper. De 296, 317 en 488 waren vrijwel geheel
vernield.
Tot de 282 bijwagens die de GTr bezat behoorden toen nog 12 open
wagens die van de paardentram afkomstig waren. Het betrof de serie
589-600 waarvan de 599 en 600 werden aangewezen voor vervoer naar
Duitsland. De wagens kwamen in Düsseldorf terecht en zijn in Amsterdam
teruggekeerd. Zonder nog dienst gedaan te hebben zijn beide wagens in
1948 gesloopt, met de in Amsterdam achtergebleven 594-598. De 589-593
waren in 1944 aan de Gemeentetram Nijmegen verkocht. Zo kon men nog
tot in 1952 een rit maken in een voormalige Amsterdamse paardentram!
Vandaag de dag moeten wij tevreden zijn met de replica-600 van de
Amsterdamse museumtramlijn.
%20Amsterdam-GVB%20%20afladen%20gevorderde%20755%20in%20Bremen%20Neulanderfeld.%201-1945.jpg)
Bijwagen 755
wordt afgeladen in Bremen Neulanderfeld, 1-1945. Deze wagen kwam in
1946 in Amsterdam terug maar heeft geen dienst meer gedaan.
Foto uit verzameling Karel Hoorn
Van de 18 open bijwagens 601-618 vertrok de 604 al eerder in 1944 naar
Polen. Drie andere wagens van deze serie zijn bij de
materieelvordering betrokken geraakt. Maar ook deze serie open
bijwagens heeft na 1943 geen dienst meer gedaan.
De reeds uitgedunde serie typewagens 619-700 omvatte in 1944 nog 47
stuks. Daarvan zijn 10 wagens naar Duitsland vervoerd.
Van de grote bijwagenserie 716-880 zijn 33 stuks naar Duitsland
gegaan. Ook deze wagens kwamen meer of minder beschadigd terug, zoals
de 876 die vrijwel geheel vernield was. Het merendeel van deze wagens
is ook direct doorgevoerd naar de sloper. Herstel van vele wagens zou
niet lonen,mede omdat men eigenlijk niet meer zoveel bijwagens nodig
had. Zo kon ik in 1953 de 851 waarnemen op meergenoemde sloperij waar
de wagen dienst deed als kippenhok.
Resteren de bijwagens met middenbalkon van de series 881-900 en
931-950. Zij kwamen alle terug in Amsterdam en zijn opnieuw in dienst
gesteld met uitzondering van de 931. Van de 931 was een van de
compartimenten volledig verdwenen. De restanten van het rijtuig zijn
gesloopt.

Haarlemmermeerstation - de 297 de laatst repatriant uit het Duitse
Offenbach - 27 januari 1947
foto P.H.
Kiers †
Van de 18 gevorderde Unions zijn slechts de 28, 32 en 59 hersteld. De
overige 15 wagens zijn na hun terugkeer direct doorgezonden naar de
sloper. De 28 is in 1947 verhuisd naar het Nederlands Trammuseum te
Weert maar is tenslotte toch gesloopt. De 32 en 59 zijn in 1946 weer
in dienst gesteld. De 59 deed als eenmanwagen nog tot in 1950 dienst
op lijn 18 en is in 1951 gesloopt.
Alle overige motorwagens zijn hersteld, uitgezonderd 296, 317 en 488.
Van de bijwagens zijn hersteld 647, 655, 660, 672, 676, 677, 678, 679,
688, 723, 753, 768, 810, 834, 846, 852, 872, 896, 897, 898, 900, 932,
933 en 934. De bijwagens 680 en 746 zijn nimmer gerepatrieerd.
Bijwagen 679 zal wellicht ooit nog als museumwagen worden
gerestaureerd aangezien het rijtuig al jaren geleden is ontdekt als
zomerhuisje aan het Kinselmeer en in afwachting van restauratie is
opgeslagen.
Niet alleen gevorderde trams hebben Amsterdam in de oorlogsjaren
verlaten. In 1943 werden de Unions 157, 159, 164, 171, 172 en 176 op
last van de bezetter verkocht aan Beuthen (het huidige Poolse Bytom).
Deze wagens zijn niet teruggekomen. Aan Keulen zijn in 1943 verkocht
de Unions 211, 216, 217, 222 en 225. Deze wagens zijn teruggekomen
maar niet meer in dienst gesteld. De 211 heb ik nog in 1953
aangetroffen op de sloperij in De Kwakel met het Keulse nummer 495 en
“ontsierd door Duitse opschriften”, zoals het toenmalige tijdschrift
“STA-tramnieuws” zo treffend wist te verwoorden.

Haarlemmermeerstation - de 33 terug uit Duitsland - 4 oktober 1946
foto P.H.
Kiers †
De bijwagens 662-667 zijn in in 1940 verkocht aan de NZH ten behoeve
van de Haarlemse stadsdienst. Aan het trambedrijf in het Duitse
Beuthen zijn in 1943 verkocht de bijwagens 689, 690, 692, 694, 696,
697, 699 en 700. Ook de gemeentelijke trambedrijven van Arnhem en
Nijmegen hebben Amsterdamse bijwagens overgenomen. De Arnhemse wagens
– 634, 651, 654, 656, 657, 675, 683, 691 en 693 - zijn vernietigd
tijdens de Slag om Arnhem in 1944. De Haarlemse en Nijmeegse wagens
hebben hun tijd uitgediend. De Haarlemse B 32 (=GTr 663) is terecht
gekomen in het Weerter trammuseum en vandaar overgedragen aan de
Tramweg Stichting. In 2009 kon dit schitterend gerestaureerde rijtuig
opnieuw door Amsterdam rijden.
Wat was het reële nut van de vordering van de trams? Eigenlijk niet
veel. Hoewel de wagens waren gevorderd voor het trambedrijf van
Bremerhaven is een groot deel terecht gekomen in andere Duitse steden.
In die steden heeft het nauwelijks dienst gedaan.
Cor Fijma -
21 juni 2009
corfijma@amsterdamsetrams.nl
Geraadpleegd:
“Trams en tramlijnen; 70 jaar elektrische tram in Amsterdam”, C. van
Mechelen, 1970
“Op de rails”, jrg. 48, 1980, nr. 3
“Tram”, uitgave van de Vereniging Rijdend Trammuseum, 1996, nr. 64
“Onze tram in Amsterdam”, B. Korthals Altes, 1999
“De Amsterdamse Unions en hun voorlopers”, Jan van Huijksloot, 2008
[terug naar index TRAMS ALLERLEI]
laat een berichtje achter

|